Handelsmaatschappij Boumans Benschop B.V. te IJsselstein

Vergelijkbare documenten
Verzoekster: Gerhardus Frederikus Ophuis h.o.d.n. Ophuis Engineering te Hengelo Gemachtigde: mw. ir. W.H. Slikker

Datum 24 juni 2013 Betreft Advies ex artikel 84 Rijksoctrooiwet 1995 inzake NL octrooi

RIJSWIJK, 6 juni mevr. mr. C. Eskes, voorzitter ir. D. van den Berge ir. A.A.M. Bexkens ir. B.L. van Soest, secretaris

Metaalbewerking De Wit B.V. te Harderwijk

dr. mr. F. Liefrink, voorzitter ir. B.L. van Soest ir. P.C.A. de Haas ir. J.C. Hordijk, secretaris

mr. dr. ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter ir. A.A.M. Bexkens ir. B.L. van Soest ir. J.C. Hordijk, secretaris

mr. J.L. Driessen, voorzitter ir. A.A.M. Bexkens ir. B.L. van Soest ir. J.C. Hordijk, secretaris

: HBC International A/S te Svenstrup, Denemarken Fase Partner voor de automotive te St. Gillis-Waas, België Inventive Repair te Heerenveen, Nederland

Albert Eltjo Doewe van Capelleveen te Bleiswijk ir. A. Ferguson, octrooigemachtigde te Den Haag

BUREAU VOOR DE INDUSTRIËLE EIGENDOM RIJSWIJK, 14 december 2004

BUREAU VOOR DE INDUSTRIËLE EIGENDOM RIJSWIJK, 19 januari 2005

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

RIJSWIJK, 29 juni mevr. mr. C. Eskes, voorzitter ing. J. de Vries ir. A.A.M. Bexkens ir. B.L. van Soest, secretaris

River Hopper B.V. te Zwijndrecht ir. H.A. Witmans, octrooigemachtigde te Arnhem

Sulphide Productions (HK) Ltd te Hong Kong

RIJSWIJK, 6 februari mr. J.L. Driessen, voorzitter ir. J.G. Hofman ir. B.L. van Soest mw. mr. C. Witteman, secretaris

RIJSWIJK, 28 juli mw. mr. C. Eskes, voorzitter ing. J. de Vries ir. J.P.F. Barneveld Binkhuijsen ir. B.L. van Soest, secretaris

RIJSWIJK, 15 november mr. J.L. Driessen, voorzitter ir. J.G. Hofman ir. A.A.M. Bexkens ir. F.A.T. van Looijengoed, secretaris

dr. ir. G.J.C. Verdijck

RIJSWIJK, 10 november mevr. mr. C. Eskes, voorzitter mr.drs. R.C.D.E. Hasekamp drs. H.J.H. Korfage mr. dr. ir. M.W.D. van der Burg, secretaris

dr. mr. F. Liefrink, voorzitter dr. ir. S.C.J. Worm drs. S. Jonkhart ir. W. Boek, secretaris

RIJSWIJK, 8 augustus mr. J.L. Driessen, voorzitter ir. J.G. Hofman ir. B.L. van Soest mw. drs. S. Jonkhart, secretaris

Advies ex art. 84 jº art. 76, lid 1 Rijksoctrooiwet 1995 Nederlands octrooi

ir. K.J. Metman, octrooigemachtigde te Amsterdam

De inhoud van de hiervoor genoemde stukken dient als hier ingelast te worden beschouwd.

ir. M. H. Luten dr. mr. F. Liefrink, voorzitter ir. A.A.M. Bexkens dr. ir. J.W. Meewisse dr. ir. M. van der Vlugt, secretaris

RIJSWIJK, 29 januari Mr. Drs. R.C.D.E. Hasekamp, voorzitter Drs. H.J.H. Korfage Mr. J.L. Driessen Mw. Ir. A.E. Heezius, secretaris

dr. mr. ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter dr. ir. J.W. Meewisse ir. J.C. Hordijk ir. S. el Bouazzaoui, secretaris

Datum 28 november 2012 Betreft Advies ex artikel 84 Rijksoctrooiwet 1995 inzake NL octrooi

RIJSWIJK, 24 november mw. mr. C. Eskes, voorzitter ir. L.Th.M. Crouzen ir. M. Martin ir. F.A.T. van Looyengoed, secretaris

Octrooihoudster : H. van Wijnen B.V., te Krimpen a/d IJssel : drs. A.J.W. Hooiveld, vergezeld van de heren P. de Snoo en D.

