Instantie. Onderwerp. Datum

Vergelijkbare documenten
Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

SOFIMO, naamloze vennootschap, met maatschappijke zetel te Roeselare, Noordstraat 4, ingeschreven in het handelsregister te

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

EUROPABANK, naamloze vennootschap, met maatschappelijke zetel. gevestigd te 9000 Gent, Burgstraat 170, ingeschreven in het

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

O. T., eiser tot cassatie van een arrest, op 5 juni 1998 gewezen. vertegenwoordigd door mr. Adolf Houtekier, advocaat bij het Hof

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie 14/11/ Nr. C N

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Anatocisme. Copyright and disclaimer

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

DE IDEALE WONING, coöperatieve vennootschap, arrondissement. Antwerpen, met maatschappelijke zetel te 2600 Berchem,

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België. Arrest

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Hof van Cassatie. Onderwerp. Valsheid in geschrifte - Wegverkeer, algemeen. Datum. 17 juni 2014

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

Instantie Hof van Cassatie Onderwerp Loonoverdracht en leningsakte Geldigheid akte loonoverdracht Datum 9 oktober 2003 Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M & D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud. M&D Seminars oktober 2003 M&D CONSULT BVBA HUBERT-FRERE-ORBANLAAN 47 9000 GENT TEL 09/224 31 46 FAX 09/225 32 17 E-mail: info@mdseminars.be www.mdseminars.be

9 OKTOBER 2003 C.01.0331.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.01.0331.N D.S. eiseres, vertegenwoordigd door Mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 3080 Tervuren, Jezus Eiklaan 154, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan, tegen CITIBANK BELGIUM, DIVISION CARDS SERVICE, naamloze vennootschap, met maatschappelijke zetel te 1050 Brussel, Gen. Jacqueslaan, 263g, verweerster, vertegenwoordigd door Mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1000 Brussel, Quatre Brasstraat 6, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan.

9 OKTOBER 2003 C.01.0331.N/2 I. Bestreden beslissing Het cassatieberoep is gericht tegen een vonnis, op 10 november 1999 in laatste aanleg gewezen door de Vrederechter van het derde kanton Gent. II. Rechtspleging voor het Hof Raadsheer Eric Dirix heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Guido Bresseleers heeft geconcludeerd. III. Middelen Eiseres voert in haar verzoekschrift drie middelen aan. 1. Eerste middel Geschonden wettelijke bepalingen - artikel 27 Loonbeschermingswet van 12 april 1965 ; - artikel 1326 van het Burgerlijk Wetboek ; - artikel 149 van de Grondwet. Aangevochten beslissingen De vrederechter stelt de rechtsgeldigheid van de loonoverdracht vast op volgende gronden : 1.1. De (verweerster) benadrukt dat de richtinggevende rechtspraak van het Hof van Cassatie van 10 februari 1997 oplossing biedt aan de huidige betwisting betreffende de doordruk van de gegevens van de leningovereenkomst op de akte van loonafstand, als carbondubbel. In feite ondertekende (eiseres) tweemaal. Eenmaal een blauw gekleurde overeenkomst getiteld aanbod van lening op afbetaling, en een tweede keer op de akte van loonafstand, waarvan elk een exemplaar in origineel ondertekend, in het bezit bleven van de (verweerster). De (eiseres) ontving de twee doorslagen hiervan op een geel gekleurd exemplaar van overeenkomst. De invulling gebeurde éénmaal in origineel op het eerste blauwe exemplaar aanbod van lening op afbetaling, wat terzelfdertijd zorgde voor een doordruk, volledig op het gele exemplaar aanbod en partieel volgens de

