Tweede Kamer der Staten-Generaal



Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wijzigingsvoorstellen Wet op de huurtoeslag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 14 oktober 2015 Jaarverslag Wet op de huurtoeslag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 28 augustus 2014 Jaarverslag Wet op de huurtoeslag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

MEMORIE VAN TOELICHTING. Algemeen. 1. Inleiding

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage

Tweede Kamer der Staten-Generaal

27926 Huurbeleid. Lijst van vragen en antwoorden Vastgesteld 11 oktober 2016

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Huurgerelateerde parameters huurtoeslag t/m

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Inkomensgerelateerde parameters huurtoeslag over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010

Tweede Kamer der Staten-Generaal

houdende aanpassing van het bedrag, genoemd in artikel 16 van de Wet op de huurtoeslag, en wijziging van het Besluit op de huurtoeslag

Rijnstraat 8 Postbus GX Den Haag de colleges van burgemeester en wethouders Interne postcode 213

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Gevolgen passendheidstoets

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Huurtoeslag parameters van t/m

Huur 1 e aanvragen Mutaties Zorg 1 e aanvragen Mutaties

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van..., nr..., Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van. 2012, Z-.;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van. 2014;

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Parameters huurtoeslag, inkomensgrenzen staatssteun, verkoopregels en inkomensafhankelijke huurverhoging en liberalisatiegrens 2014

het lid Bashir (SP) over een heffingsvrije voet van 50 woningen (TK nr. 23).

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Parameters huurtoeslag, inkomensgrenzen staatssteun, verkoopregels en inkomensafhankelijke huurverhoging en liberalisatiegrens 2015

HUURTOESLAG. Utrecht, mei 2006 Aedes-Arcares Kenniscentrum Wonen-Zorg Nestas Communicatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1. Inleiding. Voor het vaststellen van de hoogte van de huurtoeslag is een groot aantal parameters van belang.

tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte (instelling van een landelijke huurcommissie)

Datum 06 maart 2012 Betreft Kamervragen van het lid Karabulut (SP) over de WOZ-beschikking voor huurders

De opbouw van de notitie is als volgt. Sectie 2 beschrijft de varianten. Sectie 3 beschrijft de effecten op de werkgelegenheid.

Het nieuwe partnerbegrip in de fiscaliteit

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Introductie vermogenstoets zorgtoeslag

HUURDERS BELANGEN ORGANISATIE DE PEEL

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: a. Onderdeel A wordt als volgt gewijzigd: b. Onderdeel N, onder 2, komt te luiden:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Veel gestelde vragen en antwoorden over de inkomensafhankelijke huurverhoging per 1 juli 2015

Tweede Kamer der Staten-Generaal

meestgestelde vragen huurverhoging

Gemeenten gaan de afgelopen jaren steeds vaker over tot omvorming van hun peuterspeelzalen naar kinderopvang. In die gemeenten worden

Huurprijsbeleid voor de periode 1 juli 2011 tot en met 30 juni 2012

Vraag en antwoord subsidieregeling huisvestingsvoorziening

Onderbouwing huur-inkomenstabellen per

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bij antwoord datum, kenmerk en onderwerp vermelden

CONCEPT T.B.V. INTERNETCONSULTATIE MEMORIE VAN TOELICHTING I. ALGEMEEN DEEL. 1. Aanleiding

Tweede Kamer der Staten-Generaal

NOTA VAN TOELICHTING. I. Algemeen. 1. Inleiding

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wet op de huurtoeslag

Op de definitieve toekenningsbeschikking van de toeslagen staat het volgende vermeld:

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Bijlage veelgestelde vragen Passend Toewijzen

Wijziging Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Circulaire Huurprijsbeleid periode 1 juli 2006 tot 1 januari 2007

