PENSIOENREGLEMENT II VAN DE STICHTING EDS PENSIOENFONDS VOOR DEELNEMERS MET EEN TOETREDINGSDATUM VANAF OF GEBOREN OP OF NA

Vergelijkbare documenten
PENSIOENREGLEMENT I VAN DE STICHTING EDS PENSIOENFONDS

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics

Aanvullend pensioenreglement "Excedent middelloon "

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van:

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Regeling voor vrijwillig individueel pensioensparen (pensioenleeftijd 67)

Reglement Regeling Vervroegd Uittreden voor werknemers die na 30 juni 1937 en voor 1 januari 1950 zijn geboren

Pensioenbijspaarreglement van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

ANW- Hiaat Reglement De Stichting Kuwait Petroleum Pensioenfonds Nederland

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

ANW- Hiaat Reglement 2015

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog)

Aanvullend reglement. Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag)

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van:

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag)

Stichting Pensioenfonds van de KAS BANK. Pensioenreglement Datum : juni 2015 Versie : 1.0

Reglement ANW-hiaatverzekering. van. Pensioenfonds Deloitte

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

STICHTING PENSIOENFONDS DUPONT NEDERLAND. Pensioenreglement voor de Eindloonregeling

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

STICHTING PENSIOENFONDS CHEMOURS NEDERLAND

HAGEMEYER REGELING 2015

Aanvullend reglement

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

PENSIOENREGLEMENT D. Pensioenreglement D van Stichting Pensioenfonds Protector per 1 jan 2017 pagina 1 van 47

Pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds MERCER

REGLEMENT voor Anw-hiatenpensioen. van. Stichting Pensioenfonds Haskoning. Nijmegen. Reglement ANW-hiatenpensioen, versie januari 2012

PENSIOENREGLEMENT M I D D E L L O O N. Stichting Pensioenfonds GITP. Nijmegen

Reglement TIJDELIJK AANVULLEND NABESTAANDENPENSIOEN (ANW-hiaat verzekering)

Bijlage 1 bij de pensioenovereenkomst

STICHTING NORIT PENSIOENFONDS ALGEMEEN PENSIOENREGLEMENT

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Stichting Pensioenfonds ANWB. Aanvullend Reglement TIJDELIJK PARTNERPENSIOEN (ANW-hiaat verzekering)

Reglement Anw-hiaatpensioen

Stichting Pensioenfonds van de KAS BANK. Pensioenreglement 2014

STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS HAGEMEYER REGELING 2018

Stichting Metro Pensioenfonds. ANW Hiaatreglement. 28 oktober 2008

HAGEMEYER REGELING 2014

Addendum op het pensioenreglement van 1 januari 1988, versie 8

REGLEMENT STICHTING PENSIOENFONDS PON RING A

PENSIOENREGLEMENT D. Pensioenreglement D van Stichting Pensioenfonds Protector per 1 juli 2015 pagina 1 van 47

Stichting Pensioenfonds HAL

Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics PENSIOENREGLEMENT 62 JAAR VAN STICHTING PENSIOENFONDS SABIC INNOVATIVE PLASTICS

Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015

Inhoudsopgave. Rexel Nederland Regeling

Reglement Anw-hiaatpensioen

Reglement Prepensioenregeling. 01/01/2008 (laatstelijk gewijzigd per 25/02/2014; in werking getreden per 01/01/2012)

Pensioenreglement. van. Stichting Pensioenfonds Hewlett-Packard Nederland. inwerkingtreding 1 januari (voor het laatst gewijzigd per 1.7.

Stichting Pensioenfonds HAL. Pensioenreglement WIA -Excedentpensioen

PENSIOENREGLEMENT 62 JAAR VAN STICHTING PENSIOENFONDS GENERAL ELECTRIC NEDERLAND

Prepensioenreglement van Stichting Pensioenfonds van de Grolsche Bierbrouwerij INHOUDSOPGAVE

REGLEMENT FLEXIBELE AANVULLINGSREGELING (FAR)

1 januari Stichting Pensioenfonds Dupont Nederland. Pensioenreglement voor de Beschikbare Premieregeling

PENSIOENREGLEMENT C. Pensioenreglement C van Stichting Pensioenfonds Protector per 1 januari pagina 1 van 50

PENSIOENREGLEMENT 2014 VAN STICHTING PENSIOENFONDS AUTORITEIT FINANCIËLE MARKTEN VOOR WERKNEMERS VAN STICHTING

STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS WATERBOUW

PENSIOENREGLEMENT 2006 van STICHTING PENSIOENFONDS MERCURIUS AMSTERDAM

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015

P E N S I O E N R E G L E M E N T M I D D E L L O O N. Stichting Pensioenfonds GITP. Nijmegen

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

PENSIOENREGLEMENT 2006 (MIDDELLOONREGELING) VAN STICHTING PENSIOENFONDS MERCURIUS AMSTERDAM VOOR WERKNEMERS VAN DE STICHTING AUTORITEIT FINANCIËLE

Prepensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Jacobs Nederland. versie 1 oktober 2014

PENSIOENREGLEMENT 2011 (MIDDELLOONREGELING) VAN STICHTING PENSIOENFONDS MERCURIUS AMSTERDAM

PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

Pensioenreglement 2006A, Stichting Pensioenfonds Interpolis

OVERGANGSREGELING STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS WATERBOUW

Stichting Pensioenfonds Holland Casino. Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino. Inhoudsopgave:

Pensioenreglement III Abbott. Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland. Vroegpensioenreglement

Pensioenreglement I van de Stichting Pensioenfonds Atos

Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds. Peek & Cloppenburg. geldend vanaf 1 januari Voor werknemers geboren na 1949

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Best. PF Aviko Pensioenreglement van de. Stichting Pensioenfonds Aviko

REXEL NEDERLAND REGELING 2014

Pensioenreglement II Abbott. Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN

STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS REXEL NEDERLAND REGELING 2018

PENSIOENREGLEMENT D. Pensioenreglement D van ExxonMobil OFP per 1 januari 2019 pagina 1 van 51

Stichting Pensioenfonds KAS BANK. Pensioenreglement 2011

Aanvullend reglement

R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N. van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

van Stichting Pensioenfonds Fresenius Nederland

Pensioenreglement 2006B Stichting Pensioenfonds Interpolis,

AANVULLEND PENSIOENREGLEMENT EINDLOON

1 januari Stichting Pensioenfonds Chemours Nederland. Pensioenreglement voor de Beschikbare Premieregeling

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

PENSIOENREGLEMENT VAN PENSIOENFONDS OPENBARE BIBLIOTHEKEN. POB-standaardreglement januari 2015

55-plus Versie maart 2011

STICHTING NORIT PENSIOENFONDS ALGEMEEN PENSIOENREGLEMENT

PENSIOENREGLEMENT VAN DE STICHTING "STICHTING JAN HUYSMAN WZ. FONDS. Reglement Informatieverstrekking Omschrijving van de pensioenaanspraken

Bijlage A2 PENSIOENREGLEMENT a.s.r.

STICHTING PENSIOENFONDS CHEMOURS NEDERLAND. Pensioenreglement van de Middelloonregeling voor de werknemers van Chemours Netherlands B.V.

