Milieuregels uit het Activiteitenbesluit voor uw bedrijfsactiviteiten

Vergelijkbare documenten
AIM - Milieuregels uit het Activiteitenbesluit

Milieuregels uit het Activiteitenbesluit voor uw bedrijfsactiviteiten

AIM - Milieuregels uit het Activiteitenbesluit

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie Au1fl0pooft

Milieuregels uit het Activiteitenbesluit voor uw bedrijfsactiviteiten

AIM - Milieuregels uit het Activiteitenbesluit

AIM - Milieuregels uit het Activiteitenbesluit

Activiteit: Opslaan van agrarische bedrijfsstoffen

Antwoorden AIM sessie Auznl3qpx2n

AIM Milieuregels uit het Activiteitenbesluit

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie Aut3e4ci92n

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie Atkqkqrorav

Antwoorden AIM sessie As42vxso84s

Bijlage 3b Aanwijzing van categorieën van gevallen, beperkingen en

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

De volgende stukken uit het Activiteitenbesluit heeft u nodig om de juiste lozingenroutes te kunenn bepalen:

Besluit van 15 november 2007, houdende regels met betrekking tot het lozen vanuit particuliere huishoudens (Besluit lozing afvalwater huishoudens)

Deze controlelijst is ontwikkeld op basis van het bronbestand Natte brandstoffen t.b.v. checklist fysiek en checklist periodieken.

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie Asb46fyfms0

Overzicht maatregelen bij AIM-sessie Avgq7pvrihs

DCMR milieudienst Rijnmond

houdende algemene regels voor lozen anders dan vanuit een inrichting (Besluit lozen buiten inrichtingen)

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie Asatgpng2x2

AIM Milieuregels uit het Activiteitenbesluit

Overzicht maatregelen bij AIM-sessie As8o91oea60

AIM Milieuregels uit het Activiteitenbesluit

Formulier aanvullende gegevens Activiteitenbesluit en alle meldingen voor een bodemsanering buiten een inrichting

AIM Milieuregels uit het Activiteitenbesluit

AIM Milieuregels uit het Activiteitenbesluit

Melding Besluit lozen buiten inrichtingen. Introductie

Activiteit: Opslaan en overslaan van goederen algemeen

Activiteit: Opslaan en overslaan van goederen algemeen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Bodembescherming. en de NRB in het Bal. Bodembescherming. verandert, het bodembeschermingsniveau blijft gelijkwaardig

Naar aanleiding van discussie in TWG-overheden en ontvangen inspraakreacties kunnen ook nog aanpassingen plaatsvinden.

Antwoorden AIM sessie Atd0yfc13q8

Op de voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu van, nr., Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Overzicht maatregelen bij AIM-sessie Atbkd25i9m7

Antwoorden AIM sessie A4l1mt1ffx6

Antwoorden AIM sessie As0dul00c14

Antwoorden AIM sessie Asxkctzcho8

VOORSCHRIFTEN. behorende bij de veranderingsvergunning Wm

AIM - Milieuregels uit het Activiteitenbesluit

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie A42v0btrj0j

Antwoorden AIM sessie Asww88b6w9k

Activiteitenbesluit milieubeheer

Milieuneutrale wijziging van de (werking van de) inrichting (Wabo art 2.1 lid 1 onder e en art 3.10 lid 3)

Antwoorden AIM sessie Auizkk8qptn

Antwoorden AIM sessie A3py48ycbyc

Besluit omgevingsvergunning van gemeente Tynaarlo voor Groningen Airport Eelde NV

AIM Milieuregels uit het Activiteitenbesluit

Activiteitenbesluit milieubeheer

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Workshop bodem. Barimfinale 12 juni 2008 door Mark Diependaal. Mlieudienst IJmond. Programma

Meldingsformulier Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)

Milieuregels uit het Activiteitenbesluit voor uw bedrijfsactiviteiten

Antwoorden AIM sessie Assnlkrtgl9

Wet van 13 november 1969, houdende regelen omtrent de verontreiniging van oppervlaktewateren

Antwoorden AIM sessie Atkqkqrorav

Antwoorden AIM sessie Au0za8z7i3f

Activiteitenbesluit Milieubeheer

Afdeling Vergunningen Toezicht en Handhaving Aanvraagformulier maatwerkvoorschriften op basis van het Besluit lozen buiten inrichtingen

Besluit lozen buiten inrichtingen

Omgevingsdienst Brabant Noord

ONTWERPBESLUIT. omgevingsvergunningen BAVIN BV - Veendam. intrekken omgevingsvergunningen. Billitonweg 1 te Veendam. kenmerk ODG: Z

Activiteitenbesluit Overgangsbepalingen


Antwoorden AIM sessie Asjn77k92wr

Beknopt overzicht maatregelen bij AIM sessie Asdlpwfs522

Smelten en gieten van metalen. Rommy Ytsma (InfoMil) 11 februari 2016

tômgevingsd/msŕ jc Midden- ca Wts-t-Brabaat

Luimes VOF De heer R. Luimes Bomenweg PH MARKNESSE. Geachte heer Luimes,

Besluit lozen buiten inrichtingen

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het ontwerpbesluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. Avebe u.a. te Gasselternijveen

Antwoorden AIM sessie Asas5y5dv8q

Watervergunning II: aan Enduris B.V., Postbus 399, 4460 AT GOES (hierna: vergunninghouder) de gevraagde vergunning te verlenen voor:

Gemeente Barneveld Raadhuisplein 2 tel: (0342) Postbus 63 fax: (0342) AB BARNEVELD

Bijlage 2: Maatwerkbeleid in het kader van het Activiteitenbesluit

Activiteitenbesluit milieubeheer

Activiteitenbesluit milieubeheer

Lucht in het Activiteitenbesluit. Rommy Ytsma (InfoMil) 11 februari 2016

Gebruik van kleur en markering

Gemeente Barneveld Raadhuisplein 2 tel: (0342) Postbus 63 fax: (0342) AB BARNEVELD


Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Nota bodembeheer provinciebrede samenwerking bodembeleid Flevoland

Gebruik van kleur en markering

Antwoorden AIM sessie Aw4k7idfksg

BESCHIKKING D.D. 23 APRIL NR. MPM7609 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Antwoorden AIM sessie Ate3vdc3jwm

Antwoorden AIM sessie Atd5iw7dqoc

Nummer : 17UTP Barcode : 17UTP. Definitieve wijzigingsbeschikking. Het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta;

Antwoorden AIM sessie Asqdlj24vtz

Ontwerp Watervergunning

AIM Milieuregels uit het Activiteitenbesluit

AIM Milieuregels uit het Activiteitenbesluit

AIM Milieuregels uit het Activiteitenbesluit

Hoogweg Marknesse BV De heer L. Hoogweg Postbus ZG MARKNESSE. Geachte heer Hoogweg,

Nummer : 17UTP00975 Barcode : *17UTP00975* Ontwerpbeschikking. Het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta;

Het algemeen bestuur van het Waterschap Peel en Maasvallei;

Transcriptie:

Milieuregels uit het Activiteitenbesluit voor uw bedrijfsactiviteiten U hebt op 07-07-2009 11:48 op onze website (http://aim.vrom.nl) de vragenboom doorlopen. Dit pakket milieuregels is gegenereerd uit het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Ministeriële Regeling aan de hand van de door u ingevulde vragenboom. Dit pakket is opgebouwd uit: - Regels die gelden voor de door u geselecteerde activiteiten: A3.1.3 Lozen van hemelwater, dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening A4.4.1 Mechanische bewerkingen van kunststof of kunststofproducten A4.5.1 Spaanloze, verspanende en thermische bewerking en mechanische eindafwerking van metalen A4.8.6 In werking hebben acculader A2.2.0 Lozingsactiviteiten A2.3.0 Lucht activiteiten A2.4.0 Bodembedreigende activiteiten - Een aantal algemene regels uit het Activiteitenbesluit die op uw bedrijf van toepassing zijn. Bij de uitvoering van uw bedrijfsactiviteiten moet u zich aan onderstaande milieuregels houden. In een apart document is een praktische toelichting op de regels opgenomen. Ook is er voor uw activiteiten een handige checklist beschikbaar. Mocht u nog vragen hebben dan kunt u contact opnemen met uw gemeente. Correspondentienummer: 7taqfz4hzr Pagina 1 van 29

