Inspectierapport Peuterspeelzaal Panda en Bruintje Beer (SPR) (PSZ) Acacialaan 11 3911GD RHENEN Toezichthouder: GGD regio Utrecht In opdracht van gemeente: Rhenen Datum inspectie: 01-10-2015 Type onderzoek: Jaarlijks onderzoek Status: Definitief Datum vaststelling inspectierapport: 16-11-2015
Inhoudsopgave Het onderzoek...3 Observaties en bevindingen...4 Pedagogisch klimaat...4 Personeel en groepen...6 Veiligheid en gezondheid...8 Ruimte en inrichting...9 Inspectie-items... 10 Gegevens voorziening... 13 Gegevens toezicht... 13 Bijlage: Zienswijze houder peuterspeelzaal... 14 2 van 14
Het onderzoek Onderzoeksopzet Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 2.20 lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek. Tijdens dit onderzoek zijn niet alle kwaliteitseisen beoordeeld, omdat er sprake is van een zogeheten risicogestuurd onderzoek. Met behulp van het model risicoprofiel zijn de inspectieactiviteiten bepaald. Deze inspectie-activiteiten richten zich primair op de kwaliteit van de dagelijkse praktijk, aangevuld met aandachtspunten uit vorige inspecties. Beschouwing Inleiding De beschouwing beschrijft de resultaten bij de uitgevoerde inspectie. Na de feiten over het kindercentrum volgen de bevindingen op hoofdlijnen. Deze worden elders in het rapport per domein verder uitgewerkt. Algemene kenmerken Peuterspeelplaats Panda en Bruintje Beer is onderdeel van Stichting Peuterspeelzaal Rhenen en is gevestigd in een voormalig schoolgebouw. De locatie staat in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) geregistreerd met maximaal 32 kindplaatsen per dag en is geopend sinds 2004. Er wordt gewerkt met het voorschoolse educatieprogramma Uk en Puk. Bevindingen op hoofdlijnen Op 01-10-2015 vindt de jaarlijkse inspectie plaats tijdens vrij spel binnen. De houder voldoet aan de eisen uit de Wet kinderopvang die tijdens dit jaarlijkse onderzoek zijn onderzocht. Advies aan College van B&W Geen handhaving. 3 van 14
Observaties en bevindingen Pedagogisch klimaat Binnen het domein 'Pedagogisch klimaat' is een observatie uitgevoerd naar de uitvoering van de pedagogische praktijk en de voorschoolse educatie. Tijdens de observatie van de pedagogische praktijk wordt gebruik gemaakt van het veldinstrument observatie kindercentrum. Binnen dit domein zijn de volgende competenties geobserveerd: emotionele veiligheid ; persoonlijke competentie ; sociale competentie ; overdracht van normen en waarden. Per competentie staat in het veldinstrument observatie kindercentrum een aantal criteria waar de toezichthouder op let bij de observatie. Onder het kopje pedagogische praktijk zijn een aantal observatiecriteria in de tekst cursief gezet. Pedagogische praktijk Inleiding Gedurende het volgende moment heeft een pedagogische observatie plaatsgevonden: vrij spelen in de groepsruimte. De beroepskrachten zijn op de hoogte van de inhoud van het beleid en handelen hiernaar. De houder draagt zorg voor de uitvoering van het pedagogisch beleidsplan. Emotionele veiligheid Observatiecriterium uit het veldinstrument: 'De beroepskrachten reageren (meestal) op een warme en ondersteunende manier op kinderen. Ze gaan op een ongedwongen manier om met kinderen. De beroepskrachten sluiten (meestal) op een passende wijze aan op de interesse en emotie die individuele kinderen aangeven. Kinderen delen hun ervaringen en emoties graag met (één van) de beroepskrachten.' Observatie Op de groep Bruintje Beer komt een meisje wat later binnen omdat ze is gaan kijken bij de basisschool waar ze binnenkort heen zal gaan. Een van de beroepskrachten gaat even naar haar toe en laat haar kort hierover vertellen. "Hoe was het?" Kind: "Ik mocht in de klas." En ze zucht. Beroepskracht: "Je moet er helemaal van zuchten, vond je het spannend?" Kind: "Ja." Ze praten nog even door over wat het meisje heeft gedaan op school. De beroepskrachten hebben een vertrouwde relatie met de kinderen en er is sprake van individuele aandacht. Persoonlijke competentie Observatiecriterium uit het veldinstrument: 'De beroepskrachten hebben een herkenbare dagindeling met programmaonderdelen, waarbij ruimte gemaakt kan worden voor nieuwe/leuke/spannende situaties die kansen bieden voor gesprek en leermomenten.' Observatie Op beide groepen hangen dagritmekaarten. Kinderen mogen benoemen wat ze betekenen en vertellen wat de volgende activiteit van die dag zal zijn. Op groep Bruintje Beer zijn jarigen en een kind neemt afscheid van de groep. Er wordt gesproken over zijn verhuizing. 4 van 14
