Biologie Examen HAVO - Compex Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak Vrijdag 6 mei 3.30 7.00 uur 0 03 Voor dit examen zijn maximaal 78 punten te behalen; het examen bestaat uit 44 vragen. Attentie! Voor de vragen tot en met 7 moet je de computer gebruiken om de vragen te beantwoorden. Je hoeft daarbij geen of weinig cumputervaardigheden te laten zien. Verondersteld wordt dat je, voor zover nodig, bekend bent met de software. Je geeft de antwoorden van deze vragen, net zoals bij de vragen 8 tot en met 44, op papier. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Voor de uitwerking van vraag 3 is een bijlage toegevoegd. Als bij een open vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het antwoord meestal geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld. 3000 35 Begin
Tenzij anders vermeld, is er sprake van normale situaties en gezonde organismen. Marathon van Amsterdam Lees eerst alle vragen die bij een bepaald videofragment horen door en bekijk dan pas het videofragment. Bekijk Fragment uit een film over de marathon van Amsterdam. De volgende vragen gaan over die marathon. We volgen Martina, een loopster in die marathon. In fragment wordt over indicatoren gesproken. p - Wat wordt in dit fragment met het begrip indicator bedoeld? - Leg uit bij welke indicator nog voor het begin van de wedstrijd bij Martina mogelijk het eerst een verandering kan worden vastgesteld. Bij de start weegt Martina 68 kilogram. En bij de finish nog 63 kilogram. p Noem twee processen die hebben gezorgd voor deze gewichtsverandering. p Bekijk Fragment van de marathonfilm. De hoeveelheid bloed die rondgepompt wordt verandert na de start van de marathon. 3 Hoe verandert de hartslagfrequentie en hoe verandert het slagvolume daarbij? Bekijk Fragment 3 van de marathonfilm. Je ziet in fragment 3 bloedcellen een groot bloedvat instromen. p 4 Om welk type bloedvat gaat het hier? A een ader van de grote bloedsomloop of een ader van de kleine bloedsomloop B een ader van de grote bloedsomloop of een slagader van de kleine bloedsomloop C een slagader van de grote bloedsomloop of een ader van de kleine bloedsomloop D een slagader van de grote bloedsomloop of een slagader van de kleine bloedsomloop Bij Martina pompt het hart in rust 5 liter bloed rond en bij grote inspanning maximaal 5 liter per minuut. Bekijk fragment 4 van de marathonfilm. In het diagram is de kleinste verandering die men kan weergeven 5% (een half icoontje). In beeld zie je hoe het bloed over de organen verdeeld wordt vóór Martina begon te lopen. Daarna zie je die verdeling, wanneer ze halverwege de marathon is. p 5 - Noteer hoeveel liter bloed er per minuut (volgens deze video) in rust, voordat Martina gaat lopen, naar de hersenen gaat. - En noteer hoeveel liter bloed er volgens deze video tijdens grote inspanning naar de hersenen gaat. - Een onderzoeker verbaast zich over de berekende verandering. Geef een argument waarom de onderzoeker deze verandering niet verwacht zal hebben. Ga terug naar het openingsscherm en klik op Start programma owersim. In het model dat je nu ziet gaat het om het handhaven van een constante lichaamstemperatuur bij de mens. De tijdseenheden in het model zijn minuten. Hieronder zie je een overzicht van het model en de beginwaarden van de verschillende factoren. Beginwaarden van het model zijn: Activiteit: 5 kjoule per minuut Buitentemperatuur: 8º Celsius Wind: stand = zacht briesje Kleding: stand. = T-shirt Relatieve luchtvochtigheid: 50% Lichaamstemperatuur: 37.º Celsius 3000 35 Lees verder
