ROOFVOGELS Meest voorkomende soorten in Nederland

Vergelijkbare documenten
DE VALKEN. HET SMELLEKEN (Falco comlumbarius) Uiterlijke kenmerken

LESBRIEF ROOFVOGELS VAN DICHTBIJ. Een uitgave van de Werkgroep Roofvogels Nederland

Welke uilen en roofvogels zijn dat?

Nationaal Park Hoge Kempen

Roofvogels op Voorne-Putten

Spreekbeurt roofvogels

Hoeveel roofvogels zijn er? Waar ze voorkomen

Werkstuk Biologie De Sneeuwuil

Kans van 90 procent voor de prooi:

Roofvogels. Algemeen. Wat is een roofvogel? Jacht

De Groenzoom Struweelvogels

KRAAIACHTIGEN. Ze zijn te zien rond het huis en ook op het platteland. Het zijn slimme dieren die zich goed aan de mens hebben aangepast.

Kruiswoordpuzzel Uilen van Nederland Wat weet jij over deze bijzondere dieren?

LESBRIEF ROOFVOGELS VAN DICHTBIJ. Een uitgave van de Werkgroep Roofvogels Nederland

Uilenpresentatie E L S J O N K E R S G R O O T

Roofvogels en uilen in België (en Nederland)

Nationaal Park Hoge Kempen

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

Werkblad Vogels in de Gement

De Wespendief. (Veldherkenning)

Werkbundel de steenuil Iedere Limburgse gemeente adopteerde

Meer over de ooievaar. Even voorstellen. Hier wonen ze. Echte natuur. Hieraan herken je hem

KRAAIACHTIGEN DE ZWARTE KRAAI

Tijger. Een machtige streepjeskat

Introductieles. Vogels in de klas. groep 7/8. Leerkracht. Inhoud in het kort. Kerndoelen. Lesdoelen

Kleine Zwaan. Reuzenstern

EENDEN. Zwemmers en waders 2017 André en Marco van Reenen

Kraaiachtigen. Inleiding

HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 4)

GERHAGEN WERKBLADEN. Lager Onderwijs Derde Graad. Havik

De roofvogels en uilen in het bosgebied Buikheide - Halve Mijl in 2001

De Heikikker De Heikikker

Meer over onze slechtvalken. Even voorstellen. Echte natuur

Bosbroedende vogelsoorten

Introductie. Mussen Huismus Inventarisatie. Pauze. Zwaluwen Gierzwaluw Inventarisatie. Soort. Mussen. Ringmus

Hoeveel prooi eten roofvogels

Achtergrondinformatie voor groep 3/4. Even voorstellen. Hier wonen ze. Echte natuur. Zo herken je hem

inhoud 1. Vogels op reis 3 2. Vogeltrek 4 3. Zomervogels 4. Wintergasten 5. Standvogels 6. Deeltrekkers 7. Op reis

Nieuwsbrief Roofvogelwerkgroep Fruitstreek. Februari 2014

Saleghemse krekengebied Overview langs kreek met zijn prachtige rietkragen, weilanden en graanakkers langsheen oude dijken.

Ekster Herkennen Voedsel Nest Leuke ekster weetjes

Watervogels het ganse jaar waar te nemen.

Havik. Inleiding. Uiterlijk. (Accipiter gentilis)

Broedvogelinventarisatie Ecodorp Bergen Voorjaar 2014

Meer over de steenuilen. Even voorstellen. Hier wonen ze

Bosmuseum Gerhagen Zavelberg Tessenderlo

Inleiding over de vogels Maak kennis met algemene tuinvogels

Lees je wijzer met de ooievaar! Tekstbegrip oefenen met de vogels van Beleef de Lente

Lees je wijzer met de ijsvogel! Tekstbegrip oefenen met de vogels van Beleef de Lente

Kleine zwaan. Reuzenstern. Orde: Anseriformes Familie: Eenden (Anatidae) Lengte: cm

Uilen Deze lesbrief is een uitgave van de Stichting Natuur en Milieu Educatie Hoogezand-Sappemeer. Een uitgave van Stichting NME-HS

SPREEKBEURT VINK VOGELS OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN. l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n

Bosmuseum Gerhagen Zavelberg Tessenderlo

Overzicht broedperiode 1) en voorkeur broedgebied (bos)vogels.

Effecten op de boomvalk van het Bp Lelylaan te Amsterdam

Introductieles. Vogels in de klas. groep 5/6. Leerkracht. Inhoud in het kort. Kerndoelen. Lesdoelen

Weilandberichten - Een vijfling!

2012 Rebo International b.v. deze uitgave 2012 Rebo Productions b.v., Lisse

Tuinvogels. Meer over onze koolmezen. Even voorstellen. Hier wonen ze. Echte natuur. Meer over de koolmees

SPREEKBEURT MANDARIJNEEND

13 Werkblad bij de PLUS

Vestiging en recente toename van Raven als broedvogel in Noord Brabant

Ook van Nico de Haan. Tjielp Vogelontdekgids Bekroond met een Zilveren Griffel Vogels kijken is geluk

Bosmuseum Gerhagen Zavelberg Tessenderlo

Struweelbroedende soorten. Braamsluiper Sylvia curruca

2013 wordt het jaar van de Patrijs.

WOLF. Huilend roofdier

1. Nest. Opdracht. Hallo allemaal,

Van ei tot vogel. Rekenen met eieren. Vogels in de klas. groep 5-6. Leerkracht. Lesduur: Inhoud in het kort. Leerdoelen: Lesdoelen: Materiaal

Uilen. Inleiding. Zintuigen van de uil. De jonkies van een uil. Soorten uilen

Spreekbeurt de grote Toppereend

Boombroedende vogelsoorten. Europese kanarie Serinus serinus

Introductieles. Vogels in de klas. groep 5/6. Handleiding leerkracht. Inhoud in het kort. Kerndoelen. Lesdoelen

Lesactiviteit 2.1 Aanpassingen vogels algemeen en die van kusttrekvogels

Verslag Vogelwerkgroep IVN Vijlen-Vaals en Gemeente Vaals 2014

inh oud 1. Inleiding 3 2. Uilen 4 3. Nest en broeden 4. De braakbal 5. Uilen in Nederland 6. Bijgeloof en verhalen 7. Filmpjes Pluskaarten

Wat hoor ik, wat zie ik?

HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 3)

HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 5)

Mahlerlaan Amsterdam. Roofvogelonderzoek. Opdrachtgever: O.G.A. Tussentijdsverslag : 2 september 2015

Van ei tot vogel. Rekenen met eieren. 24, 33 & 40 kerndoel. voor de leerkracht. Instructie & Introductie. Opwarmopdracht. Junior.

Er zijn drie tellingen waaraan u mee kunt doen. Deze tellingen staan los van elkaar dus u kunt zelf bepalen aan welke tellingen u mee wilt doen.

