I G E H E G E H M GEH EIM M E I
Het geheim van de dolfijnen
pssst! Weet jij een spannend geheim? Win een boek met jouw naam erop! www.hetgeheimvan.nl
Joke Reijnders & Charlotte Dasselaar Het geheim van de dolfijnen Tekeningen ivan en ilia leopold / amsterdam
avi e5/m6 Eerste druk 2014 2014 tekst: Joke Reijnders & Charlotte Dasselaar Omslagillustratie: Saskia Halfmouw Illustraties binnenwerk: ivan en ilia Vormgeving omslag, logo en schutbladen: Rob Galema Uitgeverij Leopold, Amsterdam / www.leopold.nl isbn 978 90 258 6604 4 / nur 282 Uitgeverij Leopold drukt haar boeken op papier met het fsc -keurmerk. Zo helpen we waardevolle oerbossen te behouden.
Inhoud Een botsing 7 Het verhaal van Arend 13 Op pad 21 Een bekende 31 Dolfijnen! 36 Er is iets raars 41 Zwemmen 47 Eva 52 Twee tranen 59 Een ding in het water 66 Weer een bekende 70 Het ding? 76 Het geheim van Joke Reijnders 83 Het geheim van Charlotte Dasselaar 85
Een botsing Happend naar adem kwam Ruben boven. Hij keek om zich heen. De boot lag een meter of tien verderop. Snelsnelsnel, hij moest hier weg! Zijn voeten trappelden uit volle macht, zijn armen maaiden door het water. Hij probeerde zich zo dun mogelijk te maken, zo min mogelijk contact met het water te hebben. Nog een paar meter en dan was hij veilig. Hij kon het hout van De Grijze Monnik al ruiken. Met een laatste spurt bereikte Ruben de touwladder die aan de boot hing. Hij was buiten adem. Zijn armen en benen voelden aan alsof ze van lood waren. Hij greep de touwladder vast. Met zijn voeten probeerde hij wanhopig de onderste sport te vinden. Het lukte niet. Michiel, help! Hijs me op, hijs me op! Michiel was de schipper van zeilschip De Grijze Monnik. Binnen twee tellen verscheen zijn gezicht boven de boeg. Hij stak zijn hand uit. Achter hem doken Denise en Arend op, de andere twee leiders van het zeilkamp. Spartelend greep Ruben Michiels hand, klungelde wat met de touwladder en liet zich aan boord hijsen. Toen liet hij zich uitgeput op het dek van de zeilboot vallen. Michiel keek hem onderzoekend aan. Wat is er aan de hand, man? Er zat iets aan me! zei Ruben hijgend. Er ging iets langs mijn benen. 7
Denise schoot in de lach. Ja, dat heb je in het water. Al die vissen Ruben schudde verontwaardigd zijn hoofd. Het was geen vis. Dit was iets groots! Het botste tegen me op. Ik zag een heel grote schim, die meteen verdween. En licht! Er was ook licht. Onder water? vroeg Michiel. Hij trok een wenkbrauw op. Misschien was het een lamp van een duiker. Ruben keek om zich heen. Een eind verder lag een vissersboot voor anker. Verder waren er geen andere boten te zien. Echt niet, zei Ruben. Er is hier geen mens te zien. Die boot ligt veel te ver weg. En vissersboten liggen niet voor anker, zodat de vissers gezellig kunnen duiken. Het was iets anders, iets engs! Misschien heb je het je ingebeeld, zei Denise luchtig. Maar waarschijnlijk was het gewoon een vis. Zelfs een klein visje lijkt al snel heel eng in het water. Ik weet wat ik heb gezien en gevoeld! zei Ruben. Waarom vonden ze dat nou zo moeilijk te geloven? Het. Was. Geen. Vis. Het was natuurlijk een zeemeermin, zei Bart. Hij was erbij komen staan en luisterde grijnzend naar het gesprek. Ze wilde je kussen. Maar toen ze je van dichtbij zag, veranderde ze van gedachten. Doe normaal, man! zei Ruben nijdig. Rustig maar. Het was geen vis en ook geen zeemeermin, zei Denise kalmerend. Weet je wat? Blijf even zitten, dan kun je op adem komen. En dan ga je over een paar minuten weer lekker zwemmen. 8
Ruben schudde zijn hoofd. Hij voelde nog waar het ding tegen hem aan was gebotst. En als hij zijn ogen sloot, zag hij de schim en de duizenden luchtbellen weer voor zich. Hij huiverde. Ik ga het water niet meer in, zei hij vastbesloten. Nooit meer. Met nog negen andere kinderen en Michiel, Arend en Denise als begeleiders was Ruben op zeilkamp. Een week lang zeilden ze langs alle Waddeneilanden. Naast zeilen waren er genoeg andere leuke dingen te doen. Bij elk Waddeneiland gingen ze aan land om het te verkennen. Ze zouden het schip een keer laten droogvallen op het wad. Dan zou Michiel de boot op een zandbank zetten. Als het eb werd, trok het water weg uit de Waddenzee en lag het schip dus droog op het zand. Vandaag hadden ze voor de kust van Terschelling in de zee gezwommen. Hé, Ruben, riep Elmer, terwijl hij aan boord klom. Waar was je nou? Je was opeens weg. Ruben had zijn handdoek om zich heengeslagen. Hij tuurde somber in het water. Er botste iets tegen me aan, zei hij. Dat zal Alicia zijn geweest, zei Elmer. Die ziet niets zonder bril. Haha, deed Alicia, die achter hem aan boord klom. Erg leuk weer. Het was Alicia niet, want ik zag ook nog een licht, zei Ruben. Een licht? herhaalde Elmer lachend. Ja, een licht, zei Ruben kribbig. En laat nou maar zitten. Jullie denken toch dat ik gek ben. Bart had net ook al een leuke opmerking. Hij draaide zich om en liep weg. 10