Veel gestelde vragen en antwoorden over de inkomensafhankelijke huurverhoging

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1

Bijlage 2 - Verkenning van mogelijke vereenvoudigingen in de huurtoeslag

34120 Beleidsdoorlichting Wonen en Rijksdienst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Parameters huurtoeslag, liberalisatiegrens en inkomensgrens staatssteun Wet op de huurtoeslag/awir/trdaebtiv

In de Herzieningswet en het Besluit Toegelaten Instellingen TERUG VAN WEGGEWEEST: PASSEND TOEWIJZEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

TER ILLUSTRATIE. I. Boek 7 BW. Artikel 248

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 31 066 Belastingdienst Nr. 13 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE EN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 17 september 2007 Inleiding Met deze brief stellen wij u, conform de toezegging van de minister voor Wonen, Wijken en Integratie bij het wetgevingsoverleg van de financiële verantwoording van VROM over het jaar 2006, op de hoogte van onze voornemens tot vereenvoudiging van uitvoering van de huurtoeslag. De aanleiding hiervoor is de vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst, waarover uw Kamer bij brief d.d. 8 juni jl. (II 2006 2007, 31 066, nr. 2) is geïnformeerd. In het plan van aanpak voor deze operatie is geconstateerd dat naast onder meer de complexiteit van de diverse automatiseringssystemen de ingewikkeldheid van de uit te voeren wet- en regelgeving een factor is die bijdraagt aan de problemen bij de Belastingdienst. De Wet op de huurtoeslag (Wht) is een van die uitvoeringstechnisch complexe regelingen. Dit is verklaarbaar uit de zeer lange voorgeschiedenis die deze wet kent: sinds de eerste regelingen voor individuele huursubsidiering uit de 60-er jaren is de regelgeving geëvolueerd via de Wet individuele huursubsidie (1986) en de Huursubsidiewet (1997) naar de huidige Wet op de huurtoeslag (2006). In de loop der jaren is de regelgeving uitgebreid met diverse bijzondere voorwaarden, vaak met weer specifieke uitzonderingsbepalingen. Deze specifieke regels bemoeilijken niet alleen de uitvoerbaarheid, maar zijn vaak ook weinig inzichtelijk voor de burger. Over veel van de bijzondere bepalingen moeten vragen worden opgenomen op de aanvraag- en mutatieformulieren. Gevolg daarvan is dat alle huurtoeslagaanvragers (ca. 1 miljoen) geconfronteerd worden met lastig te beantwoorden vragen die maar voor een klein aantal gevallen daadwerkelijk van toepassing zijn. Burgers ervaren dat als bureaucratisch en ingewikkeld. Het leidt bovendien vaak tot foutief ingevulde formulieren en haperingen in de verwerking daarvan. Vereenvoudiging van de regelgeving maakt het mogelijk op al deze punten winst te boeken. Als dan ook nog vraagtekens gezet kunnen worden bij de effectiviteit van sommige specifieke regels, is het ook KST110180 0607tkkst31066-13 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 2007 Tweede Kamer, vergaderjaar 2006 2007, 31 066, nr. 13 1

