Stichting Pensioenfonds Urenco Nederland

Vergelijkbare documenten
20-2t A'- Artikel 11 - Artikel 1,2 - Artikel 13- Artikel L4- Artikel l_5 -

R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N. van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam

Pensioenbijspaarreglement van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam

Regeling voor vrijwillig individueel pensioensparen (pensioenleeftijd 67)

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics

Reglement Regeling Vervroegd Uittreden voor werknemers die na 30 juni 1937 en voor 1 januari 1950 zijn geboren

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van:

Aanvulling 3 op het Pensioenreglement 2011

PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

Pensioenregeling van. DSM Resins BV. Reglement Vervroegde Individuele Pensionering (VIP-Regeling)

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Prepensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Jacobs Nederland. versie 1 oktober 2014

Reglement Anw-hiaatpensioen

Reglement Anw-hiaatpensioen

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

P E N S I O E N R E G L E M E N T

REGLEMENT AANVULLEND ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN VAN STICHTING PENSIOENFONDS IMTECH

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog)

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van:

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

PENSIOENREGLEMENT STICHTING PENSIOENFONDS URENCO NEDERLAND. Versie

REGLEMENT PENSIOENSPAREN van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate

Aanvullend reglement

REGLEMENT PENSIOENSPAREN van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate. Per 1 januari 2011

Aanvullend pensioenreglement "Excedent middelloon "

Stichting Metro Pensioenfonds. ANW Hiaatreglement. 28 oktober 2008

Stichting Pensioenfonds Holland Casino. Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino. Inhoudsopgave:

Aanvullend reglement. Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag)

REGLEMENT PENSIOENSPAREN van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015

Artikel 1 Begripsomschrijvingen 2. Artikel 2 Voorwaarden deelneming 3. Artikel 3 Aanvang ANW-hiaatpensioenreglement, einde dekking, nietige dekking 3

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

Samenvatting DEPF reglementen Per 1 januari 2016

Reglement Versleepregeling

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag)

Stichting Pensioenfonds Citco Nederland

Reglement TIJDELIJK AANVULLEND NABESTAANDENPENSIOEN (ANW-hiaat verzekering)

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

P E N S I O E N R E G L E M E N T

Samenvatting DEPF reglementen Per 1 januari 2015

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

Stichting Pensioenfonds HAL

Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet

Stichting Pensioenfonds HAL. Pensioenreglement WIA -Excedentpensioen

Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015

REGLEMENT voor Anw-hiatenpensioen. van. Stichting Pensioenfonds Haskoning. Nijmegen. Reglement ANW-hiatenpensioen, versie januari 2012

STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE DRANKINDUSTRIE.

REGLEMENT. per 1 januari Stichting VUT fonds ECI

Werkgever: Metro, en de door de directie aangewezen verbonden. ondernemingen, waarmee de stichting, onder goedkeuring van de

Pensioenreglement Philips eindloonregeling. januari Philips Pensioenfonds

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

Pensioenreglement Philips eindloonregeling. januari Philips Pensioenfonds

REGLEMENT FLEXIBELE AANVULLINGSREGELING (FAR)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen 2. Artikel 2 Voorwaarden deelneming 3. Artikel 5 Vaststelling en betaling van de verschuldigde premies 4

REGLEMENT PREPENSIOENSPAARREGELING DSM ENGINEERING PLASTICS EMMEN BV - PPS -

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Betreft: Startbrief in verband met toetreding tot de pensioenregeling

RANK XEROX (NEDERLAND) B.V. PENSIOENREGLEMENT

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

Bijlage A2 PENSIOENREGLEMENT a.s.r.

Reglement Vervroegde Individuele Pensionering. DSM Resins B.V. Uitgave januari 2008

STICHTING FLEXIBEL PENSIOEN RANK XEROX AMSTELVEEN REGLEMENT

PENSIOENREGLEMENT STICHTING PENSIOENFONDS URENCO NEDERLAND

PENSIOENREGLEMENT VAN DSM BIOLOGICS BV

REGLEMENT VOOR HET WAO-HIAAT PENSIOEN Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

Progress. Pensioenreglement 2002

Samenvatting DEPF reglementen

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN

Pensioenreglement Philips flex pensioen. januari Philips Pensioenfonds

RANK XEROX (NEDERLAND) N.V. PENSIOENREGLEMENT

Progress. Pensioenreglement 2002

ANW- Hiaat Reglement De Stichting Kuwait Petroleum Pensioenfonds Nederland

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedek- kingsbedrijven (Bpf-Bitumen)

Pensioenregeling van. DSM Resins BV. Deel 2. Reglementsbepalingen voor deelnemers die op of na 1 juli 1999 deelnemer zijn geworden *

ANW- Hiaat Reglement 2015

REGLEMENT WAO-HIATENPENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

PENSIOENREGLEMENT D. Pensioenreglement D van Stichting Pensioenfonds Protector per 1 juli 2015 pagina 1 van 47

VPL Reglement. 1 februari 2016 Pagina 1 van 7

PENSIOENREGLEMENT. Gewijzigd per: 1 januari 2014 Goedkeuringsdatum : 17 december 2013 Definitieve versie

PENSIOENREGLEMENT D. Pensioenreglement D van Stichting Pensioenfonds Protector per 1 jan 2017 pagina 1 van 47

Stichting Pensioenfonds ANWB. Aanvullend Reglement TIJDELIJK PARTNERPENSIOEN (ANW-hiaat verzekering)

REGLEMENT VOOR HET WAO-HIAAT PENSIOEN Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

Pensioenreglement Philips flex pensioen. januari Philips Pensioenfonds

Pensioenreglement Philips eindloonregeling. januari Philips Pensioenfonds

Pensioenreglement 2006B Stichting Pensioenfonds Interpolis,

REGLEMENT STICHTING PENSIOENFONDS PON RING A

Reglement. Excedent Arbeidsongeschiktheidspensioen. Stichting Metro Pensioenfonds

Oudedagregelingen. 6b.19 6b.20 6b.21 6b.22 6b.23 6b.24 6b.25 6b.26 6b.27 6b.28 6b.29. 6b.30 6b.31. 6b.32. 6b.33 6b.34 6b.35

Stichting Pensioenfonds N.V. W.A. Hoek s Machine- en Zuurstoffabriek. Pensioenreglement: pensioenspaarregeling op basis van kapitaalsparen

Pensioenreglement 2006A, Stichting Pensioenfonds Interpolis

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet

Pensioenreglement. Stichting Pensioenfonds DSM Nederland. Uitgave 1 april 2014

Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds DSM Nederland

Reglement ANW-hiaatverzekering. van. Pensioenfonds Deloitte

Transcriptie:

Stichting Pensioenfonds Urenco Nederland PENSIOENREGLEMENT 23 mei 2005 1

Inhoudsopgave: Artikel 1 Begripsbepalingen 4 Artikel 2 Pensioengrondslag 6 Artikel 3 Dienstjaar 6 Artikel 4 Aanspraken op pensioen 7 Artikel 5 Ouderdomspensioen 7 Artikel 6 Tijdelijk ouderdomspensioen 8 Artikel 7 Variatie in de hoogte van de uitkering 8 Artikel 8 Deeltijdpensionering 8 Artikel 9 Nabestaandenpensioen 9 Artikel 10 Tijdelijk nabestaandenpensioen 10 Artikel 11 Omzetting van nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen 10 Artikel 12 Wezenpensioen 10 Artikel 13 Individueel pensioen sparen 11 Artikel 14 Gevolgen van scheiding 11 Artikel 15 Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding 12 Artikel 16 Voortzetting deelnemerschap bij arbeidsongeschiktheid 12 Artikel 17 Aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen 13 Artikel 18 WAO-Zekerheidsplan 13 Artikel 19 Anti-cumulatiebepaling 14 Artikel 20 Aanspraken bij beëindiging van het dienstverband anders dan door overlijden 14 Artikel 21 Afkoop 15 Artikel 21A Wettelijk recht op waardeoverdracht 16 Artikel 21B Vrijwillige waardeoverdracht uit het fonds 16 Artikel 21C Vrijwillige waardeoverdracht naar het fonds 17 Artikel 22 Aanvang en einde van de verzekeringen 17 Artikel 23 Verzekering van de aanspraken 17 Artikel 24 Financiering van de aanspraken 18 Artikel 25 Toeslagen 18 Artikel 26 Wijziging of intrekking van de pensioenregeling 19 Artikel 27 Uitreiking van het pensioenreglement en de statuten 19 Artikel 28 Bewijs van verzekering 19 Artikel 29 Verplichtingen van de belanghebbende 19 Artikel 30 Afwijkende regeling 20 Artikel 31 Onvoorziene gevallen 20 Artikel 32 Inwerkingtreding 20 Artikel 33 Begripsbepalingen 21 Artikel 34 Tijdelijk nabestaandenpensioen 21 23 mei 2005 2