De inhoud van de hiervoor genoemde schriftelijke stukken dient als hier ingelast te worden beschouwd.

Maxi Miliaan te Helmond en Dorel Juvenile Group te Helmond. Octrooihouder: Bébécar Utilidades para Criança, Lda te Caldas de Sao Jorge, Portugal

dr. mr. ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter mevr. drs. S. Jonkhart dr. ir. J.W. Meewisse ir. W. Boek, secretaris

dr. mr. ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter ir. B.L. van Soest dr. ir. M. van der Vlugt dr. ir. I.M. Stuijt-Noordhoek, secretaris

Sulphide Productions (HK) Ltd te Hong Kong

RIJSWIJK, 16 december mr. J.L. Driessen, voorzitter ir. L.Th.M. Crouzen dr. ir. S.C.J. Worm mr. dr. ir. M.W.D. van der Burg, secretaris

RIJSWIJK, 21 oktober Mr. J.L. Driessen Ir. D. van den Berge Ir. A.A.M. Bexkens Mw. mr. A.P. van Rooden, secretaris

Datum 14 september 2012 Betreft Advies ex artikel 84 Rijksoctrooiwet 1995 inzake NL octrooi

RIJSWIJK, 4 November mw. mr. C. Eskes, voorzitter ir. J.G. Hofman ir. J.P.F. Barneveld Binkhuijsen ir. B.L. van Soest, secretaris

Verzoeksters: MBrands International B.V. en MBrands B.V., beide gevestigd te Katwijk Gemachtigde: drs. J.W. Burger

mr.dr.ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter ir. A.A.M. Bexkens mw. drs. S. Jonkhart dr.ir. J.W. Meewisse, secretaris

dr. mr. F. Liefrink, voorzitter ir. B.L. van Soest ir. P.C.A. de Haas ir. S. el Bouazzaoui

dr. mr. F. Liefrink, voorzitter dr. ir. S.C.J. Worm mw. drs. S. Jonkhart ir. W. Boek, secretaris

5 Op grond van art 23p ROW 1995 overweegt de voorzitter van de Raad het volgende:

Octrooihoudster: Bébécar Utilidades para Criança S.A. te Caldas de S. Jorge, Portugal

dr. mr. F. Liefrink, voorzitter ir. P.C.A. de Haas dr. ir. J.W. Meewisse ir. M.C. van der Wel, secretaris

Rijswijk DE OCTROOIGEMACHTIGDEN telefoon fax Beschikking A. - B.

Datum 20 december 2013 Betreft Advies ex artikel 84 Rijksoctrooiwet 1995 inzake NL octrooi

RIJSWIJK, 15 februari mevr. mr. C. Eskes, voorzitter ir. D. van den Berge mr.dr.ir. M.W.D. van der Burg mevr. dr. N.O.M. Rethmeier, secretaris

RIJSWIJK, 12 december mw. mr. C. Eskes, voorzitter ir. J.G. Hofman mr.dr.ir. M.W.D. van der Burg mw. mr. A.P. van Rooden, secretaris

mr. J.L. Driessen, voorzitter mr. dr. ir. M.W.D. van der Burg ir. B.L. van Soest ir. J.C. Hordijk, secretaris

RIJSWIJK, 9 januari mr. I.W. van der Eijk, voorzitter ir. J.G. Hofman mr. dr. ir. M.W.D. van der Burg mw. mr. A.P. van Rooden, secretaris

dr. mr. ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter ir. P.C.A. de Haas ir. J.C. Hordijk ir. M.C. van der Wel, secretaris

ECLI:NL:CBB:2002:AE1633

RIJSWIJK, 26 april mr. J.L. Driessen, voorzitter ir. D. van den Berge ir. B.L. van Soest mw. mr. C. Witteman, secretaris

RAAD VAN TOEZICHT VOOR Postbus GE RIJSWIJK DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Tel Fax

dr.mr.ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter ir. A.A.M. Bexkens dr.ir. J.W. Meewisse ir. J.C. Hordijk, secretaris

