Statuten Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel 2013

Vergelijkbare documenten
Reglement deelnemersraad BPF Bouw

4. Bestuurders van het fonds kunnen geen lid zijn van het Verantwoordingsorgaan.

Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland. Reglement Verantwoordingsorgaan

Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959 Januari 2018

Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat. Reglement Deelnemersraad

Reglement verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen

REGLEMENT DEELNEMERSRAAD STICHTING PENSIOENFONDS ACHMEA

Reglement Verantwoordingsorgaan. Stichting-Telegraafpensioenfonds 1959

Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting Brocacef Pensioenfonds

Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group. Reglement Verantwoordingsorgaan

Stichting IKEA Pensioenfonds. Reglement Verantwoordingsorgaan

Reglement Verantwoordingsorgaan

Huishoudelijk Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland.

de aangesloten onderneming volgens de statuten van het pensioenfonds; de personen, in dienst van de werkgever.

Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds Equens

HUISHOUDELIJK REGLEMENT VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN

Reglement Verantwoordingsorgaan 1

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie. Reglement Verantwoordingsorgaan

Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. Reglement Verantwoordingsorgaan

Huishoudelijk reglement van het verantwoordingsorgaan (definitief) Bedrijfstakpensioenfonds voor de drankindustrie

REGLEMENT VERANTWOORDINGSORGAAN. Stichting Pensioenfonds NIBC

REGLEMENT VERANTWOORDINGSORGAAN STICHTING PENSIOENFONDS ERNST & YOUNG ROTTERDAM. 1 juli 2014

2. Het Verantwoordingsorgaan bestaat uit drie personen. Het bestuur benoemt de leden van het Verantwoordingsorgaan.

Reglement Verantwoordingsorgaan, d.d. 25 september Reglement Verantwoordingsorgaan. Stichting Pensioenfonds Equens

a. het bestuur: het bestuur van de stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel.

Artikel 1 - Definities

Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds Capgemini Nederland

Reglement verantwoordingorgaan Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties 2015

Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds Autoriteit Financiële Markten

REGLEMENT VERANTWOORDINGSORGAAN STICHTING PENSIOENFONDS OPENBARE BIBLIOTHEKEN

4. Bestuurders van de fondsen kunnen geen lid zijn van het Verantwoordingsorgaan.

REGLEMENT VERANTWOORDINGSORGAAN. Stichting Pensioenfonds NIBC

Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting Brocacef Pensioenfonds

Voorbeeld reglement deelnemersraad van Stichting Pensioenfonds

Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot

Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting Personeelspensioenfonds APG

Reglement van het Verantwoordingsorgaan. Stichting Personeelspensioenfonds APG (PPF APG)

Statuten Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel 1 januari 2015

Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat. Reglement Verantwoordingsorgaan

Reglement van het Verantwoordingsorgaan

REGLEMENT VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID. Reglement VO bpfbouw

Stichting Pensioenfonds Trespa

REGLEMENT REGLEMENT VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN VAN STICHTING PENSIOENFONDS ECOLAB / 11

Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds Transavia Vliegers

Reglement verantwoordingsorgaan 2014

Reglement Verantwoordingsorgaan

Reglement Verantwoordingsorgaan. Stichting Pensioenfonds Transavia Grond & Cabinepersoneel

Stichting Pensioenfonds AT&T Nederland. SPAN Verantwoordingsorgaan

Reglement Verantwoordingsorgaan. van de. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf

Reglement van het verantwoordingsorgaan

Regeling van werkzaamheden van het Verantwoordingsorgaan van de. lnstelling Pensioenfonds van de Nederlandse Bisdommen;

Stichting Pensioenfonds voor Fysiotherapeuten

VOORBEELD REGLEMENT VERANTWOORDINGSORGAAN. (versie 3 april 2007)

Huishoudelijk reglement. Van het verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds Openbare Apothekers

REGLEMENT VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID

VOORBEELD REGLEMENT VERANTWOORDINGSORGAAN

Pensioenen... Reglement verantwoordingsorgaan

Statuten STICHTING SERVICE INSTITUUT VEILIGHEID, ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN EN GEZONDHEID

Reglement van het verantwoordingsorgaan

Reglement Verantwoordingsorgaan. Stichting Pensioenfonds Openbare Bibliotheken

REGLEMENT VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET BEROEPSVERVOER OVER DE WEG

Reglement verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank

REGLEMENT VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN VAN STICHTING PENSIOENFONDS ROBECO. Versie: 23 mei 2019

REGLEMENT VOOR HET VERANTWOORDINGSORGAAN VAN STICHTING PENSIOENFONDS ABP

Stichting Pensioenfonds HAL. Reglement Verantwoordingsorgaan

REGLEMENT RAAD VAN TOEZICHT. [Versie 1 januari 2019]

REGLEMENT VERANTWOORDINGSORGAAN Stichting Pensioenfonds Thales Nederland. Artikel 2. Samenstelling van het Verantwoordingsorgaan

REGLEMENT RAAD VAN TOEZICHT STICHTING PENSIOENFONDS ACHMEA

Reglement Verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds van de KAS BANK

