Conceptwetsvoorstel dadelijke. tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen

Vergelijkbare documenten
De Minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus EH Den Haag. Geachte heer Opstelten,

De dadelijke uitvoerbaarheid van vrijheidsbenemende straffen

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Aan de Minister van Veiligheid en Justitie De heer mr. I.W. Opstelten Postbus EH Den Haag

ADVIES. Conceptwetsvoorstel wijziging regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling

- Inzicht bieden in de mate waarin tijdens toezichtloze perioden delicten worden gepleegd.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Mr. F. Teeven Postbus EH Den Haag

Q&A s Levenslange gevangenisstraf (vragen en antwoorden)

MEMORIE VAN TOELICHTING

Verkorte inhoudsopgave

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Minister voor Rechtsbescherming De heer drs. S. Dekker Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Dekker,

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Tijdelijk verlaten van de inrichting

Masterscriptie in de strafrechtswetenschappen

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 25 augustus 2016 Onderwerp Uitvoering motie voorlopige hechtenis terrorismeverdachten (29 754, nr. 379)

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

SAMENVATTING Tekst en uitleg. maart Onderzoek naar de motivering van voorlopige hechtenis

Masterscriptie Rechtsgeleerdheid accent Strafrecht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

Strafuitvoeringsrechtbanken

Hof van Cassatie van België

3.2.1 Aard en karakter van de gedragsaanwijzing

Betreft: advies conceptwetsvoorstel wijziging regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling Uw kenmerk:

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 3

Hof van Cassatie van België

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

Aan de Minister voor Rechtsbescherming Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Dekker,

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

betreft: de wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met enige wijzigingen van de regeling van voorlopige hechtenis Samenvatting

Eerste Kamer der Staten-Generaal

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Strafuitvoeringsrechtbanken

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

De dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen in Nederland

Aangenomen en overgenomen amendementen

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Strafuitvoeringsrechtbanken

Rapport. Rapport over een klacht over het openbaar ministerie. Bestuursorgaan: de minister van Veiligheid en Justitie uit Den Haag.

Buitenlandse straf uitzitten in Nederland

Strafuitvoeringsrechtbanken

NEDERLANDSE ORDE VAN ADVOCATEN

Rapport. Rapport over een klacht over de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 31 december Rapportnummer: 2013/221

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De uitvoering van het jeugdstrafrecht

2

Management samenvatting

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014

Eindexamen maatschappijleer vwo I

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Inleiding. 1 Strafrecht

ECLI:NL:RBAMS:2017:5462

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

advies. Strekking wetsvoorstellen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBLIM:2014:6800

Datum 29 januari 2010 Onderwerp WODC-onderzoek 'Strafrechtelijke ontzetting uit beroep of ambt'

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

25 MAART 2016 RESEARCHPLAN OPDRACHT 1. ALEXANDRA MEIJER INHOUD Research & Productie

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19

Hof van Cassatie van België

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Transcriptie:

Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen Een stap te ver? Naam: Kirsten Antonissen Administratienummer: 604724 Afstudeerrichting: Master Rechtsgeleerdheid met het accent op Strafrecht Afstudeerdatum: 25 juli 2014 om 14.00 uur Scriptiebegeleider: Mr. S.B.G. Kierkels Tweede lezer: Mr. S.R.B. Walther

Better that ten guilty persons escape, than that one innocent person suffers (William Blackstone) 2

Voorwoord Deze scriptie heb ik geschreven ter afsluiting van de master Rechtsgeleerdheid met het accent op strafrecht. Het kabinet heeft voorgesteld om dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen mogelijk te maken. Veroordeelden in eerste aanleg hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen de beslissing in eerste aanleg. Dit schorst de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf in eerste aanleg. Bij dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen schorst het hoger beroep de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf niet. Daardoor kan het voorkomen dat een verdachte in hoger beroep wordt vrijgesproken, terwijl hij de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf al heeft uitgezeten. Ik vind dit een interessante ontwikkeling en daarom heb ik er voor gekozen om hier nader onderzoek naar te doen. Graag wil ik mijn scriptiebegeleider mevrouw mr. Kierkels bedanken voor haar tijd en het geven van nuttige feedback tijdens het schrijven van mijn scriptie. Ook wil ik mijn vriendinnen en familie bedanken, omdat zij mij steeds gemotiveerd hebben om tot dit eindresultaat te komen. In het bijzonder wil ik nog van deze gelegenheid gebruik maken om mijn ouders te bedanken. Zij hebben mij de mogelijkheid gegeven om deze studie te volgen en zij hebben altijd het volste vertrouwen in mij gehad. Ik wens u veel plezier met het lezen van mijn scriptie. Kirsten Antonissen 3

Inhoudsopgave 1 Inleiding... 6 2 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen... 9 2.1 Inleiding... 9 2.2 Artikel 557 Sv... 9 2.2.1. De ratio van de schorsende werking van rechtsmiddelen... 9 2.2.2 Uitzondering op artikel 557 SV... 11 2.3 Het conceptwetsvoorstel... 12 2.3.1 Redenen invoering dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen... 12 2.3.2 Implementatie in de wet... 13 2.3.3 Beoogde doelen van het conceptwetsvoorstel... 15 3 Dadelijke tenuitvoerlegging in Nederland... 19 3.1 Inleiding... 19 3.2. Bestaande vormen van dadelijke tenuitvoerlegging... 19 3.2.1 Tbs met voorwaarden... 19 3.2.2 Voorwaardelijke veroordeling... 20 3.2.3 Rechterlijk gebieds- of contactverbod... 20 3.3 Dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen vergeleken met de reeds bestaande vormen van dadelijke tenuitvoerlegging... 21 3.3.1 Beginsel van redelijke en billijke belangenafweging... 21 4 De onschuldpresumptie... 24 4.1 Inleiding... 24 4.2 Artikel 6 lid 2 EVRM... 24 4.2.1 De reikwijdte van de onschuldpresumptie in het strafproces... 24 4.3 Artikel 5 EVRM... 28 4.4 Onschuldpresumptie in het Nederlandse strafprocesrecht... 29 4.4.1 Betekenis van de onschuldpresumptie... 29 4.4.2 Reikwijdte van de onschuldpresumptie in het Nederlandse strafprocesrecht... 30 4