Cola Dairy Products S.p.A. te Napels, Italië

RAAD VAN TOEZICHT VOOR DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Postbus 3219, 2280 GE Rijswijk telefoon fax

Datum 19 september 2013 Betreft Advies ex artikel 84 Rijksoctrooiwet 1995 inzake NL octrooi Grendene S/A te Farroupilha, Brazilië

prof. dr. ir. H.R. Brouwer

De Commissie Wetenschappelijke Integriteit Universiteit Leiden ( de Commissie ) was in deze procedure als volgt samengesteld:

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ir. G.J.M. Verhees, die daarbij was vergezeld van mr. T.W.F. Overdijk, advocaat te

B.V. Machinefabriek P.M. Duyvis te Koog a.d. Zaan ir. A.R. Aalbers

Beslissing van 2 maart 2011 van de Raad van Toezicht voor de Octrooigemachtigden inzake de klacht van

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

1.1. De Inspecteur heeft appellante voor het jaar 1993 een taxatieve aanslag in de winstbelasting opgelegd, gedagtekend 3 juni 1996.

mr. ir. D.J. Dronrijp te Capelle a.d. IJssel, ing. E.C. Dronrijp te Nieuwerkerk en ing. J.G.E. Keetels MBA te Valkenswaard

verzoeksters) hebben op 29 september 2016 een verzoekschrift ingediend bij

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890


ANONIEM BINDEND ADVIES

RIJSWIJK, 10 november ing. J. de Vries, voorzitter ir. A.A.M. Bexkens mr. I.W. v.d. Eijk ir. B.L. van Soest, secretaris

NEDERLANDS PATENT IN 6 STAPPEN

mw. drs. S. Jonkhart, voorzitter ir. B.L. van Soest dr. R.B. Boers ir. J.C. Hordijk, secretaris

Advies ex artikel 84 Rijksoctrooiwet 1995 Betreft: Nederlands octrooinr Verzoekster: TR-Care B.V. te Ochten ir. P. Dorna en drs. G.

Agrifirm Mechanisatie B.V., Loon- en Kranenverhuurbedrijf J.S. van Diepen en Martijn Oudhuis mr.ir. E.E. de Vries

te Yerseke te Zoutkamp te Harlingen te Arnemuiden te Jüchen, Duitsland en

Octrooihoudster: IDMC te Eindhoven Gemachtigde: mr. H.A.H.M. Albrecht PAGINA

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

RIJSWIJK, 4 mei mevr. mr. C. Eskes, voorzitter ing. J. de Vries ir. A.A.M. Bexkens ir. F.A.T. van Looijengoed, secretaris

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ONS KENMERK: DOORKIESNUMMER: DATUM ADVIES: BMO/JZ/R&M/BZ augustus 2013 en

ECLI:NL:CBB:2004:AR3508

R A A D V O O R G E S C H I L L E N

Te hoge huurprijs vastgesteld? Summiere onderbouwing taxatierapport. Gebrek aan communicatie.

2. De Raad van Toezicht heeft op 6 juli 2006 een kopie van de klacht aan B. toegezonden met het verzoek op de klacht te reageren.

ANONIEM BINDEND ADVIES

ECLI:NL:RBDOR:2010:BO7430

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

SAMENVATTING ADVIES. de bestuurscommissie van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

ECLI:NL:RVS:2014:3026

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

ECLI:NL:CBB:2012:BZ1716

ADVIES. de Stichting C, gevestigd te B-Zuidoost, het bevoegd gezag van de C (de school), te B Zuidoost, verweerder

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven; Dienst Werk, Zorg en Inkomen (Dienst WZI), te Eindhoven, verweerder.

Precision Makers B.V. te Giessen Gerardus Hendrikus Maria van der Werf te Oosterhout geen

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Transcriptie:

%8($8Ã922Ã'( RIJSWIJK, 1 april 04,1'867,(/(Ã(,*(1' mr. I.W. van der Eijk, voorzitter ir. B.L. van Soest mw. drs. S. Jonkhart, secretaris $GYLHV H[ÃDUWLNHOÃÃLMNVRFWURRLZHWÃ Betreft: Nederlands octrooi 0133 Verzoekster: Gemachtigde: Dulimex B.V. te Vaassen ir. G.E. Bakker Octrooihoudster: Gemachtigde: Handelsmaatschappij Boumans Benschop B.V. te IJsselstein ir. A. Ferguson Ã+HWÃJHGLQJ Verzoekster (hierna "Dulimex") heeft op 19 september 03 een verzoekschrift met bijlagen ingediend, met het verzoek aan het Bureau voor de Industriële Eigendom (hierna Bureau)een advies volgens artikel 84 van de Rijksoctrooiwet 199 (hierna ROW9) uit te brengen omtrent de toepasselijkheid van de in artikel 7 van de ROW9 genoemde nietigheidsgronden op het Nederlandse octrooi 0133. Octrooihoudster (hierna "Boumans") heeft op november 03 een verweerschrift ingediend. Vervolgens heeft Dulimex op 16 december 03 een brief (met als bijlage kopieën van een aantal bladen uit een catalogus) toegezonden. Tijdens de hoorzitting van het Bureau op 13 januari 04 hebben partijen hun standpunten doen bepleiten door hun gemachtigden, Dulimex onder het overleggen van een pleitnota, en Boumans onder het tonen van twee slotkasten met afschermmiddelen. De gemachtigde van Dulimex werd vergezeld door de heren T.J. Suerink en mr. H.J. Zinkstok, de gemachtigde van Boumans door de heer J. Boumans. De inhoud van de hiervoor genoemde stukken dient als hier ingelast te worden beschouwd. Ã'HÃIHLWHQ Dulimex is rechthebbende op Nederlands octrooi 0133 voor een Slotsamenstel, dat met dagtekening 3 augustus 1998 voor de duur van twintig jaren is verleend op een aanvrage ingediend op januari 1997.

2 Conclusie 1 van het octrooi luidt als volgt: 6ORWVDPHQVWHOÃYRRUÃKRXWHQÃGHXUHQÃYDQÃKXL]HQÃHQÃGHUJHOLMNHÃRPYDWWHQGÃHHQÃVORWNDVWÃZDDULQÃKHW VORWPHFKDQLVPHÃLVÃRSJHQRPHQÃHQÃGLHÃ]HOIÃRSJHQRPHQÃLVÃLQÃHHQÃLQÃGHÃGHXUUDQGÃJHPDDNWH VORWXLWVSDULQJÃHHQÃFLOLQGHUVORWÃGDWÃLQÃHHQÃGDDUYRRUÃEHVWHPGÃJDWÃLQÃGHÃVORWNDVWÃJHVWRNHQÃLVÃHQÃUHLNW YDQÃGHÃHQHÃ]LMGHÃYDQÃGHÃGHXUÃQDDUÃGHÃDQGHUHÃ]LMGHÃGDDUYDQÃHQÃPLGGHOHQÃYRRUÃDIVFKHUPLQJÃYDQ DOWKDQVÃHHQÃGHHOÃYDQÃGHÃEXLWHQÃGHÃVORWNDVWÃUHLNHQGHÃJHGHHOWHQÃYDQÃKHWÃFLOLQGHUVORWÃZDDUELMÃGH DIVFKHUPPLGGHOHQÃDOWKDQVÃHHQÃKDUGPHWDOHQÃDIVFKHUPLQJÃRPYDWWHQÃGLHÃELMÃYRRUNHXUÃEHYHVWLJGÃLV RSÃGHÃVORWNDVWÃHQÃKHWÃJHQRHPGHÃGHHOÃYDQÃKHWÃFLOLQGHUVORWÃLQÃRPWUHNV]LQÃRPJHYHQÃZDDUELMÃGH DIVFKHUPLQJÃHHQÃDIVFKHUPSODDWÃLVÃGLHÃHHQÃYHUEUHHGÃHLQGJHGHHOWHÃEHYDWÃGDWÃLQÃHHQÃULFKWLQJÃYDQÃGH VORWNDVWÃDIÃDIJHNQRWFRQLVFKÃWRHORRSW Ã'HÃGRRUÃ'XOLPH[ÃDDQJHYRHUGHÃQLHWLJKHLGVEH]ZDUHQ Door Dulimex zijn de volgende bezwaren aangevoerd: - De gevraagde rechten worden niet duidelijk omschreven. - Het octrooi ontbeert nieuwheid en in elk geval inventiviteit. Ã+HWÃDGYLHVÃYDQÃKHWÃ%XUHDXÃ,( 2 3 DÃ'XLGHOLMNKHLGÃYDQÃGHÃJHYUDDJGHÃUHFKWHQ Dulimex heeft allereerst in haar verzoekschrift opgemerkt, dat in het octrooi geen afbakening van de stand van de techniek heeft plaatsgevonden. Tijdens de hoorzitting heeft zij toegelicht, dat het ontbreken van de afbakening er toe leidt, dat er onduidelijkheid over de gevraagde rechten bestaat. Dulimex verwijst daarbij naar de artikelen 24, lid 1e, en 2, lid 1 van de ROW9, waarin respectievelijk wordt gesteld, dat in één of meer conclusies een omschrijving gegeven dient te worden van datgene, waarvoor uitsluitende rechten worden verlangd, en dat de in een conclusie gegeven omschrijving nauwkeurig moet zijn. Het Bureau I.E. merkt ten aanzien van dit bezwaar evenwel op dat het niet voldoen aan de artikelen 24, lid 1e, en 2, lid 1, geen nietigheidsgrond is. Dit bezwaar treft om die reden dan ook geen doel. Voorts heeft Dulimex aangevoerd, dat het opnemen in conclusie 1 van de woorden "bij voorkeur" er toe heeft geleid, dat de gevraagde rechten niet duidelijk worden omschreven. Dulimex heeft als toelichting hierop betoogd, dat door het opnemen in de conclusie, dat de afscherming "bij voorkeur" bevestigd is op de slotkast, de in het octrooi als bekend aangegeven afdekplaten, die op het hout van de deur worden bevestigd, ook onder de gevraagde rechten zouden vallen. Boumans heeft erop gewezen dat ook dit bezwaar geen nietigheidsgrond ex artikel 7 ROW9 oplevert, aangezien de toets moet zijn of het octrooischrift als geheel een beschrijving bevat van de uitvinding, die zodanig duidelijk en volledig is, dat een deskundige de uitvinding kan toepassen. Door Dulimex is gesteld noch aangetoond, dat het octrooi deze toets niet zou doorstaan.