REGLEMENT VOOR HET WAO-HIAAT PENSIOEN Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

Werkgever: Metro, en de door de directie aangewezen verbonden. ondernemingen, waarmee de stichting, onder goedkeuring van de

STICHTING PENSIOENFONDS FORBO PREPENSIOENREGLEMENT FORBO FLOORING B.V. laatste aanpassing januari 2013

REGLEMENT VOOR HET WAO-HIAAT PENSIOEN Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

Transcriptie:

PENSIOENREGLEMENT II VAN DE STICHTING EDS PENSIOENFONDS VOOR DEELNEMERS MET EEN TOETREDINGSDATUM VANAF 1-1-2006 OF GEBOREN OP OF NA 1-1-1950

INHOUDSOPGAVE A. Algemeen deel 4 Artikel 1. Algemene bepalingen 4 Artikel 2. Deelnemers 6 Artikel 2a. Verlof 7 Artikel 3. Informatieverstrekking 7 Artikel 4. Einde van het deelnemerschap 8 Artikel 4a. Maximaal ouderdomspensioen 9 Artikel 5. Herziening van ingegane pensioenen en premievrije rechten 9 Artikel 6. Wijziging van pensioenaanspraken 10 Artikel 7. Verevening van pensioen 10 Artikel 8. Bijzonder nabestaandenpensioen 12 Artikel 9. Waardeoverdracht en afkoop 12 Artikel 10. Herverzekering van pensioenaanspraken 13 Artikel 11. Uitgesloten risico 13 Artikel 12. Overdracht, inpandgeving van rechten enzovoort 14 Artikel 13. Overgangsbepalingen 14 Artikel 14. Inwerkingtreding 16 B. Basispensioenregeling 17 Artikel 15. Deelnemers aan de basispensioenregeling 17 Artikel 16. Omschrijving van de pensioenaanspraken 17 Artikel 17. Pensioensalaris 17 Artikel 18. Franchise 17 Artikel 19. Pensioengrondslag 18 Artikel 20. Deelnemersjaren 18 Artikel 21. Ouderdomspensioen 18 Artikel 22. Flexibilisering 19 Artikel 23. Extra ouderdomspensioen uit spaarloon 20 Artikel 24. Nabestaandenpensioen voor ingangsdatum 20 Artikel 25. Nabestaandenpensioen vanaf ingangsdatum of de eerdere datum van beëindiging van het deelnemerschap als gevolg van ontslag 21 Artikel 26. Wezenpensioen 21 Artikel 27. Voortzetting pensioenopbouw bij werkloosheid 22 Artikel 28. Voortzetting pensioenopbouw bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid 22 Artikel 29. Financiering 24 Artikel 30. Uitbetaling van pensioenen 24 C. Beschikbare premieregeling 24 Artikel 31. Algemeen 24 Artikel 32. Excedentsalaris 25 Artikel 33. Premie excedentpensioenregeling 25 Artikel 34. Premie individuele pensioenspaarregeling 26 Artikel 35. Premie compensatieregeling 28 Artikel 36. Ontwikkeling opgebouwd kapitaal en spaarkapitaal 28 15485\010\07\RpIBa002a pag. 2

Artikel 37. Aanwending van het opgebouwde kapitaal 28 Artikel 38. Aanwending van het spaarkapitaal 29 Artikel 39. Afkoop fiscaal bovenmatig pensioen 29 Artikel 40. Aanvullend nabestaandenpensioen 30 Artikel 41. Wezenpensioen 30 Artikel 42. Premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid 31 D. Regeling Anw-aanvulling 32 Artikel 43. Anw-aanvulling 32 E. Arbeidsongeschiktheidspensioenen 33 Artikel 44. WIA-excedentpensioen 33 15485\010\07\RpIBa002a pag. 3

A. Algemeen deel Artikel 1. Algemene bepalingen In dit pensioenreglement wordt verstaan onder: a. het fonds: de stichting Stichting EDS Pensioenfonds ; b. het bestuur: het bestuur van het fonds; c. het reglement: dit pensioenreglement van het fonds; d. de statuten: de statuten van het fonds; e. de werkgever: de werkgever als bedoeld in artikel 2 van de statuten, alsmede diens rechtsvoorgangers; f. de werknemer: de werknemer als bedoeld in artikel 2 van de statuten; g. de deelnemer: de werknemer, die ingevolge artikel 2 van het reglement als deelnemer is toegelaten; h. de gewezen deelnemer: de persoon wiens deelnemerschap anders dan door overlijden of pensionering is geëindigd, die aanspraken aan het reglement kan ontlenen en die nog geen gepensioneerde is; i. de gepensioneerde: de persoon die recht heeft op een uitkering van ouderdomspensioen van het fonds; j. de pensioengerechtigde: degene voor wie op grond van dit pensioenreglement het pensioen is ingegaan; k. de partner: 1. de man of vrouw met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is gehuwd; 2. de man of vrouw die als partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geregistreerd in de registers van de burgerlijke stand op grond van artikel 1:80a BW; 3. de ongehuwde man of vrouw, niet zijnde de geregistreerde partner en niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, die geen geregistreerd partnerschap heeft, een gezamenlijke huishouding voert die tenminste zes maanden heeft geduurd en die in een notarieel bekrachtigd samenlevingscontract, waarin enige pag. 4

vermogensrechtelijke bepalingen zijn opgenomen, is aangewezen als begunstigde van het nabestaandenpensioen en die door de deelnemer of gepensioneerde is aangemeld bij het bestuur; l. de ex-partner: 1. de man of vrouw van wie het huwelijk met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geëindigd door echtscheiding of door ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; 2. de man of vrouw van wie het geregistreerde partnerschap met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geëindigd anders dan door de dood, vermissing of omzetting in een huwelijk; 3. de man of vrouw van wie de gezamenlijke huishouding met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geëindigd anders dan door overlijden; 4. in geval van pensioenverevening; de man of vrouw die scheidt van tafel en bed van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. m. scheiding: echtscheiding of scheiding van tafel en bed; n. beëindiging van het beëindiging van het geregistreerd partnerschap geregistreerd partner- anders dan door de dood, vermissing of omzetting in een schap: huwelijk; o. nabestaande: partner van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde; p. kind: het kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde jonger dan 18 jaar dat tot deze in familierechtelijke betrekking staat of van wie ten genoegen van het bestuur wordt aangetoond, dat het door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ten tijde van diens overlijden als een eigen kind werd onderhouden en opgevoed en dat bij het bestuur is aangemeld. Een kind van 18 tot en met 26 jaar wordt met een kind beneden de 18-jarige leeftijd gelijkgesteld indien en voor zolang aan of voor het genoemde kind (ook) na de 18-jarige leeftijd een uitkering wordt verstrekt krachtens één van de volgende wetten: de Algemene kinderbijslagwet; de Algemene nabestaandenwet; de Wet Studiefinanciering 2000; de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten; q. pensioenrichtleeftijd: de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65 e jarige leeftijd bereikt; pag. 5