Inhoudsopgave Milieuregels uit het Activiteitenbesluit voor uw bedrijfsactiviteiten... 1 Inhoudsopgave...2 Antwoordlijst...3 Regels uit Besluit en Ministeriële regeling (Voorschriften en Maatregelen)...5 A3.1.3 Lozen van hemelwater, dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening... 5 A4.4.1 Mechanische bewerkingen van kunststof of kunststofproducten...5 A4.5.1 Spaanloze, verspanende en thermische bewerking en mechanische eindafwerking van metalen... 6 A4.8.6 In werking hebben acculader... 8 A2.2.0 Lozingsactiviteiten...8 A2.3.0 Lucht activiteiten...11 A2.4.0 Bodembedreigende activiteiten...14 Algemene artikelen...19 Correspondentienummer: 7taqfz4hzr Pagina 2 van 29

Antwoordlijst Op de website heeft u de volgende antwoorden op de gestelde vragen gegeven. Hierop is de samenstelling van de voorschriften en maatregelen gebaseerd. Is er sprake van oprichting of verandering van een inrichting? Tot welke branche behoort uw bedrijf? Oprichting Bouw_en_hout Kies het profiel dat het beste bij uw activiteiten past. U krijgt dan alleen vragen over activiteiten die normaal gesproken bij een bedrijf in die branche voorkomen. Zo nodig kiest u meerdere profielen. Voert u activiteiten uit die niet gebruikelijk zijn binnen de branche, kies dan ook het profiel dat bij die activiteit past. Herkent u zich in geen enkel profiel, kies dan geen van bovenstaande. Wat voor type binnen de bouwnijverheid en houtbewerkende bedrijven is uw bedrijf? Selecteer hieronder alle types die op uw bedrijf van toepassing zijn. Onderstaande activiteiten kunnen voorkomen binnen de bouwnijverheid en de houtbewerkende bedrijven. Selecteer hieronder alle activiteiten die in uw bedrijf worden uitgevoerd. Binnen de gekozen bedrijfstypen kunnen de onderstaande activiteiten of situaties voorkomen. Timmerfabrieken Mechanisch kunststof Mechanische metaalbewerking Geen Selecteer hieronder alle activiteiten en situaties die op uw bedrijf van toepassing zijn. Naast de activiteiten die voor kunnen komen bij de gekozen bedrijfsprofielen, zijn er ook activiteiten die bij ieder bedrijf kunnen voorkomen. Selecteer hieronder alle activiteiten die in uw bedrijf worden uitgevoerd. Welke van onderstaande situaties komen in uw bedrijf voor? Selecteer hieronder alle situaties die op uw bedrijf van toepassing zijn. U heeft aangegeven dat huishoudelijk afvalwater wordt geloosd. Waar wordt dit afvalwater geloosd? U heeft aangegeven dat afvloeiend hemelwater wordt geloosd, dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening. Waar wordt dit afvloeiend hemelwater geloosd? U heeft aangegeven dat binnen uw bedrijf één of meerdere metaalbewerkingen worden uitgevoerd. Geef aan welke van onderstaande situaties op uw bedrijf van toepassing is. Selecteer hieronder alle situaties die op uw bedrijf van toepassing zijn. U heeft aangegeven dat er binnen uw bedrijf transportbewegingen plaatsvinden. Selecteer hieronder alle situaties die op uw bedrijf van toepassing zijn. Hemelwater Huishoudelijk afvalwater Acculader Geen Vuilwaterriool Hemelwater op de bodem Geen afvalwater Transportbewegingen Vrachtwagens Geen Uitsluitend indien uw situatie voldoet aan beide voorwaarden moet een akoestisch rapport bij de melding worden gevoegd. Deze bepaling is niet van toepassing op inrichtingen voor de openbare verkoop aan derden van vloeibare brandstof, mengsmering of aardgas voor Correspondentienummer: 7taqfz4hzr Pagina 3 van 29

het wegverkeer en inrichtingen waar uitsluitend of in hoofdzaak horecaactiviteiten plaatsvinden. Bevindt uw bedrijf zich op een gezoneerd industrieterrein? Op basis van de gegeven antwoorden geldt voor u in beginsel geen verplichting om een akoestisch onderzoek bij de melding te voegen. Het bevoegd gezag kan binnen 4 weken na ontvangst van de melding besluiten dat een rapport van een akoestisch onderzoek toch moet worden ingediend. Dit kan zij doen: als het aannemelijk is dat de geluidsnormen overschreden zullen worden of; als de inrichting op een gezoneerd industrieterrein is gelegen en het rapport nodig is voor zonebeheer. Nee Meer informatie Meer informatie over de geluidvoorschriften in het Activiteitenbesluit is opgenomen in het Informatieblad Activiteitenbesluit - Geluid. Verplichting onderzoek bodemkwaliteit Uit de door u gegeven antwoorden blijkt dat er in uw bedrijf bodembedreigende activiteiten verricht (zullen) worden. Daarom dient u binnen 3 maanden ná het oprichten van de inrichting een rapport met de resultaten van een onderzoek naar de bodemkwaliteit aan de gemeente toe te sturen. U wordt geadviseerd om over de onderzoeksopzet altijd vooraf contact op te nemen met het bevoegd gezag. Doel onderzoek Het doel van het onderzoek is het vaststellen van de kwaliteit van de bodem voor aanvang van de activiteiten in de nieuwe inrichting, in verband met het vaststellen van eventuele toekomstige verontreinigingen vanwege activiteiten in de inrichting. Wat zijn de vier cijfers van de postcode van de plaats waar de inrichting is gevestigd? Conclusie doorlopen vragenboom U heeft nu alle vragen beantwoord. Aan de hand van de door u gegeven informatie is vastgesteld dat uw bedrijf een zogenaamde 'Type B'-inrichting is. Type B inrichtingen vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit en er is geen milieuvergunning nodig. Wel moet worden voldaan aan diverse regels uit het Activiteitenbesluit. Inrichtingen van dit type zijn verplicht om 4 weken voor oprichting of verandering van de inrichting een melding te doen bij het bevoegd gezag. Bevoegd gezag Op basis van de postcode (3774) is het bevoegd gezag voor uw bedrijf de gemeente BARNEVELD. 3774 Correspondentienummer: 7taqfz4hzr Pagina 4 van 29