3 Het Bureau deelt in deze de opvatting van Boumans, dat het gestelde bezwaar geen nietigheidsgrond oplevert. Bovendien is het Bureau met Boumans van mening dat het voor een deskundige duidelijk is wat onder "bij voorkeur" moet worden verstaan, nl. dat de daarmee aangeduide maatregel ook achterwege gelaten kan worden. Tevens heeft Dulimex ter zitting aangevoerd, dat door het opnemen in de hoofdconclusie van de woorden "van althans een deel van" in de maatregel met betrekking tot de afscherming van de buiten de slotkast reikende gedeelten van het cilinderslot, ook de mogelijkheid wordt opengelaten, dat het cilinderslot gedeeltelijk buiten de afscherming uit kan steken, hetgeen volgens Dulimex niet overeenkomt met het gestelde in de rest van het octrooi. Ook deze mening deelt het Bureau I.E. niet. Het doel van de in het voorliggende octrooi beschreven uitvinding is namelijk het verbeteren van de inbraakbestendigheid van slotsystemen door het vergroten van het beschermde gebied rond de buiten de slotkast reikende gedeelten van het cilinderslot. Ook een gedeeltelijke afscherming van het cilinderslot levert een bijdrage aan deze doelstelling. 2 Als laatste argument ter ondersteuning van het bezwaar tegen de onduidelijke omschrijving van de gevraagde rechten, heeft Dulimex ter zitting aangevoerd, dat in figuur 1 van het voorliggende octrooi een slotsamenstel wordt getoond, dat niet aan conclusie 1 voldoet daar de getoonde afscherming geen verbreed eindgedeelte bezit. Dit zou er toe leiden, dat de uitvinding niet voldoende duidelijk in het octrooi is beschreven. Het Bureau constateert met Dulimex, dat figuur 1 van het voorliggende octrooi niet een slotsamenstel volgens conclusie 1 (d.w.z. voorzien van een afscherming met een verbreed eindgedeelte) toont, terwijl de beschrijving van het octrooi stelt, dat in figuur 1 een slotsamenstel volgens de uitvinding is weergegeven. Naar het oordeel van het Bureau is het octrooi echter voldoende duidelijk over het feit, dat het verbrede eindgedeelte van de afscherming een essentieel onderdeel van de uitvinding is, omdat het verbrede eindgedeelte zowel in conclusie 1 als in de beschrijvingsinleiding (zie blz. 3, r. 34- blz.4, r.6) als zodanig wordt genoemd. Het Bureau komt op grond van het vorenstaande tot de slotsom, dat de uitvinding wel zodanig duidelijk en volledig in het voorliggende octrooi is beschreven, dat een deskundige de uitvinding kan toepassen. EÃ1LHXZKHLGÃHQÃLQYHQWLYLWHLW 2SHQEDUHÃYRRUEHNHQGKHLG Dulimex heeft gewezen op een slot type nr. 196 van 1983 van de firma Zeiss-Ikon. Een bladzijde met enkele afbeeldingen van deze inrichting (hierna D6) is als bijlage opgenomen bij het verzoekschrift.