vanuit beleidsmatig oogpunt zinnig om vereenvoudiging of zelfs het schrappen van die regels te overwegen. Uitgangspunten In het voorjaar van 2007 is een werkgroep van medewerkers van WWI en van Financiën/Belastingdienst voortvarend aan de slag gegaan om een inventarisatie te maken van mogelijke vereenvoudigingsmaatregelen. Als uitgangspunt bij de inventarisatie zijn de volgende criteria gehanteerd: De beleidsdoelen van de huurtoeslag mogen niet in het geding komen (het waarborgen van de betaalbaarheid zonder daarbij de beheersing van de kosten uit het oog te verliezen). Indien de maatregel nadelige inkomensgevolgen heeft voor de burger, dienen deze zo veel mogelijk gecompenseerd te worden. De maatregel moet zoveel mogelijk bijdragen aan transparantie en klantvriendelijkheid voor de burger. Er moet sprake zijn van een wezenlijke vermindering van de uitvoeringslast. De maatregel moet passen binnen het doel van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), te weten stroomlijning en harmonisatie met de overige inkomensafhankelijke regelingen. Implementatie per 1 januari 2009 moet haalbaar zijn. Uitkomst Op basis van de hiervoor vermelde uitgangspunten zijn voorstellen geselecteerd die betrekking hebben op: a. passendheidstoets en verhuisnorm b. redelijkheidstoets op de huur c. «kan-bepaling» d. servicekosten e. aftrekposten op de huurprijs voor garage, bedrijfsruimten en onderhuur In deze opsomming ontbreekt de tijdvakverschuiving, dat wil zeggen de verschuiving van de huurverhogingsdatum naar 1 januari, waarover al diverse malen in uw Kamer is gesproken. Zoals is uiteengezet in de brief d.d. 17 april 2007 (II, 2006 2007, 27 926, nr. 113) kleven aan een verschuiving van de huurverhogingsdatum van 1 juli naar 1 januari zowel voor- als nadelen. Bij het onderzoek naar de mogelijkheden tot een verschuiving is in het Landelijk Overleg huurders en verhuurders (LOHV) gepeild hoe groot de bereidheid van huurders en verhuurders is om tot een dergelijke verschuiving over te gaan. Omdat het gaat om privaatrechtelijke overeenkomsten is immers de vrijwillige medewerking van verhuurders en huurders noodzakelijk. Wettelijk is vastgelegd (in artikel 7:251 BW) dat de huurprijs niet vaker dan eenmaal per twaalf maanden mag worden verhoogd, maar de datum waarop die verhoging plaatsvindt is vrij overeen te komen door partijen. Zowel van de kant van de verhuurdersorganisaties als bij de Woonbond bleken overwegende bezwaren te bestaan. Zo moet bij de tijdvakverschuiving bijvoorbeeld ook de uiterste datum voor de huuraanzegging een half jaar verschuiven, waardoor de interne voorbereiding van de huurverhoging door de verhuurders en het overleg met de huurdersorganisaties precies in de zomervakantieperiode moeten plaatsvinden. Gegeven deze opstelling van zowel huurders als verhuurders achten wij een verschuiving van de feitelijke huurverhogingsdatum op dit moment geen begaanbare weg. Vervolgens is een verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheid om de aanpassing van de normhuren huurtoeslag («de eigen bijdrage») naar Tweede Kamer, vergaderjaar 2006 2007, 31 066, nr. 13 2