r. grenssalaris: 57.577,- (niveau 2009); dit bedrag kan door het bestuur jaarlijks per 1 juli -voor het eerst per 1 juli 2010- en in een voorkomend geval op enig ander moment worden verhoogd waarbij de procentuele ontwikkeling van de CAO-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen voor volwassen werknemers in de sector particuliere bedrijven over de maand oktober zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek als leidraad dient; s. ingangsdatum: de eerste dag van de maand waarin de deelnemer daadwerkelijk met pensioen gaat; t. arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA); u. WW: Werkloosheidswet; v. PW: Pensioenwet; w. AOW: Algemene Ouderdomswet; x. Pensioenreglement 2005: Het pensioenreglement van het fonds op 31 december 2005; y Opgebouwd kapitaal: Het kapitaal waarop een (gewezen) deelnemer ingevolge de excedentpensioenregeling en de compensatieregeling recht heeft; z. Spaarkapitaal: Het kapitaal waarop een deelnemer ingevolge de individuele pensioenspaarregeling recht heeft. Artikel 2. Deelnemers 1. Vanaf 1 augustus 2009 is deelnemer in de zin van dit pensioenreglement degene die op 31 juli 2009 deelnam aan de in dit pensioenreglement opgenomen pensioenregeling. 2. Het deelnemerschap vangt aan op de datum waarop de werknemer een arbeidsovereenkomst met de werkgever is aangegaan, doch niet eerder dan op 1 januari 2006. 3. Het bestuur kan onder nader door hem te stellen voorwaarden en met inachtneming van de wet- en regelgeving ook andere personen als deelnemer tot deze pensioenregeling toelaten. 4. Het deelnemerschap eindigt: a. op de datum van overlijden van de deelnemer; b. bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst anders dan door overlijden of het bereiken van de ingangsdatum (hierna: ontslag ); c. bij het bereiken van de ingangsdatum; pag. 6

d. per de datum waarop de werknemer deelnemer wordt aan een andere pensioenregeling van de werkgever of van een bedrijfstakpensioenfonds. 5. In afwijking van het bepaalde in lid 4 wordt het deelnemerschap voortgezet indien en zolang bij gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid de pensioenopbouw wordt voortgezet overeenkomstig het bepaalde in artikel 28 van dit reglement. Artikel 2a. Verlof Gedurende een periode waarin de deelnemer recht heeft op verlof conform de collectieve arbeidsovereenkomst van de werkgever, verwerft de deelnemer aanspraken op pensioen conform het bepaalde in die collectieve arbeidsovereenkomst. Artikel 3. Informatieverstrekking 1. Het fonds zal aan iedere deelnemer bij de aanvang van zijn deelnemerschap een schriftelijk bewijs van deelnemerschap verstrekken alsmede een exemplaar van de statuten en het reglement. 2. Het fonds verstrekt binnen 3 maanden na aanvang van het deelnemerschap een startbrief die beantwoord aan het bepaalde bij en krachtens artikel 21 van de PW. 3. Het fonds zal de deelnemers binnen 3 maanden na een wijziging op de hoogte stellen van die betreffende wijziging in de statuten of het reglement. Tevens stelt het bestuur alle belanghebbenden in staat desgewenst kennis te nemen van de geldende statuten en de geldende reglementen. 4. Het fonds zal de deelnemers jaarlijks schriftelijk mededeling doen van de hoogte van het te bereiken reglementaire pensioen dan wel van het opgebouwde kapitaal,een opgave verstrekken van de aan het desbetreffende of voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 en de daarop rustende bepalingen en informatie verstrekken over de toeslagverlening. Het fonds verstrekt op verzoek van een deelnemer of gewezen deelnemer binnen drie maanden een opgave van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken. 5. Het fonds zal aan de deelnemer voor wie sprake is van waardeoverdracht, als bedoeld in artikel 8 lid 4 de extra premievrije aanspraken dan wel het kapitaal mededelen. 6. Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van zijn opgebouwde aanspraken dan wel kapitaal en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het fonds bij het einde van het deelnemerschap informatie over zijn recht op waardeoverdracht, een eventuele afkoopmogelijkheid, de gevolgen voor het partner- en wezenpensioen en de gevolgen van arbeidsongeschiktheid. 7. Het fonds verstrekt de ex-partner bij scheiding c.q. beëindiging van het geregistreerd partnerschap en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van de opgebouwde aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het pensioenfonds bij scheiding c.q. beëindiging van het geregistreerd partnerschap informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid. pag. 7

8. Het fonds verstrekt een pensioengerechtigde bij ingang van het pensioen en vervolgens jaarlijks een overzicht van de opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het pensioenfonds bij ingang van het pensioen informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid. 9. Het fonds verstrekt een gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of ex-partner die aanspraak heeft op bijzonder partnerpensioen binnen 3 maanden na wijziging van het toeslagbeleid informatie over die wijziging. 10. Het fonds verstrekt de (gewezen) deelnemer, de ex-partner en de pensioengerechtigde op verzoek: a. het voor hem geldende pensioenreglement; b. het jaarverslag en de jaarrekening van het pensioenfonds; c. de uitvoeringsovereenkomst; d. de voor hem relevante informatie over beleggingen; e. informatie over de hoogte van de dekkingsgraad; f. andere informatie die op grond van de pensioenwet moet worden verstrekt. 11. Het fonds verstrekt de informatie als bedoeld in dit artikel met inachtneming van de regels die daartoe bij en krachtens de PW zijn of worden gesteld. 12. Het fonds kan kosten vragen voor informatie die op verzoek wordt verstrekt, tenzij dit op grond van de PW kosteloos moet worden verstrekt. Bij een verzoek tot informatie zal het pensioenfonds eerst aan de verzoeker de kosten mededelen die zijn verbonden aan de verzochte informatie of gegevens. De informatie en gegevens worden verstrekt indien de verzoeker de kosten voldaan heeft. 13. Iedere (gewezen) deelnemer en gepensioneerde is verplicht het fonds in kennis te stellen van wijzigingen in zijn burgerlijke staat, relatie met zijn partner, gezinssamenstelling, adres of mate van arbeidsongeschiktheid. 14. Indien de deelnemer een partner als begunstigde van het nabestaandenpensioen aanmeldt, verstrekt het fonds aan de deelnemer een bevestiging van de aanmelding. Artikel 4. Einde van het deelnemerschap 1. Indien het deelnemerschap eindigt door ontslag, behoudt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op het opgebouwde ouderdomspensioen en op het met het eventueel na omzetting van een deel van dat ouderdomspensioen verworven nabestaandenpensioen, alsmede op het eventuele opgebouwde kapitaal en de met het spaarkapitaal verworven pensioenaanspraken. Het opgebouwde kapitaal wordt nadien aangepast met het behaalde beleggingsrendement en periodiek verminderd met kosten, conform het bepaalde in dit reglement voor deelnemers. 2. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer zal het fonds op de datum dat het deelnemerschap eindigt anders dan door overlijden het opgebouwde kapitaal aanwenden bij een verzekeringsmaatschappij naar keuze van de deelnemer ter verwerving van een ouderdomspensioen eventueel in combinatie met een nabestaandenpensioen van 70% van het ouderdomspensioen. 3. De (gewezen) deelnemer kan, met instemming van zijn partner bij de aanwending door het fonds ook kiezen voor ouderdomspensioen, in combinatie met nabestaandenpensioen, waarbij het nabestaandenpensioen minder bedraagt dan 70% van het in te kopen ouderdomspensioen. pag. 8