Roofvogel gegevens Loonse en Drunense duinen e.o. Jaar 2013

Pinguïns. Inhoud. Waarom de naam? Bouw van een pinguïn

De Slechtvalk. Thuis bij GDF SUEZ Energie Nederland

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 16 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

Kromme snavels en scherpe klauwen

De Groenzoom Weidevogels

Vogels. Algemeen. Wat is een vogel? Poten. Hoe zijn vogels ontstaan?

Onderzoek Wespendief Kempenbroek Volg de Wespendief, Weerterbos 2013

!!!!"### " $% + " $% -""!. /"0%. + %"" 1 "" 3 '$ + * + + * +1 5*!! 1"! '!' 5%!.* " " "!.%%"!%%!-8! " $% *8! %! 9: $% !$!!

Rugzakjestocht Reigers kijken

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

flamingo Klasse vogels

Vogels van riet en ruigte. Baardman Panurus biarmicus

Vogels. Duiven Eenden Ganzen

DE HUMBOLDT PINGUÏN. Een levend kostuum

Verslag over de roofvogelstand in de. Amsterdamse Waterleidingduinen dagen later begonnen met het leggen. ongunstig en

De Groenzoom Weidevogels

Steenuilenwerkgroep Noord-Holland

Transcriptie:

ROOFVOGELS Meest voorkomende soorten in Nederland Presentatie: Meinse van der Velde 1

Falco tinnunculus Orde : Roofvogels Falconiformes Familie : Valken Falconidae Grootte: 34, 39 cm Spanwijdte : 65, 70 cm Gewicht ± 200 gram, 230 gram Stand- en broedvogel Levensverwachting tot 15 jaar 2

Torenvalk Jonge vogels lijken op adulte vrouwtjes, ook met een roestbruine bovenzijde met donkere bandering. 3

4

Wat valt er op? de lange staart en de puntige vleugels de rug is lichtbruin van kleur de rug is bij het mannetje getekend met donkere vlekken, bij het vrouwtje met donkere dwarsbanden de slagpennen zijn donkerbruin gekleurd de staart heeft een donkere eindband en is bij het mannetje grijs. de grijze kop van het mannetje het luidruchtige geroep tijdens het voorjaar 5

6

Het is een bekend gezicht een biddende torenvalk langs een wegberm of in een weiland. Op deze wijze speuren ze naar muizen. Hun gezichtsvermogen is dan ook extreem goed ontwikkeld. Zo kunnen torenvalken urinesporen van muizen waarnemen. Deze sporen geven een ultra violet licht af en hierdoor kunnen ze als het ware een kaart in hun brein opslaan waar de muizen lopen. Muizen vormen het voornaamste bestandsdeel van het torenvalken menu. Slechts in tijden van muizen schaarste worden ook kevers, vogels en andere kleine prooien als wormen en sprinkhanen gegeten. Wegbermen, akkerranden, dijkbegroeiingen, overhoekjes en ruigtevegetaties zijn plekken bij uitstek waar torenvalken naar hun favoriete prooi zoeken, de veldmuis. De grootte van het jachtgebied kan van minder dan 1 km² tot meer dan 10 km² variëren 7

Zoals alle valken maakt ook de torenvalk zelf geen nest, maar broeden ze in nestkasten, oude kraaiennesten en in of op gebouwen. Paren die in nestkasten broeden zijn over het algemeen succesvoller dan vogels die oude kraaiennesten nemen. Torenvalken zijn al in hun 1 e levensjaar geslachtsrijp, zodat ze al in het jaar nadat ze uit het ei zijn gekomen kunnen broeden. Tussen eind maart en half april worden de territoria bezet, voor zover de niet op de broedplaats overwinteren, iets wat ze vaak doen. De trouw aan de broedplaats is bij adulte vogels vrij hoog. Men heeft door het aflezen van ringen kunnen vaststellen dat vóór de broedtijd vaak van partner wordt gewisseld. Vooral bij de is het aantal vogels dat van partner wisselt met meer dan 30% relatief groot. 8

De legselgrootte varieert tussen de 3 tot 7 eieren, meestal 5 of 6. De eieren hebben een geelachtige ondergrond en zijn meer of minder roodbruin gevlekt. Soms worden er bijzonder grote legsels van 8 10 eieren, meestal door twee gelegd, als gevolg van het wisselen van partner. De leginterval is meestal twee dagen en er wordt met broeden begonnen na de leg van het voorlaatste of laatste ei. De broedduur is 28-29 dagen en er bestaat een strikte taakverdeling : terwijl het broedt of de kleine jongen beschermt, voert het voedsel aan. Alleen zolang het gaat eten, bedekt het het legsel. De jongen blijven nog een maand na het uitkomen in het nest en nadat ze zijn uitgevlogen worden de gemiddeld nog 16 dagen door de oudervogels van voedsel voorzien totdat ze zelfstandig zijn en wegtrekken. In Nederland 5000 7500 broedparen, maar dat varieert met de muizenstand. In Limburg 800 1000 broedparen. 9

Buteo buteo Orde : Roofvogels Falconiformes Familie : Sperwers Accipitridae Grootte 48 en 58 cm Spanwijdte 115 en 138 cm Gewicht ± 790 en 990 gram Wintergast, trek- stand- en broedvogel Levensverwachting tot 25 jaar 10

Buizerd Wat opvalt is de gedrongen ronde vormen tijdens de vlucht verticale houding bij het paalzitten het luidruchtig gemiauw en het luchtdansen in het voorjaar in groepen doortrekken in voor- en najaar de langgerekte bedelroepen van de jongen in de zomer de kleur is variabel maar voornamelijk bruin en wit alle variabele kleuren zijn mogelijk de bovenzijde is donkerder dan de onderzijde de donkere dwarsbanden ( 8 tot 10 ) op de staart staart is korter dan de vleugelbreedte de snavel is zwart met een gele waslaag aan de basis 11

Kleurvariaties 12

De buizerd is de meest voorkomende roofvogel van ons land. Op warme dagen zie je de buizerd vaak hoog in de lucht waar hij in cirkels op de warme (opstijgende) lucht zweeft, dat heet thermieken. Door van de thermiek gebruik te maken kunnen ze zonder veel inspanning grote afstanden afleggen. Als het weer hiervoor niet goed is dan zie je ze vaak op een uitkijkpost zitten, speurend naar prooi. Het is een stevige vogel, niet erg goed toegerust op het vangen van snel bewegende prooien zoals de valken dat kunnen. Buizerds moeten het dan ook hebben van muizen, zieke konijnen, wormen en aas. Dat aas werd hen vaak noodlottig; in het verleden (en helaas nog steeds) werden buizerds vergiftigd door mensen die buizerds als concurrenten beschouwen. Gelukkig zijn deze praktijken sterk afgenomen, waardoor het aantal buizerds weer sterk is toegenomen 13

s Winters zie je in onze streken grote aantallen noordelijke buizerds, die massaal op paaltjes in een weiland en langs de snelwegen neerstrijken. Ze doen zich, vaak ten koste van hun eigen leven, te goed aan verkeersslachtoffers. In 1975 waren er nog maar 2000 broedparen in ons land maar nu zijn er dat ruim meer dan 10.000. De buizerd maakt het nest in een hoge boom, vaak een lariks of grove den. Het nest wordt meestal in het bos gebouwd en zelden in een alleenstaande boom of op de grond, maar niet gauw verder dan 100 meter van de rand van het bos. Zowel als bouwen aan het nest dat van takken gemaakt wordt en bekleed met dunne twijgen, mos en wat gras. Soms wordt het nest al een maand of twee voor de eileg gebouwd. 14