1 januari te verschuiven, zonder daarbij te tornen aan de feitelijke huurverhogingsdatum. Hiermee zou in elk geval bewerkstelligd kunnen worden dat de Belastingdienst/Toeslagen maar eenmaal (in plaats van tweemaal) per jaar een voorschot huurtoeslag behoeft vast te stellen. Afhankelijk van de wijze van uitwerking zouden hieraan hetzij nadelige inkomensgevolgen voor de huurtoeslagontvangers verbonden zijn, hetzij extra budgettair beslag voor de huurtoeslagbegroting. Het eerstbedoelde gevolg is in strijd met de eerder in deze brief geformuleerde uitgangspunten, voor het tweede ontbreekt de dekking. In verband hiermee hebben wij er vanaf gezien de tijdvakverschuiving op dit moment op te nemen in de reeks vereenvoudigingsmaatregelen. Er zal nader worden onderzocht of er mogelijkheden zijn om de tijdvakverschuiving op een later tijdstip dan wel een andere wijze te realiseren. Wij zullen uw Kamer nader berichten zodra hierover duidelijkheid bestaat. Wij zijn voornemens de overige maatregelen waar nodig uit te werken in voorstellen tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag. Beoogd wordt deze omstreeks de jaarwisseling aan uw Kamer aan te bieden. De wetvoorstellen zullen in werking treden per 1 januari 2009, waarbij de voorstellen betreffende de passendheidstoets, verhuisnorm en redelijkheidstoets zullen terugwerken tot 1/1/2008. Wij zijn ervan overtuigd dat de voorgestelde wijzigingen een belangrijke bijdrage leveren aan de verlaging van de uitvoeringslast van de Belastingdienst/Toeslagen en bovendien aan de verbetering van de transparantie van wet- en regelgeving en de verlaging van administratieve lasten van burgers en gemeenten. Dit neemt niet weg dat ook na deze vereenvoudigingsoperatie het denken over verdere vereenvoudigingen zeker zal worden voortgezet. Eventuele toekomstige, andere vereenvoudigingen zullen, rekening houdend met de tijd die nodig is om nieuwe maatregelen in de uitvoering te implementeren, alsdan per 1 januari 2010 kunnen ingaan. Financiële gevolgen en gevolgen voor de uitvoeringsorganisatie Sommige van de vereenvoudigingsvoorstellen betekenen een versoepeling van de huurtoeslagregels en leiden tot een beperkt budgettair beslag, dat echter wordt gecompenseerd door een besparing van de uitvoeringskosten bij het secretariaat van de huurcommissies en SenterNovem. Per saldo resulteert voor de begroting van VROM/WWI een extra budgettair beslag van 0,1 mln. structureel vanaf 2009. Door het verwijderen van een aantal complexe elementen uit de wetgeving zal de uitvoering van de huurtoeslag voor Belastingdienst aanzienlijk vereenvoudigen. Dit leidt dan tot minder oorzaken voor uitval van aanvragen en mutaties, minder herstelacties in de uitvoering en minder telefoontjes bij de BelastingTelefoon. Vooral voor burgers zal dit tot minder overlast leiden. Ook leveren deze vereenvoudigingen besparingen in de aantallen in te zetten medewerkers. De structurele besparingen voor de Belastingdienst bedragen 0,7 mln. Gegevensuitwisseling met de Belastingdienst/Toeslagen Tijdens de eerdergenoemde behandeling van de financiële verantwoording VROM over 2006 is aan uw Kamer ook nadere informatie over de verbetering van de gegevensuitwisseling over de uitvoering toegezegd. Deze informatie is onder meer van belang voor het verschaffen van een sluitende verklaring voor de overschrijding van de huurtoeslagbegroting in 2006. Momenteel wordt door medewerkers van Financiën en WWI in een Tweede Kamer, vergaderjaar 2006 2007, 31 066, nr. 13 3