9 OKTOBER 2003 C.01.0331.N/3 doorgedrukte rubrieken op het blauwe en gele document akte van loonafstand. De titels in het vetjes, de gewijzigde wijze van doordruk, minstens de afgifte van twee gele dubbels (de facto pagina 2 en 4 van de documenten), en zekerlijk de noodzaak van afzonderlijke ondertekeningen, sluiten uit dat de (eiseres) geen kennis zou hebben kunnen nemen van de tweevoudige rechtshandelingen en de verplichtingen zoals zij deze heeft aangegaan. 1.2. De gegevensvermelding niet in origineel, maar middels doordruk verhindert enerzijds niet dat aan de vereisten ex art. 27 van de Loonbeschermingswet is voldaan (zie supra), en anderzijds evenmin dat de akte van loonafstand niet als exemplaar zou gelden voor de kredietverlener. Immers, de wettekst spreekt van exemplaren en vereist niet originelen wat de gegevens betreft. De handtekening en de datumvermelding werden in origineel op het exemplaar van de kredietverlener genoteerd, zodat dàt exemplaar aan de norm van een origineel exemplaar beantwoordt, conform de bepalingen van art. 27 Loonbeschermingswet. Grieven 1.1. Eerste onderdeel Eiseres betwistte in haar conclusie van 29 maart 1999, neergelegd ter griffie op 31 maart 1999, de geldigheid van de akte van loonoverdracht en voerde daartoe o.m. aan wat volgt : (Eiseres) mag bovendien nog wijzen op art. 1326 B.W. krachtens hetwelk een onderhandse akte waarbij een enkele partij zich tegenover een andere partij verbindt om haar een geldsom of waardeerbare zaak te betalen, geheel met de hand van de ondertekenaar moet geschreven zijn, minstens de met de hand geschreven vermelding goed voor of goedgekeurd voor moet bevatten, waarbij de som voluit in letters moet zijn geschreven. De carbondoordruk die weliswaar, maar dan ook enkel, de originele handtekening draagt van (eiseres) en voor het overige enkel gegevens bevat die daarop zijn aangebracht middels carbondoordruk van de eigenlijke kredietovereenkomst ( ), en welke carbondoordruk (verweerster) wil laten

9 OKTOBER 2003 C.01.0331.N/4 doorgaan als een originele akte van loonsafstand, voldoet zelfs niet aan deze minimumvereisten zoals vereist door art. 1326 B.W. inzake eenzijdige onderhandse verbintenissen. Hieruit volgt dat de vrederechter, door met geen enkele overweging te antwoorden op deze conclusie, zijn beslissing niet regelmatig motiveert (schending van artikel 149 van de Grondwet). 1.2. Tweede onderdeel Volgens artikel 27, tweede en vierde lid, Loonbeschermingswet, moet de akte van overdracht van loon op straffe van nietigheid worden opgemaakt in zoveel exemplaren als er partijen zijn met een onderscheiden belang en deze wetsbepaling de bescherming van de overdrager beoogt. Ook de overdrager moet een exemplaar van de akte krijgen om, als belanghebbende partij die zich verbonden heeft, de draagwijdte van zijn verbintenis te kunnen nagaan. Volgens artikel 1326 van het Burgerlijk Wetboek, moet de ondertekenaar van een onderhands biljet of een onderhandse belofte waarbij een enkele partij zich tegenover de andere verbindt om haar een geldsom of een waardeerbare zaak te betalen, tenminste, benevens zijn handtekening, daarop met de hand een goed voor of een goedgekeurd voor geschreven hebben, waarbij de som of de hoeveelheid van de zaak voluit in letters is uitgedrukt. Een kopie van de akte van overdracht waarop de handtekening van de overdrager met carbonpapier is aangebracht, is weliswaar een exemplaar in de zin van voormeld artikel 27, maar deze bepaling bepaalt niet de inhoudelijke vereisten van de akte van loonoverdracht en wijkt evenmin af van de voorschriften van artikel 1326. Hieruit volgt dat de vrederechter, door enkel vast te stellen dat eiseres tweemaal ondertekende en de twee doorslagen van de ondertekende akten ontving en dat enkel de handtekening en de datumvermelding in origineel op het exemplaar van de kredietverlener werden genoteerd, welk exemplaar aan de norm van een origineel exemplaar van artikel 27 beantwoordt, zonder vast te stellen dat ook aan de vereisten van artikel 1326 van het Burgerlijk Wetboek was voldaan, zijn beslissing niet naar recht verantwoordt (schending van de artikelen 27 Loonbeschermingswet en 1326 van het Burgerlijk Wetboek).