15

De nesten variëren in grootte en soms worden oude nesten uitgebouwd. Tijdens het broeden wordt de rand van het nest steeds hoger, de vogels voegen steeds droge en groene twijgen toe. De buizerd word op 2 of 3 jarige leeftijd geslachtsrijp, maar menige buizerd broedt pas voor de 1 e keer als hij/zij 4 of 5 jaar is. Vanwege de trouw aan elkaar en ook aan het (broed)territorium blijven de partners van een paar meestal hun leven lang bij elkaar. Vanaf februari, maart vertonen de broedparen een uitgesproken territoriaal gedrag, waarbij ze boven het broedterritorium cirkelen, veel en vaak roepen en langs vliegende soortgenoten wegjagen 16

De eileg begint soms half maart, maar meestal half april en de legselgrootte varieert naar gelang het voedselaanbod van 2 tot 4 eieren. De eieren hebben een grijs-witte ondergrond en zijn rood - grijsbruin gevlekt en de leginterval is 2 3 dagen. Het begin van het broeden is waarschijnlijk afhankelijk van de legselgrootte, want bij legsels van 3 4 eieren begint het broeden later dan bij legsels met 2 eieren. De eieren worden hoofdzakelijk door het bebroed, alleen soms voor een korte periode door het afgelost. De broedduur is 34 dagen en na het uitkomen van de eieren blijven de jongen nog 6 tot 7 weken in het nest. Uitgevlogen jongen roepen veel om de aandacht van de oudervogels te krijgen en gaan de oudervogel die met voedsel aan komt vliegen tegemoet. De jongen zijn 6 tot 10 weken na het uitvliegen zelfstandig en trekken dan weg. In Nederland ruim 10.000 broedparen in Limburg ± 1100 17

Accipiter nisus Orde : Roofvogels Falconiformes Familie : Sperwers Accipitridae Grootte 32 ( staart 14-15 cm) en 37 cm Spanwijdte 62 en 74 cm Gewicht 140 (125-155) en 325 gram gemiddeld in de broedtijd afnemend tot 250 gram Levensverwachting tot 10 jaar Broed- jaar- en standvogel 18

19

Sperwer Wat valt op : heeft een havikachtig profiel heeft korte ronde, stompe vleugels met een relatief groot oppervlak het einde van de lange smalle staart is recht over de staart lopen enkele brede, donkere dwarsbanden vlucht is enkele vleugelslagen waarbij de vogel enigszins stijgt gevolgd door een langere glijvlucht met een langzaam dalende koers 20

Sperwers zijn snelle, wendbare jagers die hun gevleugelde prooi vanuit dekking proberen te overrompelen. De sperwer maakt hierbij zeer goed gebruik van het terrein, waarbij hij door sloten vliegend, achter hagen vliegend enz. plotseling voor de prooi vanuit het niets te voorschijn komt en probeert om de prooi te pakken. De sperwer is een uitgesproken vogelvanger, waarbij koolmees, huismus, vink en roodborst de belangrijkste prooidieren zijn. Het pakt ook wel eens grotere prooien als lijsters, spreeuwen en gaaien. De aanwezigheid van sperwers valt op door zijn plukplaatsen. Dit zijn dikwijls kleine verhogingen, zoals afgezaagde boomstammen waarop de sperwer zijn prooi eerst plukt voordat de vogel begint te eten 21

Adulte hebben een blauwgrijze tot leigrijze bovenzijde en een roestrode, min of meer gebandeerde onderzijde. hebben een bruingrijze bovenzijde en een zwartachtige bandering op de witte onderzijde. Het verenkleed van de jonge vogels lijkt op dat van het, maar is nog bruiner met lichte veerranden op de rug. De iris is geel tot oranjegeel bij jonge vogels. Bij volwassen vogels oranjegeel tot oranjerood en hoe ouder ze worden, krijgt de iris een steeds donkerder kleur. Bij deze soort is het aanmerkelijk groter dan het. Het kan soms verwisseld worden met een havik, maar heeft een slanker lichaam met de relatief lange en aan het eind rechte staart. 22

Het is menigeen al overkomen; s winters tijdens het voeren van de vogels op de voederplank flitst een grijze schim door de tuin en stuiven alle zangvogels alarmerend de struiken in. Dat is een typische waarneming van de sperwer. Wie geluk heeft kan deze behendige achtervolger zien zitten met een prooi : een koolmees, of soms zelfs vogels zo groot als de Turkse tortel of zanglijster. De iris valt dan op, net als de fijn gebandeerde borst en de dunne, maar krachtige gele poten. Sperwers broeden van april tot juli, precies in de tijd dat er veel jonge zangvogels zijn uitgevlogen. Dat wil zeggen, er is veel voedsel aanwezig. Sperwers, eens schuchtere bosvogels komen tegenwoordig steeds vaker in dorpen en steden voor. 23

Net als de havik broedt de sperwer bij voorkeur in bossen. Terwijl de havik liefst oude boombestanden heeft, nestelt de sperwer liefst in aanplant van sparren of lariksen, ook vaak meteen na de eerste kap en met name aan de randen. Meestal ligt het nest bij wegen, brandgangen of op kleine open plekken, waar het overdragen van de prooi plaatsvindt. Ook broedgevallen in loofbomen of zelfs hogere struiken als haagdoorn, meidoorn of hulst komen voor, zeker wanneer er geen geschikte naaldbomen aanwezig zijn. Het nest is een klein platform van dunne twijgen en het ligt dicht tegen de stam van de boom. Het nest wordt voornamelijk door het gebouwd, maar het brengt het materiaal aan, droge en soms groene takjes uit de buurt van het nest. 24

