Reactie van het Register Belastingadviseurs (RB) op het ter consultatie voorgelegde concept van de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn

Vergelijkbare documenten
Implementatiewet wijziging vierde antiwitwasrichtlijn ter consultatie voorgelegd concept-wetsvoorstel

Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. Reactie consultatie Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn

Reactie van het Register Belastingadviseurs (RB) op het ter consultatie voorgelegde concept van de Wet terugvordering staatssteun

Reactie van het Register Belastingadviseurs (hierna: RB ) op het wetsvoorstel Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn (34 808)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Koning. het Europees Parlement en de Raad (Implementatiewet wijziging vierde antiwitwasrichtlijn),

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ontwikkelingen inzake het UBO-register in Nederland

Het concept wetsvoorstel krijgt in zijn algemeenheid de instemming van het RB. Desondanks heeft het RB enkele opmerkingen.

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

Inbreng Consultatie Ministerie van Financiën

VOORSTEL VAN WET (CONSULTATIEVERSIE)

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1 Implementatie richtlijn: per 26 juni 2017 Tijdige implementatie

Reactie van het Register Belastingadviseurs (hierna: RB ) op het conceptwetsvoorstel openbaarmaking vergrijpboeten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De nieuwe WID / MOT wet ter bestrijding van witwassen en financieren van terrorisme

No.W /III 's-gravenhage, 19 juli 2007

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Minister van Financiën en de Minister van Justitie en Veiligheid,

Eerste Kamer der Staten-Generaal t.a.v. de leden van de Commissie voor Financiën Postbus EA Den Haag

Fiche 4: Wijziging richtlijn administratieve samenwerking op het gebied van belastingen

STICHTING AUTORITEIT FINANCIËLE MARKTEN, hierna AFM, Gevestigd te Amsterdam, STICHTING DSI, hierna: DSI, Gevestigd te Amsterdam

CMS_LawTax_Negative_28-10 CONSULTATIE UITVOERINGSBESLUIT WWFT 2018

Reactie van het Register Belastingadviseurs (RB) op het ter consultatie gelegde concept Wet aanpassing innovatiebox

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

B8-0551/2018 } B8-0552/2018 } RC1/Am. 47

Ons kenmerk z Contactpersoon

Reactie op het Wetsvoorstel toezicht trustkantoren SAMENVATTING

Baas boven Baas: het UBO-register!

Datum Betreft. Dringende oproep SBF: houd ANBI's buiten implementatiewet Registratie uiteindelijk belanghebbenden

28SEP Nederlandse Zorgautoriteit

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

gelet op artikel 24, zesde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;

registratie uiteindelijk belanghebbenden

Contactgegevens. Privacy Statement - Rechtzoekenden

NIEUWE WET VERPLICHT ADVOCATEN, AC- COUNTANTS EN BELASTINGADVISEURS TOT CLIËNTENONDERZOEK

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren. Versie 2015

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

2. Hieronder volgen eerst enkele algemene aandachtspunten. Daarna behandelen we enkele onderdelen artikelsgewijs. Doel van de regeling

Datum: 4 augustus Algemeen

4204 REGELING INCIDENTEN KREDIETINSTELLINGEN EN VERZEKERAARS NEDERLANDSE STAATSCOURANT VAN 23 DECEMBER 2003 NR 248

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

Leden van de FORUMVAST Belangenvereniging Aanbieders Vastgoedbeleggingsproducten

VERWERKERSOVEREENKOMST

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Na enige inleidende opmerkingen zal ik nader ingaan op het conceptbesluit. Inleiding... 3

Richtsnoeren en aanbevelingen

26 mei secretaris - mr. C. Heck-Vink - Postbus BA Den Haag - tel fax c.heck@knb.nl

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Privacyreglement verwerking cliëntgegevens voor: HorecaMonitor

Ons kenmerk z Contactpersoon. Onderwerp Advies over het wetsvoorstel centraal aandeelhoudersregister

gelet op artikel 24, zesde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;