9 OKTOBER 2003 C.01.0331.N/5 2. Tweede middel Geschonden wettelijke bepalingen - de artikelen 1153, 1183, 1184, 1226 en 1229 van het Burgerlijk Wetboek ; - de artikelen 28, 29, 1, en 90, tweede lid, van de Wet Consumentenkrediet van 12 juni 1991 ; - de artikelen 31, 1, 32.21 van de Handelspraktijkenwet van 14 juli 1991. Aangevochten beslissingen De vrederechter bekrachtigt ten laste van eiseres de loonsafstand tot beloop van 438.658 BEF meer de verwijlintrest van 11 pct. per jaar op 341.237 BEF vanaf 12 maart 1998 tot de dag der algehele betaling, o.m. op volgende gronden : 3.2. De begroting der hoofdsom zoals (eiseres) deze uiteenzet in haar besluiten neergelegd op 9 februari 1998 (lees : 1999), dient afgewezen. De onmiddellijke opeisbaarheid houdt in de onmiddellijke betaling van de nog te vervallen termijnen, op genoemde datum van 10 maart 1998 (art. 129 WCK). Inderdaad, daar waar in de rubriek vervallenverklaring van de termijn b) 1 en 4 van de algemene voorwaarden van de leningovereenkomst, in overeenstemming met de wettelijke bepalingen terzake, de onmiddellijke opeisbaarheid van de nog te vervallen termijnen wordt voorzien, voor het geval de ontlener in gebreke blijft ten minstens 2 vervallen termijnen te betalen en hij één maand nà het ter post afgeven van een aangetekende brief tot ingebrekestelling zijn verplichtingen niet is nagekomen, is in casu het volledig leningssaldo daardoor eisbaar geworden, nu aan genoemde voorwaarden is voldaan. In de gegeven omstandigheden is het saldo samengesteld uit het uitstaand kapitaal meer nog te vervallen termijnen begroot op 420.192 BEF (700.320 BEF min betalingen op 11 maart 1998 of 280.128 BEF) verschuldigd. ( )

9 OKTOBER 2003 C.01.0331.N/6 De gevorderde intrest aan 11 pct. per jaar respecteert de wettelijke bepalingen van art. 28 WCK. Deze conventionele intrest dient berekend te worden op het volledige bedrag van de vastgestelde maandelijkse aflossing of termijn, dus zowel op het deel kapitaal als op het deel kosten, waarin o.m. de verschuldigde intrest inbegrepen is. ( ) Bovendien heeft de wetgever in het kader van de Wet op het Consumentenkrediet als dusdanig het recht op het bedingen van een nalatigheidsintrest op de vervallen termijnen uitdrukkelijk erkend. De conventionele verwijlintrest is dan ook een totaal andere interest, dan de interest die begrepen is in de kosten van het krediet, en maakt alsdusdanig een schadepost uit die enkel en alleen het gevolg is van de nietuitvoering van de kredietovereenkomst door de wanprestatie van de kredietnemer. Beide intresten kunnen dan ook volkomen rechtsgeldig naast en boven elkaar bedongen worden. Grieven 2.1. Eerste onderdeel Eiseres betoogde in voormelde conclusie, neergelegd op 9 februari 1999, o.m. tot staving van haar berekening, dat de door verweerster gevorderde hoofdsom de nog niet vervallen termijnen betreft en derhalve zowel het nog te vervallen kapitaal als de nog te vervallen intresten, maar dat verweerster bij onmiddellijke opeisbaarheid (van het saldo) echter geen aanspraak kan maken op de nog te vervallen intresten die eigenlijk een vergoeding uitmaken voor het ter beschikking stellen van het kapitaal, en dat zij niet gelijktijdig met de onmiddellijke opeisbaarheid ook gerechtigd kan zijn op de rente begrepen in de nog te vervallen termijnen. Artikel 90, tweede lid, Wet Consumentenkrediet bepaalt dat, indien de rechter oordeelt dat de overeengekomen of toegepaste straffen of schadevergoedingen, onder meer in de vorm van strafbedingen, bij niet-uitvoering van de overeenkomst,