Het nabestaandenpensioen wordt opgevat met inbegrip van aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen. 4. Indien het opgebouwde kapitaal lager is dan het grenskapitaal, wordt het opgebouwde kapitaal op de datum dat het deelnemerschap eindigt op verzoek van de (gewezen) deelnemer op dezelfde wijze aangewend als een spaarkapitaal. Het grenskapitaal wordt telkens voor een bepaalde periode vastgesteld door het bestuur. De hoogte en geldigheidsduur van het grenskapitaal is opgenomen in bijlage I bij dit pensioenreglement.. 5. Gedurende de periode waarin de gewezen deelnemer aansluitend op de beëindiging van zijn deelnemerschap recht heeft op een uitkering ingevolge de WW of een werkloosheidsuitkering van zijn woonland, behoudt de gewezen deelnemer aanspraak op nabestaandenpensioen en aanvullend nabestaandenpensioen, met dien verstande dat daarbij niet wordt uitgegaan van de veronderstelling dat de gewezen deelnemer tot de pensioenrichtleeftijd deelnemer zou zijn gebleven. Dit nabestaandenpensioen wordt verminderd met het nabestaandenpensioen dat de gewezen deelnemer heeft verkregen door ruil van ouderdomspensioen of aanwending van het opgebouwde kapitaal en gaat uitsluitend in als de gewezen deelnemer gedurende de periode waarin hij recht heeft op een uitkering ingevolge de WW of een werkloosheidsuitkering van zijn woonland, komt te overlijden. Artikel 4a. Maximaal ouderdomspensioen 1. Het jaarlijks ouderdomspensioen uit de basispensioenregeling tezamen met de aangekochte aanspraken op ouderdomspensioen uit de excedentpensioenregeling, de compensatieregeling en de individuele pensioenspaarregeling mag tezamen met het bruto-ouderdomspensioen ingevolge de AOW voor een gehuwde zonder toeslag, inclusief vakantie-uitkering, nooit meer bedragen dan 100% van het laatstelijk vastgestelde pensioensalaris, tenzij de overschrijding het gevolg is van het verlenen van toeslagen, het variabiliseren in de hoogte van de pensioenuitkeringen of van inkomende waardeoverdrachten. 2. Indien de (gewezen) deelnemer op enig moment gedurende het deelnemerschap in deeltijd heeft gewerkt, worden het laatstelijk vastgestelde pensioensalaris en de in lid 1 bedoelde AOW-uitkering vermenigvuldigd met het gewogen gemiddelde van de voor iedere periode waarin de arbeidsduur gelijk is gebleven geldende deeltijdfactor. Het hieruit resulterende bedrag wordt in aanmerking genomen als het laatstelijk vastgestelde pensioensalaris en de AOW-uitkering voor de vaststelling van het maximale ouderdomspensioen. Onder de deeltijdfactor wordt verstaan het quotiënt van de in de betreffende periode overeengekomen arbeidsduur en de bij de werkgever in diezelfde periode geldende volledige arbeidsduur. Artikel 5. Herziening van ingegane pensioenen en premievrije rechten 1. Op de onderstaande pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks een procentuele toeslag verleend: de aanspraken op ouderdomspensioen van de gewezen deelnemers; de aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen; de ingegane ouderdomspensioenen; pag. 9

de ingegane nabestaandenpensioenen; de ingegane wezenpensioenen; de ingegane WIA-excedent-uitkeringen; de ingegane ANW-aanvullingspensioenen. 2. De procentuele toeslag is maximaal gelijk aan de procentuele toename in een periode van 12 maanden van het laatstelijk voor de maand oktober vastgestelde CBS prijsindexcijfer alle huishoudens. Het bestuur beslist evenwel of en in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. 3. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit het beleggingsrendement gefinancierd. Artikel 6. Wijziging van pensioenaanspraken 1. Het pensioenfonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen indien: a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; b. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het kortetermijnherstelplan, bedoeld in artikel 140 PW. 2. Indien het bepaalde in het vorige lid zich voordoet, zal het bestuur voor zover nodig de bepalingen van dit reglement hieraan aanpassen, met inachtneming van het bepaalde in de uitvoeringsovereenkomst. Artikel 7. Verevening van pensioen 1. In geval van scheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, heeft de ex-partner jegens het fonds een recht op uitbetaling van een deel van het aan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde toekomende ouderdomspensioen, mits wordt voldaan aan het bepaalde in lid 10 en de partners het recht op pensioenverevening niet rechtsgeldig hebben uitgesloten. Dit deel is in beginsel gelijk aan 50% van het ouderdomspensioen dat zou gelden indien: a. de tot verevening verplichte (gewezen) deelnemer of gepensioneerde uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de deelnemersjaren, inclusief de periode dat pensioenopbouw wordt voortgezet in verband met (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid gelegen tussen de datum van huwelijk respectievelijk aanvang van het geregistreerd partnerschap en het tijdstip van de scheiding respectievelijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap; b. op het tijdstip van scheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap het deelnemerschap zou zijn geëindigd anders dan door pensionering of overlijden. 2. Indien het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap ligt vóór het tijdstip van de scheiding respectievelijk de beëindiging van het geregistreerd partnerschap, heeft pag. 10

de ex-partner jegens het fonds een recht op uitbetaling van 50% van het ouderdomspensioen dat zou gelden indien de tot verevening verplichte (gewezen) deelnemer of gepensioneerde uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de deelnemersjaren gelegen tussen de datum van huwelijk respectievelijk aangaan van het geregistreerd partnerschap en het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap. 3. In afwijking van het onder lid 1 en lid 2 bepaalde wordt bij de verevening rekening gehouden met een ander percentage respectievelijk een andere periode indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de ex-partner dit bij schriftelijke overeenkomst in verband met de scheiding of de beëindiging van het geregistreerd partnerschap zijn overeengekomen. Ten bewijze hiervan dient een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan het fonds te worden overgelegd. 4. Indien op het tijdstip van scheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap het deel van het ouderdomspensioen, waarop recht op uitbetaling bestaat, gelijk of lager is dan het in artikel 66, lid 1 van de PW genoemde bedrag (in 2009 417,74) wordt het pensioen niet verevend. 5. De uitbetaling aan de ex-partner geschiedt onder de in dit reglement vastgelegde voorwaarden. De uitbetaling gaat in op het tijdstip waarop volgens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding jegens het fonds recht op uitbetaling bestaat. 6. Het jegens het fonds bestaande recht op uitbetaling van de ex-partner sluit, zolang dit recht bestaat, uitbetaling van de ter zake van die uitbetaling vastgestelde bedragen inclusief eventuele verhogingen aan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde uit. 7. Het fonds verstrekt de ex-partner een bewijsstuk van zowel de tijdens het huwelijk opgebouwde aanspraak waarop de verevening zal worden gebaseerd alsmede de ingangsdatum van de uitbetaling. De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ontvangt daarvan een afschrift. 8. Met inachtneming van het in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding terzake bepaalde kan het in de voorafgaande leden van dit artikel bedoelde deel van het ouderdomspensioen en het bijzonder nabestaandenpensioen worden omgezet in een (eigen) aanspraak op ouderdomspensioen voor de ex-partner, mits dit bij huwelijkse voorwaarden respectievelijk voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding respectievelijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap is overeengekomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het fonds is gehecht dat het instemt met bedoelde omzetting. Het fonds verstrekt aan de ex-partner een bewijsstuk van de eigen aanspraak op ouderdomspensioen. De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ontvangt daarvan een afschrift. De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ontvangt voorts een opgave van het verminderd pensioen. 9. Bij de toepassing van dit artikel zullen de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding in acht worden genomen. 10. Het recht op verevening kan alleen dan rechtstreeks jegens het fonds worden uitgeoefend, indien de scheiding binnen twee jaar na het tijdstip van de scheiding op de in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding voorgeschreven wijze aan het fonds is gemeld. 11. Het fonds is bevoegd de kosten van een verevening aan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de ex-partner ieder voor de helft in rekening te brengen dan wel in mindering te brengen op de aan hen uit te betalen bedragen. pag. 11