Reactie van het Register Belastingadviseurs op het ter consultatie voorgelegde document inzake de implementatie van ATAD 1

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Voorwaarden, waaronder door Twan van de Wiel Administratieve Begeleiding B.V., diensten worden verleend

Citeertitel: Sanctiebesluit bestrijding terrorisme en terrorismefinanciering ====================================================================

Artikel 2 Samenwerking en informatie-uitwisseling met betrekking tot de Wok, Wft en Wwft

Artikel 1 Voor de toepassing van deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder: 1. CBD : CoMore Bedrijfsdiensten B.V. ;

Amsterdam, 3 juli Betreft: Reactie VV&A aan MinFin inzake MiFiD II. Geachte heer, mevrouw,

a) Titel voorstel Proposal for a directive of the European Parliament and of the Council on countering money laundering by criminal law.

Beleidsregel aangaande de definitie en de berekening van een shortpositie in de zin van de Wft

Inhoudsopgave. Voorwoord Wat witwassen is. 2 De strijd tegen witwassen. 3 De FATF

REGLEMENT INZAKE VOORWETENSCHAP Niet-royeerbare certificaten op naam van aandelen B in het kapitaal van Funda N.V.

Betreft: Koninklijk besluit van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register

BEWERKERSOVEREENKOMST

Ons kennnerl< Contactpersoon

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

Besluit tot wijziging van de Nadere voorschriften controleen overige standaarden Vastgesteld 18 december 2008

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

ECLI:NL:RBAMS:2016:3968

Internetconsultatie Wet implementatie richtlijn markten voor financiële instrumenten. 6 juli 2015

COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT

rechtmatigheid POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Prins Clauslaan 20

Accountant moet op zijn tellen passen bij begeleiding inkeer van zijn cliënt

Ivo Opstelten Minister van Veiligheid en Justitie Postbus EH DEN HAAG

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 7.1, eerste en tweede lid, van de Wet luchtvaart;

Bijlage: Transponeringstabel. Omschrijving beleidsruimte

Wetsvoorstel Titel 9 handhaaft. bepalingen die strijdig zijn. met EG-richtlijn G.-P. den Hollander RA

Concept Beleidsregel aangaande de definitie en de berekening van een shortpositie in de zin van de Wft. (ter consultatie)

Belastingdienst/Bureau Toezicht Wwft. Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Handleiding voor Verkopers van goederen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (hierna "de Commissie");

DE LWTF: DE BELANGRIJKSTE WIJZIGINGEN VOOR VRIJE BEROEPSBEOEFENAREN. mr. George Croes (Senior Policy Advisor Integrity Supervision Dept.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ons kenmerk z

HOEBERT HULSHOF & ROEST

Heineken Holding N.V. Reglement 2007 inzake bezit van en transacties in Aandelen en bepaalde overige Financiële Instrumenten

RJ-Uiting : Gevolgen van aanpassingen in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek als gevolg van Richtlijn 2006/46/EG van 14 juni 2006

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren

9 september secretaris - mr. C. Heck-Vink - Postbus BA Den Haag - tel fax c.heck@knb.

Privacy Policy. Privacy verklaring Roos Administratieve Dienstverlening 25 mei 2018

Het CBP voldoet hierbij aan dit verzoek. Kader

No.W /III 's-gravenhage, 21 augustus 2015

Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)

Het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt als volgt gewijzigd:

3. Het UBO-register en de uitwisseling van UBO-informatie (deel I)

Transcriptie:

Reactie van het Register Belastingadviseurs (RB) op het ter consultatie voorgelegde concept van de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn Het RB heeft met belangstelling kennisgenomen van het ter consultatie voorgelegde concept van de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn. Het RB wil de integriteit van het financiële stelsel waarborgen en de betrokkenheid van de belastingadviseur (in het bijzonder die van RB-leden) bij criminele activiteiten zoals witwassen en terrorismefinanciering meehelpen te voorkomen. Implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn is daar een onderdeel van. Het voorgelegde concept geeft het RB aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen. Implementatie richtlijn Het RB merkt op dat het voorgelegde concept ziet op de implementatie van de EU-richtlijn met nummer 2015/849. De verplichting tot implementatie van de richtlijn geldt voor alle EUlidstaten. Naar de mening van het RB moet de richtlijn zoveel mogelijk uniform worden uitgelegd in de verschillende EU-lidstaten. Om dat te bereiken, raadt het RB aan om de implementatiewet zoveel mogelijk in overeenstemming met en gelijkluidend aan de richtlijn te laten zijn. Met andere woorden, verdergaande maatregelen dan voorgeschreven, moeten naar de mening van het RB zoveel mogelijk worden voorkomen. Tevens verdient het de voorkeur om zoveel mogelijk begrippen conform de tekst van de richtlijn te implementeren. Doel Wwft versus verplichtingen Wwft Voor het RB is het vanzelfsprekend dat de integriteit van het financiële stelsel wordt gewaarborgd. De Wwft is een middel om witwassen en financieren van terrorisme te voorkomen. Naar de mening van het RB is het aantal voorstellen voor verplichtingen op het gebied van de identificatie echter zo groot dat voorbij wordt gegaan aan het wezenlijke doel van de Wwft en lijkt het identificeren en verifiëren inmiddels een apart doel te zijn geworden. Vanzelfsprekend moet dit worden voorkomen. 1

Administratieve lasten Het RB merkt op dat in paragraaf 5.1 van de Memorie van Toelichting is aangegeven dat het wetsvoorstel kan leiden tot een beperkte toename van de administratieve lasten voor instellingen die onder de Wwft vallen. Dat zijn kosten die instellingen moeten maken om te voldoen aan informatieverplichtingen die voortvloeien uit de wet- en regelgeving. Het RB plaatst hier een grote kanttekening bij is. Naar de mening van het RB kunnen de administratieve lasten in het MKB namelijk wel degelijk aanzienlijk toenemen. Denk bijvoorbeeld aan het (mogelijk periodiek) moeten aanvragen van een VOG en het moeten verrichten van een uitgebreider onderzoek. Uiteindelijk belanghebbende / UBO Het RB merkt op dat iedere entiteit verplicht een uiteindelijk belanghebbende heeft. Is er echter geen uiteindelijk belanghebbende, dan kunnen personen die behoren tot het hoger leidinggevend personeel worden aangemerkt als uiteindelijk belanghebbende. Daarbij geldt echter wel de voorwaarde dat er geen gronden voor verdenking bestaan. Het RB is van mening dat dit criterium onvoldoende duidelijk is en vraagt daarom om een nadere verduidelijking. Het RB merkt op dat het begrip uiteindelijk belanghebbende is gedefinieerd in artikel 1, lid 1 Wwft. Er wordt (nog) geen beperkte ondergrens benoemd om te worden aangemerkt als uiteindelijk belanghebbende. Dat kan een veelheid aan uiteindelijk belanghebbenden tot gevolg hebben. De praktijk is vanzelfsprekend niet gebaat bij de hogere administratieve lasten die dat met zich mee kan brengen. Zie ook hetgeen wordt opgemerkt bij artikel X / artikel 33 Wwft. Naar de mening van het RB is onduidelijk hoe het begrip uiteindelijk belanghebbende voor personenvennootschappen moet worden ingevuld. Een nadere toelichting op dit punt wordt aanbevolen. Moet worden aangesloten bij de gerechtigdheid tot het vermogen van de personenvennootschap? De gerechtigdheid tot het vermogen wordt in het algemeen bepaald door de kapitaalrekening van de desbetreffende vennoot of maat, al dan niet gecorrigeerd met de gerechtigdheid tot de meerwaarde. De kapitaalrekening wijzigt in het algemeen ieder jaar en daarmee dus ook 2