4 Volgens Dulimex waren tevens vóór januari 1997 cilinders voorzien van een zich rondom de cilinder uitstrekkende kraag bekend. Als bijlage bij de brief van 16 december 03 van Dulimex zijn kopieën van een aantal bladen uit een catalogus van de firma "LIPS sloten" (hierna D8) opgenomen, waarin deze inrichtingen zijn afgebeeld. Boumans heeft gesteld, dat niet is aangetoond, dat het Zeiss-Ikon slot van vóór 1997 dateert. Het Bureau zal zich in dit advies niet uitlaten over de vraag of het Zeiss-Ikon slot tot de stand van de techniek op de indieningsdatum behoorde. Het advies gaat derhalve in op beide situaties, nl. de situatie dat zulks wel aangetoond kan worden en de situatie dat dit niet het geval is. Overigens, de uitkomst van dit advies in de situatie, dat de openbare bekendheid van het Zeiss-Ikon slot ten tijde van de octrooiaanvrage wèl wordt vastgesteld, verschilt, zoals uit het hierna volgende blijkt, niet van de uitkomst ingeval dit niet wordt vastgesteld. Boumans heeft tijdens de hoorzitting wel de openbare voorbekendheid van de catalogus van "LIPS sloten" erkend, zodat daarvan in het advies zal worden uitgegaan.. Nieuwheid en inventiviteit in het geval het Zeiss-Ikon slot niet tot de stand van de techniek wordt gerekend 2 Conclusie 1 Door het Bureau wordt in deze situatie van de door Dulimex in het geding gebrachte publicaties de Europese octrooiaanvrage 066483 (hierna D1) als meest nabij gelegen stand van de techniek beschouwd, omdat het hieruit bekende slotsamenstel als enige de volgende elementen omvat: -een in een deurrand gemaakte slotuitsparing met een daarin opgenomen slotkast -een in de slotkast gestoken, van de ene zijde naar de andere zijde van de deur reikend cilinderslot -afgeknot-conisch toelopende afschermmiddelen. Het slotsamenstel volgens conclusie 1 onderscheidt zich van het uit D1 bekende slotsamenstel door een verbreed eindgedeelte van de afschermmiddelen (oftewel de afschermplaat). Conclusie 1 is derhalve nieuw ten opzichte van D1. Conclusie 1 voldoet eveneens aan de eis van nieuwheid ten opzichte van de overige door Dulimex tegen het octrooi gehouden inrichtingen, welke naar de mening van het Bureau om uiteenlopende redenen verder van het octrooi verwijderd liggen. Bij de uit FR 2.712.019, AT 0.334.774, DE 9.004.060 U en EP 0.281.19 bekende slotsamenstellen missen de afschermmiddelen behalve een verbreed eindgedeelte ook de afgeknot-conisch toelopende vorm. De inrichting volgens EP 0.724.0 betreft een slot dat in voertuigen wordt toegepast in plaats van houten deuren van huizen. De LIPS-catalogus toont cilinders voor oplegsloten in plaats van insteeksloten, welke cilinders niet van de ene zijde van de deur naar de ander zijde daarvan reiken.