De 3 tot 7 eieren met een blauwwitte ondergrond met donkerbruine vlekken, worden vanaf eind april tot half mei gelegd, met een interval van 1 of 2 dagen. Ze worden in gemiddeld 33 dagen alleen door het uitgebroed. Wanneer de met broeden beginnen ligt aan het individuele. Ze begint pas definitief te broeden als het legsel volledig is. Als de jongen zijn uitgekomen blijven de juveniele 26 tot 30 dagen in het nest en na het uitvliegen blijven de jongen nog 3 tot 4 weken in de buurt van het nest, dat nog kan dienen als plaats waar de prooi aan de jongen wordt gegeven. Niet lang daarna beginnen de jonge sperwers zelf te jagen. ruien niet na het broedseizoen, maar tijdens het uitbroeden van de eieren. Razendsnel vervangt zij haar verenkleed om na het uitkomen van de jongen meteen mee op jacht te gaan om voedsel voor de jongen te zoeken Er is één legsel. 25

26

Accipiter gentilis Orde : Roofvogels Falconiformes 1 Familie : Sperwers Accipitridae Grootte 50 en 60 cm Spanwijdte 100 en 125 cm Gewicht ± 720 ( 580 820 ) en ± 1130 ( 880 1320 ) gram Stand- jaar- en broedvogel Levensverwachting tot 20 jaar 27

Havik Wat valt op: het robuuste formaat en de snelle vlucht de korte brede vleugels en de lange afgeronde staart snelle vleugelslagen afgewisseld door glijvlucht zonder hoogte te verliezen de luide kekkerende roep van het tijdens de broedtijd de zwart-wit gebandeerde borst en de witte onderstaartveren Vliegen en zweven in een rechtlijnige vlucht Witte onderstaartveren 28

29

De havik is qua postuur vergelijkbaar met de buizerd, maar heeft in tegenstelling daarmee een opvallend lange staart en staat hoog op zijn poten. Bij volwassen exemplaren valt met name de witte wenkbrauwstreep op en de witte onderzijde van de staart. De kleur van het verenkleed bij volwassen vogels is op de bovendelen grijs- tot leibruin en de onderdelen zijn witachtig met dichte, fijne dwarsbandering. Jonge vogels hebben donkerbruine bovendelen met lichte veerzomen en bruinwitte onderdelen met donkerbruine lengtestreping. De iris is bij het nestjong blauwgrijs, bij jonge vogels geel en bij adulte vogels oranjerood. jonge havik 30

De havik is een krachtige roofvogel, gespecialiseerd in het overrompelen van konijnen en vogels. In dichte bossen achtervolgd de havik vogels in een pijlsnelle verrassingsaanval, tussen de bomen door navigerend als een doelzoekend projectiel. In meer open gebieden jaagt de havik aanvallend vanuit een hinderlaag. Tijdens de achtervolging van een prooi lijkt de havik vaak een roekeloze jager die geen enkel obstakel ontziet om zijn prooi te kunnen grijpen. Hij gaat als het moet dwars door het struikgewas en is in staat een konijn tot in zijn hol te achtervolgen. 31

Het gebied waar de havik zijn voedsel zoekt ( zijn homerange ) is vaak honderden hectaren groot. Gevolg, omdat ze zulke grote voedselterritoria hebben komen ze niet in grote dichtheden voor. De havik heeft als voorkeur middelgrote tot grote vogels, waarbij geldt dat de meeste stemmen gelden. Met andere woorden; waar veel van rondvliegt, wordt veel gevangen. Daarnaast vangt hij ook zoogdieren tot maximaal ter grootte van een jonge haas. Eekhoorns maken ook regelmatig deel uit van zijn veelzijdig dieet evenals kraaiachtigen als hier veel aanbod van is. Opvallend is dat de havik af en toe ook soortgenoten opeet, maar ook andere roofvogels als sperwer en uilen. Verder is het niet ongebruikelijk dat een individu zich specialiseert in de jacht op een specifieke prooisoort als bv houtduiven. In tegenstelling wat vaak gedacht wordt, maken bejaagbare wildsoorten als fazant slechts bij uitzondering deel uit van het dieet. Zoals bij vrijwel elk roofdier genieten de zwakkere en zieke dieren altijd de voorkeur, de havik hoeft zich minder in te spannen om aan zijn voedsel te komen. 32

De havik is in Nederland een standvogel en bewoner van met name bosrijke gebieden, waarbij naaldbossen soms de voorkeur hebben. Ook wordt de havik steeds vaker in parken waargenomen waarbij hij blijkbaar het voorbeeld van de sperwer volgt. Jonge vogels zoeken in de omgeving waarin ze zijn opgegroeid naar een eigen territorium en meestal vinden ze dat binnen een straal van 18 km, voor een krachtige vlieger als de havik een redelijke kleine afstand. Het aantal havikparen in Nederland is door Sovon op ± 2500 geschat en dat is fors meer dan 30 jaar geleden toen er nog sprake was van maximaal 600 paren. Het lijkt er wel op dat de sterkste groei er een beetje uit is, reden, de meeste geschikte territoria zijn bezet en nieuwe geschikte gebieden komen er niet meer bij. Het zijn zeer honkvaste vogels, eenmaal ergens gevestigd, verlaten ze hun territorium hun leven lang niet meer zonder een speciale reden. 33

34

Haviken maken een groot nest van takken hoog in een boom en zo n bouwwerk kan vele jaren meegaan. Het wordt ook vaak weer uitgebouwd en wordt pas vervangen als de boomtop onder de zware takkenlast het begeeft. Het begint met de bouw van het nest en het maakt het af. Het wordt gemaakt van gebroken takken uit de omringende bomen en bekleed met droog gras en stengels. Tijdens het broeden worden de randen van het nest hoger door toevoegen van groene twijgen. Meestal zijn dat takken van naaldbomen, die van loofbomen worden minder gebruikt. Gewoonlijk bouwt een paartje verschillende nesten in het eigen broedgebied, die soms door andere (roof) vogels als buizerd worden gebruikt. 35

Haviken zijn op de jonge leeftijd van 10 maanden al geslachtsrijp en in stabiele populaties broedt een deel van de vogels al in het 1 e of 2 e levensjaar. Het merendeel van de haviken broeden echter pas in het 3 e levensjaar voor de eerste keer. Soms al in maart, maar meestal in april worden 3 of 4, zelden 2 of 5 groenachtig witte meestal ongevlekte eieren gelegd met een interval van 2 3 dagen. Het begint met broeden vanaf het 2 e of 3 e ei en de broedduur is 38 42 dagen. Er bestaat een strikte taakverdeling tussen de partners, het blijft ± 3 maanden lang continu op het nest, ze legt en bebroed de eieren, voert de jongen en houdt ze warm, waarbij ze tegelijkertijd haar veren ruit. Het voorziet gedurende deze 3 maanden zichzelf, het en de jongen van voedsel. Pas wanneer de jongen minstens drie weken oud zijn, gaat het zelf ook op jacht. 36