de omvang van de gerechtigdheid in het vermogen. Dan zou ieder jaar de omvang van het belang opnieuw moeten worden bepaald. Dat leidt uiteraard tot een aanzienlijke verzwaring van administratieve lasten. AMVB In het concept-wetsvoorstel wordt diverse malen gerept over nadere uitwerkingen in een algemene maatregel van bestuur. Op het moment dat dit concept-wetsvoorstel ter consultatie is voorgelegd, is de inhoud van het concept van de AMVB niet bekend. Het RB benadrukt dat er daarom geen opmerkingen zijn gemaakt over de AMVB. Als het concept van de AMVB gelijktijdig met het concept-wetsvoorstel ter consultatie was voorgelegd, kon een beter beeld worden gevormd over alle wijzigingen. Het RB zou graag zien dat ook het concept van de AMVB ter consultatie was/wordt aangeboden. Het RB geeft overigens in overweging om zoveel mogelijk regels in de Wwft zelf op te nemen in plaats van in besluiten zodat ook die wijzigingen en/of nadere regelingen voldoende aandacht kunnen krijgen en getoetst kunnen worden binnen het wetgevingsproces. Een alternatief is om een voorhangprocedure te volgen. Artikel A - Artikel 1a, lid 4 onderdeel g Wwft In deze bepaling staat dat worden aangewezen de natuurlijk personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps-of bedrijfsmatig bemiddelen bij het tot stand brengen. Het RB neemt aan dat onder bemiddelen niet wordt verstaan het slechts met elkaar in contact brengen van twee partijen of het aan een partij verstrekken van de contactgegevens van een andere partij. Omwille van de duidelijkheid raadt het RB aan om nader uit te werken wat wél en niet onder het begrip bemiddelen moet worden verstaan. Artikel A - Artikel 1a, lid 5 Wwft Het RB merkt op dat uit voorgesteld artikel 1a, lid 5 Wwft volgt dat de wet in bepaalde gevallen niet van toepassing is op belastingadviseurs. Deze bepaling komt overeen met het huidige artikel 1, lid 2 Wwft en is wat het RB betreft dan ook akkoord. Het RB wijst echter nog wel op artikel 2, onderdeel a en onderdeel b van de Uitvoeringsregeling van 23 juli 2008. Daaruit volgt dat er een vrijstelling geldt voor het verrichten van cliëntenonderzoek bij eenvoudige aangiften inkomstenbelasting en aangiften op grond van de Successiewet 1956. Het RB vraagt de uitdrukkelijke bevestiging dat deze vrijstellingen gehandhaafd blijven 3

en aldus via artikel 1a, lid 7 van de nieuwe Wwft van toepassing zijn. In dat geval geeft het RB in overweging om deze vrijstellingen in de wet zelf op te nemen. Artikel A - Artikel 2, lid 1 Wwft Uit het voorgestelde artikel 2, lid 1 Wwft volgt dat als een instelling een dochteronderneming heeft in een derde-staat, die dochteronderneming de regels omtrent de Wwft naleeft. Een dochteronderneming is (blijkens richtlijn 2013/34/EU) een onderneming waarover een moederonderneming zeggenschap heeft. In de richtlijn is geen verduidelijking gegeven of er een bepaalde mate van zeggenschap moet zijn, waardoor wellicht iedere mate van zeggenschap leidt tot de kwalificatie dochteronderneming. Is het dan inderdaad ook de bedoeling dat ongeacht de mate van zeggenschap over de dochteronderneming, hoe klein ook, die dochteronderneming de Nederlandse regels van de Wwft naleeft? Zo ja, dan zou dat betekenen dat als de zeggenschap in de dochteronderneming bij meerdere moederondernemingen in verschillende lidstaten ligt, die dochteronderneming de wetgeving van verschillende lidstaten moet naleven. Daarbij ervan uit gaande dat alle lidstaten een dergelijke bepaling in hun wetgeving opnemen. Is dat inderdaad het geval? Artikel A - Artikel 2a, lid 2/3 Wwft Termen die verschillend uit te leggen zijn en termen die geen duidelijke kaders geven, moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Het RB raadt daarom aan om nader te beschrijven wat onder bijzondere aandacht en naar hun aard (beide in lid 2) moet worden verstaan. In lid 3 wordt gerept over adequate maatregelen. Ook hier kan een kader zeer nuttig zijn. Artikel A - artikel 2b, 2c en 2d Wwft Het RB merkt op dat de genoemde artikelen voor instellingen een verplichting in het leven roepen om continu de organisatie door te lichten om te beoordelen in welke gevallen er risico s op witwassen en financieren van terrorisme bestaan. Het RB heeft er uiteraard begrip voor dat instellingen kritisch moeten zijn, echter, deze verplichting lijkt ook verantwoordelijkheden voor kleinere instellingen met zich mee te brengen, terwijl deze vaak nauwelijks met deze risico s te maken hebben. Naar de mening van het RB lijkt deze verplichting dan ook niet geschikt voor veel (kleine(re)) kantoren. 4