speciaal daarvoor ingerichte taskforce hard gewerkt aan het opzetten van een correcte en tijdige gegevensuitwisseling. Een definitieve analyse van de uitgaven over het berekeningsjaar 2006 zal echter pas verstrekt kunnen worden nadat de definitieve vaststellingen hebben plaatsgevonden. Die zullen niet eerder dan aan het eind van dit jaar zijn afgerond tengevolge van de vertraging bij de gegevensverwerking in de polisadministratie en de daaruit voortvloeiende problemen bij het vaststellen van de belastbare inkomens over 2006. Uw Kamer is hierover bij brief d.d. 19 juni jl. (II 2006 2007, 31 066, nr. 7) geïnformeerd. Wij zullen u dus na de definitieve toekenningen nader kunnen informeren over de achtergronden van de overschrijding van de huurtoeslagbegroting 2006. Ook over de voorschotverstrekking over 2007 zal de beleidsinformatie pas op zijn vroegst eind 2007 beschikbaar komen. De vereenvoudigingsvoorstellen a. Passendheidstoets en verhuisnorm Een huurder die verhuist naar een woning met een huur boven de aftoppingsgrens 1 kan daarvoor alleen huurtoeslag krijgen als de gemeente op verzoek van Belastingdienst/Toeslagen heeft verklaard dat er geen beter passende woning voor de huurder beschikbaar was. Deze passendheidstoets is bedoeld om een te sterke stijging van de huurtoeslaguitgaven tegen te gaan en tevens huurders te beschermen tegen (te) hoge huurlasten. Gekoppeld aan de passendheidstoets kent de Wht de zogeheten verhuisnorm, die een maximum stelt aan het aantal positieve passendheidsadviezen dat een gemeente mag afgeven. Bij overschrijding volgt een heffing bij de gemeente. De verhuisnorm maakte oorspronkelijk (sinds 1997) tezamen met de uitgavennorm deel uit van een instrumentarium ter beheersing van de huursubsidie-uitgaven. De uitgavennorm, die door de verhuurders moest worden bewaakt, is al vrij snel afgeschaft nadat deze geen stand bleek te houden voor de bestuursrechter. De verhuisnorm heeft tot dusver voor de rechter wel stand gehouden. Daarbij moet worden aangetekend dat sinds de invoering van de verhuisnorm deze slechts in een beperkt aantal gevallen, in gemiddeld ca. 20 tot 40 gemeenten, daadwerkelijk is overschreden. Met de daaraan verbonden heffingen was in de afgelopen jaren gemiddeld een bedrag van 0,2 mln. per jaar gemoeid. In specifieke gevallen kan deze norm tezamen met de passendheidstoets in de praktijk niettemin problemen opleveren. Met regelmaat klagen gemeenten erover, dat deze instrumenten het huisvesten van huurtoeslagontvangers in nieuwbouwwoningen bemoeilijken. Ook bij het openen van een nieuw woonzorgcomplex, vooral in kleinere gemeenten, wordt al gauw de verhuisnorm overschreden. Dit in combinatie met de problemen die de Belastingdienst/Toeslagen ondervindt bij het uitvoeren van de passendheidstoets, waarover u reeds bij brief van februari 2007 (II 2006 2007, 30 800 IXB, nr. 22) bent geïnformeerd, is aanleiding om de passendheidstoets en de verhuisnorm te heroverwegen. 1 De aftoppingsgrenzen zijn m.i.v. 1 juli 2007 491,64 voor een- en tweepersoonshuishoudens en 526,89 voor drie- en meerpersoonshuishoudens Hierover is op ambtelijk niveau met VNG en Aedes overleg gevoerd. Beide organisaties hebben in een gezamenlijke brief verzekerd, dat zij zich zullen inspannen om gemeenten en woningcorporaties te stimuleren het beschikbaar stellen van betaalbare woonruimte voor alle doelgroepen te waarborgen en zo te voorkomen dat voor te veel dure woningen huurtoeslag moet worden toegekend. Op grond hiervan menen wij er vanuit te kunnen gaan dat gemeenten en verhuurders in deze hun verantwoordelijkheid op juiste wijze zullen blijven invullen, ook wanneer de passendheidstoets en verhuisnorm worden afgeschaft. Gemeenten kunnen voor het passend huisvesten gebruik maken van de instrumenten van de Huisvestingswet. Daarbij komt dat gemeenten en Tweede Kamer, vergaderjaar 2006 2007, 31 066, nr. 13 4