Artikel 35 Actuariële omzetting per 31 december 1999 behaalde pensioenaanspraken 21 Artikel 36 Extra aanspraak op levenslang ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen 21 Artikel 37 Extra aanspraak op tijdelijk ouderdomspensioen 22 Artikel 38 Extra aanspraak op levenslang ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen uit hoofde van ploegentoeslag 22 Artikel 39 Garantieregeling aanvulling 62-80 22 Artikel 40 Overgangsbepaling uit het tot 1 januari 2000 geldende pensioenreglement 23 Bijlage 1 Ruil- en afkoopvoeten (geldend vanaf 1 januari 2002 tot 1 januari 2008) 25 Bijlage 2 Voorwaarden Partnerpensioen 28 23 mei 2005 3

PENSIOENREGLEMENT van de Stichting Pensioenfonds Urenco Nederland Artikel 1 Begripsbepalingen In dit pensioenreglement wordt verstaan onder: 1. UNL : de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: Urenco Nederland B.V., statutair gevestigd te Almelo. 2. ET NL : de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: Enrichment Technology Nederland B.V., statutair gevestigd te Almelo. 3. werkgevers : UNL en ET NL. 4. gelieerde vennootschap : iedere organisatorisch aan de werkgevers verbonden, vennootschap die door het bestuur op verzoek van die vennootschap tot gelieerde vennootschap is verklaard. 5. de ondernemingsraden : de UNL ondernemingsraad en de ET NL ondernemingsraad. 6. de UNL ondernemings- : de ondernemingsraad die is verbonden aan de onderneming van raad UNL. 7. de ET NL ondernemings- : de ondernemingsraad die is verbonden aan de onderneming van raad ET NL. 8. fonds : de Stichting Pensioenfonds Urenco Nederland. 9. werknemer : ieder die krachtens een arbeidsovereenkomst in dienst is bij een werkgever als genoemd in lid 3 dan wel bij een gelieerde vennootschap als bedoeld in lid 4. 10. parttimer : de werknemer die minder dan bij de werkgever, als genoemd in lid 3, dan wel bij een gelieerde vennootschap, als bedoeld in lid 4, geldende normale aantal arbeidsuren per week werkt. 11. deelnemer : de werknemer die de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt en die volgens de bepalingen van dit reglement deelneemt in deze pensioenregeling. 12. gewezen deelnemer : degene voor wie het deelnemerschap anders dan door overlijden of pensionering is geëindigd en die nog aanspraken jegens het fonds kan doen gelden. 13. pensioengerechtigde : degene die op grond van dit reglement recht heeft op pensioenuitkeringen. 14. kind : het kind, dat tot de deelnemer of de gewezen deelnemer in familierechtelijke betrekking staat. Voorts wordt onder kind verstaan het stief- en pleegkind van de deelnemer of gewezen deelnemer, dat ten tijde van het overlijden door deze als een eigen kind werd onderhouden en opgevoed. Het kind is pensioengerechtigd zolang: a. het nog niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt; b. het nog niet de leeftijd van 27 jaar heeft bereikt en indien en voor zolang de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door het volgen van een vorm van dagonderwijs met een cursusduur van ten minste een jaar. 23 mei 2005 4

15. volle wees : a. het kind, van wie beide ouders zijn overleden respectievelijk de enige ouder is overleden; b. het stief- of pleegkind van wie zowel de stief- of pleegouders als de wettige ouders zijn overleden. 16. nabestaandenpensioen : pensioen voor de partner van de deelnemer. 17. wezenpensioen : pensioen voor het kind als bedoeld in lid 8 van dit artikel. 18. partner : a. de man of vrouw met wie de deelnemer is gehuwd; b. de man of vrouw met wie de deelnemer een geregistreerd partnerschap voert als bedoeld in de Wet op het geregistreerd partnerschap; c. indien a of b niet van toepassing is, de man of vrouw met wie de deelnemer een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voert van tenminste één jaar en die voldoet aan de voorwaarden partnerpensioen, zoals deze aan dit pensioenreglement zijn toegevoegd. 19. partnerrelatie : de relatie van de deelnemer met zijn of haar partner. 20. scheiding : de beëindiging van de partnerrelatie door: a. echtscheiding; b. ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; c. beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden of het aangaan van een huwelijk; d. beëindiging van de duurzaam gemeenschappelijke huishouding anders dan door overlijden of het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap. 21. jaarsalaris : 12 maal het met de werknemer overeengekomen vaste bruto maandsalaris, inclusief 8% vakantietoeslag; het geheel vermeerderd met 3% eindejaarsuitkering. Overhevelingstoeslagen, gratificaties, winstuitkeringen, vergoedingen voor overwerk en andere door de werkgevers en gelieerde vennootschappen nader aan te geven emolumenten blijven voor de bepaling van het jaarsalaris buiten beschouwing. 22. ploegentoeslag : de toeslag die de werknemer, die ten minste gedurende een aaneengesloten periode van een jaar werkzaam is in de ploegendienst, ontvangt, vermeerderd met 8% vakantietoeslag en 3% eindejaarsuitkering. 23. pensioengrondslag : de pensioengrondslag als bedoeld in artikel 2. 24. dienstjaar : elk dienstjaar als bedoeld in artikel 3. 25. pensioenrichtleeftijd : de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer respectievelijk gewezen deelnemer 62 jaar wordt. 26. pensioendatum : de pensioenrichtleeftijd dan wel de aangegeven eerdere dan wel latere datum van pensionering zoals bedoeld in artikel 5 lid 4. 27. prijsindex : de Consumentenprijsindex Alle Huishoudens zoals door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is vastgesteld (Tabel 1.2 A); voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt per 1 april van het desbetreffende kalenderjaar uitgegaan van het indexcijfer zoals dit door het CBS voor de maand januari daaraan voorafgaande is gepubliceerd. 28. individueel 23 mei 2005 5