4.5 Dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen getoetst aan artikel 6 lid 2 EVRM... 31 4.5.1 De reikwijdte van artikel 6 lid 2 EVRM in het strafproces toegepast op dadelijke tenuitvoerlegging... 31 4.5.2 Dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen getoetst aan de criteria voor het toepassen van dadelijke tenuitvoerlegging van sancties... 31 4.5.2.1 Belangenafweging... 32 4.5.2.2 Vereiste van terughoudendheid... 35 4.5.2.3 Mogelijkheid tot herstel van de opgelegde straf... 36 4.6 Dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen getoetst aan onschuldpresumptie in Nederland... 37 5 Rechtsvergelijking in Duitsland... 39 5.1 Inleiding... 39 5.2 Dadelijke tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen... 40 5.3 Interpretatie van de onschuldpresumptie... 42 5.3.1 Betekenis onschuldpresumptie in Duitse rechtspraak... 42 5.3.2 Betekenis onschuldpresumptie in de Duitse literatuur... 43 5.3.2.1 Reikwijdte van de onschuldpresumptie... 44 5.4 Verklaringen voor het ontbreken van dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen 45 6 Conclusie... 48 6.1 Beantwoording van de onderzoeksvraag... 48 6.2 Slotbeschouwing... 53 7 Bibliografie... 54 8 Lijst van gebruikte jurisprudentie... 56 9 Lijst van gebruikte afkortingen... 57 5

1 Inleiding De Algemene Rekenkamer heeft van oktober 2010 tot juni 2011 onderzoek gedaan naar het presteren van de strafrechtketen om te kijken of de strafrechtketen verbeterd kan worden. De strafrechtketen omvat alle organisaties die samen de rechtshandhaving verzorgen vanaf de opsporing tot en met de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen. 1 De achterliggende vraag van dit onderzoek was of daar zaken tussen zitten die ongewenst de strafrechtketen uitstromen en in welke mate dat gebeurt. 2 Alle gegevens zijn verzameld in het rapport Prestaties in de strafrechtketen. Uit dit rapport blijkt dat de strafrechtketen onvoldoende presteert doordat onder andere onherroepelijk opgelegde straffen niet ten uitvoer worden gelegd, terwijl deze wel uitgevoerd moeten worden. 3 Het rapport Doorlooptijden in de strafrechtsketen van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) bevestigt dit eveneens. 4 Veel veroordeelden zijn op het moment van de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de straf onvindbaar. Jaarlijks legt de rechter in eerste aanleg gemiddeld 20.000 gevangenisstraffen op. Ongeveer 11 procent daarvan betreft een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk opgelegde deel meer dan één jaar bedraagt. 5 Dit zijn dus ongeveer 2200 gevangenisstraffen. Begin 2013 waren er 15.696 zaken waarbij sprake was van een onherroepelijke veroordeling tot een vrijheidsstraf die nog niet of deels ten uitvoer is gelegd. Van de 15.696 zaken zijn in 12.962 zaken de veroordeelden onvindbaar. 6 In 4 procent van de 15.696 zaken is er een onherroepelijke vrijheidsstraf opgelegd van één jaar of meer. Dit zijn dus 628 zaken. De conclusie van dit rapport heeft geleid tot het conceptwetsvoorstel herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen. Hieruit blijkt dat het kabinet de huidige wetgeving rondom de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen wil herzien. Het doel is om de tenuitvoerlegging van straffen sneller te starten en daadwerkelijk uit te voeren en alle relevante partners binnen en buiten de strafrechtketen beter te informeren. 7 Het kabinet stelt voor om de Minister van Veiligheid en Justitie te belasten met de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen om deze doelen te bereiken. Om een snellere en meer zekere tenuitvoerlegging van straffen bewerkstelligen hebben de Minister en de Staatssecretaris van 1 Kamerstukken II 2011/12, 33173, 2, p. 4. 2 Kamerstukken II 2011/12, 33173, 2, p. 3. 3 Kamerstukken II 2011/12, 33173, 2, p. 25. 4 Kamerstukken II 2011/12, 29279, 133. 5 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 1. 6 Kamerstukken II 2012/13, 33400 VI, 90, p. 3. 7 Conceptwetsvoorstel tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, p. 3. 6

Veiligheid en Justitie het conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen opgesteld, waarin zij pleiten voor dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen die zijn opgelegd door de rechter in eerste aanleg. Het gaat om gevangenisstraffen van meer dan twee jaar en om gevangenisstraffen van meer dan één jaar, indien het gaat om een delict met slachtoffers. 8 Het kabinet wil met dit conceptwetsvoorstel het aantal daders dat hun straf ontloopt terugdringen. Het kabinet stelt dat het voor de geloofwaardigheid van het strafrechtssysteem en het vertrouwen in de rechtsstaat van groot belang is dat een strafrechtelijke beslissing zo snel mogelijk en daadwerkelijk wordt uitgevoerd. 9 In artikel 557 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) heeft de wetgever de schorsende werking van rechtsmiddelen neergelegd. 10 Indien hoger beroep wordt ingesteld, kunnen sancties nog niet ten uitvoer worden gelegd. Op grond van artikel 557 lid 3 SV zijn bepaalde uitzonderingen toegestaan. De oudste uitzondering op dit uitgangspunt is de dadelijke tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis. 11 Er bestaan sinds kort ook andere uitzonderingen op artikel 557 Sv, zoals de dadelijke uitvoerbaarheid van TBS met voorwaarden (artikel 38 sub e Wetboek van Strafrecht), de bijzondere voorwaarden van de voorwaardelijke veroordeling (artikel 14e Sr) en een contact- of gebiedsverbod (artikel 38v lid 4 Sr). Dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen zal een nieuwe uitzondering vormen. Het is de bedoeling dat de straf van de veroordeelde direct na het vonnis van de rechtbank ten uitvoer wordt gelegd, ongeacht of hij in hoger beroep gaat. Dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen past in de trend van deze eerdere wetswijzigingen, alleen nu gaat het om vrijheidsbeneming en niet enkel meer om vrijheidsbeperking. Onderzoek is nodig om te bezien of dit niet een stap te ver gaat. De dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen lijkt op gespannen voet te staan met de onschuldpresumptie. De onschuldpresumptie is neergelegd in artikel 6 lid 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dit is een fundamenteel beginsel dat in acht moet worden genomen tijdens het strafproces. Indien een veroordeelde in eerste aanleg in hoger beroep gaat, kan hij alsnog worden vrijgesproken. De onschuldpresumptie omvat onder 8 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 1. 9 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 1. 10 De schorsende werking van rechtsmiddelen bestaat al sinds de invoering van het Wetboek van Strafvordering bij de Wet van 15 januari 1921, Stb. 1921, 14. 11 De dadelijke tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis bestaat al sinds de invoering van het Wetboek van Strafvordering bij de Wet van 15 januari 1921, Stb. 1921, 14. 7