2 3 Bij de beoordeling van de inventiviteit van conclusie 1 is het Bureau eerst bij de beschrijvingsinleiding van het octrooi te rade gegaan, om na te gaan wat er met de verschilmaatregel, dat de afschermplaat een verbreed eindgedeelte omvat, ten opzichte van het slotsamenstel volgens D1 wordt bereikt. Op blz. 4, regels 4-6 van het octrooi staat, dat daardoor "het betreffende gebied" nog verder wordt afgeschermd. Daarmee wordt naar het oordeel van het Bureau de spleet tussen het hout en de afschermplaat bedoeld. Het aan de verschilmaatregel ten grondslag liggende probleem van het slotsamenstel volgens D1 (zoals ook door Boumans op blz. 2, 6e alinea van haar verweerschrift wordt opgemerkt), is dat gemakkelijk een schroevendraaier tussen de afscherming en het hout kan worden geplaatst. Overigens werden de andere in de beschrijvingsinleiding in verband met conclusie 1 genoemde voordelen, te weten een verbeterde afscherming van opzij van het cilinderslot over het traject in het hout, en het moeilijk aangrijpbaar zijn door een gereedschap vanwege de conische vorm, reeds met het slotsamenstel volgens D1 bereikt. Hierna resteert de vraag of de door het octrooi geboden oplossing voor dit probleem voor de gemiddelde vakman op voor de hand liggende wijze uit de stand van de techniek voortvloeide. Door Dulimex is naar voren gebracht, dat een afschermplaat met een verbreed eindgedeelte op zichzelf bekend was uit D8. De in D8 getoonde cilinders van LIPS-sloten zijn voorzien van een zich rondom de cilinder uitstrekkende "kraag", die een verbreed eindgedeelte in de zin van conclusie 1 vormt, en die volgens Dulimex zorg draagt voor de afdekking van de opening tussen het hout en de in het gat in de deur opgenomen delen van het slotsamenstel en die een betere bescherming biedt tegen uittrekken en stuk maken van de cilinder. Boumans heeft aangevoerd, dat de in D8 getoonde cilinders zogenaamde staartcilinders voor een oplegslot betreffen, terwijl het voorliggende octrooi betrekking heeft op een zogenaamde profielcilinder voor een insteekslot. Boumans is van mening, dat D8 niet ziet op het aan de afscherming van de profielcilinders ten grondslag liggende probleem, dat, zoals aangegeven op blz. 2, regel 2 en verder en blz. 8, regel 2 en verder van het voorliggende octrooi, een profielcilinder een kenbaar zwak gebied bezit, omdat dat probleem bij staartcilinders niet speelt. Naar de mening van het Bureau dringt zich, indien bij het slotsamenstel volgens D1 voorkomen dient te worden, dat een schroevendraaier gemakkelijk tussen de afschermmiddelen en het hout geplaatst kan worden, het aanbrengen van een verbreed eindgedeelte aan de afschermmiddelen, als oplossing aan de vakman op. Bovendien zal een vakman, die zichzelf ten doel heeft gesteld dit probleem bij D1 op te lossen, naar de mening van het Bureau bij oriëntatie in het vakgebied van de sloten voor huisdeuren op D8 stuiten en daarin op blz. 0 afschermmiddelen voor een slotsamenstel aantreffen die zijn voorzien van een verbreed eindgedeelte, dat het afgeschermde gebied rond de cilinder verder kan vergroten. Het toepassen van een