Artikel A - artikel 2b, lid 3/5 Wwft In voorgesteld artikel 2b, lid 3 Wwft is aangegeven dat een instelling de resultaten van het vaststellen en beoordelen van haar risico s vastlegt en actueel houdt. Het RB vraagt in dit kader om een nadere verduidelijking van het begrip actueel. Het RB is van mening dat ervoor kan worden gekozen om een eenmaal vastgesteld resultaat aan te houden, om vervolgens slechts wijzigingen vast te leggen als die zich voordoen. Daarmee worden onnodige administratieve lasten voorkomen. Een alternatief kan zijn dat periodiek, bijvoorbeeld ieder jaar, wordt vastgelegd wat de resultaten zijn. Het RB wijst erop dat in lid 5 op aanvraag ontheffing kan worden verleend als de instelling behoort tot een bepaalde sector. Het RB verzoekt om voorbeelden van dergelijke instellingen en aan welke voorwaarden die instellingen en/of sectoren moeten voldoen om ontheffing te kunnen verkrijgen. Artikel A - Artikel 2d, lid 2 Wwft Het RB constateert dat, indien van toepassing en voor zover evenredig aan de aard en omvang van de instelling, deze beschikt over een onafhankelijke en effectieve compliancefunctie. In de toelichting bij lid 1 is aangegeven dat met indien van toepassing is bedoeld dat de verplichting niet geldt voor natuurlijke personen die naar hun aard niet aan deze bepaling kunnen voldoen. Het RB neemt aan dat diezelfde uitleg ook geldt voor het gestelde in lid 2 en vraagt om bevestiging hiervan. Verder verneemt het RB graag wat onder onafhankelijke en effectieve compliance-functie moet worden verstaan. Voldoet een interne compliance-officer in dit kader aan deze eis of moet het per sé een persoon zijn die buiten de organisatie werkzaam is (een onafhankelijke derde)? Als dat per sé een onafhankelijke derde moet zijn die buiten de organisatie werkzaam is, dan zal deze vanzelfsprekend kosten in rekening brengen aan de instelling. De instellingen zullen ook hierdoor worden geconfronteerd met een toename van de administratieve lasten, maar vooral me teen toename van de kosten. Artikel F - Artikel 6, lid 4 Wwft Artikel 6 Wwft beschrijft in welke gevallen een vereenvoudigd cliëntenonderzoek kan worden verricht. Er moet dan sprake zijn van een laag risico op witwassen of het financieren van 5