Regels uit Besluit en Ministeriële regeling (Voorschriften en Maatregelen) Lozen van hemelwater, dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening Besluit artikel 3.3 (Voorschrift) 1 Onverminderd het bij of krachtens de hoofdstukken 3 en 4 ten aanzien van het lozen van hemelwater bepaalde is het lozen anders dan in een vuilwaterriool van afvloeiend hemelwater dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening, als bedoeld in artikel 2.9 en hemelwater dat door middel van drainage wordt afgevoerd toegestaan. 2 Het lozen van hemelwater dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening, die met het oog op artikel 2.9, eerste lid is aangelegd en van hemelwater dat door middel van drainage wordt afgevoerd vindt slechts dan in een vuilwaterriool plaats, indien het op of in de bodem, in een openbaar hemelwaterstelsel of in het oppervlaktewater lozen van dat hemelwater redelijkerwijs niet mogelijk is. Artikel 2.2, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing. Besluit artikel 6.18 (Voorschrift) 1 Artikel 3.3, tweede lid, is niet van toepassing ten aanzien van lozingen die zijn aangevangen voor de inwerkingtreding van dat artikel. 2 Het bevoegd gezag kan bij maatwerkvoorschrift bepalen dat het lozen in het vuilwaterriool van afvloeiend hemelwater dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening, die met het oog op artikel 2.9, eerste lid, is aangelegd en hemelwater dat door middel van drainage wordt afgevoerd, dat reeds plaatsvond voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 3.3, binnen een in dat maatwerkvoorschrift gestelde termijn wordt gestaakt. Mechanische bewerkingen van kunststof of kunststofproducten Besluit artikel 4.27 (Voorschrift) 1 Onverminderd de artikelen 2.5 en 2.6 is bij mechanische bewerkingen van kunststof of kunststofproductende emissieconcentratie van totaal stof niet meer dan: a 5 milligram per normaal kubieke meter indien de massastroom van totaal stof naar de lucht gelijk is aan of groter is dan 200 gram per uur; en b 50 milligram per normaal kubieke meter indien de massastroom kleiner is dan 200 gram per uur. 2 Bij de mechanische bewerkingen van kunststof of kunststofproducten worden ten behoeve van het voorkomen dan wel beperken van diffuse emissies en het doelmatig verspreiden van emissies naar de buitenlucht de bij ministeriële regeling te bepalen maatregelen toegepast. 3 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op het onderhouden en repareren van pleziervaartuigen in de buitenlucht door derden bij een jachthaven. Besluit artikel 6.31 (Voorschrift) 1 Artikel 4.27, eerste lid, is tot 30 oktober 2010 niet van toepassing opeen inrichting die voor de inwerkingtreding van dat artikel is opgericht en waarvoor onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip een van de in artikel 6.43 genoemde besluiten van toepassing was. 2 Indien het eerste lid van toepassing is, bedraagt de emissieconcentratie van totaal stof naar de lucht niet meer dan 10 milligram per normaal kubieke meter, indien de massastroom van totaal stof meer bedraagt dan 200 gram per uur, en niet meer dan 50 milligram per normaal kubieke meter bij een massastroom van minder dan 200 gram per uur. Correspondentienummer: 7taqfz4hzr Pagina 5 van 29

Ministeriële Regeling artikel 4.44 (Maatregel) 1 Ten behoeve van het voorkomen dan wel zoveel mogelijk beperken van diffuse emissies wordt totaal stof dat vrijkomt bij mechanische bewerking van kunststof of kunststof producten, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, doelmatig aan de bron afgezogen. 2 Ten behoeve van het doelmatig verspreiden van emissies naar de buitenlucht, worden de afgezogen emissies die vrijkomen bij mechanische bewerking van kunststof of kunststof producten en die naar de buitenlucht worden afgevoerd, bovendaks en omhoog gericht afgevoerd, indien binnen 50 meter van een emissiepunt een gevoelig gebouw, niet zijnde een gevoelig gebouw op een gezoneerd industrieterrein dan wel op een bedrijventerrein met minder dan één gevoelig gebouw per hectare, is gelegen. 3 Het bevoegd gezag kan in het belang van de luchtkwaliteit en met inachtneming van de NeR maatwerkvoorschriften stellen aan de ligging en uitvoering van het afvoerpunt van deemissies naar de buitenlucht, als bedoeld in het tweede lid. Ministeriële Regeling artikel 4.45 (Maatregel) Aan artikel 4.27, eerste lid, van het besluit wordt in ieder geval voldaan indien: a de afgezogen stofemissies die vrijkomen bij mechanische bewerking van kunststof en kunststof producten worden gevoerd door een filtrerende afscheider die geschikt is om aan artikel 4.27, eerste lid, van het besluit te voldoen; en b die filtrerende afscheider in goede staat van onderhoud verkeert, periodiek gecontroleerd wordt en zo vaak als voor de goede werking nodig is, wordt schoongemaakt en vervangen. Spaanloze, verspanende en thermische bewerking en mechanische eindafwerking van metalen Besluit artikel 4.32 (Voorschrift) 1 Het is verboden om in de buitenlucht spaanloze, verspanende en thermische bewerkingen en mechanische eindafwerking van metalen uit te voeren. 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien het niet mogelijk is om in het inpandig deel van de inrichting spaanloze, verspanende en thermische bewerking en mechanische eindafwerking van metalen uit te voeren vanwege de omvang van het te bewerken object. 3 Bij het uitvoeren van fijnverspanende bewerkingen aan metalen in de buitenlucht wordt ten behoeve van het voorkomen van stofhinder voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen eisen. Besluit artikel 4.33 (Voorschrift) 1 Onverminderd de artikelen 2.5 en 2.6 is bij smeden, droogverspanende bewerkingen, thermische bewerkingen en bij mechanische eindafwerking van metalen, de emissieconcentratie van totaal stof niet meer dan: a 5 milligram per normaal kubieke meter, indien de massastroom van totaal stof naar de lucht gelijk is aan of groter is dan 200 gram per uur; en b 50 milligram per normaal kubieke meter indien de massastroom kleiner is dan 200 gram per uur. 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien de werkzaamheden op grond van de artikelen 4.32, tweede lid, of 4.86 in de buitenlucht worden verricht. Besluit artikel 4.34 (Voorschrift) 1 Onverminderd de artikelen 2.5 en 2.6 is bij droogverspanende bewerkingen, thermische bewerkingen en bij mechanische eindafwerking van roestvast staal, de emissieconcentratie van chroom VI-verbindingen, berekend als chroom, niet meer dan 0,1 milligram per normaal kubieke meter, indien de massastroom van chroom VI-verbindingen naar de lucht, berekend als chroom, meer bedraagt dan 0,5 gram per uur. 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien de werkzaamheden op grond van de artikelen 4.32, tweede lid, of 4.86 in de buitenlucht worden verricht. Correspondentienummer: 7taqfz4hzr Pagina 6 van 29