De beroepskrachten ondersteunen en stimuleren de ontwikkeling van (individuele) kinderen. Er is een herkenbaar dagprogramma. Uit de observaties door de toezichthouder is gebleken dat de uitvoering van de pedagogische praktijk voldoet aan de eisen uit de Wet kinderopvang. Voorschoolse educatie De houder voldoet aan onderstaande eisen uit de Wet kinderopvang en peuterspeelzalen ten aanzien van de voorschoolse educatie: de voorschoolse educatie wordt minimaal tien uur per week aangeboden; de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste één beroepskracht per acht kinderen; de groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen; de beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van een getuigschrift van met gunstig gevolg afgelegd examen van één van de bij ministeriële regeling vastgelegde diploma s; Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie OF De beroepskracht bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma s; de houder heeft een opleidingsplan opgesteld; de locatie maakt gebruik van het programma Uk en Puk waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. De houder voldoet aan de onderzochte eisen uit de Wet kinderopvang en peuterspeelzalen als het gaat om de voorschoolse educatie. Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke Interview anderen (beroepskrachten) Observaties (1-10-2015) Pedagogisch beleidsplan (Pedagogisch beleid PSZ definitieve versie april 2010) Pedagogisch werkplan (Pedagogisch werkplan peuterspeelzalen juni 2015, versie augustus 2015) VVE-certificaten Opleidingsplan voorschoolse educatie (PZS scholingsplan 2015 2016) 5 van 14
Personeel en groepen Binnen dit domein zijn de pedagogisch medewerkers gecontroleerd op een passende beroepskwalificatie en op een geldige verklaring omtrent het gedrag. De beroepskracht/vrijwilliger-kindratio en de stamgroep zijn gecontroleerd door middel van roosters en presentielijsten. Beoordeeld is of de praktijk met de theorie overeenkomt. Verklaring omtrent het gedrag Tijdens de inspectie zijn de verklaringen omtrent het gedrag van de aanwezige beroepskrachten en de begeleider van een van de kinderen gecontroleerd. Het aanwezige personeel vormt de steekproef voor dit onderzoek. De verklaringen omtrent het gedrag zijn geldig en op tijd aangevraagd. Passende beroepskwalificatie Tijdens de inspectie zijn de diploma's van de aanwezige beroepskrachten gecontroleerd. Het aanwezige personeel vormt de steekproef voor dit onderzoek. De beroepskrachten beschikken over een passende beroepskwalificatie zoals deze in de cao Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening is opgenomen. Opvang in groepen De peuterspeelzaal heeft 2 groepen: - Bruintje Beer - Panda Beide groepen bestaan uit maximaal 16 kinderen. De houder voldoet aan de eisen voor de opvang in groepen. Beroepskracht/vrijwilliger-kindratio Het aantal beroepskrachten per groep bedraagt 2 beroepskrachten op een groep met 16 kinderen. De houder voldoet aan de eisen betreffende beroepskracht/vrijwilliger-kindratio. Gebruik van de voorgeschreven voertaal Gedurende de opvang wordt de Nederlandse taal gehanteerd. De voorgeschreven voertaal wordt gebruikt. Gebruikte bronnen: Observaties (1-10-2015) Verklaringen omtrent het gedrag Diploma's beroepskrachten Presentielijsten 6 van 14
Personeelsrooster 7 van 14
Veiligheid en gezondheid Binnen dit domein is in de praktijk gekeken naar de kennis van de beroepskrachten met betrekking tot de risico-inventarisaties en de meldcode kindermishandeling en de mogelijkheden die worden geboden om ervan kennis te kunnen nemen. Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid De maatregelen die voortvloeien uit de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid zijn besproken met de beroepskrachten tijdens de teamvergaderingen. De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij het kindercentrum kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid. Meldcode kindermishandeling De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld welke voldoet aan de beschreven eisen. Uit de interviews met de beroepskrachten komt naar voren dat de meldcode tijdens de teamvergaderingen herhaaldelijk wordt besproken met de beroepskrachten. De houder bevordert de kennis ten aanzien van de meldcode volgens de kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang. Vierogenprincipe De houder van een peuterspeelzaal organiseert de opvang op zodanige wijze, dat de beroepskracht, de beroepskracht in opleiding of de werkzame vrijwilliger, de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene. De houder voldoet aan de eisen betreffende het vierogenprincipe. Gebruikte bronnen: Interview anderen (beroepskrachten) Observaties (1-10-2015) 8 van 14
Ruimte en inrichting Binnen dit domein zijn zowel de binnen- als de buitenruimte beoordeeld. Hierbij gaat het om de inrichting van de ruimtes. Binnenruimte De binnenruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid. Buitenspeelruimte De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid. Gebruikte bronnen: Observaties (1-10-2015) 9 van 14