9 OKTOBER 2003 C.01.0331.N/7 overdreven of onverantwoord zijn, hij deze ambtshalve kan verminderen of de consument er geheel van ontslaan. De nog te vervallen intresten zijn een vergoeding voor het ter beschikking stellen door verweerster van het ontleende kapitaal, waaraan evenwel bij de ontbinding van de overeenkomst door de wanprestatie van eiseres - mede krachtens de artikelen 1183 en 1184 van het Burgerlijk Wetboek - en de daaruit voortvloeiende onmiddellijke opeisbaarheid van het verschuldigde saldo, een einde is gekomen, zodat de bestaansreden van voormelde intresten verdwijnt. Artikel 29, 1, Wet Consumentenkrediet doet hieraan geenszins afbreuk. Hieruit volgt tevens dat het beding waarbij, ingevolge een wanprestatie van de ontlener, de kredietverstrekker niet langer gehouden is het kapitaal ter beschikking te stellen, maar de ontlener wel gehouden blijft, als tegenprestatie voor deze terbeschikkingstelling, de intresten te betalen vervat in de niet vervallen termijnen, een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen in de zin van artikel 31, 1, Handelspraktijkenwet. Hieruit volgt dat de vrederechter, door te oordelen dat de onmiddellijke opeisbaarheid de onmiddellijke betaling van de nog te vervallen termijnen inhoudt en dat het volledig leningssaldo eisbaar (is) geworden, nu aan genoemde voorwaarden (van artikel 29, 1, Wet Consumentenkrediet) is voldaan, zijn beslissing niet naar recht verantwoordt (schending van de artikelen 1183 en 1184 van het Burgerlijk Wetboek, 29, 1, en 90, tweede lid, Wet Consumentenkrediet, en 31, 1, Handelspraktijkenwet). 2.2. Tweede onderdeel Volgens artikel 1153, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, inzake verbintenissen die alleen betrekking hebben op het betalen van een bepaalde geldsom, de schadevergoeding wegens vertraging in de uitvoering nooit in iets anders dan in de wettelijke intrest bestaat, behoudens de bij de wet gestelde uitzonderingen en volgens de artikelen 1226 en 1229 van hetzelfde wetboek een strafbeding een beding is waarbij een persoon zich voor het geval van nietuitvoering van de overeenkomst verbindt tot betaling van een forfaitaire vergoeding van de schade die kan worden geleden door de schuldeiser ten gevolge van de niet-uitvoering van de overeenkomst of het niet-nakomen van de hoofdverbintenis. Volgens artikel 32.21 van de Handelspraktijkenwet van 14