Besluit artikel 4.35 (Voorschrift) 1 Onverminderd de artikelen 2.5 en 2.6 is bij het snijden van koper: a de emissieconcentratie van koperverbindingen berekend als koper, niet meer dan 5 milligram per normaal kubieke meter indien de massastroom van koperverbindingen naar de lucht berekend als koper, meer bedraagt dan 10 gram per uur; b de emissieconcentratie van koperrook berekend als koper, niet meer dan 0,5 milligram per normaal kubieke meter indien de massastroom van koperrook naar de lucht berekend als koper, meer bedraagt dan 2,5 gram per uur. 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien de werkzaamheden op grond van artikel 4.32, tweede lid, in de buitenlucht worden verricht. Besluit artikel 4.36 (Voorschrift) Bij verspanende bewerkingen waar metaalbewerkingsvloeistoffen worden verneveld of verdampt worden maatregelen getroffen om zichtbare verspreiding van druppels en nevels die vrijkomen bij verspanende bewerkingen waarbij bewerkingsvloeistoffen worden gebruikt, in de buitenlucht te voorkomen. Besluit artikel 4.37 (Voorschrift) Bij het smeden, droogverspanende bewerkingen, thermische bewerking en mechanische eindafwerking van metalen worden ten behoeve van het voorkomen dan wel beperken van diffuse emissies en het doelmatig verspreiden van emissies naar de buitenlucht de bij ministeriële regeling te bepalen maatregelen toegepast. Besluit artikel 4.38 (Voorschrift) Bij spaanloze, verspanende en thermische bewerkingen en mechanische eindafwerkingen van metalen wordt ten behoeve van het realiseren van een verwaarloosbaar bodemrisico, voldaan aan de bij ministeriële regeling te stellen eisen. Ministeriële Regeling artikel 4.50 (Maatregel) 1 Ten behoeve van het voorkomen dan wel zoveel mogelijk beperken van diffuse emissies, worden stof en rook die vrijkomen bij smeden, droogverspanende bewerkingen, thermische bewerkingen en mechanische eindafwerking van metalen, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, doelmatig aan de bron afgezogen. 2 Ten behoeve van het doelmatig verspreiden van emissies naar de buitenlucht, worden voor zover het afgezogen emissies betreft, die vrijkomen bij smeden, droogverspanende bewerkingen, thermische bewerkingen en mechanische eindafwerking van metalen en die naar de buitenlucht worden afgevoerd, bovendaks en omhoog gericht afgevoerd, indien binnen 50 meter van een emissiepunt een gevoelig gebouw, niet zijnde een gevoelig gebouw op een gezoneerd industrieterrein dan wel op een bedrijventerrein met minder dan één gevoelig gebouw per hectare, is gelegen. 3 Het bevoegd gezag kan in het belang van de luchtkwaliteit met inachtneming van de NeR maatwerkvoorschriften stellen aan de ligging en uitvoering van het afvoerpunt van deemissies naar de buitenlucht, bedoeld in het tweede lid. 4 Indien vanwege de omvang van het te bewerken object, bedoeld in artikel 4.32, tweede lid,van het besluit, het uitvoeren van fijnverspanende bewerkingen aan metalen in de buitenlucht plaatsvindt, worden emissies die hierbij in de buitenlucht vrijkomen voorkomen, dan wel beperkt door het toepassen van doelmatige stofarme technieken, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is. 5 Indien het toepassen van doelmatige stofarme technieken als genoemd in het vierde lid redelijkerwijs niet mogelijk is, worden de emissies van stof die vrijkomen bij het uitvoeren van fijnverspanende bewerkingen aan metalen in de buitenlucht, gereduceerd door het plaatsen van een doelmatige omkapping van geschikt materiaal. 6 Ten aanzien van het zoveel mogelijk voorkomen, dan wel tot een aanvaardbaar niveau beperken van stofhinder bij het uitvoeren van fijnverspanende bewerkingen aan metalen in de buitenlucht, kan het bevoegd gezag met inachtneming van de NeR maatwerkvoorschriften stellen ter uitwerking van het vierde en vijfde lid. Correspondentienummer: 7taqfz4hzr Pagina 7 van 29

Ministeriële Regeling artikel 4.51 (Maatregel) Aan artikel 4.33, eerste lid, van het besluit wordt in ieder geval voldaan indien: a de afgezogen emissies die vrijkomen bij het smeden, droogverspanende bewerkingen, thermische bewerkingen en mechanische eindafwerking van metalen, worden gevoerd door een filtrerende afscheider die geschikt is om aan artikel 4.33, eerste lid, van het besluit te voldoen; en b die filtrerende afscheider in goede staat van onderhoud verkeert, periodiek gecontroleerd wordt en zo vaak als voor de goede werking nodig is, wordt schoongemaakt en vervangen. Ministeriële Regeling artikel 4.52 (Maatregel) Aan artikel 4.34, eerste lid, van het besluit wordt in ieder geval voldaan indien: a de afgezogen emissies die vrijkomen bij droogverspanende bewerkingen, thermische bewerkingen en mechanische eindafwerking van roestvast staal, worden gevoerd door een filtrerende afscheider die geschikt is om aan artikel 4.34, eerste lid, van het besluit te voldoen; en b die filtrerende afscheider in goede staat van onderhoud verkeert, periodiek gecontroleerd wordt en zo vaak als voor de goede werking nodig is, wordt schoongemaakt en vervangen. Ministeriële Regeling artikel 4.53 (Maatregel) Aan artikel 4.35, eerste lid, van het besluit wordt in ieder geval voldaan indien: a de afgezogen emissies die vrijkomen bij het snijden van koper worden gevoerd door een filtrerende afscheider die geschikt is om aan artikel 4.35, eerste lid, van het besluit te voldoen; en b die filtrerende afscheider in goede staat van onderhoud verkeert, periodiek gecontroleerd wordt en zo vaak als voor de goede werking nodig is, wordt schoongemaakt en vervangen. Ministeriële Regeling artikel 4.54 (Maatregel) Ten behoeve van het realiseren van een verwaarloosbaar bodemrisico vinden verspanende, spaanloze en thermische bewerkingen en mechanische eindafwerkingen van metalen, waarbij vloeibare bodembedreigende stoffen worden gebruikt, plaats boven een bodembeschermende voorziening. In werking hebben acculader Besluit artikel 4.114 (Voorschrift) Bij het in werking hebben van een acculader wordt ten behoeve van het realiseren van een verwaarloosbaar bodemrisico, voldaan aan de bij ministeriële regeling te stellen eisen. Ministeriële Regeling artikel 4.109 (Maatregel) Ten behoeve van het realiseren van een verwaarloosbaar bodemrisico vindt bij het in werking hebben van een acculader het laden van een accu met een acculader plaats boven een bodembeschermende voorziening. Lozingsactiviteiten Besluit artikel 2.2 (Voorschrift) 1 Het lozen in het oppervlaktewater, op of in de bodem of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater niet zijnde een vuilwaterriool, is verboden tenzij het lozen bij of krachtens de artikelen 3.1 tot en met 3.6, 4.10, 4.11, 4.19, 4.104, 4.109, is toegestaan. Correspondentienummer: 7taqfz4hzr Pagina 8 van 29

2 In afwijking van het eerste lid is lozen op of in de bodem verboden, indien daarbij stoffen zonder doorsijpeling door bodem of ondergrond in het grondwater geraken. 3 Het bevoegd gezag kan bij maatwerkvoorschrift bepalen dat het eerste en tweede lid niet van toepassing zijn en dat lozen in het oppervlaktewater, op of in de bodem of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater niet zijnde een vuilwaterriool is toegestaan indien het belang van de bescherming van het milieu zich gelet op de samenstelling, hoeveelheid en eigenschappen van de lozing daartegen niet verzet. 4 Bij maatwerkvoorschrift als bedoeld in het derde lid kunnen voorwaarden worden gesteld met betrekking tot: a de samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid van de lozing en het meten en registreren daarvan; b te treffen maatregelen; c de duur van de lozing; en d de plaats van het lozingspunt. 5 Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op lozen in de bodem waaraan in een vergunning op grond van artikel 14 van de Grondwaterwet voorschriften zijn gesteld. 6 Indien een maatwerkvoorschrift als bedoeld in het derde lid een lozing betreft die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kan hebben, is op de voorbereiding van het maatwerkvoorschrift afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Besluit artikel 2.3 (Voorschrift) 1 Emissiemetingen ter controle op de naleving van de emissie-eisen voor het lozen worden uitgevoerd volgens: a NEN 6966 en NEN 6966/C1ten aanzien van arseen, cadmium, chroom, ijzer, koper, nikkel, lood, tin, zilver en zink, waarbij de ontsluiting van de elementen plaats vindt volgensnen-en-iso 15587-1 en NEN 6961; b NEN-EN-1483 ten aanzien van kwik; c NEN-EN-ISO 14403 ten aanzien van vrij cyanide in afvalwater; d NEN-EN-ISO 15680 ten aanzien van benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xyleen en naftaleen; e NEN 6401 ten aanzien van vluchtige organohalogeenverbindingen; f NEN-EN-ISO 6468 ten aanzien van aromatische organohalogeenverbindingen; g NEN-EN-ISO 10301 ten aanzien van PER, trichlooretheen, 1,2-dichlooretheen, 1,1,1-trichloorethaan en vinylchloride; h NEN 6676 ten aanzien van extraheerbare organohalogeenverbindingen; i NEN-EN-ISO 9377-2 ten aanzien van olie; j NEN-EN-ISO 17993 ten aanzien van polyaromatische koolwaterstoffen. k ISO 5815-1/2:2003 of NEN-EN 1899-1/2 ten aanzien van het biochemisch zuurstof verbruik; l NEN-ISO 15705 ten aanzien van het chemisch zuurstof verbruik; m NEN 6499 ten aanzien van onopgeloste bestanddelen; n NEN-EN-ISO 15682 ten aanzien van chloride; o NEN-EN-ISO 10304-2 ten aanzien van sulfaat; p NEN-EN-ISO 15681-1/2 ten aanzien van fosfaat; q NEN 6646, NEN-EN-ISO 11732 of NEN 6604 ten aanzien van ammoniumstikstof; r NEN-ISO 5813 of NEN-ISO 5814 ten aanzien van het zuurstofgehalte; s NEN-EN 872 ten aanzien van zwevend stof; t NEN-ISO 15681-1 en NEN-ISO 15681-2 ten aanzien van fosfor totaal; u NEN 6414 ten aanzien van temperatuur; en v ISO 11083 ten aanzien van chroom VI. 2 De monstername ten behoeve van de emissiemetingen ter controle van de naleving van de emissie-eisen voor het lozen wordt uitgevoerd volgens NEN-6600-1 en de conservering van het monster wordt uitgevoerd volgens NEN-EN-ISO 5667-3. Het monster wordt niet gefiltreerd en de onopgeloste stoffen worden meegenomen in de analyse. 3 In afwijking van het eerste en tweede lid kunnen andere methoden voor emissiemetingen, monstername en conservering worden gebruikt, indien deze gelijkwaardig zijn aan de in die leden genoemde methoden. Besluit artikel 6.2 (Voorschrift) 1 Voor het lozen vanuit een inrichting type A of B waarvoor onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.1 een vergunning op grond van artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren in werking en onherroepelijk was, worden de voorschriften van die vergunning gedurende Correspondentienummer: 7taqfz4hzr Pagina 9 van 29

drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.1 aangemerkt als maatwerkvoorschriften, mits de voorschriften vallen binnen de bevoegdheid van het bevoegd gezag tot het stellen van maatwerkvoorschriften Artikel 8.42, vierde lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing. 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het lozen vanuit een inrichting type C, voor zover het lozen betrekking heeft op de activiteiten genoemd in: a hoofdstuk 3; of b indien het lozen in het oppervlaktewater plaatsvindt: paragraaf 4.1.5 (van het Activiteitenbesluit). 3 De nadere eisen die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.1 golden krachtens het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater of het Lozingenbesluit Wvo bodemsanering en proefbronnering voor het lozen vanuit een inrichting, blijven na het tijdstip van de inwerkingtreding van artikel 2.1 gelden als maatwerkvoorschriften, mits de nadere eisen vallen binnen de reikwijdte van een maatwerkvoorschrift. Artikel 8.42, vierde lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing. 4 De voorschriften van een vergunning dan wel de nadere eisen op grond van het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater of het Lozingenbesluit Wvo bodemsanering en proefbronnering voor het lozen vanuit een inrichting, die voor een inrichting onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.1 in werking en onherroepelijk waren en niet vallen binnen de bevoegdheid van het bevoegd gezag tot het stellen van maatwerkvoorschriften worden indien op grond van dit besluit strengere bepalingen gaan gelden gedurende zes maanden aangemerkt als maatwerkvoorschriften. Artikel 8.42, vierde lid, van de wet is niet van toepassing. 5 Voor de toepassing van dit artikel worden gegevens die in de aanvraag staan die geacht worden onderdeel te zijn van de voorschriften van de vergunning aangemerkt als voorschriften van de vergunning. Besluit artikel 6.3 (Voorschrift) 1 Een ontheffing op grond van de artikelen 14, tweede lid, 24, tweede lid, en 25, tweede lid, van het Lozingenbesluit bodembescherming met betrekking tot het lozen als bedoeld in artikel 2.2, eerste of tweede lid, wordt gedurende de resterende termijn van die ontheffing aangemerkt als een maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 2.2, derde lid. Artikel 8.42, vierde lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing. 2 In afwijking van artikel 6.2, eerste lid, wordt een vergunning als bedoeld in artikel 1, eerste of derde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren met betrekking tot het lozen, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, gedurende de resterende termijn van die vergunning aangemerkt als een maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 2.2, derde lid. Artikel 8.42, vierde lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing. 3 In afwijking van artikel 6.2, eerste lid, wordt een vergunning als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren met betrekking tot het lozen, bedoeld in artikel 3.1, vijfde lid, gedurende de resterende termijn van die vergunning aangemerkt als een maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 3.1, zesde lid, onderdeel b. Artikel 8.42, vierde lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing. 4 Onverminderd artikel 6.2, derde en vierde lid, is het lozen vanuit een bodemsanering in het vuilwaterriool dat op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.1 was toegestaan volgens het Lozingenbesluit Wvo bodemsanering en proefbronnering, in afwijking van artikel 3.1, vijfde lid, toegestaan en worden de artikelen 5, eerste lid, 6, eerste tot en met derde lid, 7, eerste lid, 8, 12, 13 en 14 van dat besluit aangemerkt als maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 3.1, zesde lid, onderdeel b. 5 Indien op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit besluit het lozen van huishoudelijk afvalwater in het oppervlaktewater was toegestaan op grond van artikel 14 van het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater, blijft die toestemming gelden gedurende de termijn die volgt uit de toepassing van dat artikel. 6 Voor de toepassing van dit artikel worden gegevens die in de aanvraag staan die geacht worden onderdeel te zijn van de voorschriften van de ontheffing of de vergunning aangemerkt als voorschriften van de ontheffing of vergunning. Besluit artikel 6.5 (Voorschrift) Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.2 nog niet is beslist op een aanvraag om een vergunning op grond van artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en dit besluit op het betreffende lozen van toepassing is, wordt de aanvraag om de vergunning aangemerkt als: a een melding overeenkomstig artikel 1.10, voor zover het lozen bij of krachtens de in hoofdstuk 3 of 4 van dit besluit gestelde voorschriften is toegestaan; b een verzoek tot het stellen van een maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 2.2, derde lid, voor zover de aanvraag het brengen van afvalwater of andere afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in het oppervlaktewater, met behulp van een werk dat niet op een ander werk is aangesloten of op een Correspondentienummer: 7taqfz4hzr Pagina 10 van 29

c andere wijze dan met behulp van een werk betreft, en dat brengen niet bij of krachtens de in de hoofdstukken 3 of 4 van dit besluit gestelde voorschriften is toegestaan; of een verzoek tot het stellen van een maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 3.1, zesde lid, onderdeel b, voor zover de aanvraag lozen betreft als bedoeld in artikel 3.1, vijfde lid. Besluit artikel 6.17 (Voorschrift) 2 In afwijking van de artikelen 3.25, derde lid, 4.71, tweede lid, 4.75, vierde lid, en 4.105, vierde lid zijn die artikelen van overeenkomstige toepassing indien voor de inwerkingtreding van het respectievelijke artikellid: a een slibvangput en een olieafscheider zijn geplaatst die voldoen aan en worden gebruikt conform NEN 7089; b voor 1 maart 1997 een slibvangput en een olieafscheider zijn geplaatst, die op de hoeveelheid afvalwater zijn afgestemd. Lucht activiteiten Besluit artikel 2.4 (Voorschrift) De artikelen 2.5 en 2.6 zijn uitsluitend van toepassing op emissies van stoffen bij activiteiten waarvoor bij of krachtens de artikelen 4.13, 4.21, 4.23, 4.27, 4.29, 4.33 tot en met 4.35, 4.40 tot en met 4.42, 4.44 tot en met 4.46, 4.50, 4.54, 4.58, 4.60, 4.62, 4.65 en 4.68, ten aanzien van emissies naar de lucht regels zijn gesteld. Besluit artikel 2.5 (Voorschrift) 1 Indien de som van de onder normale procesomstandigheden gedurende één uur optredende massastromen van stoffen naar de lucht binnen een zelfde stofklasse vanuit alle bronnen in de inrichting de in tabel 2.5 opgenomen grensmassastroom van die stofklasse overschrijdt emitteren al die bronnen afzonderlijk niet meer dan de in tabel 2.5 opgenomen emissieconcentratie-eis behorende bij die stofklasse. Tabel 2.5 Stofcategorie stofklasse Grensmassastroom g/uur MVP MVP1 0,15 0,05 MVP2 2,5 1 sa sa.1 0,25 0,05 sa.2 2,5 0,5 sa.3 10 5 ga ga.1 2,5 0,5 ga.2 15 3 ga.3 150 30 ga.4 2000 50 ga.5 2000 200 go go.1 100 20 go.2 500 50 go.3 500 100 Emissieconcentratie-eis Milligram per normaal kubieke meter 2 Voor stofklasse S geldt dat alle bronnen in de inrichting afzonderlijk: a niet meer dan 5 milligram per normaal kubieke meter emitteren, indien de massastroom van een stof of de som van de onder normale procesomstandigheden gedurende één uur optredende massastromen van stoffen binnen deze stofklasse vanuit al die bronnen, groter of gelijk is aan 200 gram per uur; of Correspondentienummer: 7taqfz4hzr Pagina 11 van 29