Inspectie-items Pedagogisch klimaat Pedagogische praktijk De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Voorschoolse educatie De voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste één beroepskracht per acht kinderen. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van: een getuigschrift van met gunstig gevolg afgelegd examen van één van de bij ministeriële regeling vastgelegde diploma s. OF Een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie. OF De beroepskracht bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma s. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) 10 van 14
Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) Personeel en groepen Verklaring omtrent het gedrag De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder de peuterspeelzaal exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven na 1 maart 2013. (art 2.6 lid 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) De verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij een onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij de peuterspeelzaal overgelegd en is op dat moment niet ouder dan twee maanden. (art 2.6 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Een verklaring omtrent het gedrag van een stagiaire, uitzendkracht of vrijwilliger is niet ouder dan twee jaar. (art 2.6 lid 4, 8 en 9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Passende beroepskwalificatie Alle beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie overeenkomstig de cao Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Opvang in groepen De opvang vindt plaats in peuterspeelzaalgroepen. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De peuterspeelzaalgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Beroepskracht/vrijwilliger-kindratio Het aantal beroepskrachten en vrijwilligers per groep bedraagt: - in een groep met maximaal 8 kinderen ten minste 1 beroepskracht; - in een groep met 9 t/m 16 kinderen ten minste 1 beroepskracht, en een vrijwilliger of tweede beroepskracht. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 4 en 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Gebruik van de voorgeschreven voertaal De voorgeschreven voertaal wordt gebruikt. (art 2.12 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) OF Er wordt een andere taal als voertaal gebezigd, omdat de herkomst van de kinderen in deze specifieke omstandigheid daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder vastgestelde gedragscode. (art 2.12 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) 11 van 14
Veiligheid en gezondheid Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij de peuterspeelzaal kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie veiligheid. (art 2.5 en 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij de peuterspeelzaal kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie gezondheid. (art 2.5 en 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Meldcode kindermishandeling De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld welke voldoet aan de beschreven eisen. (art 2.9a lid 1, 2, 3, en 5 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17a Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode. (art 2.9a lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) De houder handelt overeenkomstig de wettelijke meldplicht en bevordert de kennis en het gebruik ervan. (art 2.9b en 2.9c Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Vierogenprincipe De houder van een peuterspeelzaal organiseert de opvang op zodanige wijze, dat de beroepskracht, de beroepskracht in opleiding of de werkzame vrijwilliger, de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 2 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Ruimte en inrichting Binnenruimte De binnenruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid. Buitenspeelruimte De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid. 12 van 14
Gegevens voorziening Opvanggegevens Naam voorziening : Peuterspeelzaal Panda en Bruintje Beer (SPR) Website : http://www.peuterspeelzaalrehen.nl Aantal kindplaatsen : 32 Gesubsidieerde voorschoolse educatie : Ja Gegevens houder Naam houder : Stichting Peuterspeelzaal Rhenen Adres houder : Acacialaan 11 Postcode en plaats : 3911GD RHENEN Website : www.peuterspeelzaalrhenen.nl KvK nummer : 41177401 Gegevens toezicht Gegevens toezichthouder (GGD) Naam GGD : GGD regio Utrecht Adres : Postbus 51 Postcode en plaats : 3700AB ZEIST Telefoonnummer : 030-6086086 Onderzoek uitgevoerd door : F. van Wijk Gegevens opdrachtgever (gemeente) Naam gemeente : Rhenen Adres : Postbus 201 Postcode en plaats : 3910AE RHENEN Planning Datum inspectie : 01-10-2015 Opstellen concept inspectierapport : 29-10-2015 Zienswijze houder : Niet van toepassing Vaststelling inspectierapport : 16-11-2015 Verzenden inspectierapport naar houder : 17-11-2015 Verzenden inspectierapport naar : 17-11-2015 gemeente Openbaar maken inspectierapport : 17-11-2015 13 van 14
Bijlage: Zienswijze houder peuterspeelzaal De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport. De houder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen. 14 van 14