andere het recht om als onschuldig behandeld te worden totdat zijn schuld in rechte vast komt te staan. 12 In hoeverre kan men nog spreken van een behandeling als onschuldige in hoger beroep als de verdachte zijn straf al (deels) heeft uitgezeten? Bovenstaande leidt tot de volgende onderzoeksvraag: Is invoering van het conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen gewenst? Het is van belang om dit te onderzoeken, omdat de invoering van het conceptwetsvoorstel verregaande gevolgen heeft voor verdachten in het strafproces. Om tot beantwoording van de onderzoeksvraag te komen, zal ik in hoofdstuk 2 de ratio van de schorsende werking van rechtsmiddelen uiteenzetten en analyseren welke criteria er zijn om een uitzondering te maken op dit beginsel. Dit doe ik aan de hand van literatuuronderzoek en parlementaire stukken. Tevens zal ik de inhoud van het conceptwetsvoorstel bespreken en ingaan op eventuele kritiekpunten. In hoofdstuk 3 komen de bestaande vormen van dadelijke tenuitvoerlegging in het Nederlandse strafprocesrecht aan bod. Ik ga hierbij in op de vraag waarom deze uitzonderingen toelaatbaar worden geacht en welke criteria daarbij een rol speelden. Vervolgens maak ik een vergelijking tussen het conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen en de bestaande vormen van dadelijke tenuitvoerlegging. In hoofdstuk 4 zal ik ingaan op de betekenis van de onschuldpresumptie volgens het EVRM door middel van het bespreken van relevante jurisprudentie en literatuur. Daarnaast bespreek ik de betekenis van de onschuldpresumptie in het Nederlandse strafprocesrecht en de betekenis van de onschuldpresumptie in de literatuur. Vervolgens ga ik dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen toetsen aan de opvattingen over de onschuldpresumptie. In hoofdstuk 5 maak ik een rechtsvergelijking met Duitsland met betrekking tot dadelijke uitvoerbaarheid van gevangenisstraffen. Ik heb gekozen voor Duitsland, omdat dit een Europees land is waar geen dergelijke vorm van dadelijke tenuitvoerlegging bestaat. Ten slotte sluit ik af met een conclusie in hoofdstuk 6. 12 EHRM 6 december 1988, 10590/83 (Barberà, Messegué en Jabardo/Spanje). 8

2 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk zal ik beschrijven wat de schorsende werking van rechtsmiddelen inhoudt en wat de ratio van deze regeling is. Daarna komt aan bod of er uitzonderingen mogelijk zijn op artikel 557 Sv en welk criterium daar dan voor geldt. Vervolgens zal ik de inhoud van het conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen bespreken. Hierbij ga ik in op de aanleiding voor de voorgestelde wetswijziging en de gevolgen die het conceptwetsvoorstel met zich meebrengt. Tevens zal ik bespreken hoe de Minister van Veiligheid en Justitie dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen inhoudelijk wil implementeren in de wet. Ten slotte ga ik in op de doelen van dit conceptwetsvoorstel. 2.2 Artikel 557 Sv In het Nederlandse strafprocesrecht geldt in beginsel dat dadelijke tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen niet is toegestaan. Dit volgt uit artikel 557 lid 1 Sv. Hierin staat: Voor zoover niet anders is bepaald, mag geen beslissing worden ten uitvoer gelegd, zoolang daartegen nog eenig gewoon rechtsmiddel openstaat en, zoo dit is aangewend, totdat het is ingetrokken of daarop is beslist. Het aanwenden van een gewoon rechtsmiddel, zoals hoger beroep en beroep in cassatie, schorst de tenuitvoerlegging van straffen op grond van artikel 557 lid 2 Sv. Dit heet de schorsende werking van rechtsmiddelen. Het uitgangspunt van de schorsende werking van rechtsmiddelen is dat een straf pas ten uitvoer kan worden gelegd, indien het vonnis of arrest met de desbetreffende straf in kracht van gewijsde is gegaan. In het conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen wordt voorgesteld om gevangenisstraffen van meer dan twee jaar direct ten uitvoer te leggen. Dit geldt ook voor gevangenisstraffen van meer dan één jaar, indien het gaat om een delict met slachtoffers. 13 Hoger beroep heeft dan geen schorsende werking meer. Het conceptwetsvoorstel vormt dus een uitzondering op artikel 557 Sv. 2.2.1. De ratio van de schorsende werking van rechtsmiddelen De ratio van de schorsende werking van rechtsmiddelen is dat er onherstelbaar nadeel kan zijn toegebracht wanneer een rechterlijke beslissing direct ten uitvoer kan worden gelegd, indien 13 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 11. 9

de beslissing door het aanwenden van een rechtsmiddel wordt vernietigd. 14 Het toebrengen van onherstelbaar nadeel aan verdachten dient zo veel mogelijk voorkomen te worden. 15 Dit hangt samen met de functie van het hoger beroep in het Nederlandse strafprocesrecht. Uit de parlementaire geschiedenis van het Wetboek van Strafvordering uit 1926 blijkt dat het hoger beroep een essentieel rechtsmiddel is in het Nederlandse strafprocesrecht. 16 Uit ervaring is gebleken dat herstel van fouten en aanvulling van bewijsmiddelen nodig is om te zorgen dat de schuldige gestraft wordt en niet ten onrechte de onschuldige. Daarom is het van belang dat de juistheid en volledigheid van de beslissing van de rechter in eerste aanleg door een tweede instantie beoordeeld kan worden. 17 Indien een zaak opnieuw wordt bekeken door een hogere rechter om te voorkomen dat een onschuldige ten onrechte wordt bestraft, staat de schuld van de verdachte nog niet definitief vast. De verdachte kan immers nog vrijgesproken worden. Ook kan de hoogte van de sanctie of de sanctiesoort nog worden gewijzigd. Daardoor kan het voorkomen dat de veroordeelde in eerste aanleg onterecht in de gevangenis heeft gezeten, indien de sanctie in hoger beroep lager of anders uitvalt. Hierbij past dat de straf nog niet direct na de veroordeling in eerste aanleg ten uitvoer wordt gelegd, omdat dan mogelijk een onschuldige verdachte gestraft wordt. Dit ligt weer in het verlengde van de onschuldpresumptie (artikel 6 lid 2 EVRM). Het vermoeden van onschuld houdt in dat een verdachte als onschuldig behandeld moet worden, totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. 18 De schorsende werking van rechtsmiddelen draagt hier aan bij door te voorkomen dat iemand onterecht een gevangenisstraf uitzit na de uitspraak in eerste aanleg, omdat hij in hoger beroep nog vrijgesproken kan worden. Opstelten, de huidige Minister van Veiligheid en Justitie, schrijft in het conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen dat de schorsende werking weliswaar voortvloeit uit de onschuldpresumptie, maar hij redeneert dat dit niet dwingend daaruit volgt vanwege het dynamische karakter van rechtsbeginselen. 19 Naar mijn mening kan dit enigszins genuanceerd worden. Zoals de Minister van Veiligheid en Justitie zelf aangeeft, kenmerken rechtsbeginselen zich door bestendigheid en dienen er toe de 14 Blok & Besier 1926, p. 188. 15 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 1. 16 Kamerstukken II 1913/14, 286, 3, p. 149. 17 Kamerstukken II 1913/14, 286, 3, p. 149. 18 Artikel 6 lid 2 EVRM. 19 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 11. 10