Het model berekent de lichaamstemperatuur en de zweetproductie over een periode van 00 minuten als je Simulate, Run aanklikt of de knop: ruststofwisseling activiteit verbranding warmte zweetproductie relatieve_luchtvochtigheid verdamping_zweet stoprun Thermoregulatiemodel Havo 003 lichaamstemperatuur warmtetoevoer warmteafvoer buitentemperatuur wind kleding zweetprod. in ml/min 40 30 0 0 0 0 50 00 50 00 tijd in minuten lich.temp. in gr. Celsius 39,0 38,5 38,0 37,5 37,0 36,5 36,0 0 50 00 50 00 tijd in minuten Je kunt de waarden van de factoren veranderen door te dubbelklikken op de icoontjes bij de betreffende factoren en vervolgens de gewenste waarde in te vullen. Als je waarden hebt veranderd en je wilt terug naar de beginwaarden, kun je ofwel die beginwaarden met behulp van het bovenstaande lijstje weer invullen, ofwel je sluit af zonder veranderingen op te slaan en start opnieuw op. In de filmfragmenten heb je gezien dat de activiteit van de lopers vóór de marathon van Amsterdam laag is: ze zijn nog in rust. In het model is voor de activiteit de waarde 5 kjoule per minuut ingevuld. Het is mooi herfstweer, de relatieve luchtvochtigheid is 50%. Er waait een zacht briesje. De buitentemperatuur is 8 C. Ook deze waarden zijn al ingevoerd in het model. Martina heeft een trainingspak aan, dat ze pas kort voor de wedstrijd uitdoet. p 6 - Laat het model berekenen wat haar lichaamstemperatuur wordt vóór de start, als ze haar trainingspak aanhoudt (situatie ). Noteer de uitkomst. - Laat het model ook berekenen wat haar lichaamstemperatuur wordt vóór de start als ze het trainingspak al eerder zou uitdoen en ze alleen het atletiekhemd aanheeft (situatie ). Noteer de uitkomst. - Op welke wijze zorgt de kleding voor het gevonden verschil in lichaamstemperatuur tussen de situaties en? Tijdens de marathon is er een groot verschil in snelheid en dus in activiteit van de lopers. Zo zijn er snelle lopers (groep ) en trage lopers (groep ). De waarde van de activiteit van de snelle lopers is 30 kjoule per minuut en die van de trage lopers 5 kjoule per minuut. Ga ervan uit dat beide groepen in een atletiekhemd lopen bij een zacht briesje en 8 C. p 7 - Bereken met behulp van het model voor de groepen en de gemiddelde zweetproductie tijdens de marathon in ml per minuut. Noteer de gevonden waarden in gehele getallen. - Welk effect heeft het verschil in zweetproductie dat je hebt gevonden tussen de groepen en? 3000 35 3 Lees verder
Martina loopt met een activiteit van 30kJoule per minuut in een atletiekhemd bij een relatieve luchtvochtigheid van 50%, een buitentemperatuur van 8 C en een zacht briesje. Ga steeds uit van deze beginwaarden. Noteer de veranderingen in lichaamstemperatuur op een kladblaadje. p 8 Door welke van de volgende veranderingen wordt het kwijtraken van warmte tijdens het marathonlopen dan het meest bemoeilijkt? A van zacht briesje naar harde wind B van 50% naar 7% luchtvochtigheid C van een buitentemperatuur van 8 C naar een buitentemperatuur van 30 C D van atletiekhemd naar trainingspak p 9 - Leid af en noteer boven welke lichaamstemperatuur in het model het lichaam stopt met hardlopen. - Waardoor ga je dood boven deze lichaamstemperatuur? 3000 35 4 Lees verder