renteniersplan 29. polisvoorwaarden renteniersplan : het renteniersplan als bedoeld in artikel 13 van het pensioenreglement. : de polisvoorwaarden renteniersplan voor pensioenregelingen van de verzekeraar met de daarbij behorende voorwaarden renteniersbeleggingsfonds. 30. verzekeraar : Achmea Pensioen- en Levensverzekering N.V., gevestigd te Apeldoorn. 31. verzekeringsovereenkomst 32. verzekeringsvoorwaarden : de verzekerings- en beleggingsovereenkomst tussen het fonds en de verzekeraar. : de voorwaarden van de verzekeraar voor verzekering van ouderdoms-, nabestaanden-, wezen- en arbeidsongeschiktheidspensioen. Artikel 2 Pensioengrondslag 1. De pensioengrondslag wordt elk jaar op 1 april vastgesteld en is gelijk aan het op die datum voor de deelnemer geldende jaarsalaris verminderd met de franchise. Per 1 april 2003 bedraagt de franchise 19.395,-. Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 april, voor het eerst op 1 april 2004, verhoogd met de door de werkgever of gelieerde vennootschap toegekende (cumulatieve) procentuele algemene salarisverhoging van het voorgaande jaar tot en met de datum waarop de verhoging plaatsvindt. 2. Voor de deelnemer, die ten minste gedurende een aaneengesloten periode van een jaar werkzaam is in de ploegendienst, wordt elk jaar op 1 april een ploegentoeslag, als bedoeld in artikel 1 lid 16 vastgesteld. 3. Indien de deelneming aan de in dit pensioenreglement omschreven pensioenregeling op een andere datum dan 1 april aanvangt, wordt bij de vaststelling van de pensioengrondslag c.q. ploegentoeslag voor de eerste maal uitgegaan van het bij aanvang van de deelneming voor de werknemer geldende jaarsalaris en/of ploegentoeslag en van het bedrag van de op de eerste april daaraan voorafgaande overeenkomstig lid 1 vastgestelde franchise. 4. Voor een parttimer geldt een herleide pensioengrondslag, die overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 lid 2 wordt vastgesteld. 5. Indien een deelnemer overlijdt worden voor de vaststelling van de pensioengrondslag, salariswijzigingen en wijzigingen in de hoogte van de franchise, na 1 april, in aanmerking genomen. Artikel 3 Dienstjaar 1. Onder dienstjaar wordt verstaan elke ononderbroken periode van een jaar gelegen tussen 1 januari 2000 of de latere datum van aanvang van het dienstverband en de pensioenrichtleeftijd. Dienstjaren vóór de 25-jarige leeftijd blijven buiten beschouwing. Het aantal dienstjaren wordt in jaren en maanden vastgesteld, waarbij een gedeelte van een maand voor een volle maand wordt gerekend. 2. Dienstjaren van een parttimer, worden voor de toepassing van dit reglement herleid tot dienstjaren met een normale arbeidsweek. Hiertoe wordt het aantal jaren, waarin de niet-volledige dagtaak wordt verricht vermenigvuldigd met de breuk w/n, waarbij w het werkelijke aantal arbeidsuren per week aangeeft en n het normale aantal arbeidsuren per week. Bij herleiding van het aantal dienstjaren wordt tevens het van toepassing zijnde salaris herleid door vermenigvuldiging met de breuk n/w. 23 mei 2005 6

3. Indien de werknemer elders pensioenrechten heeft opgebouwd en deze rechten, die betrekking kunnen hebben op een wisseling van dienstbetrekking van zowel vóór als na 8 juli 1994, worden overgedragen via Het Circuit, Het Pluscircuit, dan wel via één van de instellingen, die met één van beide een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten, vindt vertaling van de aldus overgedragen reservewaarde plaats in dienstjaren in deze pensioenregeling, op basis van de criteria van Het Circuit respectievelijk Het Pluscircuit. Het maximaal aantal dienstjaren bedraagt evenwel 37. Een reserve-overname buiten de bovenwettelijke circuits om, als bedoeld in dit lid, geschiedt volgens de wettelijk toegestane reken- en procedureregels. Indien het maximum aantal dienstjaren van 37 is bereikt, wordt de eventuele resterende waarde aangewend voor een extra premievrije aanspraak. Artikel 4 Aanspraken op pensioen 1. Overeenkomstig de bepalingen van dit pensioenreglement heeft de deelnemer recht op een aanspraak op: ouderdomspensioen zoals omschreven in artikel 5; tijdelijk ouderdomspensioen, zoals omschreven in artikel 6; nabestaandenpensioen voor zijn of haar partner, zoals omschreven in artikel 9; tijdelijk nabestaandenpensioen, zoals omschreven in artikel 10; wezenpensioen voor zijn/haar kinderen, zoals omschreven in artikel 12; arbeidsongeschiktheidspensioen, zoals omschreven in de artikelen 17 en 18. 2. De werknemer, die nog niet de 25-jarige leeftijd heeft bereikt, heeft voor zijn of haar partner en/of kinderen aanspraak op nabestaandenpensioen, tijdelijk nabestaandenpensioen en/of wezenpensioen overeenkomstig de bepalingen van dit reglement, doch uitsluitend op risicobasis. Deze aanspraak vervalt met ingang van de dag waarop aanspraak op pensioen wordt verkregen op grond van het voorgaande lid dan wel bij beëindiging van het dienstverband. Artikel 5 Ouderdomspensioen 1. Het ouderdomspensioen gaat, behoudens het bepaalde in lid 4 van dit artikel, in op de pensioenrichtleeftijd en wordt uitgekeerd tot en met de maand, waarin betrokkene overlijdt. In elk geval kan het ouderdomspensioen niet eerder ingaan dan nadat en voorzover (deeltijdpensionering) de arbeidsovereenkomst met de werkgever dan wel gelieerde vennootschap is beëindigd. 2. Het ouderdomspensioen bedraagt 1,9% van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag vermenigvuldigd met het aantal dienstjaren. 3. Voor elk jaar dat ploegentoeslag wordt ontvangen, wordt het ouderdomspensioen verhoogd met 1,9% van de som van de in dat jaar ontvangen ploegentoeslagen. Voor de deelnemer die op enig moment voldoet aan de voorwaarde gesteld in artikel 2 lid 2 vindt deze verhoging tevens plaats ten aanzien van het wachtjaar als bedoeld in genoemd artikel 2 lid 2. 4. De deelnemer kan eerder dan wel later met pensioen dan op de pensioenrichtleeftijd. De pensioendatum kan daarbij niet liggen vóór de 55-jarige leeftijd en niet ná de 65-jarige leeftijd van de deelnemer. 5. De deelnemer dient een voornemen als bedoeld in het vorige lid schriftelijk maximaal een jaar en minimaal een half jaar voor de gewenste pensioendatum aan het fonds kenbaar te maken, doch uiterlijk een half jaar voor de pensioenrichtleeftijd. De keuze is daarmee onherroepelijk. 6. Bij eerdere pensionering wordt geen pensioen meer opgebouwd. 7. Bij latere pensionering wordt over de jaren vanaf de pensioenrichtleeftijd tot aan de feitelijke datum van pensionering pensioen opgebouwd conform de wijze waarop dit tot aan de pensioenrichtleeftijd is opgebouwd. De totale pensioenaanspraak (inclusief AOW) mag daarbij niet meer 23 mei 2005 7