terrorisme. Het RB raadt aan om nader te verduidelijken wat onder laag, normaal en hoog risico wordt verstaan, en verder wat het vereenvoudigd cliëntenonderzoek dan behelst. Ook bij deze bepaling raadt het RB aan om te verduidelijken wat moet worden verstaan onder redelijk en actueel. Artikel H - Artikel 8, lid 3 Wwft Artikel 8, lid 3 Wwft schrijft (kortweg) voor dat instellingen onderzoek verrichten naar alle complexe en uitzonderlijk grote transacties en uitzonderlijke transactiepatronen. Het RB vraagt om een nadere toelichting, vanuit wiens oogpunt dit moet worden beoordeeld. Immers, hetgeen voor de één dagelijkse kost betreft, is voor een ander uiterst complex. Ter voorkoming van discussies met de toezichthouder over of al dan niet onderzoek moest worden verricht c.q. of er sprake was van een complexe transactie, raadt het RB aan om hier nadere richting te geven wat daaronder moet worden verstaan en wat hier buiten valt. Artikel L - Artikel 13 Wwft De Financiële inlichtingen eenheid heeft als taak het houden van toezicht op de naleving van de Wwft. Het RB wijst erop dat een belastingadviseur door het nakomen van informatieverplichtingen o.g.v. deze wet mogelijk meewerkt aan zijn eigen bestraffing, als de verstrekte informatie aan de Financiële inlichtingen eenheid aanleiding geeft tot sancties. Het RB vraagt dan ook om een nadere toelichting over hoe moet worden omgegaan met enerzijds de informatieverplichting ten opzichte van de Financiële inlichtingen eenheid en anderzijds de gevolgen die dit heeft voor de betreffende persoon. Artikel P - Artikel 17 Wwft Het RB constateert dat in artikel 17, lid 2 Wwft is voorgeschreven dat de gegevens en inlichtingen onverwijld aan de Financiële inlichtingen eenheid moeten worden verstrekt. Het RB geeft in overweging om in plaats van onverwijld, uit te gaan van een redelijke termijn. Dat is voor de praktijk een aanzienlijke verbetering en dan ook beter werkbaar. Wellicht ten overvloede merkt het RB op dat de richtlijn niet voorschrijft dat onverwijld gegevens worden verstrekt. 6

Artikel V - Artikel 28/29 Wwft Een toezichthouder kan een ieder die niet voldoet aan een verplichting uit de Wwft, een aanwijzing geven. Artikel 29 Wwft geeft aan dat er een last onder dwangsom kan worden opgelegd. Naar de mening van het RB moet zoveel mogelijk in de sfeer van aanwijzingen worden opgelost. Pas als instellingen ook na aanwijzingen geen verbeterproces ingaan en geen verbetering laten zien, is er ruimte voor bestuursrechtelijke dwang/sancties. Artikel V - Artikel 32g Wwft Het voorgestelde artikel 32g Wwft voorziet in een publicatiemogelijkheid voor toezichthouders. Het RB constateert dat de toezichthouders terzake een bevoegdheid hebben en dat er geen wettelijke verplichting tot publicatie is. Het RB benadrukt dat terughoudend moet worden omgegaan met deze mogelijkheid tot publicatie. De publicatie kan namelijk grote (financiële) gevolgen hebben. Het RB constateert dat in artikel 32i Wwft wordt aangegeven dat de gegevens van een openbaarmaking niet herleidbaar zijn tot afzonderlijke personen. Deze bepaling verwijst echter expliciet naar artikel 32h Wwft, de publicatiemogelijkheid van artikel 32g Wwft is hier echter niet genoemd. Het RB verneemt graag of het inderdaad de bedoeling is dat de publicatie van een waarschuwing of verklaring als in artikel 32g Wwft, wél volledig openbaar is, in die zin dat de betrokken personen met naam en toenaam worden benoemd. Het RB merkt op dat een waarschuwing ertoe kan leiden dat de betreffende instelling de zaken goed oppakt en de verplichtingen van de Wwft daarna goed naleeft. Echter, als de waarschuwing in zo een geval al is gepubliceerd, kunnen de gevolgen zeer groot zijn, denk aan reputatie- en vermogensschade. Specifiek in het geval van belastingadviseurs moet worden benadrukt dat de fiscale wereld erg klein is en reputatieschade als gevolg van publicatie aldus nagenoeg altijd een gevolg zal zijn. Het RB leest overigens in artikel 60, lid 1 van de vierde anti-witwasrichtlijn dat publicatie plaatsvindt, onmiddellijk nadat de bestrafte persoon van die beslissing in kennis is gesteld. Daaruit leidt het RB af dat de richtlijn geen publicatie voorschrijft in geval van een waarschuwing. Naar de mening van het RB is dat een reden te meer om zeer voorzichtig om te gaan met dergelijke publicaties. 7