Artikel 8. Bijzonder nabestaandenpensioen 1. De ex-partner heeft bij beëindiging van de partnerrelatie recht op een premievrije aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen. Onder beëindiging van de partnerrelatie wordt verstaan echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden of na ontbinding dan wel beëindiging van de gezamenlijke huishouding. 2. Het bijzonder partnerpensioen voor de ex-partner van een deelnemer is gelijk aan het partnerpensioen dat de deelnemer zou hebben verkregen indien op de datum van beëindiging van de partnerrelatie het deelnemerschap zou worden beëindigd door ontslag. 3. Het bijzonder partnerpensioen voor de ex-partner van een gewezen deelnemer of gepensioneerde is gelijk aan het partnerpensioen dat ten behoeve van die ex-partner is vastgesteld op de dag van beëindiging van het deelnemerschap. 4. Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer en de ex-partner een bewijs van de aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen. 5. Het bijzonder nabestaandenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is overleden en wordt uitbetaald tot en met de laatste dag van de maand waarin de nabestaande is overleden. 6. Het bepaalde in lid 1 vindt geen toepassing indien de (gewezen) deelnemer en de partner dit bij huwelijkse voorwaarden of in de voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op beëindiging van de partnerrelatie anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het fonds is gehecht dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. 7. De ex-partner heeft het recht een aanspraak op bijzonder partnerpensioen te vervreemden aan een andere (ex-)partner van de overleden (gewezen) deelnemer, mits: a. het pensioenfonds bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken; b. de vervreemding onherroepelijk is; en c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte. Artikel 9. Waardeoverdracht en afkoop 1. Een gewezen deelnemer heeft het recht de waarde van zijn premievrije aanspraken op pensioen en het opgebouwde kapitaal te doen overdragen naar een andere pensioenuitvoerder, mits het fonds op grond van de PW verplicht is hieraan mee te werken en wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld bij en krachtens de PW. Het pensioenfonds stelt de overdrachtswaarde vast met inachtneming van de regels die daartoe zijn gesteld bij en krachtens de PW. pag. 12

2. Een waarde die het fonds ontvangt op grond van een waardeoverdracht in de zin van artikel 1 van de PW, wordt aangewend ter verwerving van extra aanspraak op ouderdomspensioen in de basispensioenregeling en kapitaal in de excedentpensioenregeling in de verhoudingen zoals deze tussen deze regelingen geldt op grond van dit reglement, met dien verstande dat geen groter deel van de waarde in de basispensioenregeling wordt aangewend dan nodig is om het maximale aantal extra deelnemersjaren te bereiken. Het deel van de waarde dat niet wordt aangewend in de basispensioenregeling wordt aangewend in de excedentpensioenregeling. De extra aanspraak op ouderdomspensioen in de basispensioenregeling wordt vertaald in extra deelnemersjaren op basis van de pensioengrondslag bij aanvang van het deelnemerschap. Het extra aantal deelnemersjaren gaat op basis van een volledige arbeidsduur niet uit boven het verschil tussen de leeftijd van de deelnemer bij aanvang van het deelnemerschap en 21. De leeftijd van de deelnemer wordt hierbij vastgesteld in jaren en maanden, waarbij een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd. 3. De voorgaande leden van dit artikel zijn alleen van toepassing bij waardeoverdracht in het kader van de individuele beëindiging van een dienstbetrekking of deelneming aan een pensioenregeling. 4. Het fonds heeft onder de in artikel 66 tot en met 68 van de PW genoemde voorwaarden het recht een pensioenrecht of pensioenaanspraak af te kopen indien dit niet uitgaat boven het bedrag als genoemd in artikel 66 van de PW (in 2009: 417,74). De afkoopwaarde wordt vastgesteld op basis van sekseneutrale factoren die periodiek door het pensioenfonds worden vastgesteld voor een bepaalde periode. De hoogte en geldigheidsduur van die factoren is opgenomen in bijlage I bij dit reglement. Artikel 10. Herverzekering van pensioenaanspraken 1. Het bestuur kan besluiten de verplichtingen, voortvloeiend uit dit reglement geheel of gedeeltelijk te herverzekeren bij één of meer verzekeraars als bedoeld in artikel 1 van de PW. 2. Het fonds zal in de af te sluiten verzekeringsovereenkomsten als verzekeringnemer en begunstigde worden aangewezen. Het bestuur heeft echter het recht de belanghebbende als begunstigde aan te wijzen. 3. Voor de herverzekerde pensioenen vormt de polis de grondslag van de rechten van de (gewezen) deelnemers. Het fonds is slechts aansprakelijk, voor zover de verzekeraar zijn uit de overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen nakomt. De voorwaarden van deze overeenkomsten liggen voor belanghebbenden bij het bestuur ter inzage. Artikel 11. Uitgesloten risico Het recht op (aanvullend) nabestaanden- en wezenpensioen vervalt ten aanzien van die belanghebbende(n), door wiens (wier) opzet of grove schuld de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt. pag. 13

Artikel 12. Overdracht, inpandgeving van rechten enzovoort De aanspraken ingevolge deze regeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de PW. Artikel 13. Overgangsbepalingen 1. Voor de deelnemer die onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze pensioenregeling aanspraken op pensioen kan doen gelden jegens het fonds op basis van Pensioenreglement 2005, worden deze pensioenaanspraken verdeeld in een deel behorende aan de periode voor de 65-jarige leeftijd van de deelnemer en een deel behorende aan de periode na de 65-jarige leeftijd van de deelnemer. 2. Het deel van de pensioenaanspraken behorende aan de periode voor de 65-jarige leeftijd als bedoeld in lid 1 wordt premievrij gemaakt. Voor dit deel van de aanspraken blijft Pensioenreglement 2005 van toepassing, met dien verstande dat deze aanspraken gedurende het deelnemerschap jaarlijks op dezelfde wijze worden aangepast als de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen van deelnemers. De ingangsdatum van dit deel van de aanspraken kan op verzoek van de (gewezen) deelnemer worden uitgesteld tot uiterlijk de pensioenrichtleeftijd, met inachtneming van het bepaalde in Pensioenreglement 2005 en de uitstelfactoren die zijn opgenomen in bijlage I van dit reglement, mits naar het oordeel van het bestuur wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens Hoofdstuk IIB en Hoofdstuk VIII van de Wet op de loonbelasting 1964. Indien de ingangsdatum wordt uitgesteld tot de pensioenrichtdatum dan worden deze aanspraken met inachtneming van de in bijlage I van dit reglement opgenomen omzettingsfactoren omgezet in een levenslang ouderdomspensioen ingaande op de pensioenrichtleeftijd. De in dit lid genoemde factoren worden telkens voor een bepaalde periode vastgesteld door het bestuur. In de betreffende bijlage bij dit reglement is de geldigheidsduur van die factoren opgenomen. 3. Het pensioen behorende aan de periode na de 65-jarige leeftijd is gebaseerd op de doorgebrachte deelnemersjaren op basis van pensioenreglement 2005. Deze aanspraken worden ingebracht in dit reglement door bij de bepaling van het aantal deelnemersjaren deze doorgebrachte deelnemersjaren mee te nemen. 4. Als een deelnemer op basis van pensioenreglement 2005 recht had op gedeeltelijke premievrije voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid wordt de premievrije voortzetting op basis van dit reglement voortgezet en gebaseerd op het salaris waarop de deelnemer ter zake van zijn arbeidsgeschiktheid recht heeft jegens de werkgever en de daarbij voor de deelnemer geldende arbeidsduur, met dien verstande dat de pensioenopbouw niet uitgaat boven de opbouw die zou gelden bij de arbeidsduur zoals die tussen de werkgever en de deelnemer gold direct voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid. Tevens wordt de WAO-hiaat uitkering uit hoofde van pensioenreglement 2005 uitbetaald totdat de premievrije voortzetting op basis van dit reglement eindigt. pag. 14