37

De jongen blijven 36 40 dagen in het nest en daarna blijven ze als zogenaamde takkelingen in de buurt van het nest en kunnen al snel daarna goed vliegen. Ze worden dan nog 3 4 weken door de oudervogels van voedsel voorzien tot ze zelfstandig zijn en op een leeftijd van 2 3 maanden het ouderlijk territorium verlaten. Het is niet makkelijk om in de vlucht een havik van een sperwer te onderscheiden. De havik kan op afstand worden verward met de sperwer, die ongeveer hetzelfde silhouet heeft. De havik heeft een grotere kop die in de vlucht naar voren gestrekt wordt en de vleugels van een cirkelende havik lijken spitser dan die van een cirkelende sperwer. Het staarteinde van de havik is iets afgerond, de buitenste staartveren zijn aan beide kanten iets korter dan de middelste veren. Het staarteinde van de sperwer is recht. havik sperwer 38

Pernis apivorus Orde : Roofvogels Falconiformes Familie : Sperwers Accipitridae Grootte 52 en 60 cm Spanwijdte 118 en 144 cm Gewicht 730 en 790 Broed- trekvogel en zomergast Levensverwachting tot 30 jaar 39

40

Wespendief Wat valt op: de vlinderachtige baltsvlucht de platte vleugels in de vlucht de kleine duifachtige kop buizerd het gesleep met groene takken naar zijn nest. wespendief Wespendief, let op de stevige graafpoten en de korte nagels 41

In de vlucht kan men de wespendief, in vergelijk met de bijna even grote buizerd aan de volgende kenmerken herkennen : ze hebben een slank lichaam, een relatief kleine, in de vlucht naar voren gestrekte kop en een in verhouding lange staart de staart heeft een donkere eindband en twee donkere banden bij de staartbasis bij volwassen vogels, van dichtbij bekeken, zijn de fel geeloranje iris en het spleetvormige neusgat in de grijze washuid goede kenmerken jonge vogels hebben een bruine iris en een gele washuid de kleur is op de bovenzijde meestal bruin en op de onderzijde witachtig, maar ook bij deze soort is net als bij de buizerd veel kleurvariatie mogelijk, alles tussen licht en donker kan voorkomen oude zijn herkenbaar aan een lichtgrijze kop, terwijl de meestal een donkerbruine kop hebben in de vlucht is de wespendief vaak moeilijk van de buizerd te onderscheiden. De langere kop, gebandeerde staart en het eind van de vleugel dat niet omhoog gekruld is aan de punten van de vingers vormen het onderscheid. ook komen wespendieven veel minder vaak voor dan de buizerd 42

Afgezien van de buizerd kan de wespendief op afstand als er geen duidelijke kleur zichtbaar is ook worden verwisseld met een bruine kiekendief of zwarte wouw. De naam wespendief verraad onmiddellijk de voedselvoorkeur van deze bijzondere roofvogel; bijen, wespen en hun larven. De poten van deze vogel zijn bedekt met een dikke huidlaag, die moet voorkomen dat de vogel al te zeer gestoken wordt. Wespendieven zijn voedselspecialisten die vrijwel volledig afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van vrij levende bijen- en wespenvolken. In streken waar veel veldwespen en wilde bijenvolken voorkomen, vaak in oude gemengde bossen kan de wespendief zich goed handhaven. De stand van de wespendief is waarschijnlijk licht afgenomen doordat de aantallen lang zijn overschat. Dat komt doordat het voedselterritorium van deze soort nogal groot is, zo n 45 km², zoals uit onderzoek is gebleken. Daardoor kunnen verschillende waarnemers dezelfde wespendief zien, waardoor een overschatting van de aantallen ontstaat. 43

De broedvogels (de wespendief is pas geslachtsrijp op minimaal drie jarige leeftijd) beginnen meteen na aankomst in het broedgebied in mei met de balts en het bouwen van een nest. Het nest wordt in een loof- of naaldboom door beide vogels gebouwd. Meestal is het nest vrij klein en niet erg stabiel wanneer niet een ouder nest als ondergrond gebruikt wordt. Kenmerkend voor de wespendief is dat deze soort het nest veel meer dan andere roofvogels van verse bladeren en takken voorziet en de nestkom met groene bladeren bekleed. Speciaal tijdens het grootbrengen van de jongen worden de bladeren in het nest steeds weer ververst. Dit vooral ten behoeve van de hygiëne, omdat jonge wespendieven in tegenstelling tot de nestjongen van andere roofvogels hun uitwerpselen niet over de rand van het nest spuiten, maar gewoon in het nest deponeren. 44

De leg begint eind mei begin juni. Zelden slechts één, meestal twee en bij uitzondering drie eieren worden gelegd. De eieren hebben een dichte kastanjebruine tekening, vaak zoveel dat er van de geelwitte ondergrond bijna niets meer te zien is. De eieren worden gelegd met een interval van drie dagen en beide ouders beginnen te broeden vanaf het eerste ei gelegd is. Ze lossen zich regelmatig af tijdens het broeden dat 31 37 dagen duurt. Bij het grootbrengen van de jongen zorgt voornamelijk het voor voedsel terwijl het bij de jongen blijft en deze ook beschermt en bewaakt. Later brengt ook het voedsel naar het nest. Als ze twee weken oud zijn beginnen de jongen zelf larven uit de op het nest liggende raten te trekken. 45

De jongen blijven 40 tot 48 dagen op het nest en na het uitvliegen worden ze nog korte tijd door de oudervogels van voedsel voorzien dat op het nest wordt aangereikt. Een deel van de oudervogels kan al in de 2 e helft van augustus naar Afrika wegtrekken, dat is nog voordat de jongen helemaal zelfstandig zijn. Als er te weinig bijen- en wespenvolken zijn kan de wespendief overgaan op het vangen van kleine zangvogels. In Nederland ± 750 broedparen In Limburg 60-80 46

Falco peregrinus Orde : Roofvogels Falconiformes Familie : Valken Falconidae Grootte 38 en 51 cm Spanwijdte 95 en 115 cm Gewicht 610 (580-720) en 940 (860-1090) gram Doortrekker en wintergast, jaar- en broedvogel Levensverwachting tot 18 jaar 47

48

Slechtvalk Wat valt op: alle vogels vliegen op als de slechtvalk nadert het forse postuur de witte wangvlek er is een donkere baardvlek de onstuimige manier van jagen in de vrije ruimte de bovenzijde is donkergrijs van kleur de onderzijde is vaalwit met een fijne donkere bandering let op het torpedoachtige lichaam jonge vogels hebben een grijsbruine bovenzijde en een roestkleurige onderzijde met donkere lengtestrepen de oude vogel heeft een gele oogring en snavelbasis, bij jonge vogels is de oogring en snavelbasis blauw 49