b niet meer dan 50 milligram per normaal kubieke meter emitteren, indien de massastroom van een stof of de som van de onder normale procesomstandigheden gedurende één uur optredende massastromen van stoffen binnen deze stofklasse vanuit al die bronnen, kleiner is dan 200 gram per uur. 3 Voor stofklasse so geldt dat alle bronnen in de inrichting afzonderlijk: a niet meer dan 5 milligram per normaal kubieke meter emitteren, indien de massastroom van een stof of de som van de onder normale procesomstandigheden gedurende één uur optredende massastromen b van stoffen binnen deze stofklasse vanuit al die bronnen, groter of gelijk is aan 100 gram per uur; of niet meer dan 50 milligram per normaal kubieke meter emitteren, indien de massastroom van een stof of de som van de onder normale procesomstandigheden gedurende één uur optredende massastromen van stoffen binnen deze stofklasse vanuit al die bronnen, kleiner is dan 100 gram per uur. 4 Indien voor een bron geen filtrerende afscheider kan worden toegepast emitteert deze bron in afwijking van het tweede lid, onderdeel a, en derde lid, onderdeel a, afzonderlijk niet meer dan 20 milligram per normaal kubieke meter. 5 Onverminderd het eerste lid is voor de stofcategorieën MVP, sa en go de in tabel 2.5 bij die stofklasse genoemde emmissieconcentratie-eis voor alle bronnen afzonderlijk van toepassing indien: a de gedurende één uur optredende massastromen van stoffen uit een stofklasse genoemd in tabel 2.5 tezamen met de gedurende hetzelfde uur optredende massastromen van stoffen uit de eerstvolgende hogere stofklasse genoemd in die tabel, vanuit alle bronnen in de inrichting de in die tabel genoemde grensmassastroom van de laatstbedoelde stofklasse overschrijdt; b de gedurende één uur optredende massastromen van afzonderlijke stofklassen binnen één stofcategorie tezamen vanuit alle bronnen in de inrichting de in tabel 2.5 genoemde grensmassastroom van de hoogste stofklasse genoemd in die tabel van die stofcategorie overschrijdt. 6 Indien eisen zijn gesteld aan de emissie van chroom VI-verbindingen wordt ten aanzien van de berekeningen in het eerste en vijfde lid gerekend met de afwijkende massastroom en emissieconcentratie-eis zoals opgenomen in de betreffende artikelen van hoofdstuk 4. Besluit artikel 2.6 (Voorschrift) Indien de massastroom van een bron op jaarbasis kleiner is dan de in tabel 2.6 genoemde vrijstellingsgrens gelden in afwijking van artikel 2.5 en de emissieconcentratie-eisen voor stoffen waarvoor in hoofdstuk 4 eisen ten aanzien van emissies naar de lucht zijn gesteld, de daarin genoemde emissieconcentratie-eisen niet voor de emissie van die bron. Tabel 2.6 Stofcategorie stofklasse Vrijstellingsgrens (kilogram per jaar) MVP MVP1 0,075 MVP2 1,25 S S 100 so so 50 sa sa.1 0,125 sa.2 1,25 sa.3 5 ga ga.1 1,25 ga.2 7,5 ga.3 75 ga.4 1000 ga.5 1000 go go.1 50 go.2 250 go.3 250 Correspondentienummer: 7taqfz4hzr Pagina 12 van 29

Besluit artikel 2.7 (Voorschrift) 1 Indien de NeR daartoe aanleiding geeft kan het bevoegd gezag de emissieconcentratie-eisen, bedoeld in de artikelen 2.5 en 2.6, en de emissieconcentratie-eisen voor stoffen waarvoor in de hoofdstukken 3 en 4 eisen ten aanzien van de emissies naar de lucht zijn gesteld, bij maatwerkvoorschrift niet van toepassing verklaren en met inachtneming van de NeR ten aanzien van stoffen genoemd in die artikelen en hoofdstukken andere emissieconcentratie-eisen dan wel andere eisen stellen ter beperking van de emissies naar de lucht. 2 Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen met betrekking tot het controleren van emissies naar de lucht als bedoeld in de artikelen 2.5 en 2.6 ten aanzien van alle activiteiten waarvoor bij of krachtens de hoofdstukken 3 en 4 eisen ten aanzien van emissies naar de lucht zijn gesteld indien: a de inrichting een andere maatregel heeft gekozen dan de maatregel die is erkend op grond van de ministeriële regeling, bedoeld in 1.7; b de toegepaste emissiebeperkende techniek in combinatie met de geëmitteerde stoffen leidt tot hoge storinggevoeligheid, er veel onderhoud nodig is dan wel er veel fluctuaties zijn in de aard en grootte van de emissies; c d de grootte en aard van de emissies daartoe aanleiding geven; de grootte van emissies die kunnen optreden bij storing aan de emissiebeperkende techniek, daartoe aanleiding geven. 3 Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen met betrekking tot het onderhoud en de controle van een emissiebeperkende techniek die door de inrichting wordt ingezet om aande artikelen 2.5, 2.6, 4.13, 4.21, 4.23, 4.27, 4.29, 4.33 tot en met 4.35, 4.40 tot en met 4.42, 4.44 tot en met 4.46, 4.50, 4.54, 4.58, 4.60, 4.62, 4.65 en 4.68 te voldoen indien geen of naar de mening van het bevoegd gezag onvoldoende onderhoud is verricht aan de emissiebeperkende techniek. Besluit artikel 2.8 (Voorschrift) 1 Indienbij ministeriële regeling op grond van artikel 1.7 is bepaald dat daarbij aangegeven maatregelen ter bescherming van het milieu kunnen worden toegepast endegene die de inrichting drijft op een andere wijze voldoet aan de eisen ten aanzien van de emissies naar de lucht van stoffen die bij of krachtens de hoofdstukken 3 en 4 zijn gesteld: a wordt op verzoek van het bevoegd gezag éénmalig aangetoond of de grensmassastromen zoals bedoeld in artikel 2.5 en in de hoofdstukken 3 en 4, vanwege het in werking zijn van de inrichting, niet b overschreden worden; of wordt op verzoek van het bevoegd gezag indien één of meer grensmassastromen zoals bedoeld in artikel 2.5 worden overschreden, éénmalig aangetoond of voldaan wordt aan de emissie-eisen dan wel een op grond van artikel 2.7, eerste lid, gestelde eis ten aanzien van stoffen waarvoor in deartikelen 4.13, 4.21, 4.23, 4.27, 4.29, 4.33 tot en met 4.35, 4.40 tot en met 4.42, 4.44 tot en met 4.46, 4.50, 4.54, 4.58, 4.60, 4.62, 4.65 en 4.68,eisen ten aanzien van emissies naar de lucht zijn gesteld door middel van een emissiemeting, dan wel door middel van een emissieberekening mits dit is goedgekeurd door het bevoegd gezag, met uitzondering van bronnen waarvan aangetoond dat de massastroom lager is dan de vrijstellingsgrens, bedoeld in artikel 2.6. 2 Het eerste lid, onderdelen a en b, is van overeenkomstige toepassing op een verandering van de inrichting indien de verandering naar verwachting zal leiden tot een significante toename van de emissie. 3 Emissiemetingen ter controle op de naleving van de emissie-eisen worden uitgevoerd overeenkomstig paragraaf 3.7 van de NeR en volgens: a NEN-EN 13284-1, dan wel in het geval van continue metingen, volgens NEN-EN 13284-2, ten aanzien van totaal stof; b ISO 16740, ten aanzien van chroom VI -verbindingen; c NEN-EN 14385, ten aanzien van zware metalen; d NEN-EN 1911-1, 1911-2 en 1911-3, dan wel in het geval van continue metingen volgens VDI 3480-3, ten aanzien van zoutzuur; e NEN 2819, ten aanzien vanwaterstoffluoride; f NEN-EN 14792, dan wel in het geval van continue metingen volgensnen-iso 10849, ten aanzien vanstikstofoxiden; en g NEN 2826, ten aanzien vanammoniak. 4 Toetsing van emissiemetingen aan deemissieconcentratie-eisen als bedoeld in artikel 2.5 en in de hoofdstukken 3 en 4 vindt plaats overeenkomstig paragraaf 3.7 van de NeR. Correspondentienummer: 7taqfz4hzr Pagina 13 van 29