5. Voor de deelnemers die op 31 december 2000 in dienst waren van de werkgever wordt een aanspraak op garantieouderdomspensioen vastgesteld. Dit garantieouderdomspensioen is gelijk aan het pensioen dat bij ongewijzigde omstandigheden op basis van het per 31 december 2000 voor de deelnemer geldende en per 1 januari 2001 vervallen reglement op leeftijd 65 jaar bij een volledig aantal deelnemersjaren zou zijn bereikt, waarbij aanspraken op nabestaandenpensioen en ongehuwdenpensioen actuarieel neutraal worden omgezet in extra aanspraken op ouderdomspensioen en waarbij rekening wordt gehouden met het op 31 december 2000 geldende grenssalaris en de op die datum geldende franchise. 6. Het garantieouderdomspensioen wordt afgezet tegen het te bereiken ouderdomspensioen in de onderhavige basispensioenregeling inclusief het pensioen zoals genoemd in lid 2, waarbij het pensioen voor de 65-jarige leeftijd wordt opgehoogd en herleid tot een ouderdomspensioen ingaand op 65 jaar. Tevens zal bij de vaststelling van dit garantiepensioen rekening gehouden worden met de compenserende maatregelen vanuit de werkgever per 1 januari 2006 en de invloed daarvan op het pensioen vanaf 65. 7. Indien het garantieouderdomspensioen als omschreven in lid 5 hoger is dan het pensioen vastgesteld volgens het bepaalde in lid 6 heeft de deelnemer een aanspraak op het per 1 januari 2001 vastgestelde garantieouderdomspensioen. Bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap wordt het garantieouderdomspensioen naar rato van de verstreken deelnemersjaren tussen 31 december 2000 en de datum van beëindiging van het deelnemerschap verstrekt. 8. Voor de deelnemers die op 31 december 2000 in dienst zijn van de werkgever wordt een garantienabestaandenpensioen vastgesteld. Dit garantienabestaandenpensioen is gelijk aan het nabestaandenpensioen, inclusief tijdelijk nabestaandenpensioen, zoals dat op 31 december 2000 in de op dat moment voor de betrokken deelnemer geldende pensioenregeling was verzekerd, waarbij voor de bepaling van het garantienabestaandenpensioen een eventueel verzekerd tijdelijk nabestaandenpensioen alleen in aanmerking genomen wordt voor de duur van de uitkeringsperiode van dat tijdelijk nabestaandenpensioen. 9. Indien het garantienabestaandenpensioen hoger is dan de som van het nabestaandenpensioen en het aanvullend nabestaandenpensioen heeft de nabestaande van de deelnemer in plaats van het nabestaandenpensioen recht op het garantienabestaandenpensioen. Indien de deelnemer geen aanvullend nabestaandenpensioen heeft verzekerd, dan wordt dit garantienabestaandenpensioen verminderd met het bedrag van het niet-verzekerde aanvullend nabestaandenpensioen. De aanspraak op garantienabestaandenpensioen vervalt bij beëindiging van het deelnemerschap. 10. Het garantienabestaandenpensioen wordt jaarlijks per 1 januari, voor het eerst op 1 januari 2002, verhoogd met hetzelfde percentage als waarmee de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen van een deelnemer worden verhoogd. 11. Het bepaalde in artikel 37 ten aanzien van aanwending van het opgebouwde kapitaal in de beschikbare premieregeling geldt niet voor het opgebouwde kapitaal dat is verworven voor de waarde die voor een (gewezen) deelnemer op 1 januari 2001 is aangewend in de excedentpensioenregeling. Dat deel van het opgebouwde kapitaal wordt op de ingangsdatum aangewend voor de verwerving van ouderdomspensioen pag. 15

in combinatie met een nabestaandenpensioen van 70% daarvan. Daartoe wordt het nabestaandenpensioen opgevat met inbegrip van het bijzonder nabestaandenpensioen uit hoofde van de excedentpensioenregeling. Met instemming van de partner kan de (gewezen) deelnemer ook kiezen voor een lager percentage dan 70% of voor volledige aanwending voor ouderdomspensioen. Artikel 14. Inwerkingtreding Dit reglement treedt in werking per 1 januari 2006 en vervangt vanaf die datum pensioenreglement 2005 voor deelnemers aan deze pensioenregeling. Dit reglement is laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2010. pag. 16

B. Basispensioenregeling Artikel 15. Deelnemers aan de basispensioenregeling Deelnemer aan de basispensioenregeling is de in artikel 2 lid 1 van het reglement omschreven deelnemer. De deelnemer heeft de keuze om in plaats van deel te nemen aan de basispensioenregeling deel te nemen aan de excedentpensioenregeling. Het excedentsalaris wordt alsdan verhoogd met de pensioengrondslag zoals die voor de deelnemer zou gelden in de basispensioenregeling. De keuze wordt eenmalig gemaakt bij aanvang van het deelnemerschap. Een keuze heeft geen gevolgen voor de wijze waarop een inkomende overdrachtswaarde in de pensioenregeling wordt aangewend. Artikel 16. Omschrijving van de pensioenaanspraken 1. Met inachtneming van de bepalingen van dit reglement geeft het deelnemerschap in de basispensioenregeling recht op: a. ouderdomspensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemer; b. nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner van de deelnemer tijdens het deelnemerschap; c. nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner van de gewezen deelnemer of gepensioneerde voor wie een gedeelte van het ouderdomspensioen is omgezet in nabestaandenpensioen; d. wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de deelnemer. 2. De basispensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 1 van de PW. Artikel 17. Pensioensalaris 1. Voor de toepassing van het bepaalde in de basispensioenregeling wordt per de datum van aanvang van het deelnemerschap en vervolgens per 1 juli van ieder kalenderjaar een pensioensalaris vastgesteld. Dit pensioensalaris is gelijk aan 12 maal het vaste maandsalaris vermeerderd met de vakantietoeslag, de eindejaarsuitkering en de ploegentoeslag, doch is maximaal gelijk aan het grenssalaris. Het pensioensalaris wordt vastgesteld uitgaande van de bij de werkgever geldende volledige arbeidsduur. 2. De deelnemer die een pensioensalaris heeft dat lager is dan het grenssalaris kan jaarlijks voor 1 maart van het betreffende jaar schriftelijk aan de werkgever en het fonds mededelen dat een aanvullende pensioengrondslag moet worden vastgesteld ter grootte van de in dat jaar genoten bonusuitkering, met uitzondering van de salesbonus en de bonussen vallend onder het corporate bonusplan. De aanvullende pensioengrondslag wordt vastgesteld per 1 juli van het betreffende jaar. Artikel 18. Franchise 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt een franchise vastgesteld. 2. De franchise bedraagt 17.592,- (niveau 2009). Deze franchise kan door het bestuur jaarlijks per 1 juli - voor het eerst per 1 juli 2010 - en in een voorkomend geval op pag. 17