Meer Ga terug naar het openingsscherm en start het programma Meer door op Start rogramma Meer te klikken. Ga na of het programma is ingesteld op Seizoenmodel (zo nodig kun je het veranderen door onder Wijzigen, Simulatiemodel, Seizoenmodel aan te klikken). Kies Wijzigen, Nutriëntbelasting, Omgevingsgestuurd, Wijzig In dit venster staan de bijdragen vanuit het afwateringsgebied aan de nutriëntenbelasting van het meer. Je kunt de verschillende bronnen aan- en uitschakelen door op het - teken te klikken. De plaatselijke overheid wil weten welke bron het sterkst bijdraagt aan de stikstofbelasting op het meer. Noteer de getallen op een kladblaadje zodat je ze kunt vergelijken. p 0 Welke van de volgende drie bronnen draagt het sterkst bij aan de stikstofbelasting op het meer? A akkerbouw (aangegeven met een plantje) B industrie (aangegeven met een sectordiagram) C veeteelt (aangegeven met een koe) p Zoek uit wat het voornaamste voedsel van de brasem is. A blauwalgen B groenalgen C macrofyten D zoöplankton De beheerders willen de leefomstandigheden voor de snoek verbeteren. Zij weten dat de snoek het best leeft in helder water: dan is de prooi goed te zien. Daarom werken zij aan een goed doorzicht. Ga naar Bestand, Herstart. Bewaar de huidige simulatie niet. Open het bestand compex.sim. Dit doe je door naar Bestand te gaan, klik op Openen, op compex.sim en OK. Klik op Tonen, Amoebe. Je ziet dan een situatie met vier factoren in een soort sectordiagram. Met R wordt voor alle vier factoren in zo n Amoebe de doel- of streefwaarde aangegeven: de waarde die de beheerders graag willen bereiken. Met de zwarte driehoekjes (pijltjes) linksboven kun je verder in de tijd en terug in de tijd over de periode van 30 jaar. Ga met de driehoekjes (pijltjes) heen en weer tussen jaar 0 en jaar 30. p Na hoeveel jaar komen doorzicht en snoekbiomassa samen het meest in de buurt van de streefwaarde R? De brasemdichtheid heeft invloed op het doorzicht en de biomassa van de snoek Ga met de driehoekjes (pijltjes) naar de situatie in jaar 3. Je kunt door stap voor stap van jaar 3 naar jaar 8 te gaan, bepalen welke invloed de brasemdichtheid heeft op het doorzicht en op de biomassa van de snoek. p 3 - Welke invloed heeft de brasemdichtheid op het doorzicht en op de biomassa van de snoek? - Verklaar die invloed. Ga naar videofragmenten en bekijk het videofragment Meer (Snoekvideo). p 4 Leg met behulp van informatie uit de film uit dat in een meer met een goed doorzicht en weinig waterplanten de dichtheid van snoeken toch niet erg hoog wordt. 3000 35 5 Lees verder
Biologische bestrijding met feromonen Ga naar videofragmenten, Biologische bestrijding met feromonen en bekijk Fragment. In afbeelding is de vliegroute van het mannetje van de spannervlinder. De windrichting wordt voorgesteld door pijl. Het geurspoor verspreidt zich volgens een waaiervorm. Als het mannetje bij is, verandert de windrichting (pijl ). Het geurspoor verspreidt zich onregelmatiger. (Het geurspoor, veroorzaakt door de veranderde windrichting, wordt voorgesteld door de stippellijnen). Het mannetje kan de windrichtingverandering niet gebruiken om het geurspoor terug te vinden maar heeft wel een strategie ten einde het geurspoor zo snel mogelijk te vinden. afbeelding p 5 Hoe vliegt het mannetje volgens deze strategie om zo snel mogelijk het geurspoor weer op te vangen met zijn antennes. A B C D 3000 35 6 Lees verder
Bekijk Fragment van Biologische bestrijding met feromonen. p 6 - Worden in het behandelde of in het onbehandelde deel van het bos de meeste mannetjes gevangen en geteld? - Verklaar dit resultaat. In afbeelding is de, zoals die door de spannervlinder verspreid wordt in een bepaald gebied, uitgezet tegen de tijd. Het paarseizoen loopt van tot. afbeelding Men gaat het als milieuvriendelijke en efficiënte insectenverdelger gebruiken. p 7 Welke grafiek geeft bij het efficiënt gebruik van het als insectenverdelger het verloop daarvan juist weer? A B C D Legenda: natuurlijk verloop kunstmatig verloop E Dit was de laatste vraag van het computergedeelte. Ga verder met de vragen van het schriftelijk gedeelte. 3000 35 7 Lees verder