9 OKTOBER 2003 C.01.0331.N/8 juli 1991 is onrechtmatig het beding dat ertoe strekt, in geval van nietuitvoering of vertraging in de uitvoering van de verbintenis, schadevergoedingsbedragen vast te stellen die duidelijk niet evenredig zijn aan het nadeel dat door de verkoper kan worden geleden. Artikel 90, tweede lid, Wet Consumentenkrediet bepaalt dat, indien de rechter oordeelt dat de overeengekomen of toegepaste straffen of schadevergoedingen, onder meer in de vorm van strafbedingen, bij niet-uitvoering van de overeenkomst, overdreven of onverantwoord zijn, hij deze ambtshalve kan verminderen of de consument er geheel van ontslaan. De nog te vervallen intresten zijn een vergoeding voor het ter beschikking stellen door verweerster van het ontleende kapitaal, waaraan evenwel bij de ontbinding van de overeenkomst door de wanprestaties van eiseres - mede krachtens de artikelen 1183 en 1184 van het Burgerlijk Wetboek en de daaruit voortvloeiende onmiddellijke opeisbaarheid van het verschuldigde saldo, een einde is gekomen, zodat de bestaansreden van voormelde intresten verdwijnt. De artikelen 28 en 29, 1, Wet Consumentenkrediet doen hieraan geenszins afbreuk. Hieruit volgt tevens dat het beding waarbij, ingevolge een wanprestatie van de ontlener, de kredietverstrekker niet langer gehouden is het kapitaal ter beschikking te stellen, maar de ontlener wel gehouden blijft, als tegenprestatie voor deze terbeschikkingstelling, de intresten te betalen vervat in de niet vervallen termijnen, én bovendien een conventionele verwijlintrest verschuldigd is, berekend op het volledige bedrag van de vastgestelde maandelijkse aflossingen of termijn, dus zowel op het deel kapitaal als op het deel kosten, waarin o.m. de verschuldigde intrest inbegrepen is, een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen in de zin van artikel 31, 1, Handelspraktijkenwet. Hieruit volgt dat de vrederechter, door te oordelen dat de gevorderde conventionele verwijlintrest van 11 pct. per jaar berekend op het volledig bedrag van de vastgestelde maandelijkse aflossing, met inbegrip van de verschuldigde intrest, conform is aan de bepalingen, o.a. artikel 28 van de Wet Consumentenkrediet, zijn beslissing niet naar recht verantwoordt (schending van de artikelen 1153, eerste lid, 1183, 1184, 1226 en 1229 van het Burgerlijk

9 OKTOBER 2003 C.01.0331.N/9 Wetboek, 28, 29, 1, en 90, tweede lid, Wet Consumentenkrediet, 31, 1, en 32.21 Handelspraktijkenwet). 3. Derde middel Geschonden wettelijke bepalingen - de artikelen 6, 1131, 1153, 1226 en 1229 van het Burgerlijk Wetboek ; - artikel 90, tweede lid, van de Wet Consumentenkrediet van 12 juni 1991 ; - artikel 32.21 van de Handelspraktijkenwet van 14 juli 1991. Aangevochten beslissingen De vrederechter bekrachtigt ten laste van eiseres de loonsafstand tot beloop van 438.658 BEF meer de verwijlintrest van 11 pct. per jaar op 341.237 BEF vanaf 12 maart 1998 tot de dag der algehele betaling, o.m. op volgende gronden : Blijft ter beoordeling de schadevergoedingssom gelijk aan 15 pct. op (het) kapitaal, ( ) Dat het forfaitaire schadebeding bovendien zowel op de vervallen als op de niet-vervallen termijnen dient te worden toegepast, omdat niet zomaar kan gesteld worden dat de vervroegde opeisbaarheid van de nog niet-vervallen termijnen als gevolg van de wanprestatie van de kredietnemer van aard is om de potentiële schade die de kredietgever kan lijden volledig te vergoeden en dit nog des te meer omdat de vervroegde opeisbaarheid zelden of nooit ook effectief leidt tot een daadwerkelijke vervroegde terugbetaling van de nietvervallen termijnen. Bovendien mag het forfaitaire schadebeding uiteraard ook op de nietvervallen termijnen worden berekend, wanneer er betalingstermijnen worden toegestaan aan de consument, of wanneer op het ogenblik van de uitspraak het eisbaar geworden saldo inmiddels ook volledig in grote mate vervallen is, zonder dat inmiddels betaling volgde. In dit geval levert de vervroegde en