6 dergelijk op zichzelf bij oplegsloten bekende en met hetzelfde oogmerk toegepaste maatregel bij het insteekslotsamenstel volgens D1, is een stap, die naar het oordeel van het Bureau binnen het bereik van de vakman ligt. De toepassing van een verbreed eindgedeelte bij de afscherming van het cilinderslot volgens D1 ligt dan ook, naar het oordeel van het Bureau, voor de vakman voor de hand en leidt tot een slotsamenstel volgens conclusie 1, zodat conclusie 1 niet inventief wordt geacht. 2 Conclusie 2 Wat betreft conclusie 2 is door Dulimex gesteld, dat de maatregel van de snijrand alleen zin heeft wanneer de afscherming tegen de slotkast aangetrokken kan worden, zodat het verbrede eindgedeelte van de afscherming in het buitenoppervlak van de deur kan worden gedrukt, en wanneer de afstand tussen het tegen de slotkast aanliggende eindvlak van de afscherming en het naar de slotkast toe gerichte aanligoppervlak van het verbrede eindgedeelte, kleiner is dan de dikte van het daartussen aanwezige hout van de deur. Boumans heeft erop gewezen, dat de essentie van de maatregel van de snijrand gezien moet worden in de extra afscherming die gevormd wordt door de in het materiaal van de deur ingedrongen snijrand. Deze extra bescherming kan volgens haar wèl bereikt worden zonder dat de afscherming tegen de slotkast wordt aangetrokken, omdat in het geval dat de door Dulimex genoemde afstand kleiner is dan de dikte van het hout, het verbrede eindgedeelte van de afscherming tegen het hout wordt aangetrokken, en de snijrand daarbij in het hout dringt. Ter zitting is de bijdrage van de snijrand aan de uitvinding nogmaals toegelicht door Boumans, waarna Dulimex heeft aangegeven, dat de uitvoering van conclusie 2 haar na deze toelichting duidelijk is geworden. Nu de bezwaren van Dulimex ten aanzien van conclusie 2 ter zitting kennelijk zijn weggenomen, acht het Bureau het niet langer noodzakelijk zich een oordeel te vormen over de door Dulimex in eerste instantie naar voren gebrachte bezwaren ten aanzien van conclusie 2. Conclusie 2 kan derhalve in zijn voorliggende vorm gehandhaafd blijven. Ten overvloede merkt het Bureau op, dat de toepassing van een snijrand als in conclusie 2 uit geen van de in de adviesaanvraag aangedragen documenten bekend is. Daar Boumans ter zitting de bijdrage van de snijrand aan de uitvinding duidelijk heeft kunnen maken en deze maatregel naar de mening van het Bureau niet voor een vakman voor de hand ligt, voldoet conclusie 2 naar het oordeel van het Bureau aan de eisen van nieuwheid en inventiviteit. 3 Conclusies 3 t/m 13 Dulimex heeft gesteld, dat de maatregelen volgens de conclusies 3 t/m 13 alle op grond van de aangedragen documenten op zich bekend, volkomen irrelevant, dan wel voor de hand liggend zijn.

7 Onafhankelijk hiervan geldt echter, dat de conclusies 3 t/m 13, voorzover zij afhankelijk zijn van conclusie 2, gehandhaafd kunnen worden, nu eenmaal is vastgesteld dat conclusie 2 gehandhaafd kan blijven. Het Bureau I.E. merkt ten aanzien van de maatregelen volgens de conclusies 3 t/m 13 nog het volgende op. De maatregelen volgens conclusies 3 t/m alsmede de conclusies 12 en 13 zijn tenminste bekend uit D1. De maatregel volgens conclusie 11 is op zichzelf bekend uit het Oostenrijkse octrooischrift 334.774. Nieuwheid en inventiviteit in het geval dat het Zeiss-Ikon slot wèl tot de stand van de techniek wordt gerekend Zoals reeds aangekondigd onder het kopje Openbare voorbekendheid is het Bureau I.E. ook in het geval dat het Zeiss-Ikon slot wel van openbare bekendheid was van mening, dat de meest nabij gelegen stand van de techniek wordt gevormd door D1. Het Zeiss-Ikon slot betreft een oplegslot in plaats van een insteekslot, waarbij geen sprake is van een van de ene zijde naar de andere zijde van de deur reikend cilinderlot, en ligt daarom verder verwijderd. Conclusie 1 blijft in dit geval vanzelfsprekend vernietigbaar. De maatregelen van conclusie 2 worden bij het Zeiss-Ikon slot niet aangetroffen. Het oordeel van het Bureau I.E. ten aanzien van de volgconclusies luidt daarom niet anders dan in de situatie waarin het Zeiss-Ikon slot niet tot de stand van de techniek wordt gerekend. Ã&RQFOXVLH Op grond van het vorenstaande luidt het advies van het Bureau I.E.: 2 Conclusie 1 van het octrooi van Boumans is vernietigbaar. Conclusie 2 kan in stand blijven nu Dulimex zijn bezwaren tegen deze conclusie niet langer handhaaft. De overige conclusies kunnen, nu conclusie 2 in stand blijft, evenzeer in stand blijven, voor zover zij afhankelijk zijn van conclusie 2. Aldus gedaan op 1 april 04 door I.W. van der Eijk, B.L. van Soest en S. Jonkhart voornoemd. w.g. I.W. van der Eijk, voorzitter w.g. mw. S. Jonkhart, secretaris