bedragen dan 100% van het laatstverdiende jaarsalaris. Indien dit maximum is bereikt vindt tot aan de 65-jarige leeftijd dan wel de eerdere pensioendatum geen pensioenopbouw en geen actuariële herrekening als bedoeld in lid 8 van dit artikel meer plaats. 8. Bij vervroeging en uitstel ten opzichte van de pensioenrichtleeftijd vindt steeds actuariële herrekening plaats van het ouderdomspensioen volgens voor mannen en vrouwen gelijke factoren. Deze factoren zijn opgenomen in bijlage 1 bij dit pensioenreglement. Artikel 6 Tijdelijk ouderdomspensioen 1. Het tijdelijk ouderdomspensioen gaat, behoudens het bepaalde in lid 4 van dit artikel, in op de pensioenrichtleeftijd en wordt uitgekeerd zolang het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd, doch uiterlijk tot de maand, waarin de deelnemer 65 jaar wordt. In elk geval kan het tijdelijk ouderdomspensioen niet eerder ingaan dan nadat en voorzover (deeltijdpensionering) de arbeidsovereenkomst met de werkgever dan wel gelieerde vennootschap is beëindigd. 2. Het tijdelijk ouderdomspensioen bedraagt 1,9% van het verschil tussen het laatstgeldende jaarsalaris en de pensioengrondslag, vermenigvuldigd met het aantal dienstjaren. Onder jaarsalaris wordt verstaan het jaarsalaris als omschreven in artikel 1, lid 15, vermeerderd met een middenjaarsuitkering van 4,0%. 3. Voor elk jaar dat ploegentoeslag wordt ontvangen, wordt het tijdelijk ouderdomspensioen verhoogd met 1,9% van 1,5% van de som van de in dat jaar ontvangen ploegentoeslagen met inachtneming van het in artikel 5 lid 3 bepaalde. 4. Indien de deelnemer heeft gekozen voor een eerdere dan wel latere pensioendatum dan de pensioenrichtleeftijd is het bepaalde hierover in artikel 5 lid 4, 6, 7 en 8 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de totale aanspraak op tijdelijk ouderdomspensioen niet meer mag bedragen dan 100% van het gezamenlijke bedrag van de pensioenuitkeringen ingevolge de Algemene Ouderdomswet toekomende aan met elkaar gehuwde gerechtigden die beiden 65 jaar of ouder zijn en het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen voor het ouderdomspensioen voor en nà de 65-jarige leeftijd. 5. Ten aanzien van de parttimer is het bepaalde in artikel 3 lid 2 van overeenkomstige toepassing. Artikel 7 Variatie in de hoogte van de uitkering 1. De deelnemer heeft éénmalig het recht om bij het bereiken van de pensioendatum zijn alsdan ingaand (tijdelijk)ouderdomspensioen, zoals omschreven in de artikelen 5 en 6, om te zetten in een ouderdomspensioen dat gedurende een van te voren vastgestelde periode: hoger is dan het oorspronkelijke ouderdomspensioen en in de periode daarna lager is dan het oorspronkelijke ouderdomspensioen, of, lager is dan het oorspronkelijke ouderdomspensioen en in de periode daarna hoger is dan het oorspronkelijke ouderdomspensioen, waarbij niet meer dan één hoge of één lage uitkering kan worden vastgesteld. 2. De laagste uitkering bedraagt niet minder dan 75% van de hoogste uitkering. 3. De mate van variatie dient maximaal een jaar en minimaal een half jaar voor de gewenste pensioendatum schriftelijk aan het fonds kenbaar te worden gemaakt en is alsdan onherroepelijk. 4. De berekening van de in de vorige leden bedoelde uitkeringen vindt plaats op basis van voor mannen en vrouwen gelijke factoren. Deze factoren zijn opgenomen in bijlage 1 bij dit pensioenreglement. Artikel 8 Deeltijdpensionering 23 mei 2005 8

1. De deelnemer heeft éénmalig de mogelijkheid om voorafgaande aan volledige pensionering gedeeltelijk met pensioen te gaan. Indien de deelnemer van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken, dient de deelnemer maximaal een jaar en minimaal een half jaar voor de gewenste gedeeltelijke pensioendatum schriftelijk aan het fonds kenbaar te maken op welke datum het deeltijdpensioen moet ingaan en wat de resterende arbeidsduur hierna zal zijn. Voorts dient een schriftelijke verklaring te worden overgelegd waaruit blijkt dat de werkgever dan wel de gelieerde vennootschap geen bezwaren heeft tegen de deeltijdpensionering. 2. Het deeltijdpensioen kan op zijn vroegst ingaan op de eerste dag van de maand waarop de 55- jarige leeftijd wordt bereikt en niet later dan de eerste dag van de maand waarop de 64-jarige leeftijd wordt bereikt. 3. De deelnemer heeft bij het bereiken van de datum van gedeeltelijke pensionering als bedoeld in het vorige lid recht op zowel een ouderdomspensioen als een tijdelijk ouderdomspensioen berekend conform de bepalingen van dit pensioenreglement vermenigvuldigd met een factor waarvan de teller wordt gevormd door het aantal uren waarmee de omvang van het dienstverband na gedeeltelijke pensionering vermindert, en de noemer de omvang van het dienstverband, uitgedrukt in uren, onmiddellijk voorafgaande aan de gedeeltelijke pensionering. 4. Na gedeeltelijke pensionering en voorzover de leeftijd van 65 jaar nog niet is bereikt, zal de pensioenopbouw over het resterende parttime dienstverband worden voortgezet overeenkomstig het in dit pensioenreglement bepaalde voor deelnemers met een parttime dienstverband. Artikel 9 Nabestaandenpensioen 1. Het nabestaandenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de maand, waarin de partner overlijdt. 2. Het nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het in artikel 5 omschreven ouderdoms-pensioen van de deelnemer. Ten hoogste wordt het bedrag van het nabestaandenpensioen voor één partner uitgekeerd. Indien met een beroep op het voor de deelnemer van toepassing zijnde buitenlandse personen- en familierecht meer partners aanspraak maken op nabestaandenpensioen, wordt het beschikbare bedrag naar rato van de duur van de partnerrelatie over de gegadigden verdeeld. 3. Bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioenrichtleeftijd wordt voor wat betreft de aanspraak op het ouderdomspensioen uitgegaan van de aanspraak, waarop de deelnemer recht zou hebben gehad, indien hij tot de pensioenrichtleeftijd in dienst van de werkgever dan wel gelieerde vennootschap zou zijn gebleven, daarbij aannemende, dat in de ten tijde van het overlijden van de deelnemer geldende pensioengrondslag(en) geen wijziging meer zou zijn gekomen. 4. Bij overlijden van een deelnemer die gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om later met pensioen te gaan dan de pensioenrichtleeftijd, wordt bij de vaststelling van het nabestaandenpensioen tevens het ouderdomspensioen in acht genomen, dat zou worden opgebouwd over de dienstjaren na de pensioenrichtleeftijd. 5. Bij overlijden van een gewezen deelnemer of een pensioengerechtigde wordt het nabestaandenpensioen gebaseerd op de bij beëindiging van het dienstverband verkregen aanspraak op ouderdomspensioen. 6. Ten aanzien van de werknemer, die nog niet de 25-jarige leeftijd heeft bereikt, wordt het nabestaandenpensioen vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in lid 2 en 3 van dit artikel, ervan uitgaande dat de werknemer wel reeds voor een aanspraak op ouderdomspensioen in aanmerking zou zijn gekomen. 7. Indien een deelnemer met een meer dan 10 jaar jongere partner een partnerrelatie heeft, wordt het in lid 2 omschreven nabestaandenpensioen met 2,5% verminderd voor elk vol jaar, dat de deelnemer meer dan 10 jaar ouder is dan de partner. Deze korting wordt verminderd met 2,5% 23 mei 2005 9