De slechtvalk is een tot de verbeelding sprekende vogel. Het is de snelste vogel ter wereld en over de maximum snelheid lopen de meningen uiteen van 200 tot 260, sommigen spreken zelfs van meer dan 300 kilometer per uur. In de vlucht is de slechtvalk te herkennen aan de grootte (groter dan een houtduif), maar ook aan de lange spitse vleugels en de relatief korte staart. Ook de snelle krachtige vleugelslag valt op. In de zestiger jaren van de vorige eeuw leed de populatie sterk door de ophoping van giftstoffen in hun lichaam. Het pesticide tijdperk, met name DDE, DDT en PCB s veroorzaakte een enorme schade in de vogelwereld. Sinds het verbod en gebruik van veel van dergelijke giften herstelt de Scandinavische populatie zich weer en het is waarschijnlijk daaraan te danken dat er ook weer slechtvalken in ons land broeden. Dit komt doordat de adulte vogels hun eigen territoria houden en de jonge vogels moeten zich een eigen territorium zoeken. Zo komt de soort ook hier terecht, er is immers voedsel genoeg. 50

Omdat de slechtvalk in het luchtruim jaagt, kan hij buiten de broedtijd in vrijwel alle soorten landschap worden gezien, met name boven open terrein en bij water waar genoeg vogels aanwezig zijn. Om te broeden is deze soort in het grootste deel van zijn verspreidingsgebied op steile rotswanden aangewezen, waarbij een vrije aanvlucht van de broedplaats gegarandeerd moet zijn. Als vervangende broedplaats komen ook wanden van steengroeven of hoge bouwwerken (flats, koeltorens, televisietorens, hoge bruggen of hoogspanningsmasten) in aanmerking waarbij de slechtvalk dan meestal in een oud kraaiennest broedt. Het aanpassingsvermogen van de slechtvalk aan de uiteenlopende ecologische omstandigheden is groot. 51

In het broedseizoen wordt het territorium fel verdedigd, maar niet verder dan enkele honderden meters van het nest. Hier valt iets op: een vreemd wordt door het verdreven en een vreemd door het! Deze gevechten kunnen vaak erg hevig zijn, waarbij de rivalen met de klauwen ineengeslagen kunnen neerstorten. Het is echter ook waargenomen dat het van een naburig paar, waarvan het gestorven was en dat bekend was bij het territoriale paar, zich bij dat paar heeft aangesloten en ook heeft meegeholpen bij het grootbrengen van de jongen. Slechtvalken zijn pas in hun 3 e jaar geslachtsrijp en voor een deel is het broedsucces die voor het eerst broeden geringer dan bij oudere vogels. De paarvorming kan al in het najaar plaatsvinden, maar de eigenlijke balts begint in februari met baltsvluchten, veel roepen en toenemende binding van het aan het nest. 52

De eileg is vanaf half maart en er worden 3 4 eieren gelegd met een geelachtige ondergrond en dicht roodbruin gevlekt. Bij uitzondering zijn er 5 eieren en de leginterval is twee dagen. Het begint na de leg van het 3 e ei met broeden en dat duurt 32 dagen. Er bestaat een vergaande taakverdeling tussen de beide seksen. Terwijl het broedt en de jongen warmhoudt en bewaakt, voert het voedsel aan. Het kan overdag ongeveer 30% van de tijd broeden van het overnemen. s Nachts broedt altijd het!! Wanneer de jongen ± drie weken oud zijn en voor hun snelle groei veel voedsel nodig hebben gaat ook het mee op jacht. De jongen blijven na het uitkomen nog 35 42 dagen op het nest en na het uitvliegen worden ze nog vier weken door oudervogels van voedsel voorzien. Soms worden zelfs nog levende vogels aangevoerd en voor 53 de vliegende jongen losgelaten.

Tijdens het broeden wordt vooral gejaagd in een straal van zo n 3 km² rond de nestplaats, maar buiten het broedseizoen is zijn voedselterritorium meer dan 30 km² groot. Op het menu van de slechtvalk staan duiven, spreeuw, kramsvogel, zanglijster, merel, grote lijster, gaai en veldleeuwerik. In Nederland tot 100 territoriale paren en 75 broedparen zeker In Limburg ±12 'Slechts' of 'gewoon' een valk: dat betekent de naam slechtvalk. Het heeft dus niets met slecht of goed te maken. Nou blijf ik de slechtvalk verre van gewoon vinden en elke keer als ik er eentje zie jagen en jakkeren begint mijn hart wat sneller te kloppen. Wat een fantastische vogel; een vergrote uitgave van de boomvalk, met dezelfde opvallende witte wangvlek, maar verder veel robuuster en forser. Een torpedovormig stevig lichaam met twee puntige vleugels en een snelle ondiepe vleugelslag, dat is voor mij het beeld van een naderende slechtvalk. Citaat van Nico de Haan. 54

55

Falco subbuteo Orde Roofvogels Falconiformes Familie Valken Falconidae Grootte 29 en 36 cm waarvan 13 cm staart Spanwijdte 74 en 84 cm Gewicht 200 ( 175 220 ) en 230 (185 285) gram Trek- broed- en zomervogel Levensverwachting tot 10 jaar 56

Boomvalk Wat valt op: het ranke, strakke sikkelvormige silhouet dat aan een grote (gier)zwaluw doet denken de witte wangen en de zwarte baardstreep de snelle onstuimige vlucht met stijve, 'trekkende' vleugelslagen de bovenzijde is donkergrijs van kleur de onderzijde is wit met brede, donkere lengtestrepen de kop is zwart-wit getekend de veren rond de poten en de onderstaartdekveren zijn roodbruin 57

De broek, de dijbeenbevedering en de onderste dekveren zijn bij adulte vogels rood, maar bij jonge beesten geelachtig. Ook zijn bij jonge vogels de keel en wangen lichtgeel en de onderzijde is dichter gestreept dan bij volwassen vogels. De roomkleurige veerzomen van de bovenzijde vallen bij jonge vogels ook erg op. De snavelbasis is bij jonge vogels blauwgrijs en bij volwassen beesten geel. en zijn in het veld nauwelijks aan de hand van de kleur te herkennen, alleen is het wat groter dan het. Het vliegbeeld van de boomvalk is te herkennen aan de zeer lange, spitse, sikkelvormige vleugels en de vrij korte staart. Het lijkt wel een grotere uitgave van een gierzwaluw. Als je een boomvalk ziet jagen, dan is dat een genot voor het oog en dan wordt het ook duidelijk hoe deze vogel tot in de perfectie de meester in de lucht lijkt te zijn. 58

Boomvalken zijn gespecialiseerd in de jacht op kleine vogels en grote insecten die hij tijdens het vliegen vangt ( vinken, (gier)zwaluwen, spreeuwen, sprinkhanen of libellen. De gevangen insecten worden meestal in de vlucht opgegeten, eerst de pootjes en de vleugels eraf en smullen maar. Door de grote aantallen insecten in gebieden met veel stilstaand water, geeft de boomvalk voorkeur aan deze vochtige gebieden, maar je kunt de soort ook op heidevelden zien. Om de boomvalk te zien jagen kan men het beste in de ochtend- of avondschemering gaan kijken. Een goede plaats hiervoor is in De Banen en dan vooral bij het kijkscherm. Daar staan een paar kale bomen en hierin zit de boomvalk vaak. 59