Ruben daalde de trap van De Grijze Monnik af. In zijn hut op het benedendek droogde hij zich af en trok zijn kleren aan. Een paar tellen later hoorde hij voetstappen op de trap. Hij keek om de deur van zijn hut. Linde stond voor zijn neus. Michiel vroeg of je aan dek komt helpen als je aangekleed bent, zei ze. Iedereen is weer aan boord. We varen zo naar de haven van Terschelling. Daar blijven we vannacht slapen. Ik kom eraan, zei Ruben kortaf. Ik moest ook kijken of alles goed met je is, zei Linde weer. Michiel zei dat je nogal geschrokken was. Van een licht of zoiets? Het gaat prima. Kan niet beter. Linde haalde haar schouders op. Oké. Dan zie ik je boven wel. Weer aan dek trok Ruben het zwemvest over zijn T-shirt. Hij keek uit over het water. Zo aan het einde van de middag was de zee bijna verlaten. Aan de horizon voeren een paar grote schepen. Een eind verderop in het water lag een vissersboot stil. De meeste plezierboten hadden de haven van Vlieland of Terschelling al opgezocht. De Grijze Monnik zou snel volgen. Ze lichtten het anker. De wind blies in de zeilen. De Grijze Monnik maakte meteen vaart. Michiel wees. Kijk, Ruben. We varen nu precies tussen Vlieland en Terschelling in. En dan varen we om de punt van de kust heen, naar de haven van Terschelling. 11
Ruben keek in de richting die Michiel aanwees en knikte alleen maar. Hij had geen zin om te praten. Hij keek liever hoe de boeg van De Grijze Monnik door de golven kliefde. De zoute wind maakte zijn haar stug en zette het in plukken overeind. Het water spuwde spetters in zijn gezicht. De zeilen klapperden. De golven sloegen tegen de boeg. Af en toe vloog er schreeuwend een zeemeeuw over. Op het land was het altijd druk en kon je niet ver kijken. Maar hier, op het water, was je echt vrij. Ruben herinnerde zich wat de gids bij de vuurtoren van Texel had gezegd. Als je vanaf de vuurtoren recht naar het noorden voer, kwam je tot aan de Noordpool geen land meer tegen. Vanaf Texel naar de Noordpool zeilen dat zou geweldig zijn... Opeens klonk er een kreet. Ruben! Kom snel kijken! Ruben bedacht zich niet. Hij sprong over wat touwen op het dek en rende naar Linde, die opgewonden naar hem zwaaide. Kijk, daar! riep ze. Nee, nu is het weer weg. Ze tuurde wat verderop in het water. Hoe kan dat nou? Wat zag je dan? Linde keek Ruben met grote ogen aan. Licht. 12
Het verhaal van Arend Na het avondeten zaten ze in de zitkuil van De Grijze Monnik. Michiel had zijn gitaar tevoorschijn gehaald. Ruben zong wel mee, maar zijn gedachten waren ergens anders. In het water van de Waddenzee, om precies te zijn. Hij moest steeds weer denken aan het ding dat tegen hem was gebotst. Het ding was groot geweest, dat wist hij zeker. En hij wist ook zeker dat het geen vis was geweest. Een walrus misschien? Of een dolfijn? Maar zwommen er wel walrussen en dolfijnen in de Waddenzee? Aan de andere kant: walrussen en dolfijnen namen geen lichten mee als ze gingen zwemmen. Misschien was het een zeemijn uit de Tweede Wereldoorlog geweest! Nee, die zwommen niet weg na een botsing. En een botsing met een zeemijn overleef je niet. Ruben zuchtte. Had hij het dan verzonnen? Nee. Waarom zou hij? Áls hij iets zou fantaseren, dan had hij zichzelf wel een stoere rol gegeven. Niet een rol waarbij hij in paniek uit het water vluchtte. En bovendien: Linde had het licht ook gezien. Ruben dacht aan Lindes verbaasde gezicht toen ze hem had geroepen. Zonder verder iets te zeggen, hadden ze besloten er niet over te praten. In ieder geval niet waar iedereen het kon horen. En waar iedereen er leuke grappen over kon maken. 13
Veel tijd om erover te praten hadden ze ook niet gehad. De Grijze Monnik was niet veel later de haven van Terschelling binnengevaren. Ze waren druk bezig geweest met het aanmeren van het zeilschip. Daarna werden de taken voor het avondeten verdeeld en boodschappen gehaald. Geef even door! Ruben schrok op door een por van Alicia s elleboog in zijn zij. Arend had warme chocolademelk in de kombuis gemaakt. Ruben pakte een beker van Alicia aan en gaf hem door aan Elmer. Michiel borg zijn gitaar op. O, blijkbaar waren ze al klaar met zingen. Denise liet een zak marshmallows rondgaan. Ruben pakte er eentje en liet die in zijn chocolademelk smelten. Nou, jij bent ook niet erg gezellig vanavond, zei Alicia. Sorry. Is er iets? vroeg Alicia. Nee hoor, zei Ruben. Niks. Hij blies zachtjes in zijn chocolademelk. Toen iedereen chocolademelk en marshmallows had, nam Arend plaats in de zitkuil van de boot. We zijn dus op Terschelling, zei hij. Wisten jullie dat er een heel spannend verhaal de ronde doet over dit eiland? Ah, leuk! Ruben nestelde zich wat dieper in de kussens van de zitkuil. Hij was gek op zeemansverhalen! En Arend kon zo goed vertellen, dat het leek alsof je erbij was. Dit verhaal begint tweehonderd jaar geleden, in een drukke straat in Londen, zei Arend. Als je er zou lopen, 14