voor elk vol jaar dat de partnerrelatie langer duurt dan 10 jaar. 8. Indien de deelnemer na scheiding een nieuwe partnerrelatie aangaat, wordt het aan de volgende partner toegekende nabestaandenpensioen vastgesteld onder aftrek van het (de) bijzondere nabestaandenpensioen(en) als bedoeld in artikel 14. Indien het nabestaandenpensioen van de volgende partner overeenkomstig het bepaalde in lid 7 moet worden verlaagd, zal deze verlaging eerst plaatsvinden, nadat de zojuist bedoelde aftrek is toegepast. Artikel 10 Tijdelijk nabestaandenpensioen 1. Het tijdelijk nabestaandenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de deelnemer is overleden, indien dit overlijden plaatsvindt vóór de pensioendatum. Dit tijdelijk pensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner, doch uiterlijk tot de maand, waarin de partner de 65-jarige leeftijd bereikt. 2. Het tijdelijk nabestaandenpensioen, zoals bedoeld in het voorafgaande lid, bedraagt 30% van het nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 9, met dien verstande dat de totale aanspraak op tijdelijk nabestaandenpensioen niet meer mag bedragen dan het gezamenlijk bedrag van 8/7 van de nominale uitkering ingevolge de Algemene Nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantieuitkering, en het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het nabestaandenpensioen voor en nà de 65-jarige leeftijd. Artikel 11 Omzetting van nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen 1. De (gewezen) deelnemer heeft éénmalig het recht om bij het bereiken van de pensioendatum (een deel van) het opgebouwde nabestaandenpensioen om te zetten in een extra ouderdomspensioen. Deze keuze dient schriftelijk maximaal een jaar en minimaal een half jaar voor de gewenste pensioendatum aan het fonds kenbaar te worden gemaakt en is alsdan onherroepelijk. Voor de (gewezen) deelnemer die bij het bereiken van de pensioendatum alleenstaand is vindt deze omzetting automatisch plaats. 2. De omzetting van de pensioenaanspraken zoals bedoeld in lid 1 geschiedt volgens voor mannen en vrouwen gelijke factoren en heeft tot gevolg dat de tot de pensioendatum opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen wordt verhoogd met een percentage zoals genoemd in bijlage 1 van dit pensioenreglement. De dan geldende (fiscale) wetgeving en mogelijkheden worden daarbij in acht genomen. 3. Indien voor het bereiken van de pensioendatum reeds een aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen zoals omschreven in artikel 14 is toegekend, wordt een verhoging als bedoeld in lid 2 slechts toegepast op het tot de pensioendatum opgebouwde ouderdomspensioen, nadat dit is verminderd met het ouderdomspensioen waarvan dat bijzonder nabestaandenpensioen op de scheidingsdatum is afgeleid. 4. De deelnemer die gebruik maakt van het bepaalde in dit artikel dient voorafgaand schriftelijke toestemming van zijn of haar partner te hebben. 5. Het fonds heeft het recht nadere regels aan het bepaalde in dit artikel te stellen. Artikel 12 Wezenpensioen 1. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de deelnemer is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de maand, waarin het kind overlijdt, maar uiterlijk tot de maand, waarin het kind niet meer pensioengerechtigd is. 23 mei 2005 10

Het wezenpensioen, toekomende aan het kind, geboren binnen 307 dagen na het overlijden van de deelnemer, gaat in op de eerste dag van de maand van de geboorte. 2. Het wezenpensioen bedraagt voor elk kind 14% van het in artikel 5 omschreven ouderdomspensioen van de deelnemer, waarbij de leden 3, 4 en 5 van artikel 9 van overeenkomstige toepassing zijn. 3. Ten aanzien van de werknemer, die nog niet de 25-jarige leeftijd heeft bereikt, wordt het wezenpensioen vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in lid 2 van dit artikel, ervan uitgaande dat de werknemer wel reeds voor een aanspraak op ouderdomspensioen in aanmerking was gekomen. 4. Ten hoogste vijf kinderen komen voor toekenning van het reglementaire wezenpensioen in aanmerking. Indien er meer dan vijf kinderen zijn, wordt het voor vijf kinderen beschikbare bedrag gelijkelijk over alle kinderen verdeeld. 5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand waarop het kind volle wees wordt. Artikel 13 Individueel pensioen sparen 1. De deelnemer kan met de werkgever dan wel de gelieerde vennootschap een overeenkomst sluiten op basis waarvan de werknemer, op individuele basis, de mogelijkheid heeft stortingen te doen ter verwerving van extra pensioenaanspraken. De werkgever of gelieerde vennootschap heeft hiertoe een overeenkomst gesloten met een verzekeraar. De voorwaarden die van toepassing zijn op de individuele stortingen zijn opgenomen in bijlage 3 bij dit reglement. 2. Het fonds is geen partij bij de in het vorige lid genoemde overeenkomsten en op generlei wijze betrokken bij de uitvoering hiervan. Artikel 14 Gevolgen van scheiding 1. De partner, van wie de partnerrelatie eindigt, verkrijgt onder de naam van bijzonder nabestaandenpensioen een zodanige premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen, als de deelnemer zou hebben verkregen, indien op het tijdstip van de scheiding de deelneming aan de in dit pensioenreglement omschreven pensioenregeling zou zijn geëindigd overeenkomstig artikel 20. De partner ontvangt een bewijs van de aanspraak. 2. De partner, van wie de partnerrelatie met een gewezen deelnemer na het einde van de deelneming eindigt door scheiding, verkrijgt onder de naam van bijzonder nabestaandenpensioen een zodanige premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen als de gewezen deelnemer heeft verkregen bij het eindigen van de deelneming, vermeerderd met de toeslagen conform artikel 25. De partner ontvangt een bewijs van de aanspraak. 3. Het bepaalde in de voorgaande leden vindt geen toepassing, indien de partners bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap, of bij een geschrift gesloten overeenkomst, met het oog op de scheiding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van de verzekeraar is gehecht, dat deze bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. 4. Noch de aanspraak op ouderdomspensioen (inclusief tijdelijk ouderdomspensioen) van een deelnemer of gewezen deelnemer, noch de aanspraak op nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner van een deelnemer of gewezen deelnemer kunnen zonder toestemming van die partner bij overeenkomst tussen de deelnemer of gewezen deelnemer en het pensioenfonds of de werkgever dan wel de gelieerde vennootschap worden verminderd, anders dan bij afkoop als bedoeld in artikel 21 van dit reglement. Indien beide partners het recht op pensioenverevening, als omschreven in artikel 15, ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten, is ingeval van vermindering van de aanspraak op ouderdomspensioen (inclusief tijdelijk ouderdomspensioen) van de deelnemer of gewezen deelnemer geen toestemming van diens partner ver- 23 mei 2005 11

eist. Elk beding, strijdig met het bepaalde in dit lid, is nietig. 5. Bij toepassing van dit artikel wordt een op het tijdstip van scheiding geldende regeling voor wezenpensioen, in de zin van dit pensioenreglement, gehandhaafd. 6. Het in dit artikel bedoelde bijzondere nabestaandenpensioen gaat in en eindigt op overeenkomstige wijze als het op grond van deze pensioenregeling uit te keren nabestaandenpensioen ingaat en eindigt. 7. Indien er sprake is van scheiding, als bedoeld in artikel 1 lid 14 sub d, wordt alleen een bijzonder nabestaandenpensioen toegekend, als de scheiding door middel van een door beide partijen ondertekende verklaring met de datum van scheiding bij het fonds is gemeld. Artikel 15 Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding 1. Bij scheiding, anders dan bedoeld in artikel 1, lid 14 sub d, heeft de partner recht op toekenning van 50% van het tijdens de partnerrelatie tijdsevenredig opgebouwde ouderdomspensioen van de deelnemer, mits de scheiding na 1 mei 1995 heeft plaatsgevonden en het verzoek tot toekenning binnen 2 jaar na scheiding bij het fonds is ingediend. De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding is op de verdeling van toepassing. 2. Van de verdeling als bedoeld in het vorige lid, kan worden afgeweken middels huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap, of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding. Artikel 16 Voortzetting deelnemerschap bij arbeidsongeschiktheid 1. Indien de deelnemer geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt in de zin van de verzekeringsvoorwaarden, wordt overeenkomstig die voorwaarden reductie van koopsom- en premiebetaling verleend door de verzekeraar, overeenkomstig de volgende tabel: mate van arbeids- hoogte reductie koopsom- en premiebeongeschiktheid: taling c.q. hoogte uitkeringsniveau : 0% tot 15% 0,0% 15% tot 25% 20,0% 25% tot 35% 30,0% 35% tot 45% 40,0% 45% tot 55% 50,0% 55% tot 65% 60,0% 65% tot 80% 72,5% 80% tot meer 100,0% 2. Indien en zolang het dienstverband met de deelnemer, die geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, blijft voortbestaan, heeft het bepaalde omtrent premievrijstelling tot gevolg, dat de pensioentoezegging krachtens dit reglement tot aan de pensioenrichtleeftijd in volle omvang in stand blijft, doch dat de koopsommen en de premies geheel of gedeeltelijk niet meer verschuldigd zijn en derhalve niet meer behoren tot de kosten van de verzekering als bedoeld in artikel 24. 3. Vanaf het moment dat het dienstverband met de deelnemer, die geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, wordt beëindigd, heeft het bepaalde omtrent premievrijstelling tot gevolg, dat de verzekering voor het premievrijgestelde gedeelte tot aan de pensioenrichtleeftijd ongewijzigd in stand blijft en dat voor het overige artikel 20 van toepassing is. 4. De in lid 2 bedoelde gehele of gedeeltelijke premievrijstelling heeft tot gevolg dat de eigen bijdrage van de werknemer wordt aangepast. De eigen bijdrage zal worden herleid op basis van de reductietabel zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel. 23 mei 2005 12