5 In afwijking van het derde lid kunnen andere bepalingsmethoden worden gebruikt indien deze gelijkwaardig zijn aan de in dat lid genoemde methoden. Ministeriële Regeling artikel 6.7 (Maatregel) 1 Ten aanzien van een inrichting die is opgericht voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, voor zover er geen verandering van de inrichting plaatsvindt waarvoor een melding krachtens artikel 1.10 van het besluit benodigd is en voor zover er geen verandering van de inrichting plaatsvindt die leidt tot een toename van emissies als bedoeld in de hierna genoemde artikelen, of wijziging van de wijze van afvoer van die emissies naar de buitenlucht, zijn de artikelen 3.15, eerste lid, 4.31, eerste lid, 4.38, tweede lid, 4.40, derde lid, 4.44, tweede lid, 4.46, derde lid, 4.50, tweede lid, 4.55, tweede lid, 4.57, tweede lid, 4.60, tweede lid, 4.64, derde lid, 4.68, vierde lid, 4.71, tweede lid, 4.74, tweede lid, 4.77, tweede lid, 4.81, tweede lid en 4.96, eerste lid, niet van toepassing. 2 In afwijking van het eerste lid kan het bevoegd gezag maatwerkvoorschriften als bedoeld in de artikelen 3.15, tweede lid, 4.31, tweede lid, 4.38, derde lid, 4.40, vijfde lid, 4.44, derde lid, 4.46, vijfde lid, 4.50, derde lid, 4.55, derde lid, 4.57, derde lid, 4.60, derde lid, 4.64, vijfde lid, 4.68, vijfde lid, 4.71, derde lid, 4.74, derde lid, 4.77, derde lid, 4.81, derde lid en 4.96, tweede lid stellen. Ministeriële Regeling artikel 6.8 (Maatregel) 1 Ten aanzien van een inrichting die is opgericht voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, voor zover er geen verandering van de inrichting plaatsvindt waarvoor een melding krachtens artikel 1.10 van het besluit benodigd is en voor zover er geen verandering van de inrichting plaatsvindt die leidt tot een toename van de geurbelasting op gevoelige gebouwen, zijn de artikelen 4.40, vierde lid, 4.46 vierde lid, 4.64, vierde lid, 4.68, zesde lid, 4.85, 4.100, eerste lid en 4.107, eerste lid, niet van toepassing. 2 In afwijking van het eerste lid kan het bevoegd gezag maatwerkvoorschriften als bedoeld in de artikelen 4.40, zevende en achtste lid, 4.46, zevende en achtste lid, 4.64 zevende en achtste lid, 4.68, achtste en negende lid, 4.100, derde lid en 4.107, vierde lid stellen. Bodembedreigende activiteiten Besluit artikel 2.9 (Voorschrift) 1 Indien in een inrichting een bodembedreigende activiteit wordt verricht worden bodembeschermende voorzieningen en bodembeschermende maatregelen getroffen waarmee een verwaarloosbaar bodemrisico wordt gerealiseerd. 2 De bodembeschermde voorzieningen en bodembeschermende maatregelen voldoen aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen in verband met de goede werking van die voorzieningen en maatregelen, en omtrent de controle van die eisen alsmede aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen in verband met de mogelijkheid om bodemverontreiniging te kunnen signaleren. Besluit artikel 2.11 (Voorschrift) 1 Indien in de inrichting een bodembedreigende activiteit wordt verricht, wordt uiterlijk binnen drie maanden na oprichting van de inrichting, een rapport met de resultaten van een onderzoek naar de bodemkwaliteit toegestuurd aan het bevoegd gezag. 2 Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen met betrekking tot het uitvoeren van een onderzoek naar de bodemkwaliteit bij een verandering van de inrichting, indien het gelet op de aard of de mate waarin de inrichting verandert, nodig is de bodemkwaliteit vast te leggen met het oog op een mogelijke aantasting of verontreiniging van de bodem die kan of is ontstaan door een bodembedreigende activiteit. 3 Indien in de inrichting een bodembedreigende activiteit is verricht wordt uiterlijk binnen zes maanden na beëindiging van de inrichting of na beëindiging van het opslaan van vloeibare brandstof of afgewerkte olie in een ondergrondse opslagtank, een rapport met de resultaten van een onderzoek naar de bodemkwaliteit toegezonden aan het bevoegd gezag. In dit rapport wordt ten minste vermeld: a de naam en adres van degene die het onderzoek heeft verricht; b de wijze waarop het onderzoek is verricht; Correspondentienummer: 7taqfz4hzr Pagina 14 van 29