9 OKTOBER 2003 C.01.0331.N/10 onmiddellijke opeisbaarheid van de termijnschuld uiteraard geen enkele winst op en compenseert ze geenszins de wanprestatie van de kredietnemer niet. Dat ook de conventionele forfaitaire schadevergoeding enerzijds en de conventionele verwijlintrest anderzijds een verschillend voorwerp hebben en totaal andere schadeposten dekken, zoals blijkt uit hetgeen voorafgaat, met als gevolg dat ze ook volkomen rechtsgeldig naast en boven elkaar mogen bedongen en gevorderd worden, zeker nu er toch ook geen enkel wettelijk verbod blijkt uit de wet op het Consumentenkrediet. Grieven Het forfaitaire schadebeding van 15 pct. op het kapitaal van het nog verschuldigd saldo op het ogenblik van de ontbinding van de overeenkomst wegens wanprestatie van de ontlener, kan niet als een geoorloofd strafbeding worden beschouwd in de zin van de artikelen 1226 en 1229 van het Burgerlijk Wetboek, nu het rechtstreeks in verhouding staat tot dit saldo en aldus aan de kredietverstrekker een zodanige winst bezorgt dat deze vanaf het begin van de overeenkomst meer baat heeft bij een contractuele wanprestatie dan bij de uitvoering van de overeenkomst. Dit beding is derhalve nietig omdat het een ongeoorloofde oorzaak heeft en strijdig is met de openbare orde en de goede zeden, overeenkomstig de artikelen 6 en 1131 van het Burgerlijk Wetboek. Bovendien volgens artikel 1153, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, inzake verbintenissen die alleen betrekking hebben op het betalen van een bepaalde geldsom, bestaat de schadevergoeding wegens vertraging in de uitvoering nooit in iets anders dan in de wettelijke intrest, behoudens de bij de wet gestelde uitzonderingen en volgens de artikelen 1226 en 1229 van hetzelfde wetboek een strafbeding een beding is waarbij een persoon zich voor het geval van niet-uitvoering van de overeenkomst verbindt tot betaling van een forfaitaire vergoeding van de schade die kan worden geleden door de schuldeiser ten gevolge van de niet-uitvoering van de overeenkomst of het nietnakomen van de hoofdverbintenis. Hieruit volgt dat het forfaitaire schadebeding te dezen evenmin kan worden verantwoord door de reden dat de vervroegde opeisbaarheid zelden of nooit ook effectief leidt tot een daadwerkelijke vervroegde terugbetaling van

9 OKTOBER 2003 C.01.0331.N/11 de niet-vervallen termijnen, wat immers enkel aanleiding kan geven tot nalatigheidsintrest, terwijl er reeds een conventionele intrest van 11 pct. werd bedongen op het sedert 12 maart 1998 opeisbaar geworden kapitaal. Volgens artikel 32.21 van de Handelspraktijkenwet van 14 juli 1991 is onrechtmatig het beding dat ertoe strekt, in geval van niet-uitvoering of vertraging in de uitvoering van de verbintenis, schadevergoedingsbedragen vast te stellen die duidelijk niet evenredig zijn aan het nadeel dat door de verkoper kan worden geleden. Hieruit volgt dat de vrederechter, door op de weergegeven gronden te oordelen dat de loonafstand ook geldig is tot beloop van de forfaitaire schadevergoeding van 15 pct. op het kapitaal van het nog verschuldigd saldo, zijn beslissing niet naar recht verantwoordt (schending van de in het middel vermelde wetsbepalingen). IV. Beslissing van het Hof 1. Eerste middel 1.1. Tweede onderdeel Overwegende dat artikel 1326 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is op de onderhandse akte waarin een enkele partij zich tegenover de andere partij verbindt om haar een geldsom of een waardeerbare zaak te betalen ; Dat bij een loonoverdracht de overdrager zich ten aanzien van de overnemer verbindt zijn loon over te dragen tot waarborg van een schuld ; dat die verbintenis derhalve niet beantwoordt aan deze bedoeld door artikel 1326 van het Burgerlijk Wetboek ; Dat het onderdeel dat ervan uitgaat dat artikel 1326 van het Burgerlijk Wetboek op de akte van loonoverdracht van toepassing is, faalt naar recht ; 1.2. Eerste onderdeel Overwegende dat uit het antwoord op het tweede onderdeel blijkt dat de vrederechter niet hoefde te antwoorden op het verweer van eiseres met betrekking tot artikel 1326 van het Burgerlijk Wetboek ;