Artikel 17 Aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen 1. De werknemer heeft aanspraak op pensioen bij arbeidsongeschiktheid. De hoogte van het jaarlijks te verzekeren pensioen wordt per 1 april van elk jaar voor de werknemer overeenkomstig de volgende leden vastgesteld. 2. Voor de werknemer met een jaarsalaris als bedoeld in lid 5 gelijk aan of beneden het maximumloon (berekend op jaarbasis) ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) bedraagt de aanspraak op pensioen 10% van het in lid 5 van dit artikel bepaalde jaarsalaris. 3. Voor de werknemer met een jaarsalaris boven het maximumloon (berekend op jaarbasis) ingevolge de WAO, wordt de aanspraak op pensioen, met inachtneming van het in lid 5 van dit artikel bepaalde, als volgt vastgesteld: een bedrag gelijk aan 10% van het hiervoor bedoelde maximum, verhoogd met 80% van het salarisgedeelte dat het hiervoor bedoelde maximumloon te boven gaat. 4. Voor de uit hoofde van de regeling als omschreven in lid 3 te verzekeren bedragen wordt jaarlijks door de verzekeraar een maximum vastgesteld. De hoogte van dit maximum is opgenomen in de verzekerings- en beleggingsovereenkomst met de verzekeraar. 5. Bij de bepaling van de aanspraken ingevolge het tweede en het derde lid van dit artikel wordt rekening gehouden met het volgende salarisbegrip: onder jaarsalaris wordt verstaan het jaarsalaris als omschreven in artikel 1, lid 15, vermeerderd met een middenjaarsuitkering van 4,0%, verminderd met de eigen bijdrage voor de pensioenverzekeringen en verhoogd met de werkgeversbijdrage in de premie van de ziektekostenverzekering en de vaste toeslagen welke meetellen bij de dagloonbepaling ingevolge de WAO. 6. De hoogte van de uitkering wordt afgeleid van het jaarsalaris, als bedoeld in lid 5 van dit artikel, op de eerste dag van de maand, waarin de uitkering ingevolge de WAO voor het eerst is ontstaan, en is voorts afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid van de betrokken werknemer, overeenkomstig de tabel genoemd in lid 1 van artikel 16. 7. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de dag waarop voor de werknemer de uitkering ingevolge de WAO ingaat en eindigt op de eerste dag van de maand: a. volgend op die waarin de arbeidsongeschiktheid daalt beneden 15%; b. volgend op die waarin de werknemer is overleden; c. waarin de 62-jarige leeftijd wordt bereikt. 8. Voor de deelnemers die vóór 1 januari 2001 in dienst zijn getreden en deelnemer zijn in de pensioenregeling, eindigt afwijkend van lid 7c het arbeidsongeschiktheidspensioen op de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. Artikel 18 WAO-Zekerheidsplan 1. Aan iedere werknemer, uitgezonderd de werknemer als bedoeld in lid 6 van dit artikel, wordt in geval van arbeidsongeschiktheid een aanspraak verleend op een pensioen bij arbeidsongeschiktheid ter grootte van het verschil tussen de loondervingsuitkering en de vervolguitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) zoals deze geldt vanaf 1 augustus 1993. Indien de werknemer geen recht heeft op een loondervingsuitkering, wordt een pensioenaanspraak bij arbeidsongeschiktheid verleend alsof de werknemer wel recht zou hebben gehad op een loondervingsuitkering. Het verschil wordt door de verzekeraar vastgesteld op de dag waarop de arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de WAO aan de werknemer wordt toegekend. 2. Voor de bepaling van de hoogte van de uitkering ingevolge het WAO-zekerheidsplan, wordt een werknemer arbeidsongeschikt geacht in dezelfde mate als waarop de uitkering ingevolge de WAO is gebaseerd. 23 mei 2005 13

Indien het feitelijk uitkeringspercentage van de WAO lager is dan die behoort bij de mate van arbeidsongeschiktheid van de werknemer, dan wordt een overeenkomstig lager percentage van het verzekerde bedrag uitgekeerd. Bij een latere wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt de uitkering op grond van het WAO-zekerheidsplan op overeenkomstige wijze aangepast. 3. De dekking van het arbeidsongeschiktheidsrisico ten behoeve van een werknemer vangt aan op de datum, waarop de werknemer voor het WAO-zekerheidsplan is aangemeld en geaccepteerd, en eindigt: a. zodra de werknemer 58 jaar wordt; b. op de dag waarop de werknemer is overleden; c. zodra de arbeidsovereenkomst van de werknemer bij de werkgever of de gelieerde vennootschap is beëindigd. 4. De uitkering ingevolge het WAO-zekerheidsplan gaat in op de dag, waarop voor de werknemer de vervolguitkering van de WAO ingaat en eindigt op de eerste dag van de maand: a. volgend op die waarin de arbeidsongeschiktheid daalt beneden 15%; b. volgend op die waarin de werknemer is overleden; c. waarin de 62-jarige leeftijd wordt bereikt. 5. De kosten voor deze verzekering zijn leeftijds- en salarisafhankelijk en komen voor rekening van de werknemer. De hiervoor geldende premietabel ligt ter inzage bij de administratie van het pensioenfonds. 6. Dit artikel is niet van toepassing op de werknemer die vrijwillig afstand heeft gedaan van deze verzekering en waarvan het fonds een schriftelijke verklaring heeft ontvangen. 7. Het WAO-zekerheidsplan betreft een verzekering tussen de werknemer en de verzekeraar, uitgevoerd door de verzekeraar, en is ter informatie aan de werknemers in het reglement opgenomen. 8. Voor de deelnemers die vóór 1 januari 2001 in dienst zijn getreden en deelnemer zijn in de pensioenregeling, eindigt afwijkend van lid 4c de uitkering ingevolge het WAO-zekerheidsplan op de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. Artikel 19 Anti-cumulatiebepaling Indien op de pensioenrichtleeftijd de deelnemer naast de aanspraak op levenslang en tijdelijk ouderdomspensioen uitkeringen geniet krachtens de WAO of enig andere arbeidsongeschiktheidsverzekering, dan mogen deze tezamen nooit meer bedragen dan 100% van het laatstgenoten jaarsalaris. Indien er sprake is van een surplus, zal de pensioenuitkering ingevolge dit pensioenreglement worden gekort tot het geheel van de uitkeringen het niveau van het laatstgenoten jaarsalaris heeft bereikt. Voor een parttimer wordt in afwijking van artikel 3 lid 2 het jaarsalaris niet herrekend naar een fulltime jaarsalaris, maar wordt uitgegaan van het feitelijk ontvangen jaarsalaris. Artikel 20 Aanspraken bij beëindiging van het dienstverband anders dan door overlijden 1. Bij beëindiging van het dienstverband, anders dan door overlijden, binnen een jaar na aanvang van de deelname aan de pensioenregeling, restitueert het fonds aan de deelnemer de betaalde eigen bijdrage in de financiering van de pensioenregeling. Door de deelnemer kunnen alsdan aan dit pensioenreglement geen rechten meer ontleend worden. Het hiervoor vermelde is niet van toepassing, indien door de deelnemer elders verworven aanspraken zijn ingebracht in deze pensioenregeling. 2. Indien de beëindiging van het dienstverband plaatsvindt, anders dan door overlijden, nadat de deelname aan de pensioenregeling één jaar of langer heeft geduurd, verkrijgt de deelnemer voor zichzelf en de medeverzekerde nabestaanden premievrije aanspraken op pensioen, vastgesteld 23 mei 2005 14