enig ander moment worden verhoogd waarbij de procentuele ontwikkeling van de CAO-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen voor volwassen werknemers in de sector particuliere bedrijven over de maand oktober van het voorafgaand jaar zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek als leidraad dient. 3. De franchise is nooit lager dan 10/7 e van het per 1 juli van het betreffende jaar geldende bruto-ouderdomspensioen, inclusief vakantie-uitkering, ingevolge de AOW voor een gehuwde. Artikel 19. Pensioengrondslag 1. Voor de toepassing van het bepaalde in de basispensioenregeling wordt voor iedere deelnemer een pensioengrondslag vastgesteld. 2. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioensalaris verminderd met de franchise. Wijziging van de pensioengrondslag vindt jaarlijks plaats per 1 juli. Een negatieve pensioengrondslag wordt op nul gesteld. 3. Een verlaging van de (aanvullende) pensioengrondslag leidt niet tot vermindering van de tot de datum van die verlaging reeds opgebouwde aanspraken op pensioen. Artikel 20. Deelnemersjaren 1. Als deelnemersjaren tellen mee alle tot aan de pensioenrichtleeftijd als deelnemer krachtens ononderbroken arbeidsovereenkomst bij de werkgever doorgebrachte dienstjaren, alsmede de extra deelnemersjaren die aan de deelnemer zijn toegekend in verband met een waardeoverdracht. 2. Het aantal deelnemersjaren wordt bepaald in maanden nauwkeurig. Een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd. 3. Indien een deelnemer in een periode minder dan de normale arbeidsduur heeft gewerkt bij de werkgever zal die periode voor de vaststelling van het aantal deelnemersjaren slechts in aanmerking worden genomen in de verhouding van de gedeeltelijke arbeidsduur tot het aantal uren behorend bij een volledige arbeidsduur. Artikel 21. Ouderdomspensioen 1. Voor ieder deelnemersjaar wordt een aanspraak op jaarlijks ouderdomspensioen toegekend ter grootte van 2,00% van de voor het betreffende deelnemersjaar vastgestelde pensioengrondslag. 2. Indien voor de deelnemer een aanvullende pensioengrondslag is vastgesteld, wordt de leeftijdafhankelijke beschikbare premie voor de excedentpensioenregeling berekend over de aanvullende pensioengrondslag en aangewend voor inkoop van extra ouderdomspensioen in de basispensioenregeling, op basis van sekseneutrale inkoopfactoren, die door het bestuur, gehoord de actuaris, worden vastgesteld en periodiek kunnen worden aangepast. De factoren en geldigheidsduur zijn opgenomen in bijlage I bij dit reglement. In zoverre is deze pensioenregeling dan geen uitkeringsovereenkomst, maar een premieovereenkomst in de zin van de PW. De deelnemer is alsdan de helft van de leeftijdafhankelijke beschikbare premies verschuldigd. De deelnemer kan in afwijking van het hiervoor bepaalde jaarlijks voor 1 maart van pag. 18

het betreffende jaar schriftelijk aan de werkgever en het fonds mededelen dat de leeftijdafhankelijke premie berekend over de aanvullende pensioengrondslag niet wordt aangewend voor inkoop van extra ouderdomspensioen in de basispensioenregeling, maar op naam van de deelnemer -na onttrekking van risicopremies en uitvoeringskosten- in beleggingsfondsen wordt belegd, waarbij alle bepalingen met betrekking tot de aanvullende pensioengrondslag in de excedentpensioenregeling van overeenkomstige toepassing zijn. 3. Het jaarlijks ouderdomspensioen gaat in op de pensioenrichtleeftijd en wordt uitgekeerd tot het eind van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt. 4. Op de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen van deelnemers wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de procentuele ontwikkeling van de CAOlonen per maand inclusief bijzondere beloningen voor volwassen werknemers in de sector particuliere bedrijven over de maand oktober zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek dient daarbij als leidraad. Het bestuur beslist evenwel of en in hoeverre deze pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit het beleggingsrendement gefinancierd. Artikel 22. Flexibilisering 1. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen op een eerder tijdstip dan de pensioenrichtleeftijd ingaan, mits en voor zover de (gewezen) deelnemer op de ingangsdatum geen arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling heeft. Gedeeltelijk vervroegde ingang op verzoek van de deelnemer is uitsluitend mogelijk indien de deelnemer ten minste een arbeidsduur van 16 uur per week behoudt bij de werkgever. De (gewezen) deelnemer dient het in de eerste volzin omschreven verzoek tenminste drie maanden vóór de gekozen ingangsdatum schriftelijk aan het fonds kenbaar te maken. 2. Indien de (gewezen) deelnemer het ouderdomspensioen in laat gaan vóór de pensioenrichtleeftijd wordt het jaarlijks uit te keren ouderdomspensioen verlaagd, waarbij van sekseneutrale kortingsfactoren wordt uitgegaan, die door het bestuur, gehoord de actuaris, worden vastgesteld en periodiek kunnen worden aangepast. Periodiek beoordeelt het bestuur, gehoord de actuaris, of de factoren aanpassing behoeven en neemt indien nodig een besluit tot aanpassing van de factoren. De factoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage I bij dit reglement. 3. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan op de ingangsdatum het alsdan ingaande ouderdomspensioen worden omgezet in een ouderdomspensioen dat gedurende drie, vijf of acht jaren gerekend vanaf de ingangsdatum, doch niet langer dan tot de 70- jarige leeftijd van de gepensioneerde, hoger is dan het oorspronkelijk uit te keren ouderdomspensioen en na afloop van deze periode lager is dan het oorspronkelijk uit te keren ouderdomspensioen. De omzetting vindt plaats op basis van sekseneutrale omzettingsfactoren die door het bestuur, gehoord de actuaris, worden vastgesteld. Periodiek beoordeelt het bestuur, gehoord de actuaris, of de factoren aanpassing behoeven en neemt indien noodzakelijk een besluit tot aanpassing van de factoren. De factoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage I bij dit reglement. De in de vorige volzin omschreven variatie tussen hoogste en laagste uitkering van het ouderdomspensioen is slechts toegestaan in de verhouding 100:75. pag. 19