wetgeving stabiel en consistent te houden. 20 Tegelijkertijd geldt dat de inhoud van beginselen steeds moet worden bepaald binnen de samenleving waarin dat beginsel functioneert. 21 Rechtsbeginselen dienen zich aan te passen aan de heersende opvattingen in de samenleving. De onschuldpresumptie heeft onder andere als uitgangspunt dat het dient tot het voorkomen van het bestraffen van onschuldigen. 22 De schorsende werking van rechtsmiddelen is daar impliciet een uitwerking van, omdat het er voor zorgt dat verdachten niet al een straf ondergaan wanneer niet definitief vast staat dat hij schuldig is. Dit is een consistent en duidelijk uitgangspunt dat al sinds 1926 bestaat. 23 Door wijzigingen daarop aan te brengen maakt de Minister het rechtsbeginsel minder bestendig, terwijl hij geen argumenten aanvoert dat de opvatting over de onschuldpresumptie in de samenleving daadwerkelijk veranderd is. 2.2.2 Uitzondering op artikel 557 SV De oudste en meest bekende uitzondering op de schorsende werking van rechtsmiddelen is het bevel tot voorlopige hechtenis. Deze uitzondering bestaat al sinds de invoering van het Wetboek van Strafvordering. 24 Uit de parlementaire geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht blijkt dat het bevel tot voorlopige hechtenis dadelijk uitvoerbaar is, omdat het anders zijn werking geheel of gedeeltelijk zou missen. 25 Slechts vanwege deze praktische redenen is een uitzondering op artikel 557 Sv toegestaan. In de wet zijn waarborgen opgenomen, zodat voorlopige hechtenis niet zomaar kan worden opgelegd. Er moeten uit feiten en omstandigheden ernstige bezwaren blijken tegen de verdachte (artikel 67 Sv). Daarnaast moet er sprake zijn van recidivegevaar, collusiegevaar of een geschokte rechtsorde (artikel 67a Sv). Het argument van de praktische redenen is een streng criterium. Ik denk dat het de bedoeling van de wetgever was om aan te geven dat dadelijke tenuitvoerlegging van sancties niet zomaar mag worden toegestaan. Inmiddels bestaan er naast de voorlopige hechtenis andere recenter ingevoerde uitzonderingen op artikel 557 Sv, zoals de dadelijke uitvoerbaarheid van TBS met voorwaarden, de bijzondere voorwaarden van de voorwaardelijke veroordeling en het rechterlijk gebieds- of contactverbod. Deze uitzonderingen zijn niet ingevoerd vanwege praktische redenen. Toch zijn deze 20 Kamerstukken I 2012/13, 33400 VI, G, p. 12. 21 Kamerstukken I 2012/13, 33400 VI, G, p. 12. 22 Sliedregt 2009, p. 37. 23 Blok & Besier 1926, p. 189 24 Wet van 15 januari 1921, Stb. 1921, 14. 25 Blok & Besier 1926, p. 189. 11

uitzonderingen toegestaan. Wellicht is het criterium praktische redenen te streng en kunnen andere gronden dadelijke tenuitvoerlegging van sancties rechtvaardigen. Ik zal de overige vormen van dadelijke tenuitvoerlegging bespreken in hoofdstuk 3. 2.3 Het conceptwetsvoorstel 2.3.1 Redenen invoering dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen Zoals eerder aangegeven ligt er nu een conceptwetsvoorstel dat strekt tot invoering van dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen van meer dan twee jaar en voor gevangenisstraffen van meer dan één jaar, indien het gaat om een delict met slachtoffers. 26 In het conceptwetsvoorstel wordt geen aandacht besteed aan het criterium praktische redenen, waardoor de dadelijke uitvoerbaarheid van het bevel tot voorlopige hechtenis destijds als uitzondering op artikel 557 Sv is toegestaan. De huidige Minister van Veiligheid en Justitie voert wel andere redenen aan die de dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen zouden rechtvaardigen. In de strafrechtketen is er sprake van ongewenste uitstroom. Dit komt door het systeem van de tenuitvoerlegging van straffen dat onvoldoende presteert waardoor veel verdachten onvindbaar zijn op het daadwerkelijke moment van de executie van de straf. 27 Er is ook veel uitstroom door executieverjaring. 28 Dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen is volgens de Minister van Veiligheid en Justitie de oplossing om de ongewenste uitstroom tegen te gaan. Uit het rapport Prestaties in de strafrechtketen blijkt dat er geen eenduidig beleid bestaat met betrekking tot de opsporing van onherroepelijk veroordeelden met een openstaande straf. 29 Ook is er weinig aandacht voor het voorkomen van ongewenste uitstroom in de algemene strafrechtketen en bij de afzonderlijke ketenpartners. 30 Onvindbare veroordeelden worden gesignaleerd in het opsporingssysteem OPS. 31 Volgens de Algemene Rekenkamer is het systeem verouderd en gebruiksonvriendelijk. 32 Daardoor is het moeilijk om de juiste informatie over de ongewenste uitstroom te achterhalen. Het beleid en de uitvoering komen niet overeen en de informatievoorziening over de prestaties van de strafrechtketen voldoet 26 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 1. 27 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 3. 28 Kamerstukken II 2011/12, 33173, 2, p. 25. 29 Kamerstukken II 2011/12, 33173, 2, p. 26-27. 30 Kamerstukken II 2011/12, 33173, 2, p. 26. 31 Kamerstukken II 2011/12, 33173, 2, p. 28. 32 Kamerstukken II 2011/12, 33173, 2, p. 28. 12