verhuurders er zelf ook alle belang bij hebben dat huurders met een laag inkomen niet te duur worden gehuisvest. Dit leidt immers al gauw tot huurachterstanden, met alle nadelige gevolgen van dien. Ook van de huurders zelf mag worden verwacht dat zij niet zullen kiezen voor een woning die zij, zelfs met huurtoeslag, niet goed kunnen bekostigen. Momenteel is ca. 7% van de huurtoeslagontvangers gehuisvest in een woning met een huur boven de aftoppingsgrens. Gelet hierop zijn wij voornemens de passendheidstoets en verhuisnorm af te schaffen, zo mogelijk per 1 januari 2008. Dit levert, naast de aanzienlijke efficiencywinst bij de Belastingdienst, een besparing van ca. 0,2 mln. per jaar op aan uitvoeringskosten van de heffing uit hoofde van de verhuisnorm (door SenterNovem). Uitgaande van de toegezegde inspanning tot het zo veel mogelijk passend huisvesten van huurtoeslaggebruikers, gaan wij er vooralsnog vanuit dat het afschaffen van de passendheidstoets en verhuisnorm niet leidt tot een stijging van de huurtoeslaguitgaven. Wel zullen de inkomsten (ca. 0,2 mln. per jaar) uit de heffingen bij de gemeenten ten gevolge van overschrijding van de verhuisnorm wegvallen. De effecten van het afschaffen van de passendheidstoets zullen worden gemonitord. Mocht blijken dat, in tegenstelling tot onze verwachtingen dienaangaande, er sprake is van een substantiële toename van het percentage huurtoeslagontvangers met een huur boven de aftoppingsgrens, dan zal bezien worden of tot aanvullende maatregelen ten behoeve van de kostenbeheersing moet worden overgegaan. b. Redelijkheidstoets op de huur Belastingdienst/Toeslagen laat, analoog aan de werkwijze van VROM ten tijde van de uitvoering van huursubsidie, steekproefsgewijs onderzoeken of de huurprijs waarvoor huurtoeslag wordt aangevraagd, hoger is dan in verhouding tot de kwaliteit van de woning redelijk is. De onderzoeken zijn vooral gericht op nieuwe (eerste) aanvragen in een risicogebied (bepaald op basis van ervaringsgegevens) bij particuliere verhuurders. Hierover brengt de voorzitter van de huurcommissie een advies uit, gebaseerd op de maximale huurprijsgrens volgens het woningwaarderingsstelsel. Als de overeengekomen huur hoger is dan de maximale huurprijsgrens, wordt voor de berekening van de huurtoeslag van het laatstbedoelde bedrag uitgegaan. VROM liet ten behoeve van het aanvragen van huursubsidie ongeveer 14 000 huurprijzen per jaar onderzoeken. Daaruit kwamen jaarlijks 15 tot 20% (2000 à 2500) overschrijdingen van de maximale huurprijsgrens naar voren. Mede gezien de hiermee gemoeide uitvoeringskosten bij de SHC (tot dusver 2,6 mln. per jaar) is de conclusie dat de gehanteerde methode voor het detecteren van overschrijdingen van de maximale huurprijsgrens weinig doelmatig is. Daarbij komt dat de Belastingdienst, onder meer door problemen met het geautomatiseerde systeem, veel meer menskracht (20 fte) besteedt aan het selecteren van aanvragen ten behoeve van de redelijkheidstoets, terwijl het resultaat van die selecties aanmerkelijk beperkter is dan voorheen bij VROM het geval was. Hierdoor is de doelmatigheid nog twijfelachtiger geworden. Wij zijn van mening dat een meer doelmatige aanpak van de redelijkheidstoets moet worden nagestreefd. Daartoe moet de toets niet meer worden gericht op het onderzoeken van grote aantallen huurprijzen teneinde zo veel mogelijk te hoge huurprijzen op te sporen, zelfs al gaat het maar om vrij geringe overschrijdingen van de maximale huurprijsgrens. Wij geven de voorkeur aan het tegengaan Tweede Kamer, vergaderjaar 2006 2007, 31 066, nr. 13 5