4. Indien er gebruik gemaakt wordt van meerdere flexibiliseringsmogelijkheden dan zal dit afhankelijk van de keuze van de (gewezen) deelnemer plaatsvinden in de volgende volgorde: vervroeging, gedeeltelijke ingang van pensioen, omzetting van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen en variatie in hoogte van het pensioen. Artikel 23. Extra ouderdomspensioen uit spaarloon 1. Alle deelnemers hebben de mogelijkheid de middelen beschikbaar uit de regeling voor het spaarloon aan te wenden voor inkoop van extra ouderdomspensioen in de basispensioenregeling. De jaarlijkse aanwending van middelen uit spaarloon zal de maximale jaarpremie zoals die in het betreffende kalenderjaar voor de deelnemer geldt in de individuele pensioenspaarregeling niet te boven gaan, waarbij voor de toepassing van dit artikel op het totaal van de voor het betreffende kalenderjaar voor de deelnemer geldende maximale jaarpremie van de individuele pensioenspaarregeling eerst de voor de deelnemer in het betreffende jaar geldende compensatiepremie in mindering wordt gebracht. 2. Inkoop vindt plaats op basis van sekseneutrale inkoopfactoren, die door het bestuur, gehoord de actuaris, worden vastgesteld en periodiek kunnen worden aangepast. De factoren en geldigheidsduur zijn opgenomen in bijlage I bij dit reglement. Artikel 24. Nabestaandenpensioen voor ingangsdatum 1. Het jaarlijks nabestaandenpensioen, uit te keren bij overlijden van de deelnemer vóór de ingangsdatum bedraagt 70% van het ouderdomspensioen vastgesteld volgens het bepaalde in artikel 21, lid 1, waarbij uitgegaan wordt van de omstandigheid dat hij tot de pensioenrichtleeftijd deelnemer zou zijn gebleven. Indien de deelnemer extra ouderdomspensioen heeft ingekocht in de basisregeling op grond van artikel 21, lid 2, wordt dit reeds ingekochte ouderdomspensioen mede in aanmerking genomen bij de toepassing van de vorige volzin. 2. Het nabestaandenpensioen op grond van dit artikel gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer is overleden en wordt uitbetaald tot en met de laatste dag van de maand waarin de nabestaande is overleden. pag. 20

Artikel 25. Nabestaandenpensioen vanaf ingangsdatum of de eerdere datum van beëindiging van het deelnemerschap als gevolg van ontslag 1. Voor de (gewezen) deelnemer die op de ingangsdatum of de datum van beëindiging van het deelnemerschap als gevolg van ontslag een partner heeft wordt een gedeelte van zijn levenslang ouderdomspensioen omgezet in nabestaandenpensioen voor zijn partner, waarbij de hoogte van het nabestaandenpensioen 70% van het na bovengenoemde omzetting verlaagde ouderdomspensioen bedraagt. De (gewezen) deelnemer kan op de ingangsdatum respectievelijk de datum van beëindiging van het deelnemerschap als gevolg van ontslag, na instemming van zijn partner, de keuze maken af te wijken van het in de eerste volzin van dit lid bepaalde, waarbij hij met betrekking tot de hoogte van het nabestaandenpensioen de keuze uit de volgende mogelijkheden heeft: a) 0%; b) 35% van het na omzetting verlaagde ouderdomspensioen 2. De (gewezen) deelnemer kan op de datum van beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden, verlof of pensioneren en op de ingangsdatum de in lid 1 genoemde keuze maken. De keuze dient tenminste drie maanden voor de ingangsdatum en bij beëindiging van het deelnemerschap voor de ingangsdatum als gevolg van ontslag uiterlijk op de feitelijke ontslagdatum schriftelijk aan het fonds kenbaar te worden gemaakt. 3. De omzetting als bedoeld in lid 1 en 2 geschiedt op basis van sekseneutrale factoren, die door het bestuur, gehoord de actuaris, worden vastgesteld. Periodiek beoordeelt het bestuur, gehoord de actuaris, of de factoren aanpassing behoeven en neemt indien noodzakelijk een besluit tot aanpassing van de factoren. De factoren en de geldigheidsduur daarvan zijn opgenomen in bijlage I bij dit reglement. 4. Het nabestaandenpensioen op grond van dit artikel gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is overleden en wordt uitbetaald tot en met de laatste dag van de maand waarin de nabestaande is overleden. Artikel 26. Wezenpensioen 1. Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt 10% van het ouderdomspensioen vastgesteld volgens het bepaalde in artikel 21, lid 1, waarbij wordt uitgegaan van de omstandigheid dat hij tot de pensioenrichtleeftijd deelnemer zou zijn gebleven. Indien de deelnemer extra ouderdomspensioen heeft ingekocht in de basisregeling op grond van artikel 21, lid 2, wordt dit reeds ingekochte ouderdomspensioen mede in aanmerking genomen bij de toepassing van de vorige volzin. 2. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer is overleden en wordt uitbetaald tot en met de laatste dag van de maand waarin het kind laatstelijk voldoet aan de in artikel 1 omschreven definitie, dan wel (zo de overlijdensdatum van het kind eerder valt) tot en met de laatste dag van de maand van overlijden van het kind. pag. 21

3. Het totale wezenpensioen dat wordt uitgekeerd is afhankelijk van het aantal kinderen en is maximaal gelijk aan 70% van het ouderdomspensioen vastgesteld volgens het bepaalde in artikel 21, lid 1, waarbij wordt uitgegaan van de omstandigheid dat hij tot de pensioenrichtleeftijd deelnemer zou zijn gebleven. Indien de deelnemer extra ouderdomspensioen heeft ingekocht in de basisregeling op grond van artikel 21, lid 2, wordt dit reeds ingekochte ouderdomspensioen mede in aanmerking genomen bij de toepassing van de vorige volzin. 4. Het wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarop het pensioengerechtigde kind ouderloos wordt. Artikel 27. Voortzetting pensioenopbouw bij werkloosheid 1. Indien en zolang een gewezen deelnemer die aansluitend op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de werkgever werkloos is geworden en op de eerste werkloosheidsdag daaraanvolgend 40 jaar of ouder is, op grond van die werkloosheid recht heeft op een loongerelateerde uitkering ingevolge de WW en recht heeft op een voortzettingsbijdrage van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering, wordt de opbouw van het ouderdomspensioen voortgezet in de verhouding tot de voortzettingsbijdrage die het fonds van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering ontvangt en bestaat bij overlijden van de (gewezen) deelnemer voor de eventuele partner en kind(eren) recht op nabestaandenpensioen, en wezenpensioen. Voor de opbouw van het ouderdomspensioen en de dekking van het nabestaanden- en wezenpensioen is de deelnemer geen bijdrage verschuldigd. 2. De voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen en de verzekering van nabestaanden- en wezenpensioen vindt slechts plaats indien en voor zover de daarvoor benodigde (voortzettings)bijdrage van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering door het fonds is ontvangen. Artikel 28. Voortzetting pensioenopbouw bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid 1. Indien de deelnemer gedurende het deelnemerschap blijvend algeheel of gedeeltelijk arbeidsongeschiktheid wordt, vindt terzake van die arbeidsongeschiktheid verdere volledige respectievelijk gedeeltelijke opbouw van levenslang ouderdomspensioen plaats vanaf de datum waarop de (gewezen) deelnemer recht heeft op een uitkering ingevolge de WIA, uitgaande van de pensioengrondslag op het tijdstip van aanvang van de arbeidsongeschiktheid. Deze opbouw wordt premievrij voortgezet in overeenstemming met de mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA tot het bereiken van de pensioenrichtleeftijd of tot het tijdstip waarop de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid eindigt. pag. 22