60

Het aantal boomvalken neemt de laatste tijd af, mogelijk onder invloed van predatie door de havik. Ook het afnemen van prooidieren als zwaluw, mus en libellensoorten speelt hierbij waarschijnlijk een rol. Open gebieden met veel variatie, omgeven door bos of bosjes, waar ook nog eens voldoende prooidieren zijn, vormen het leefgebied van boomvalken. Net als andere valken bouwt ook deze valk zelf geen nest, maar gebruikt een verlaten nest van andere vogels, bij voorkeur een kraaiennest, hoog in een naaldboom. De boomvalk begint met de eileg pas eind mei of zelfs begin juni. De broedtijd begint dus in vergelijk met de meeste andere roofvogels vrij laat. Dit heeft tot gevolg dat de jongen pas in begin juli uit het ei komen en dit is waarschijnlijk een aanpassing aan het voedselaanbod. Er zijn dan bv rijkelijk insecten aanwezig. De legselgrootte is 2 4, meestal 3 eieren die een geelbruine ondergrond hebben met kleine donkere vlekken of stippen. 61

De leginterval is 2 dagen en het broeden begint vanaf de leg van het 2 e ei. De broedduur is 28-31 dagen en in deze periode, dus vanaf begin juni tot begin juli gedragen de boomvalken zich zeer onopvallend. De eieren worden vrijwel alleen door het bebroed, dat door het van voedsel wordt voorzien. Ook bij het grootbrengen van de jongen is er een taakverdeling, het bebroed de eieren, blijft later bij de jongen, voert en bewaakt ze en valt vogels die te kort in de buurt komen aan. Als het aan komt vliegen met voedsel, vliegt het hem tegemoet om het voedsel in de lucht over te nemen. Het vangt en verzorgt het voedsel voor het hele gezin. 62

De jongen blijven 28 34 dagen in het nest en na het uitvliegen, zo rond half augustus gedragen de jongen zich toch wel opvallend. Als een oudervogel dan met voedsel naar het nest komt vliegen, bedelen ze er in koor om en dan vliegen ze de oudervogel tegemoet om de prooi over te nemen. Hoewel ze zelf al met succes op insecten kunnen jagen, worden de jongen nog tot half september door het gevoed, dus tot kort voordat ze naar Afrika vertrekken. De trek van de boomvalk gaat helemaal tot in Zuid Afrika (± 8000 km) en de Middellandse Zee wordt overgestoken tussen Italië en Spanje. Alleen vanaf april tot in september is de boomvalk in Nederland. Buiten deze tijd hoef je dus geen moeite te doen om een boomvalk te herkennen. In Nederland ± 1000 broedparen In Limburg ± 100 63

64

Circus cyaneus Orde : Roofvogels Falconiformes Familie : Sperwers Accipitridae Grootte 43 en 50 cm waarvan 23 cm staart Spanwijdte 100 en 120 cm Gewicht 350 ( 300 400 ) en 510 ( 370 600 ) gram Doortrekker, jaar- en broedvogel Levensverwachting tot 15 jaar 65

Blauwe Kiekendief Wat valt op : het egaal blauwgrijze verenkleed van het mannetje en in vlucht de opvallend witte stuit en zwarte vleugelpunten het bruine verenpak van het vrouwtje met dezelfde opvallende witte stuit de langzame schommelende "stapvoetsvlucht de voor kiekendieven typische V-vorm waarin de vleugels worden gehouden tijdens de vlucht de uilachtige kop. de enige kiekendief die ook in ons land overwinterd 66

De blauwe kiekendief is flinke roofvogel, die je kunt herkennen aan de lange vleugels en staart en aan de lange glijvluchten, vrij laag over de grond, met de vleugels in een ondiepe V omhoog gehouden. Het en verschillen aanzienlijk in verenkleur. Het heeft een grijsblauwe kop, rug en staart. De donkere achterrand van de vleugels, de brede zwarte vleugelpunten en de witte stuit zijn goede kenmerken. Het is bruin gestreept en heeft ook de witte stuit die bij haar beter opvalt dan bij het. Bij het eindigen de vleugels in 5 uitstekende veren, in tegenstelling tot de grauwe kiekendief die er 4 heeft. Verder onderscheidt de blauw zich van de grauwe door het ontbreken van een zwarte band over de vleugels. Dat is in het veld vrij goed te zien in tegenstelling tot de van beide soorten, die zijn heel moeilijk van elkaar te onderscheiden. 67

68

g b 69

De blauwe kiekendief heeft een krachtige, slanke haaksnavel, het is immers een vleeseter. Ook hebben kiekendieven gele, krachtige, maar ook slanke poten met scherpe klauwen voor het grijpen van prooidieren, die vaak in de ruigte zitten. Het voedsel bestaat uit kleine zoogdieren als muizen, jonge konijnen en bij ons ook een korenwolf en vogels als graspieper, veldleeuwerik, gorzen en vinken. Blauwe kiekendieven komen voor in vrijwel het hele Euraziatische laagland. Het grootste deel van de populatie in Europa broedt in Frankrijk, Finland, Zweden en Rusland. Het is een schaarse broedvogel in Nederland. Met een handjevol broedparen op de Waddeneilanden en in de Oostvaardersplassen zullen wij het moeten doen. s Winters komen Scandinavische blauwe kiekendieven naar Nederland om hier te overwinteren 70

Ze hebben lange, lage en vaak schommelende glijvluchten met de vleugels in een ondiepe V gehouden. Hierbij wordt het terrein systematisch, vaak langzaam vliegend tegen de wind in afgezocht naar voedsel. Dankzij de uilachtige gezichtssluier is zijn gehoor zo goed, dat hij ook prooi die in de dichte vegetatie of onder een sneeuwdek zit wordt buitgemaakt. De blauwe kiekendief maakt zijn nest in ontoegankelijk lage vegetatie of in een struik vlak boven de grond, maar altijd in de dekking. Het nest wordt door het gemaakt. De blauwe kiekendief doet aan polygamie, dat wil zeggen dat hij er meer dan één op na houdt. 71

De eieren worden vanaf eind april gelegd, maar hoofdzakelijk in mei. De eieren zijn vaak zonder tekening, zelden met wat roodbruine vlekken. Basiskleur blauwig wit/groenachtig, geleidelijk witter wordend. De legselgrootte is tussen 3 en 6 eieren, soms 7 of 8 (een of meer. Het broeden begint afhankelijk van het individu vanaf het 2 e, 3 e of 4 e ei. De broedduur is 29 31 dagen en de eieren worden alleen door het bebroed dat door het van voedsel wordt voorzien. De blauwe kiekendief heeft maar één legsel, maar als dat verloren zou gaan is er vaak nog een tweede poging. De prooi voor het en de jongen wordt meestal in de lucht overgegeven, waarbij het het met de prooi aanvliegend tegemoet vliegt. 72