niet. 33 Dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen zal bijdragen aan een vermindering van de uitstroom van verdachten die hoger beroep in vrijheid af mogen wachten, omdat zij dan in detentie zullen zitten. Maar dit is geen directe oplossing voor de communicatie- en beleidsproblemen waardoor het systeem van de executie van straffen niet optimaal werkt. 2.3.2 Implementatie in de wet Het is de bedoeling om dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen te implementeren in de wet door de toevoeging van artikel 557a Sv. De dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen zal van rechtswege gebeuren en wordt niet onderworpen aan een rechterlijk oordeel. In artikel 557a lid 1 Sv komt te staan dat rechterlijke beslissingen waarbij ten minste één jaar gevangenisstraf is opgelegd dadelijk uitvoerbaar zijn. De tweede volzin stelt dat beslissingen waarbij ten minste één jaar, maar minder dan twee jaar gevangenisstraf is opgelegd, niet dadelijk uitvoerbaar zijn als er geen slachtoffers gevallen zijn. 34 De Minister van Veiligheid en justitie geeft niet aan wie aangemerkt kunnen worden als slachtoffer. Indien hij niet wettelijk vast wil leggen hoe het begrip slachtoffer ingevuld moet worden, zou er bij elk delict sprake kunnen zijn van een slachtoffer. Daardoor zou in principe elke gevangenisstraf van meer dan één jaar dadelijk ten uitvoer kunnen worden gelegd en dat maakt het uitgangspunt van dadelijke uitvoerbaarheid van een gevangenisstraf van meer dan twee jaar overbodig. In het tweede lid van artikel 557a Sv wordt opgenomen dat een aan de verdachte gegeven bevel tot voorlopige hechtenis van rechtswege wordt opgeheven als de dadelijke tenuitvoerlegging van de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf werkelijk ten uitvoer wordt gelegd. 35 De titel van vrijheidsbeneming verandert voor verdachten die al gedetineerd zijn op grond van de titel van voorlopige hechtenis naar tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. Nu geldt dat zaken, waarbij verdachten in voorlopige hechtenis zitten, voorrang krijgen bij behandeling in hoger beroep. Deze zaken worden gemiddeld binnen zes maanden na de uitspraak in eerste aanleg behandeld in hoger beroep. Voor de verdachte is het voordelig als zijn zaak sneller wordt behandeld bij het gerechtshof, omdat er dan eerder zekerheid is voor de verdachte. Hetzelfde geldt voor de eventuele slachtoffers of de 33 Kamerstukken II 2011/12, 33173, 2, p. 26-28. 34 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 11. 35 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 11. 13

nabestaanden van het slachtoffer. Uit het conceptwetsvoorstel blijkt niet of de zaken, waarbij verdachten in detentie zitten, voorrang zullen krijgen bij behandeling in hoger beroep. De wijziging van de titel van vrijheidsbeneming heeft verder geen gevolgen voor de wijze van detentie, omdat gedetineerden in voorlopige hechtenis na veroordeling in eerste aanleg ook worden overgeplaatst van een huis van bewaring naar de gevangenis. 36 In huizen van bewaring geldt overigens een meer sober regime dan in gevangenissen. 37 Op grond van artikel 557a lid 3 Sv krijgt de rechter in hoger beroep de mogelijkheid om de tenuitvoerlegging van de in eerste aanleg opgelegde straf te schorsen, indien er sprake is van zwaarwegende persoonlijke omstandigheden. Artikel 88 Sv is van overeenkomstige toepassing. Opschorting valt dus ook onder het begrip schorsing. 38 Bij zwaarwegende persoonlijke omstandigheden kan gedacht worden aan de situatie dat de verdachte in geval van detentie zijn baan verliest, er geen zorg is voor de kinderen of zijn bedrijf failliet gaat. 39 Bij een gevangenisstraf van meer dan één jaar zal een verdachte al snel zijn baan verliezen. In dat geval is er dus sprake van zwaarwegende omstandigheden. In het conceptwetsvoorstel wordt verder niet ingegaan op hoe streng de rechter in hoger beroep hier aan moet toetsen. De schorsing kan weer worden opgeheven op basis van artikel 557a lid 4 Sv, wanneer de zwaarwegende persoonlijke omstandigheden niet meer aan de orde zijn. De rechter in hoger beroep kan de dadelijke tenuitvoerlegging ook schorsen als het gerechtshof na de kennisneming van de zaak al tot de conclusie kan komen dat de in eerste aanleg opgelegde vrijheidsstraf in hoger beroep niet gehandhaafd zal blijven. 40 Artikel 557a lid 5 Sv bepaalt dat bij een veroordeling in hoger beroep de schorsing van de dadelijke tenuitvoerlegging van rechtswege eindigt. De executie van de straf kan dan niet meer worden uitgesteld. 41 Artikel 557a lid 6 Sv voorziet in een regeling van schadevergoeding, indien de veroordeelde achteraf ten onrechte de gevangenisstraf heeft uitgezeten. Als de zaak eindigt zonder 36 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 10. 37 RSJ, advies wijziging regeling SPOG in verband met promoveren en degraderen binnen het gevangeniswezen, p. 5. 38 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 13. 39 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 11. 40 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 11. 41 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 13. 14

oplegging van een vrijheidsstraf of een vrijheidsbenemende maatregel kan de verdachte een verzoek indienen tot schadevergoeding. De rechter die de zaak behandeld heeft in hoger beroep, kan de verdachte een vergoeding toekennen voor de schade die hij heeft geleden door het ten onrechte uitzitten van de gevangenisstraf. Artikel 89 e.v. Sv is hierop van overeenkomstige toepassing. 42 De rechter kan een schadevergoeding toekennen voor geleden nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, indien de zaak eindigt zonder oplegging van een straf of een maatregel (artikel 89 lid Sv). Het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) heeft oriëntatiepunten opgesteld waar de rechter zich aan moet houden bij het toekennen van schadevergoeding. De hoogte van de schadevergoeding is per dag vastgesteld in het document Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken. Voor het onterecht vastzitten in een politiecel geldt een schadevergoeding van 105,- per dag, voor onterecht verblijf in een huis van bewaring 80,- per dag en voor onterecht verblijf in een huis van bewaring in beperkingen of in een extra beveiligde inrichting 80,- + 25,- per dag. 43 Op grond van artikel 90 Sv moet de rechter het verzoek tot schadevergoeding toetsen aan gronden van billijkheid. Bij de vraag of een schadevergoeding billijk is, dient de rechter te kijken naar het gedrag van de verdachte tijdens het strafproces. Indien de voorlopige hechtenis aan het gedrag van de verdachte te wijten is, kan de rechter het verzoek tot schadevergoeding afwijzen. 44 Het is dus niet vanzelfsprekend dat de vrijgesproken verdachte een schadevergoeding krijgt voor de onterecht ondergane gevangenisstraf. De vraag rijst dan of er wel echt gesproken kan worden van herstel. In hoofdstuk 4 zal ik hier nader op ingaan. 2.3.3 Beoogde doelen van het conceptwetsvoorstel De Minister van Veiligheid en Justitie beoogt drie doelen te bewerkstelligen met dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen. Ten eerste moet het conceptwetsvoorstel bijdragen aan een snellere en meer zekere tenuitvoerlegging van straffen. Ten tweede vindt het kabinet deze uitzondering op artikel 557 Sv nodig, om de geloofwaardigheid van het strafrechtssysteem en het vertrouwen in de rechtstaat te behouden. Het is belangrijk dat straffen daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd, omdat een dader niet aan zijn straf hoort te 42 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 13. 43 Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken, p. 24. 44 Kamerstukken II 1913/14, 286, 3, p. 77. 15