c de aard en de mate van de aangetroffen verontreinigende stoffen en de herkomst daarvan; d de mate waarin de bodemkwaliteit is gewijzigd ten opzichte van de situatie bij de oprichting of de verandering van de inrichting voor zover die situatie is vastgelegd in een rapport; e de wijze waarop en de mate waarin de bodemkwaliteit wordt hersteld als bedoeld in het vijfde lid. 4 De onderzoeken en rapporten, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, worden uitgevoerd onderscheidenlijk opgesteld door een persoon of een instelling die daartoe beschikt over een erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit. 5 Indien uit het rapport, bedoeld in het derde lid, blijkt dat de bodem als gevolg van de activiteiten in de inrichting is aangetast of verontreinigd, draagt degene die de inrichting drijft er zorg voor dat binnen zes maanden na toezending van dat rapport aan het bevoegd gezag de bodemkwaliteit is hersteld tot: a de situatie bij oprichting of verandering van de inrichting voor zover die situatie is vastgelegd in een b rapport; de achtergrondwaarden als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit indien er geen rapport als bedoeld in onderdeel a beschikbaar is. Herstel vindt plaats voor zover dat met de best beschikbare technieken redelijkerwijs haalbaar is. 6 Het herstel van de bodemkwaliteit als bedoeld in het vijfde lid geschiedt door een persoon of een instelling die beschikt over een erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit. 7 Degene die de inrichting drijft meldt de aanvang en de afronding van de werkzaamheden, bedoeld in het vijfde lid, direct aan het bevoegd gezag. 8 De onderzoeken, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, richten zich uitsluitend op de bodembedreigende stoffen die door de werkzaamheden ter plaatse een bedreiging voor de bodemkwaliteit vormen of vormden en op de plaatsen waar bodembedreigende activiteiten plaatsvinden, zullen plaatsvinden dan wel hebben plaatsgevonden. 9 Een aanwezige vloeistofdichte vloer of verharding wordt ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid of tweede lid, niet doorboord of anderszins aangetast. Besluit artikel 6.10 (Voorschrift) 1 Indien een bodembedreigende activiteit reeds werd uitgevoerd voor de inwerkingtreding van artikel 2.9 kan het bevoegd gezag in afwijking van dat artikel op aanvraag bij maatwerkvoorschrift bepalen dat een aanvaardbaar bodemrisico kan worden gerealiseerd. 2 Een maatwerkvoorschrift als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden gesteld indien het realiseren van een verwaarloosbaar bodemrisico redelijkerwijs niet kan worden gevergd en is voldaan aan het derde lid. 3 Bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt een plan van aanpak gevoegd, waarin ten minste is vastgelegd: a de wijze waarop het risicobeperkende bodemonderzoek wordt uitgevoerd; b de bodemkwaliteit op dat moment, zoals dat is onderzocht en vastgelegd door en persoon of een instelling die daartoe beschikt over een erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit; c de wijze waarop en de termijn waarbinnen eventueel optredende verontreiniging of aantasting van de bodem wordt hersteld door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit; d de kosten die daarvoor worden geraamd en de wijze waarop hiervoor financiële zekerheid wordt gesteld. 4 Het plan van aanpak, bedoeld in het derde lid, waarmee het bevoegd gezag heeft ingestemd maakt deel uit van het maatwerkvoorschrift. 5 Onder een aanvaarbaar bodemrisico als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: een situatie als bedoeld in de NRB waarin een bodemrisico aanvaardbaar is gemaakt met risicobeperkend bodemonderzoek en door het anticiperen op het beperken en zoveel mogelijk ongedaan maken van eventueel optredende verontreiniging of aantasting van de bodem. 6 Het risicobeperkend bodemonderzoek als bedoeld in het derde en vijfde lid, voldoet aan paragraaf 1.5 van onderdeel B1 van de NRB en wordt uitgevoerd door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit. * N.B. Het bevoegd gezag kan voor deze activiteit aanvullende voorschriften opstellen. Ministeriële Regeling artikel 2.1 (Maatregel) 1 Een binnen de inrichting als bodembeschermende voorziening toegepaste vloeistofdichte vloer of verharding of geomembraanbaksysteem is overeenkomstig het daartoe krachtens het Besluit bodemkwaliteit Correspondentienummer: 7taqfz4hzr Pagina 15 van 29

aangewezen normdocument beoordeeld en goedgekeurd door een instelling, die daartoe beschikt over een erkenning op grond van dat besluit. 2 Het eerste lid is niet van toepassing op een vloeistofdichte vloer of verharding die niet inspecteerbaar is als bedoeld in CUR/PBV-aanbeveling 44. Een dergelijke voorziening wordt eens per zes jaar beoordeeld en goedgekeurd overeenkomstig een door het bevoegd gezag goedgekeurde wijze. Het vijfde lid is daarop van overeenkomstige toepassing. 3 De eerste beoordeling en goedkeuring vindt in afwijking van het eerste lid, plaats binnen zes jaar na aanleg, indien de vloeistofdichte vloer of verharding, bedoeld in het eerste lid, is aangelegd overeenkomstig het daartoe krachtens het Besluit bodemkwaliteit aangewezen normdocument door een bedrijf dat daartoe beschikt over een erkenning op grond van dat besluit. 4 Een vloeistofdichte vloer of verharding of een geomembraanbaksysteem wordt ten minste eens per zes jaar beoordeeld en goedgekeurd overeenkomstig het eerste lid. 5 Degene die de inrichting drijft draagt zorg voor: a reparatie en regelmatig onderhoud van de vloeistofdichte vloer of verharding en b geomembraanbaksysteem overeenkomstig onderdeel A4 van de NRB, en een jaarlijkse controle van de bodembeschermende voorziening overeenkomstig bijlage D behorende bij CUR/PBV-aanbeveling 44. 6 Een vloeistofdichte vloer of verharding of een geomembraanbaksysteem wordt opnieuw beoordeeld en goedgekeurd overeenkomstig het eerste lid, indien de reparatie, het regelmatig onderhoud of de controle, bedoeld in het vijfde lid, niet of niet overeenkomstig dat lid is uitgevoerd of indien een tijdens een controle geconstateerd gebrek niet is gerepareerd. Ministeriële Regeling artikel 2.2 (Maatregel) 1 Indien een geomembraanbaksysteem als bodembeschermende voorziening is toegepast, waarop op grond van artikel 6.2 het eerste lid van artikel 2.1 niet van toepassing is, worden twee grondwaterpeilbuizen geïnstalleerd overeenkomstig paragraaf 1.2 van onderdeel B1 van de NRB zodat bodemverontreiniging door vloeibare brandstoffen kan worden gesignaleerd. 2 Indien vloeibare brandstof of afgewerkte olie is opgeslagen in een ondergrondse opslagtank wordt per opslagtank ten minste één grondwaterpeilbuis geïnstalleerd overeenkomstig paragraaf 1.2 van onderdeel B1 van de NRB. Indien er meerdere opslagtanks zijn dan wordt per groep van drie opslagtanks, die binnen tien meter van elkaar zijn gelegen, ten minste één grondwaterpeilbuis geïnstalleerd. 3 Het tweede lid is niet van toepassing op een ondergrondse opslagtank, die: a b dubbelwandig is uitgevoerd met een systeem voor lekdetectie in de wand, of in een afgedekte betonnen bak is geplaatst met een systeem voor lekdetectie in deze bak die zich onder de opslagtank bevindt. Het systeem voor lekdetectie is aangelegd overeenkomstig BRL K910 en wordt ten minste eens per jaar beoordeeld en goedgekeurd overeenkomstig BRL K903. 4 De grondwaterpeilbuizen als bedoeld in het eerste en tweede lid, worden zo vaak als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, doch ten minste eens per jaar bemonsterd overeenkomstig NEN 5744. Grondwatermonsters worden op aanwezigheid van minerale oliecomponenten overeenkomstig NEN-EN-ISO 9377, vluchtige aromaten (BETX) volgens NEN-EN-ISO 15680 en voorzover er sprake is van de opslag van lichte olie, tevens op methyl-tertiar-butylether (MTBE) en ethyl-tertiar-butylether (ETBE) onderzocht door een laboratorium, dat daartoe beschikt over een erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit. 5 De installatie van een grondwaterpeilbuis als bedoeld in het eerste en tweede lid, en de bemonstering als bedoeld in het vierde lid, vinden plaats door een bedrijf, dat daartoe beschikt over een erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit. 6 Het eerste tot en met het vijfde lid, zijn niet van toepassing ten aanzien van inrichtingen waar de gemiddeld laagste grondwaterstand zich meer dan vijf meter beneden het maaiveld bevindt. Indien deze inrichting echter is gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied is er een systeem voor lekdetectie aanwezig, dat is aangelegd overeenkomstig BRL K910 en dat ten minste eens per jaar wordt beoordeeld en goedgekeurd overeenkomstig BRL K903. Ministeriële Regeling artikel 2.3 (Maatregel) 1 Dit artikel is slechts van toepassing indien binnen de inrichting een vloeistofkerende voorziening is toegepast als bodembeschermende voorziening. Correspondentienummer: 7taqfz4hzr Pagina 16 van 29