Het RB vraagt naar de status van een aanwijzing in de zin van artikel 28 Wwft. Moet een dergelijke aanwijzing worden gezien als een waarschuwing in de zin van artikel 32g Wwft? Artikel X / Artikel 33 Wwft Uit artikel 33 Wwft volgt dat de identiteit van de uiteindelijk belanghebbende moet worden geverifieerd via een identificatiedocument. Het RB merkt op dat de uiteindelijk belanghebbende in veel gevallen niet degene is die het contact met de instelling heeft/onderhoudt. Naar de mening van het RB is het daarom niet vanzelfsprekend dat de identiteit van de uiteindelijk belanghebbende door de instelling wordt geverifieerd. Het moge overigens duidelijk zijn dat deze verplichting zal leiden tot een aanzienlijke verzwaring van de administratieve lasten. Artikel Z / Artikel 34a Wwft In voorgesteld artikel 34a Wwft is een verbod opgenomen om persoonsgegevens die zijn verkregen uit hoofde van de Wwft, voor andere doeleinden dan het voorkomen van witwassen te gebruiken. Het RB gaat er echter vanuit dat dit verbod niet zo ver reikt dat de gegevens niet mogen worden gebruikt in het kader van gebruikelijke werkzaamheden van de instelling en vraagt om bevestiging hiervan. Op grond van artikel 34a, lid 3 Wwft mogen de persoonsgegevens maximaal vijf jaar worden bewaard. Artikel 52, lid 4 Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) kent een bewaartermijn van zeven jaar. Het RB vraagt om bevestiging dat die laatste termijn niet in het gedrang komt, dit vanwege de uitzondering die in voorgesteld artikel 34a, lid 3 is gemaakt. Het RB wijst erop dat artikel 16, lid 4 AWR een navorderingstermijn van twaalf jaar kent. Hier geldt geen wettelijk voorschrift tot het bewaren van gegevens. Het RB neemt echter aan dat instellingen gedurende de navorderingstermijn de betreffende gegevens ook mogen bewaren (ook al is dat niet expliciet wettelijk voorgeschreven). Het RB vraagt om bevestiging daarvan. Artikel AC / Artikel 35a Wwft Het RB constateert over in het voorgestelde artikel 35a Wwft dat (onder andere) belastingadviseurs op verzoek een Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: VOG) moeten 8