van excessen: de gevallen waarin de overgekomen huurprijs in ruime mate de toegestane grens overschrijdt. De Belastingdienst zal hiertoe het opsporen van deze excessen integreren in de bestaande methoden voor opsporing van misbruik en oneigenlijk gebruik. Dit kan al per 1 januari 2008 worden gerealiseerd. Aangezien de beoogde gewijzigde aanpak geen wijziging van wet- en regelgeving vereist, kan vanaf die datum de herziene invulling van de redelijkheidstoets van start gaan. Hiermee wordt een belangrijke besparing in de uitvoeringslast van zowel de Belastingdienst/Toeslagen als het secretariaat van de huurcommissies gerealiseerd. Doordat in deze aanpak een deel van de niet-redelijke huurprijzen niet langer wordt opgespoord, zal naar verwachting sprake zijn van een beperkte toename van de huurtoeslaguitgaven; deze wordt geraamd op ca. 0,5 mln. structureel. c. Vereenvoudiging procedure voor de jaarlijkse indexering van de normhuren Op grond van de Wht vindt jaarlijks indexering van de normhuren plaats. Deze worden in principe geïndexeerd met het percentage van de verwachte gemiddelde huurontwikkeling, maar in afwijking daarvan kan worden gekozen voor het percentage van de bijstandontwikkeling voor gehuwden. De uiteindelijk gekozen wijze van indexering wordt vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB), die acht weken voorhangt in beide Kamers. Deze keuzemogelijkheid wordt wel aangeduid als de «kan-bepaling». De praktijk sinds de invoering van de «kan-bepaling» laat zien dat nagenoeg altijd is gekozen voor de indexeringsmethode die het meest gunstig is voor de burger. Soms kwam die keuze pas tot stand na discussie met uw Kamer en werd de uiteindelijke hoogte van de geïndexeerde normhuren pas kort voor de inwerkingtreding daarvan bekend. Deze late duidelijkheid over de indexering van de normhuren betekent een extra belasting voor de uitvoeringsorganisatie, die daardoor minder tijd heeft om de gewijzigde normhuren te implementeren. Ook is in het verleden wel voorgekomen dat de uitvoeringsorganisatie (destijds VROM) te elfder ure de reeds in het geautomatiseerde systeem geïmplementeerde nieuwe huurtoeslagtabellen moest vervangen. Om dit risico voor de uitvoering weg te nemen zijn wij voornemens om in de Wht vast te leggen dat bij de indexering van de normhuren altijd zal worden gekozen voor de variant die voor de burger het meest gunstig is. Deze indexeringswijze zal in het vervolg niet meer in een AMvB worden vastgelegd, maar in een ministeriële regeling. Daarmee levert het voorstel ook een aanzienlijke besparing op in procedurele zin. Aangezien met dit voorstel de facto de jaarlijkse praktijk wordt geformaliseerd, volgt er geen extra budgettair beslag uit deze keuze. d. Servicekosten In principe wordt voor de berekening van de huurtoeslag uitgegaan van de kale huurprijs. Er kunnen daarnaast vier specifieke servicekostenposten worden opgeteld bij de kale huur om de subsidiabele huurprijs te krijgen. Het gaat om de servicekosten die betrekking hebben op schoonmaken, energievoorziening en onderhoud van gemeenschappelijke ruimten en kosten van een huismeester. De gedachte hierachter is dat deze servicekosten inherent zijn aan de specifieke woonvorm waar het hier om gaat, namelijk appartementen in meergezinswoongebouwen. Huurders van eengezinswoningen hebben niet met deze servicekosten te maken. Voor elk van deze vier kostenposten kan ten hoogste 12 per maand bij de subsidiabele huur worden opgeteld, dus maximaal 48 per maand. Het komt overigens nagenoeg nooit voor dat een huishouden een bijtelling van 48 per maand voor servicekosten heeft (100 gevallen). De Tweede Kamer, vergaderjaar 2006 2007, 31 066, nr. 13 6