ontkomen. Dit is tevens van belang voor de slachtoffers en nabestaanden, omdat het uitblijven van de executie van een straf leidt tot onbegrip en frustratie. 45 Ten derde acht het kabinet dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen noodzakelijk, omdat er gedetineerden zijn die zonder voorwaarden en toezicht terugkeren naar de samenleving. 46 Er zijn gedetineerden die tijdens het hoger beroep in voorlopige hechtenis zitten. Een verdachte in voorlopige hechtenis wordt vrijgelaten als de duur van de al ondergane voorlopige hechtenis gelijk is aan de duur van de tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijke vrijheidsstraf die in eerste aanleg of in hoger beroep is opgelegd. Dit volgt uit artikel 72 Sv en artikel 75 Sv. In de huidige situatie keert de gedetineerde terug in de samenleving zonder toezicht, omdat de voorwaardelijke invrijheidstelling van artikel 15 e.v. Sr niet van toepassing is op de voorlopige hechtenis. Wanneer straffen in eerste aanleg wel direct uitvoerbaar zijn, kunnen gedetineerden zoals beschreven in bovenstaande situatie wel met begeleiding terugkeren in de samenleving, omdat artikel 15 e.v. Sv dan wel van toepassing is. 47 Ik vind het ook belangrijk dat straffen werkelijk ten uitvoer worden gelegd en acht de geloofwaardigheid van het strafrechtsysteem van belang, maar ik vraag me af of dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen de juiste manier is om dit te realiseren. Ongeveer 85 procent van de veroordeelden tot één jaar gevangenisstraf of meer bevindt zich al in voorlopige hechtenis. 48 De overige 15 procent wacht de beslissing in hoger beroep in vrijheid af. Jaarlijks worden er ongeveer 2200 gevangenisstraffen van meer dan één jaar opgelegd dus dit betreft ongeveer 330 veroordeelden. 49 Het conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging zal op deze veroordeelden betrekking hebben. Door de invoering van dadelijke tenuitvoerlegging wil het kabinet de kans op uitval van die groep verkleinen. Zoals in de inleiding gezegd, zijn er op het moment 628 zaken waarbij een onherroepelijke gevangenisstraf van meer dan één jaar is opgelegd die nog niet ten uitvoer zijn gelegd. De Raad voor de Rechtspraak (RvdR) wijst erop dat in de brief van de Minister en Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 25 februari 2013 wordt aangegeven dat er ook 45 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 3. 46 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 5. 47 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 5-6. 48 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 6. 49 RvdR, advies conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 4. 16

openstaande zaken zijn vanwege zachte onttrekkingen. 50 Dit zijn personen die gestelde voorwaarden tijdens een voorwaardelijke straf niet nakomen of personen die na een verlofperiode niet terugkeren naar de penitentiaire inrichting. Ook vallen onder de openstaande zaken illegale en/ of criminele vreemdelingen die op grond van andere doelstellingen het land zijn uitgezet en een deel van de werkvoorraad. 51 De werkvoorraad betreft arrestatiebevelen die openstaan en personen die in een zelfmeldtraject zitten. 52 In het conceptwetsvoorstel gaat de Minister van Veiligheid en Justitie niet in op hoeveel van de 628 zaken vallen onder de zachte onttrekkingen, de groep illegale en/ of criminele vreemdelingen of de werkvoorraad. Daarom is het onduidelijk hoe groot het probleem precies is. De Minister kan dus niet aantonen dat dit conceptwetsvoorstel zal bijdragen aan het bereiken van de doelen. Ook is het de vraag of dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen bijdraagt aan de geloofwaardigheid van het strafrecht. Het vergroot de kans op het onterecht ondergaan van een gevangenisstraf. 53 Ik denk dat dit juist afbreuk doet aan het vertrouwen in het strafrecht. Het kabinet beschouwt het terugkeren van gedetineerden naar de samenleving zonder voorwaarden en toezicht als onwenselijk, omdat de betrokkene langere tijd gedetineerd is geweest en veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. 54 Ik deel de mening dat het onwenselijk is dat gedetineerden zonder toezicht terugkeren in de samenleving, omdat detentie een grote impact kan hebben op de mentale gezondheid en het sociaal leven van iemand. In dat opzicht zou het een voordeel zijn dat begeleide terugkeer wel mogelijk wordt door dadelijke tenuitvoerlegging. Maar in het conceptwetsvoorstel geeft de Minister van Veiligheid en Justitie niet aan om hoeveel gevallen het gaat en kan hij niet aantonen of het werkelijk noodzakelijk is om dit probleem via deze ingrijpende manier op te lossen. De RvdR geeft namelijk in haar advies aan dat veroordeelden die voorlopig gehecht zijn, al na de veroordeling in eerste aanleg kunnen deelnemen aan programma s voor afgestraften. 55 Zo kunnen zij proberen hun leven weer op te pakken, met of zonder toezicht van de reclassering. 56 In dat opzicht is dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen niet nodig 50 Kamerstukken II 2012/13, 33400 VI, 90, p. 1. 51 Kamerstukken II 2012/13, 33400 VI, 90, p. 1. 52 Kamerstukken II 2012/13, 33400 VI, 90, p. 2. 53 RvdR, advies conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 4. 54 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 5-6. 55 RvdR, advies conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 4. 56 RvdR, advies conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen, p. 4. 17

om begeleide terugkeer te bewerkstelligen, omdat er al een mogelijkheid bestaat om deze groep begeleid terug te laten keren. De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) voert aan dat de rechter gebruik kan maken van de schorsing van de voorlopige hechtenis onder voorwaarden. 57 Zo keert de gedetineerden terug in de samenleving onder voorwaarden en kan er toezicht op hem worden gehouden. Dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen is dus in principe niet nodig om dit probleem op te lossen. Samenvattend dient dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen bij te dragen aan een snellere en meer zekere strafexecutie, de vergroting van het vertrouwen in het strafrecht en het laten terug keren van gedetineerden onder begeleiding die niet onder de voorwaardelijke invrijheidsstelling vallen. De ongewenste uitstroom komt vooral door verjaring van zaken, omdat veel verdachten onvindbaar zijn. Er is weinig aandacht voor het voorkomen van ongewenste uitstroom bij de ketenpartners. Van de 628 openstaande zaken waarbij een onherroepelijke gevangenisstraf van meer dan één jaar is opgelegd, is niet bekend hoeveel verdachten zich bewust onvindbaar maken of vallen onder een andere categorie waardoor de straf nog niet ten uitvoer is gelegd. Niet alle informatie is beschikbaar om een duidelijk beeld van het probleem te schetsen. Tevens bestaat er geen eenduidig beleid om onherroepelijk veroordeelden met een openstaande gevangenisstraf op te sporen. Ook vergroot dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen de kans op onterechte detentie. Het is daarom niet duidelijk of dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen effectief bij zal dragen aan het bereiken van de doelen. Bovendien bestaat er een andere oplossing om gedetineerden onder begeleiding terug te laten keren in de samenleving, zoals het schorsen van de voorlopige hechtenis. Zo kunnen gedetineerden wel onder toezicht en voorwaarden terugkeren in de samenleving. Voor deze ongewenste situatie bestaat dus een lichter middel om hetzelfde doel te bereiken. 57 Stcrt. 2013, 34900. 18