overeenkomstig het bepaalde in lid 3. 3. Per de datum van de beëindiging van het dienstverband wordt een tijdsevenredige aanspraak op ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen vastgesteld. Deze vaststelling vindt plaats door deze aanspraken op pensioen, zoals die zouden gelden bij ongewijzigde voortzetting van de deelneming tot aan de pensioenrichtleeftijd in de pensioenregeling te verminderen met de aanspraken op pensioen, zoals die, onder dezelfde veronderstelling, zouden worden verkregen over de periode vanaf de datum van beëindiging van het dienstverband tot de pensioenrichtleeftijd. Voor de vaststelling van de pensioengrondslag worden salariswijzigingen en wijzigingen in de hoogte van de franchise, na 1 april van elk jaar, in aanmerking genomen. De deelnemer verkrijgt voor de medeverzekerde nabestaanden, aanspraken op nabestaandenen/of wezenpensioen in de oorspronkelijk toegezegde verhouding tot het ouderdomspensioen. 4. Indien blijkt dat de aldus vastgestelde evenredige aanspraken op pensioen hoger zijn dan de aanspraken vastgesteld op basis van de voor de verzekering betaalde bedragen, zal het verschil door het fonds met een eenmalige koopsom worden ingekocht en verkrijgt de deelnemer direct de hogere evenredige aanspraken op pensioen. 5. Bij beëindiging van het dienstverband, anders dan door overlijden of als gevolg van arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 16 lid 1, kunnen aan de verzekering van het tijdelijk nabestaandenpensioen, zoals omschreven in artikel 10, generlei aanspraken worden ontleend. 6. De werkloos geworden deelnemer heeft, indien hij op het tijdstip van werkloos worden de leeftijd van 40 jaar heeft bereikt, aanspraak op een onverminderde voortzetting van de pensioenopbouw, indien de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering de premies afdraagt aan de verzekeraar. De pensioenopbouw vindt plaats op basis van de pensioengrondslag zoals deze geldt op het moment van werkloos worden. Wijzigingen in de pensioengrondslag worden meegenomen indien het algemene loonsverhogingen betreft. Deze pensioengrondslag wordt gemaximeerd op een door de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering vast te stellen bedrag. Indien deze Stichting het verstrekkingspercentage van de te vergoeden premie verlaagt tot een percentage kleiner dan 100, dan zal de pensioenopbouw dienovereenkomstig worden verminderd. 7. Indien de deelnemer, die de leeftijd van 40 jaar nog niet heeft bereikt op het tijdstip van het intreden van het ontslag, komt te overlijden vóór het tijdstip waarop de loongerelateerde uitkering terzake van de werkloosheid zou worden beëindigd, zal een nabestaanden-pensioen en/of wezenpensioen worden ingekocht alsof de voorziening voor de partner en/of wezen geheel of gedeeltelijk was voortgezet tot de pensioenrichtleeftijd op basis van de pensioengrondslag zoals deze gold op het moment van werkloos worden. Artikel 21 Afkoop 1. Een ouderdomspensioen (inclusief tijdelijk ouderdomspensioen), dat ten tijde van ingang 355,33 (niveau januari 2005) per jaar of minder bedraagt zal tezamen met een eventueel nabestaanden- en/of wezenpensioen door het fonds worden afgekocht onder terhandstelling van de afkoopsom aan de rechthebbende. Het in de vorige volzin bepaalde is van overeenkomstige toepassing op een nabestaanden- en/of wezenpensioen indien geen ouderdomspensioen is verzekerd of zal worden uitgekeerd. De berekening van de afkoopsom vindt plaats op basis van voor mannen en vrouwen gelijke factoren zoals opgenomen in bijlage 1 bij dit pensioenreglement. 2. Het bedrag genoemd in het vorige lid, kan telkens per 1 januari worden herzien aan de hand van de daartoe door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gehanteerde prijsindex, zoals dat wordt berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek. 3. In het geval de rechthebbende zich heeft gevestigd in het buitenland, geldt voor het in het eerste lid genoemde bedrag het tweevoudige en is het fonds op verzoek van de rechthebbende verplicht vóór het tijdstip van ingang aanspraken op pensioen af te kopen, indien op het tijdstip van afkoop de hoogte van de pensioenaanspraak het tweevoudige van het in het eerste lid genoemde bedrag niet te boven gaat. 23 mei 2005 15

4. De aanspraken ingevolge deze pensioenregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioen- en spaarfondsenwet. Artikel 21A Wettelijk recht op waardeoverdracht 1. Indien de deelneming wordt beëindigd anders dan vanwege overlijden of het bereiken van de pensioendatum, worden op verzoek van een gewezen deelnemer de premievrije aanspraken als bedoeld in artikel 20 vervangen door de uitkering van een bedrag ineens, indien: a. de vervanging ertoe strekt het de gewezen deelnemer mogelijk te maken om onder aanwending van de uitkering ineens aanspraken op pensioen te verwerven bij de instelling waar de nieuwe onderneming waaraan hij verbonden is de toezegging omtrent pensioen ter uitvoering heeft gebracht; b. de aanspraken op pensioen als bedoeld onder a. worden verworven jegens een instelling als bedoeld in artikel 32b, eerste lid, onder c., van de Pensioen- en spaarfondsenwet; c. de uitkering ineens rechtstreeks wordt overgedragen aan de instelling waar de aanspraken op pensioen worden verworven; d. de financiële toestand van het fonds dit naar het oordeel van De Nederlandsche Bank toelaat. 2. Na de aanvang van de deelneming wordt op verzoek van de deelnemer een uitkering ineens als bedoeld in het eerste lid, afkomstig van een ander pensioenfonds, alsmede een afkoopsom op grond van artikel 16a van de Regelen verzekeringsovereenkomsten Pensioen- en spaarfondsenwet, afkomstig van een verzekeringsmaatschappij, aangewend ter verwerving van pensioenaanspraken voor deze deelnemer. Deze uitkering dient rechtstreeks van de instelling waarbij de vervanging heeft plaatsgevonden te worden overgedragen naar het fonds. 3. Op verzoek van een gewezen deelnemer waarvan de deelneming in het fonds is geëindigd wegens het in vaste dienst treden van een van de Europese Gemeenschappen, worden zijn premievrije aanspraken op ouderdomspensioen vervangen door een bedrag ineens en overgedragen aan de betrokken Gemeenschap. 4. De waardeoverdrachten als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid vinden plaats volgens het Besluit reken- en procedureregels waardeoverdracht en krachtens dit besluit nader gestelde regels. Artikel 21B Vrijwillige waardeoverdracht uit het fonds 1. Het bestuur is bevoegd, indien het bepaalde in artikel 21A niet van toepassing is, op verzoek of met instemming van een gewezen deelnemer de bij het fonds verworven premievrije aanspraken, inclusief eventuele verhogingen, te vervangen door de uitkering van een bedrag ineens, indien: a. de vervanging ertoe strekt het de rechthebbende mogelijk te maken om onder aanwending van de uitkering ineens pensioen of aanspraken op pensioen te verwerven overeenkomstig een andere pensioentoezegging van een andere werkgever bij de instelling waar die andere werkgever de pensioentoezegging heeft ondergebracht en indien de afkoopsom rechtstreeks wordt overgedragen aan de instelling jegens welke de aanspraken op pensioen, worden verworven of; b. de vervanging ertoe strekt het de rechthebbende mogelijk te maken om onder aanwending van de afkoopsom pensioen of aanspraken op pensioen overeenkomstig een nieuwe pensioentoezegging van dezelfde werkgever of op grond van eenzelfde pensioentoezegging van een andere werkgever die de onderneming van de werkgever die het af te kopen pensioen heeft toegezegd geheel of deels heeft overgenomen te verwerven bij de instelling waar de onderneming waaraan de rechthebbende verbonden is de toezegging omtrent pensioen ter uitvoering heeft ondergebracht; 2. Afkoop als bedoeld in het eerste lid is alleen toegestaan indien: 23 mei 2005 16