gemiddelde bijtelling aan servicekosten bedraagt ca. 15 per maand. Dit leidt tot een gemiddeld 12 per maand hogere toeslag. Deze bijtelling van kostenposten vergt een relatief groot aantal vragen op het aanvraagformulier, betekent dus een extra belasting voor de burger en meer kans op fouten bij het invullen en op problemen met de verwerking. De meest effectieve vereenvoudiging op dit onderdeel zou zijn het geheel afschaffen van de mogelijkheid servicekosten bij te tellen voor de huurtoeslag. Deze maatregel zou echter substantiële nadelige inkomensgevolgen hebben voor ongeveer de helft van alle huurtoeslagontvangers. Voor deze groep (ca. 0,5 mln. huishoudens) zou de huurtoeslag gemiddeld 12 per maand lager worden. Afschaffen van de bijtelling levert dan een besparing op van ca. 80 mln. per jaar. Gerichte compensatie van de nadelige inkomensgevolgen is niet mogelijk; als wordt gekozen voor ophoging van alle huurtoeslagbijdragen met het bedrag van de gemiddelde servicekostenbijtelling, zou daarmee het dubbele van het huidige bedrag aan servicekosten, dus 80 mln. extra gemoeid zijn. In verband hiermee hebben wij gekozen voor een minder vergaande vereenvoudiging van de servicekostenbijtelling. Hierbij worden de vier gespecificeerde servicekostenposten met elk een apart kostenbedrag vervangen door één forfaitaire opslag voor huurders die een of meer van de hiervoor bedoelde servicekosten voor gemeenschappelijke ruimten betalen. De huidige vier vragen op het aanvraagformulier worden dan vervangen door één vraag; ook behoeft niet langer het bedrag van de servicekosten te worden opgegeven. Ook deze maatregel zal voordelige en nadelige inkomensgevolgen hebben, maar in veel geringere mate dan bij volledige afschaffing het geval zou zijn. Over de hoogte van de forfaitaire bijtelling aan servicekosten beraden wij ons nog; uw Kamer wordt hierover nader geïnformeerd bij de indiening van het desbetreffende wetsvoorstel. Daarbij zal, zoals toegezegd bij de recente beantwoording van de vragen van het Kamerlid Jansen, ook bezien worden of een differentiatie in de hoogte van de forfaitaire bijtelling voor verschillende huishoudcategorieën mogelijk en wenselijk is. e. Schrappen van aftrekposten op de huurprijs voor garage, bedrijfsruimten en onderhuur Indien in de huurprijs een vergoeding is vervat voor een bedrijfsruimte of een garage, wordt daarvoor een bedrag in mindering gebracht om te komen tot de subsidiabele huurprijs (rekenhuur). Hieraan ligt de overweging ten grondslag dat alleen die gedeelten van de woning worden gesubsidieerd die daadwerkelijk voor wonen zijn bestemd. Bij onderhuur van een gedeelte van de woning vindt een afslag ter grootte van 25% op de huurprijs van de woning plaats. Slechts ca. 7000 huishoudens (0,7% van het totaal aantal huishoudens) hebben daadwerkelijk te maken met aftrek voor garage en/of bedrijfsruimte. Bij onderhuur gaat het om slechts ca. 1000 onderverhurende huishoudens. Niettemin worden nu alle huishoudens met huurtoeslag geconfronteerd met vragen hierover op het aanvraagformulier. Het afschaffen van deze aftrekposten betekent dan ook een vereenvoudiging van de aanvraagprocedure. Het extra budgettaire beslag dat gemoeid is met afschaf bedraagt ruim 1 mln. per jaar. Tot slot Wij zijn van mening dat met deze vereenvoudigingsvoorstellen een zorgvuldige balans is gevonden tussen enerzijds het belang van de burger, omdat in de huurtoeslag rekening kan worden gehouden met zijn speci- Tweede Kamer, vergaderjaar 2006 2007, 31 066, nr. 13 7

fieke situatie en anderzijds het belang van de uitvoerende organisatie, omdat de regels zo veel mogelijk met behulp van grootschalige geautomatiseerde processen klantgericht toegepast kunnen worden. De minister voor Wonen, Wijken en Integratie, C. P. Vogelaar De staatssecretaris van Financiën, J. C. de Jager Tweede Kamer, vergaderjaar 2006 2007, 31 066, nr. 13 8