3 Dadelijke tenuitvoerlegging in Nederland 3.1 Inleiding Zoals in paragraaf 2.2.2 aangegeven zijn er sinds de mogelijkheid tot dadelijke uitvoerbaarheid van het bevel tot voorlopige hechtenis meerdere vormen van dadelijke uitvoerbaarheid van strafrechtelijke sancties mogelijk gemaakt door de Nederlandse wetgever. TBS met voorwaarden, de bijzondere voorwaarden van de voorwaardelijke veroordeling en het rechterlijk gebieds- of contactverbod zijn dadelijk uitvoerbaar. In dit hoofdstuk zal ik bespreken op welke gronden de dadelijke tenuitvoerlegging van deze strafmaatregelen toelaatbaar worden geacht als uitzondering op artikel 557 SV. In de wetsgeschiedenis komt nergens naar voren dat deze strafmaatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat de maatregel zijn doel geheel of gedeeltelijk zou missen. Het criterium van de praktische redenen speelt hier kennelijk geen rol. Er worden wel andere argumenten aangevoerd die de uitzonderingen op artikel 557 Sv zouden rechtvaardigen. Deze zal ik nader analyseren. Vervolgens zal ik deze vormen van dadelijke tenuitvoerlegging afzetten tegen de voorgestelde dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen. 3.2. Bestaande vormen van dadelijke tenuitvoerlegging 3.2.1 Tbs met voorwaarden In september 2010 is de dadelijke uitvoerbaarheid van TBS met voorwaarden in werking getreden. 58 Op grond van artikel 38 lid 6 Sr kan de rechter dadelijke uitvoerbaarheid bevelen. De dadelijke uitvoerbaarheid wordt door de wetgever toelaatbaar bevonden, omdat TBS met voorwaarden slechts kan worden uitgevoerd, indien de veroordeelde verklaart dat hij de voorwaarden zal naleven (artikel 38 lid 5 Sr). Zoals Meijer terecht opmerkt, ontbreekt hier een wettelijk criterium waaraan de rechter de dadelijke tenuitvoerlegging expliciet moet toetsen. 59 De wetgever geeft aan dat het feit dat de rechter beslist over de dadelijke tenuitvoerlegging voldoende is om tot een juiste beslissing te komen, omdat hij alle omstandigheden van het geval zal meewegen. Zo kan de rechter een maatregel opleggen die zoveel mogelijk is afgestemd op de betrokken persoon, in het belang van de veiligheid van de maatschappij is en er op toezien dat er sprake is van een humane tenuitvoerlegging van de maatregel. 60 Dit rechtvaardigt de uitzondering op artikel 557 Sv. Op grond van artikel 38 lid 8 58 Stb. 2010, 270. 59 Meijer, DD 2013/8, p. 65. 60 Kamerstukken II 2008/09, 31823, 3, p. 8. 19

Sr kan de rechter in hoger beroep ambtshalve of op verzoek van de verdachte of het OM de dadelijke uitvoerbaarheid weer opheffen. 3.2.2 Voorwaardelijke veroordeling Sinds april 2012 is dadelijke tenuitvoerlegging van de bijzondere voorwaarden van de voorwaardelijke veroordeling (artikel 14e Sr) mogelijk. 61 Dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaardelijke veroordeling dient tot bescherming van de veiligheid en lichamelijke integriteit van personen. 62 De keuze tot directe tenuitvoerlegging ligt in de handen van de rechter. Bij deze vorm van dadelijke tenuitvoerlegging heeft de rechter een expliciet toetsingskader. De rechter kan namelijk alleen beslissen tot dadelijke tenuitvoerlegging, indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of een gevaar is voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. 63 Dit is een extra waarborg. Tevens heeft de rechter in hoger beroep op grond van artikel 14e lid 2 Sr de bevoegdheid om het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid op te heffen. 3.2.3 Rechterlijk gebieds- of contactverbod Ook het rechterlijk gebieds- of contactverbod is sinds april 2012 dadelijk uitvoerbaar op grond van artikel 38v lid 4 Sr. 64 Het gaat volgens de wetgever om een vrijheidsbeperkende maatregel met een beperkt karakter zonder onomkeerbare gevolgen. De rechter beslist of het rechtelijk gebieds- of contactverbod dadelijk ten uitvoer moet worden gelegd. De rechter dient dan alle omstandigheden van het geval mee te wegen. 65 Net als bij de voorwaardelijke veroordeling heeft de rechter hier ook een expliciet toetsingskader om de rechten van de verdachte te waarborgen. Artikel 38v lid 4 Sr stelt namelijk dat de rechter de dadelijke uitvoerbaarheid ambtshalve of op verzoek van de officier van justitie kan bevelen, indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte weer een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt tegen één of meer personen. Wederom geldt hier dat de rechter in hoger beroep op grond van artikel 38v lid 5 Sr de dadelijke tenuitvoerlegging kan opheffen. 61 Stb. 2011, 545. 62 Kamerstukken II 2009/10, 32319, 3, p. 13. 63 Kamerstukken II 2009/10, 32319, 3, p. 12-13. 64 Stb. 2011, 546. 65 Kamerstukken II 2010/11, 32551, 3, p. 10-11. 20

3.3 Dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen vergeleken met de reeds bestaande vormen van dadelijke tenuitvoerlegging 3.3.1 Beginsel van redelijke en billijke belangenafweging De argumenten genoemd in paragraaf 3.2 kunnen in een breder kader geplaatst worden. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de Nederlandse wetgever dadelijke uitvoerbaarheid van eerdergenoemde sancties toelaatbaar acht, omdat dit strekt tot bescherming van andere burgers. De rechter dient een afweging te maken tussen de vrijheidsbeperking van de verdachte en de veiligheid van andere personen en/of de maatschappij. Hij moet alle omstandigheden van het geval meewegen. Dit is een uiting van het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging. Met het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging wordt bedoeld dat de in aanmerking komende belangen tegen elkaar moeten worden afgewogen. 66 De rechter maakt per zaak een afweging tussen de belangen van de verdachte en het belang van de maatschappij. Uit het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging vloeit het beginsel van proportionaliteit voort. Dit beginsel houdt in dat er een redelijke verhouding moet zijn tussen de manier van optreden en het beoogde doel. Als de wijze van optreden niet in een redelijke verhouding staat tot het te bereiken doel, moet van dat optreden worden afgezien. 67 De vrijheid van de verdachte mag volgens de Nederlandse wetgever beperkt worden, omdat dit strekt tot bescherming van de maatschappij. Bij de dadelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling en het rechtelijk gebieds- of contactverbod is er nog een extra waarborg waar de rechter rekening mee moet houden in zijn beoordeling tot dadelijke uitvoerbaarheid. Hij mag namelijk pas de dadelijke tenuitvoerlegging bevelen wanneer er ernstig rekening moet worden gehouden met recidivegevaar of gevaarlijk gedrag tegenover anderen. De rechter dient dus te beslissen of het proportioneel is om een inbreuk te maken op de vrijheid van de verdachte ter bescherming van de veiligheid van andere burgers of de maatschappij. 66 Corstens 2008, p. 70. 67 Corstens 2008, p. 70. 21