9 OKTOBER 2003 C.01.0331.N/12 Dat het onderdeel niet kan worden aangenomen ; 2. Tweede middel Wat de beide onderdelen betreft Overwegende dat uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan niet blijkt dat eiseres voor de vrederechter toepassing heeft gevraagd van artikel 90 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, noch van de artikelen 31, 1, en 32.21 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument ; Dat het middel in zoverre nieuw, mitsdien niet ontvankelijk is ; Overwegende dat artikel 29 Wet Consumentenkrediet, bedingen verbiedt waarbij de kredietgever gemachtigd wordt de onmiddellijke betaling van de nog te vervallen termijnen te eisen behoudens in de onder 1 ) en 2 ) van deze bepaling bedoelde gevallen ; Dat met begrip nog te vervallen termijnen niet uitsluitend de nog te vervallen kapitaalaflossingen worden bedoeld, maar ook de rente ; Overwegende dat het bestreden vonnis oordeelt dat : 1. de onmiddellijke opeisbaarheid de onmiddellijke betaling inhoudt van de nog te vervallen termijnen en het volledig leningssaldo daardoor eisbaar is geworden ; 2. in de gegeven omstandigheden het saldo samengesteld is uit het uitstaand kapitaal meer de nog te vervallen termijnen en de conventionele verwijlinterest ; Dat het bestreden vonnis met deze redenen zijn beslissing naar recht verantwoordt ; Dat het middel in zoverre niet kan aangenomen worden ;

9 OKTOBER 2003 C.01.0331.N/13 3. Derde middel Overwegende dat het als strafbeding overeengekomen beding slechts een forfaitaire vergoeding mag zijn voor de schade die de schuldeiser kan lijden ten gevolge van het niet-nakomen van de verbintenis ; Overwegende dat het bestreden vonnis oordeelt dat : 1. het forfaitair schadebeding een vergoeding uitmaakt voor de buitengewone en specifieke kosten die de kredietgever dient te dragen wegens de niet-uitvoering van de kredietovereenkomst ingevolge de wanprestatie van de kredietnemer, teneinde betaling te bekomen, dat het onder meer bestaat uit beheerskosten betwiste zaken ; 2. het forfaitair schadebeding zowel op de vervallen als op de nietvervallen termijnen dient te worden toegepast, omdat niet zomaar kan worden gesteld dat de vervroegde opeisbaarheid als gevolg van de wanprestatie van de kredietnemer van aard is om de potentiële schade die de kredietgever kan lijden volledig te vergoeden ; 3. het forfaitair schadebeding uiteraard ook op de niet-vervallen termijnen wordt berekend, wanneer er betalingstermijnen worden toegestaan aan de consument, of wanneer op het ogenblik van de uitspraak het eisbaar geworden saldo inmiddels ook volledig/in grote mate vervallen is, zonder dat inmiddels betaling volgde ; in dit geval levert de vervroegde en onmiddellijke opeisbaarheid van de termijnschuld uiteraard geen enkele winst op en compenseert ze geenszins de wanprestatie van de kredietnemer ; Dat het bestreden vonnis met deze redenen zijn beslissing naar recht verantwoordt ; Dat het middel niet kan worden aangenomen ; OM DIE REDENEN, HET HOF, Verwerpt het cassatieberoep ; Veroordeelt eiseres in de kosten.

9 OKTOBER 2003 C.01.0331.N/14 De kosten begroot op de som van driehonderd eenentachtig euro achtennegentig cent in debet jegens de eisende partij en op de som van honderd eenentwintig euro vierenvijftig cent jegens de verwerende partij. Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, eerste kamer, te Brussel, door raadsheer Greta Bourgeois, waarnemend voorzitter, de raadsheren Ghislain Londers, Eric Dirix, Eric Stassijns en Albert Fettweis, en in openbare terechtzitting van negen oktober tweeduizend en drie uitgesproken door raadsheer Greta Bourgeois, waarnemend voorzitter, in aanwezigheid van advocaat-generaal Guido Bresseleers, met bijstand van griffier Philippe Van Geem.