Ook het voederen en warm houden van de jongen komt alleen voor rekening van het. Wanneer de jongen ongeveer 3 weken oud zijn, gaat ook het meehelpen met voedsel zoeken voor de jongen. De jongen blijven tussen de 5 en 6 weken in het nest, waarbij mannelijke jongen 2 tot 3 dagen eerder uitvliegen dan de vrouwelijke. Daarna worden de jonge vogels nog 2 tot 3 weken door de moedervogel - dus zonder bijdrage van het mannetje van voedsel voorzien en ze zelfstandig zijn en wegtrekken. 73

Circus aerugiosus Orde : Falconiformes Familie : Sperwers Accipitridae Grootte: 48 en 56 cm ( waarvan 18 20 cm staart ) Spanwijdte : 115 en 125 cm Gewicht : 400 en 800 gram Vrij schaarse doortrekker, jaar- en broedvogel Levensverwachting tot 15 jaar 74

Bruine kiekendief Wat valt op : De langzame schommelende vlucht de houding van de vleugels in een ondiepe V vorm de bruine buik van het de gele kop en roodbruine staart van het staande, vliegend 75

De bruine kiekendief is de grootste kiekendief van Europa en is ongeveer even groot als een buizerd, maar is slanker gebouwd en heeft een andere manier van vliegen. Wat betreft de spanwijdte en dus de draagkracht van de vleugels is er tussen beide seksen weinig verschil. Anders is dat bij de klauwen, die van de zijn 10 tot 20 % groter dan die van de. Gemeten vanaf de nagel van de middelste voorteen tot en met de nagel van de achterteen is de klauwlengte bij 70-74 mm, bij de 80-84 mm. Door het hogere gewicht en grotere klauwen zijn in staat grotere prooien te slaan dan de. Dat verschil uit zich in de plaatsen waar naar voedsel wordt gezocht. zoeken vooral voedsel in moerassen waar watervogels als eenden, ralachtigen en steltlopers verblijven, terwijl een voorkeur hebben voor drogere gebieden met zangvogels en kleine zoogdieren. 76

Het verschil in prooi en dus ook in habitatkeuze vergroot de overlevingskans zowel voor de soort alsook voor het individu. Bruine kiekendieven hebben een naar verhouding lange staart, die het mogelijk maakt om tijdens het vliegen/prooi zoeken plotseling snelheid te minderen of van richting te veranderen. Ook hebben ze lange poten om prooi tussen de lange vegetatie te grijpen. Tijdens de jacht zie je voortdurend de kop draaien om prooi te lokaliseren. Ze doen dat zowel op zicht als op geluid. Van voor gezien heeft de bruine kiekendief een plat gezicht met daarachter een voor dagroofvogels grote gehooropening. Door dat platte gezicht wordt het geluid goed opgevangen. Dagroofvogels hebben altijd goede ogen, maar een zeer goed ontwikkeld gehoor is karakteristiek voor kiekendieven. 77

Voedsel zoeken doet de bruine kiekendief in open gebieden met dekking, die ze nodig hebben om de prooi te verrassen. Als dekking gebruiken ze manshoge vegetatie en vooral de hoogteverschillen daarin, maar ook dijken en sloten worden als dekking gebruikt. Als je goed oplet valt het op dat bruine kiekendieven kale gebieden, maar ook graslanden met een korte egale grasmat mijden, zelfs als er veel potentiële prooi is. Dat komt omdat de prooi de jager daar op tijd kan zien en er dus van door gaan. Kiekendieven kunnen geen vliegende prooi grijpen. Ze moeten het vooral hebben van niet al te vlugge prooidieren. Tijdens het broedseizoen worden vooral jonge dieren gepakt ( favoriet eten kikkers, veld- en dwergmuis, reptielen, eieren en nestjongen. s Winters worden vooral veel dode of gewonde watervogels gegeten. 78

Het nest wordt meestal gebouwd in dicht overjarig riet of biezen, op omgehakte halmen als het gewas maar hoog genoeg is ( minstens 30-40 cm). Heel af en toe bouwt de bruine kiekendief het nest in een wilgenstruik aan het water en bij uitzondering zelfs in een boom. Beide vogels bouwen samen aan het nest. De eileg is eind april, begin mei en er zijn 4 of 5 witte en ongevlekte eieren soms 3 of 6 eieren. De leginterval is 2 dagen en het broeden begint vanaf de leg van het 1 e of 2 e ei. De broedduur is ± 35 (31 38) dagen en alleen het broedt, terwijl het voedsel aanbrengt. Omdat het legsel vanaf het 1 e of 2 e ei bebroed wordt, komen de jongen overeenkomstig de leginterval uit. 79

Nadat de jongen zijn uitgekomen zorgt het alleen nog voor voedsel dat hij in de lucht of op het nest aan het geeft. De jongen worden alleen door het gevoed en als zij zou sterven dan gaan de jongen dood. Het blijft namelijk wel voedsel brengen, maar hij maakt het eten niet kleiner en verdeelt het niet onder de jongen, waardoor ze uiteindelijk zullen sterven. Als ze 3 tot 4 weken oud zijn, kruipen de jongen al het nest uit en blijven ze in de omgeving van het nest. Ze zijn pas met 6 tot 7 weken vliegvlug en worden daarna nog 2 tot 3 weken door de oudervogels van voedsel voorzien 80

Bruine kiekendieven beginnen al eind juli, begin augustus uit de Europese broedgebieden weg te trekken met als hoogtepunt eind augustus begin september. De overwinteringgebieden bevinden zich vooral in West Afrika ten zuiden van de Sahara, maar ze overwinteren ook in Zuidwest Europa en het Middellandse Zeegebied, met inbegrip van Noord Afrika. De vogels keren eind maart begin april terug naar de broedgebieden. Broedt voornamelijk in Nederland met name gebieden als het Lauwersmeer, de Biesbosch, de Wieden en de Oostvaardersplassen, met een populatie van 1300 tot 1450 broedparen. In Limburg zijn geen broedgevallen bekend. 81

Dit zijn de twee door mij geraadpleegde boeken over deze les De boeken bevatten een schat aan gegevens, in beschrijvende vorm, van de 49 in Europa, Noord - Afrika en het Midden-Oosten voorkomende roofvogels. In het determinatiegedeelte staan honderden tekeningen van de soorten plus vergelijkende afbeeldingen met andere soorten. Het boek links is een ware roofpieten bijbel op A4 formaat om thuis te raadplegen. Het boek rechts wordt omschreven als een veldgids, maar is wel aan de zware kant om mee te nemen in de rugzak 82