3.3.2 Verschillen Tussen het conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen en de reeds bestaande vormen van dadelijke tenuitvoerlegging bestaan meerdere verschillen. Ten eerste wordt dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen voorgesteld om de geloofwaardigheid van het strafrecht te vergroten door een meer zekere en snellere tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen om frustratie bij slachtoffers te voorkomen. Ook zou dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen een oplossing zijn voor de onbegeleide terugkeer van gedetineerden in de samenleving. Uit de parlementaire stukken van de andere vormen van dadelijke tenuitvoerlegging blijkt dat directe uitvoerbaarheid gerechtvaardigd is vanwege de bescherming van de maatschappij. Omdat de dadelijke uitvoerbaarheid een uitzondering is op een belangrijk uitgangspunt van het strafrecht en verstrekkende gevolgen heeft voor de verdachte, is er voorzien in extra waarborgen voor de verdachte. 68 Ten tweede zal de dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen van rechtswege geschieden, terwijl de andere vormen van dadelijke uitvoerbaarheid slechts door de rechter kunnen worden opgelegd. De rechter kan bij de dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen de belangenafweging niet per geval toepassen. Bij de voorwaardelijke veroordeling en het gebieds- en contactverbod kan de rechter dadelijke tenuitvoerlegging bevelen, indien er ernstig rekening moet worden gehouden met recidivegevaar en de veiligheid van andere personen. Bij TBS met voorwaarden dient de rechter alle omstandigheden van het geval mee te wegen, maar hij hoeft niet ernstig rekening te houden met recidivegevaar en de veiligheid van andere personen. Bij de bestaande vormen van dadelijke tenuitvoerlegging kan de rechter de proportionaliteit van de maatregel toetsen. Hij dient steeds per geval een belangenafweging te maken tussen de belangen van de verdachte en de veiligheid van de maatschappij. Ten slotte kan de rechter in hoger beroep de dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen schorsen, indien er sprake is van zwaarwegende persoonlijke omstandigheden. De rechter in hoger beroep krijgt geen mogelijkheid om de dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen op te heffen. Bij de directe uitvoerbaarheid van TBS met voorwaarden, de voorwaardelijke veroordeling en het rechterlijk gebieds- of 68 Kamerstukken II 2009/10, 32319, 3, p.12 en Kamerstukken II 2010/11, 32551, 3, p. 11-12. 22

contactverbod kan de rechter in hoger beroep wel bevelen de dadelijke uitvoerbaarheid op te heffen. Daar komt het proportionaliteitsbeginsel weer naar voren. De rechter in hoger beroep kan opnieuw toetsen of de inbreuk op de vrijheid van de verdachte proportioneel is om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. Bij dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen kan de rechter in hoger beroep wel toetsen of de dadelijke tenuitvoerlegging proportioneel, maar alleen ten aanzien van zwaarwegende persoonlijke omstandigheden. Indien deze niet meer aan de orde zijn, wordt de schorsing dan ook weer opgeheven. Ik vind het opmerkelijk dat de Minister van Veiligheid niet in deze waarborgen voorziet bij dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen. Het gaat om de zwaarste vorm van dadelijke tenuitvoerlegging van sancties. Het gaat hier immers om vrijheidsbeneming en niet enkel om vrijheidsbeperking. Ik ben van mening dat hoe groter de inbreuk op de vrijheid van de verdachte, hoe meer dit met waarborgen dient te worden omkleedt. De Minister van Veiligheid en Justitie doet juist het omgekeerde. De voorgestelde dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen is namelijk met weinig waarborgen voor de verdachte omkleedt. De enige waarborg die wordt opgenomen in artikel 557a Sv is de mogelijkheid tot schorsing van de dadelijke tenuitvoerlegging. De dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen geschiedt van rechtswege, waardoor de rechter niet kan toetsen of de dadelijke tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf proportioneel is ten opzichte van de veiligheid van anderen en/of de maatschappij. De proportionaliteitstoets blijft dus achterwege. De Minister van Veiligheid en Justitie maakt zelf een algemene belangenafweging. Hij heeft de belangenafweging al gemaakt voor alle toekomstige gevallen zonder dat hij kennis kan nemen van de feiten en omstandigheden van de verdachte. De rechter krijgt vervolgens niet de mogelijkheid om deze belangenafweging te toetsen. 23

4 De onschuldpresumptie 4.1 Inleiding De onschuldpresumptie is een oud begrip. Better that ten guilty persons escape, than that one innocent person suffers is van vroeger uit de kerngedachte achter de onschuldpresumptie. 69 De onschuldpresumptie is neergelegd in artikel 6 lid 2 EVRM. Ik zal in dit hoofdstuk ingaan op de vraag hoe het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) de onschuldpresumptie uitlegt en wat de betekenis van de onschuldpresumptie is in het Nederlandse strafprocesrecht. Vervolgens ga ik het conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen toetsen aan de betekenis van de onschuldpresumptie volgens het EHRM en aan de betekenis van de onschuldpresumptie in het Nederlandse strafprocesrecht. Om een beroep te kunnen doen op de bescherming van het EVRM moet er sprake zijn van een criminal charge. Er is sprake van een criminal charge wanneer een persoon, door een daartoe bevoegde autoriteit, op de hoogte wordt gesteld dat hij verdacht wordt van het plegen van een strafbaar feit. 70 Het gaat hier om de wijze van de tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen ten aanzien van misdrijven, dus dit valt logischerwijs onder de bescherming van artikel 6 lid EVRM. 4.2 Artikel 6 lid 2 EVRM 4.2.1 De reikwijdte van de onschuldpresumptie in het strafproces In artikel 6 lid 2 EVRM staat: Everyone charged with a criminal offence shall be presumed innocent until proved guilty according to law. In de jurisprudentie van het EHRM (hierna: hof) wordt nader invulling gegeven aan de tekst van artikel 6 lid 2 EVRM. Het hof legt dit als volgt uit: Paragraph 2 embodies the principle of the presumption of innocence. It requires, inter alia, that when carrying out their duties, the members of a court should not start with the preconceived idea that the accused has committed the offence charged; the burden of proof is on the prosecution, and any doubt should benefit the accused. It also follows that it is for the prosecution to inform the accused of 69 Sliedrecht 2009, p. 7. 70 EHRM 21 februari 1984, 8544/79 (Öztürk/Duitsland). 24