a. met de pensioenbelangen van de (gewezen) partner van de gewezen deelnemer op redelijke wijze rekening is gehouden en; b. de aanspraken op pensioen als bedoeld in het eerste lid, onder a en b worden verworven jegens een instelling die voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 32a, onderdeel c, van de Pensioen- en spaarfondsenwet; c. in geval van afkoop als bedoeld in het eerste lid onder a, de aanspraken op pensioen door de instelling jegens welke de aanspraken op pensioen worden verworven aldus worden vastgesteld, dat de actuariële waarde ervan ten minste gelijk is aan de op dezelfde grondslagen berekende actuariële waarde van de te vervangen aanspraken op pensioen en; d. in geval van afkoop als bedoeld in het eerste lid, onder b, de afkoopsom zodanig wordt vastgesteld dat het te verwerven pensioen voor mannen en vrouwen gelijk is, conform bijlage 1 bij dit pensioenreglement. e. het voornemen tot afkoop uiterlijk drie maanden voor de beoogde datum van aankoop schriftelijk wordt gemeld aan De Nederlandsche Bank in die gevallen waarin sprake is van groepsgewijze afkoop en De Nederlandsche Bank binnen die periode niet van eventuele bezwaren heeft doen blijken. Artikel 21C Vrijwillige waardeoverdracht naar het fonds 1. Indien het bepaalde in artikel 21A niet van toepassing is, is het bestuur met betrekking tot de deelnemer bevoegd waardeoverdracht van elders, bij een andere werkgever, opgebouwde pensioenaanspraken naar het fonds toe te staan. Alsdan kent het fonds pensioenaanspraken toe in het pensioenreglement ter vervanging van elders opgebouwde pensioenaanspraken. De contante waarde van de elders opgebouwde pensioenaanspraken dient hiertoe rechtstreeks in een uitkering ineens aan het fonds te worden overgemaakt. Op deze waardeoverdracht zijn de voorwaarden als bedoeld in artikel 21B, eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing. 2. Bij vaststelling van aanspraken jegens het fonds ingeval van waardeoverdracht naar het fonds als bedoeld in artikel 21B, eerste lid, onder a., geldt dat te verwerven aanspraken op pensioen jegens het fonds aldus worden vastgesteld, dat de actuariële waarde ervan ten minste gelijk is aan de op dezelfde grondslagen berekende actuariële waarde van de te vervangen aanspraken op pensioen elders. Artikel 22 Aanvang en einde van de verzekeringen 1. De verzekeringen welke totstandkomen, gaan in op de dag waarop overeenkomstig de bepalingen van dit reglement aanspraken op pensioen ontstaan. 2. Behoudens het elders in dit reglement bepaalde, eindigt: a. de verzekering van ouderdomspensioen door het overlijden van de deelnemer; b. de verzekering van nabestaandenpensioen door overlijden van de partner; c. de verzekering van wezenpensioen zodra de kinderen van de deelnemer niet meer voldoen aan het bepaalde in artikel 1 lid 8. Artikel 23 Verzekering van de aanspraken 1. Ter verwezenlijking van de toegezegde aanspraken op pensioen voortvloeiende uit dit pensioenreglement, sluit het fonds verzekeringen bij de verzekeraar. 2. De verzekeringen zijn, voor zover daarvan in dit pensioenreglement niet is afgeweken, onderworpen aan de verzekeringsvoorwaarden van de verzekeraar. Een exemplaar van de verzekeringsvoorwaarden ligt ten kantore van de werkgever en gelieerde vennootschap voor de deelnemer ter inzage. 3. Voorzover het fonds de voor de verzekering(en) verschuldigde koopsommen en/of premies aan 23 mei 2005 17

de verzekeraar heeft voldaan, is het fonds ontheven van elke pensioenverplichting voortvloeiende uit dit pensioenreglement jegens de deelnemer respectievelijk de medeverzekerde nabestaande(n) van de deelnemer. 4. Op de in dit pensioenreglement omschreven pensioenen bestaat geen aanspraak, indien de deelnemer niet heeft voldaan aan de uit het pensioenreglement voortvloeiende verplichtingen. Artikel 24 Financiering van de aanspraken 1. De financiering van de aanspraken op ouderdoms- en nabestaandenpensioen geschiedt op basis van koopsommen en/of premies, hetgeen betekent dat steeds een gedeelte van het totale in uitzicht gestelde pensioen wordt ingekocht. Deze inkoop vindt jaarlijks op 1 april plaats. Vorenbedoeld gedeelte wordt als volgt vastgesteld: op 1 april wordt de dan geldende pensioengrondslag vermenigvuldigd met het geldende pensioenpercentage en het aantal dienstjaren dat tot en met 31 december van het betreffende kalenderjaar bij de werkgever of de gelieerde vennootschap zal zijn doorgebracht; het op de aldus omschreven wijze gevonden product wordt verminderd met het reeds ingekochte bedrag op 31 maart van het betreffende kalenderjaar; voor het aldus resterende gedeelte wordt een koopsom vastgesteld. Het gedeelte van het nabestaandenpensioen dat nog niet is ingekocht en het gehele wezenpensioen worden verzekerd tegen betaling van risicopremies. 2. De opbouw en de financiering van de pensioenaanspraken vinden gedurende het deelnemerschap ten minste evenredig in de tijd plaats. 3. Voor de deelnemer die conform artikel 5 lid 4 een latere pensioendatum dan de pensioenrichtleeftijd overeenkomt zal de pensioenopbouw vanaf de pensioenrichtleeftijd tegen premiebetaling worden voortgezet. 4. De koopsommen en/of premies zijn uiterlijk verschuldigd tot de pensioendatum en komen voor rekening van het fonds. De jaarlijkse werkgeversbijdrage is vastgelegd in de financieringsovereenkomst tussen de werkgevers en gelieerde vennootschappen en het fonds. Van de benodigde jaarlijkse premie wordt een derde verhaald op de deelnemers. Elk jaar opnieuw wordt door het Bestuur van het fonds bezien of de deelnemersbijdrage kan worden verlaagd of moet worden verhoogd. De koopsom die verschuldigd is ingevolge artikel 20 lid 4, komt geheel voor rekening van het fonds. 5. De premies voor het in artikel 17 lid 2 en lid 3 omschreven arbeidsongeschiktheidspensioen komen voor rekening van de werkgevers en gelieerde vennootschappen. 6. De premies voor het in artikel 18 omschreven WAO-zekerheidsplan komen voor rekening van de deelnemer. 7. De bijdrage van de deelnemer als bedoeld in lid 4 en lid 6 van dit artikel wordt door de werkgever of gelieerde vennootschap in gelijke en opeenvolgende termijnen bij elke salarisbetaling op het salaris ingehouden. 8. De wijze waarop de bijdragen van de werkgevers, gelieerde vennootschappen en de deelnemers worden voldaan aan het fonds, is opgenomen in de financieringsovereenkomst zoals bedoeld in lid 4 van dit artikel tussen de werkgevers en gelieerde vennootschappen en het fonds, welke ten kantore van de werkgevers en gelieerde vennootschappen ter inzage ligt. Artikel 25 Toeslagen 23 mei 2005 18