verstrekken. Het RB plaatst kanttekeningen bij de invoering van een generieke verplichting om op verzoek van de toezichthouder een VOG te verstrekken. Artikel 47, lid 3 van de vierde anti-witwasrichtlijn luidt: Met betrekking tot de meldingsplichtige entiteiten bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 3), onder a), b), en d), zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten de nodige maatregelen nemen om te voorkomen dat ter zake veroordeelde criminelen of hun medeplichtigen in die meldingsplichtige entiteiten een leidinggevende functie hebben of de uiteindelijk begunstigde van die entiteiten zijn. Het RB merkt op dat uit deze bepaling niet volgt dat Nederland (en de andere EU-lidstaten) een verplichting heeft (hebben) om een VOG te eisen. De lidstaten hebben dan ook de vrijheid om te kiezen voor verschillende maatregelen met het doel om de beoogde bescherming te realiseren. Het gaat er dan om dat veroordeelde criminelen en hun medeplichtigen niet in staat worden gesteld posities in te nemen binnen de uitvoering van bijvoorbeeld een belastingadviespraktijk. Het RB vraagt om een nadere toelichting waarom wordt gekozen voor het instrument van de VOG en niet voor andere maatregelen. Om een goede afweging te maken over wat het beste middel is, verneemt het RB graag of en in hoeverre het Ministerie van Veiligheid en Justitie overleg heeft gevoerd en/of voert met de andere lidstaten over de middelen die aldaar worden gehanteerd ter uitvoering van deze bepaling. Het RB verneemt dan uiteraard ook graag welke middelen de andere EU-lidstaten concreet op dit punt zullen nemen. Het RB verzoekt het Ministerie van Veiligheid en Justitie om een nadere toelichting op de noodzaak voor het invoeren van een VOG voor belastingadviseurs. In hoeverre heeft het Ministerie van Veiligheid en Justitie inzicht in en gegevens beschikbaar dat er inderdaad belastingadviseurs zijn die een veroordeelde crimineel zijn met een leidinggevende functie binnen de belastingadviespraktijk en/of uiteindelijk begunstigde zijn en misbruik maken van die functie? In hoeverre zijn er veroordeelde criminelen die belastingadviseur zijn/worden? 9

Het RB is van mening dat voor belastingadviseurs die zijn aangesloten bij een van de beroepsorganisaties van belastingadviseurs die ook tuchtrecht kennen, een PE-programma en PE-verplichting hebben en beroepsvaardigheden onderhouden, er geen noodzaak is om een VOG te gebruiken. Het RB merkt op dat de tekst van voorgesteld artikel 35a Wwft erover rept dat op verzoek een VOG moet worden verstrekt. Dat impliceert naar de mening van het RB dat op het moment dat een toezichthouder het verzoek doet, de VOG al voorhanden moet zijn. Het RB vraagt zich af of dit inderdaad de bedoeling is. Het RB merkt op dat als de betreffende adviseur de VOG (steeds) moet aanvragen op het moment van het verzoek van de toezichthouder, dat leidt tot hogere administratieve lasten. Het RB vraagt zich af welke consequenties er zijn verbonden aan het niet verstrekken dan wel het niet-kunnen verstrekken van een VOG. Bij het niet-kunnen verstrekken van de VOG is slechts duidelijk dat er niet wordt voldaan aan het screeningsprofiel, de achterliggende oorzaak is voor de toezichthouder onbekend. Mogelijk wil de toezichthouder dan weten waarom de VOG niet kan worden verstrekt c.q. niet is afgegeven en zal deze vragen stellen. Het RB stelt in dat geval de privacy ter discussie. In hoeverre is de belastingadviseur dan verplicht om een nadere toelichting te geven? Zoals hiervoor aangegeven, is een definitie van bemiddelen zeer welkom. Artikel VII Het RB merkt op dat in artikel VII is aangegeven dat de wet in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Het RB raadt aan om een redelijke overgangstermijn op te nemen zodat instellingen voldoende tijd krijgen om de wettelijke regels op de juiste wijze toe te passen. Deze reactie is opgesteld door de Commissie Wetsvoorstellen van het Register Belastingadviseurs. In het bijzonder hebben hieraan bijgedragen mr. N. ten Broek RB, de heer R. Cohen RB, de heer P.I.M. Cramer RB, mr. A.T. Pahladsingh RB, de heer J.H.P.M. Raaijmakers RB, de heer C.B.J.G. Scheffers RA RB en mr. P.M. Spooren FFP CFP RB. Indien u vragen en/of opmerkingen heeft naar aanleiding van deze reactie, dan kunt u contact opnemen met mr. A.T. Pahladsingh via apahladsingh@rb.nl of 0345-547000. Culemborg, 16 augustus 2016 10