Huishoudelijk reglement. Van het verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds Openbare Apothekers

REGLEMENT VERANTWOORDINGSORGAAN. Stichting Pensioenfonds Flexsecurity

Fondsdocumenten SNPF. Reglement Verantwoordingsorgaan

Reglement van het verantwoordingsorgaan

Reglement voor het Verantwoordingsorgaan van de Stichting Pensioenfonds ANWB

Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland. Reglement Verantwoordingsorgaan. Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland

PENSIOENFONDS HORECA & CATERING REGLEMENT VERANTWOORDINGSORGAAN

Wolters Kluwer Nederland B.V. Reglement Sociale Pensioencommissie

REGLEMENT VERANTWOORDINGSORGAAN 2019

Reglement Verantwoordingsorgaan Pensioenfonds ANWB

g. pensioengerechtigde: degene voor wie op grond van de pensioenreglementen het pensioen is ingegaan;

Reglement Verantwoordingsorgaan. Stichting Pensioenfonds Openbare Bibliotheken

: de werknemer die deelnemer is in de pensioenregeling van het pensioenfonds. : de Centrale Ondernemingsraad Wolters Kluwer Holding Nederland b.v.

d /77/20436 versie:

Pensioenen... Reglement verantwoordingsorgaan

Reglement Raad van Toezicht

STATUTEN. van. Stichting VUT-fonds ECI

Reglement Verantwoordingsorgaan. Stichting Pensioenfonds Medewerkers Apotheken

Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland. Reglement intern toezicht. In werking

De Stichting Kuwait Petroleum Pensioenfonds Nederland. De werkgever: de aangesloten ondernemingen zoals nader omschreven in de statuten.

Reglement van het verantwoordingsorgaan

Reglement voor de raad van toezicht

REGLEMENT VERANTWOORDINGSORGAAN STICHTING PENSIOENFONDS ACHMEA

Reglement Verantwoordingsorgaan van Stichting Pensioenfonds Urenco Nederland

STATUTEN NAAM EN ZETEL ARTIKEL

Stichting Coop Pensioenfonds Reglement van het verantwoordingsorgaan 2015

Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group. Statuten

benoemingsbesluit is benoemd. g. door het verstrijken van de tijd waarvoor hij is benoemd. 7. Het bestuur kan besluiten een bestuurder te schorsen. Ee

Blad 1 Naam en Zetel Artikel 1 1. De stichting draagt de naam: Stichting Oud-Zeilend-Hout 2. Zij heeft haar zetel te Slochteren Doel Artikel 2 Het doe

Het fonds draagt de naam Stichting Pensioenfonds SMIT, en is gevestigd te Rotterdam.

Reglement verantwoordingsorgaan van Stichting Pensioenfonds HaskoningDHV

Transcriptie:

Statuten Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel 2013 STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL Laan van Zuid Hoorn 165 2289 DD Rijswijk Telefoon: 070 3061190 Fax : 08422 62369 Website: www.bpfavh.nl Postbus 3144 2280 GC Rijswijk Postbanknummer 10525 Bankrekening 48.87.71.978

1 Inhoudsopgave Artikel 1. Begripsbepalingen... 2 Artikel 2. Naam en zetel... 3 Artikel 3. Doel en werkingssfeer... 3 Artikel 4. Werkwijze... 4 Artikel 5. Middelen en beleggingen... 5 Artikel 6. Bestuur... 5 Artikel 7. Bestuurstaak en vertegenwoordiging... 8 Artikel 8. Deskundigheid, betrouwbaarheid en zelfevaluatie bestuur... 9 Artikel 9. Bestuursvergaderingen en besluitvorming... 10 Artikel 10. Verantwoordingsorgaan... 11 Artikel 11. Rechten en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan... 12 Artikel 12. Vergoedingen voor het verantwoordingsorgaan... 13 Artikel 13. Visitatiecommissie... 14 Artikel 14. Bevoegdheden en taken van de visitatiecommissie... 14 Artikel 15. Vergoedingen voor de visitatiecommissie... 15 Artikel 16. Deelnemersraad... 15 Artikel 17. Rechten en bevoegdheden van de deelnemersraad... 16 Artikel 18. Vergoedingen voor de deelnemersraad... 18 Artikel 19. Aangesloten onderneming... 18 Artikel 20. Vrijwillige aansluiting ondernemingen... 19 Artikel 21. Deelnemers en aspirant-deelnemers... 20 Artikel 22. Reglementen en overeenkomsten... 20 Artikel 23. Geheimhouding... 20 Artikel 24. Administrateur... 20 Artikel 25. Registeraccountant... 21 Artikel 26. Adviserend actuaris... 21 Artikel 27. Certificerend actuaris... 21 Artikel 28. Boekjaar, administratie en verslag... 21 Artikel 29. Wijziging statuten en pensioenreglement... 22 Artikel 30. Ontbindingen en vereffening... 23 Artikel 31. Overeenkomsten met andere pensioenfondsen... 23 Artikel 32. Informatieverstrekking... 23 Artikel 33. Klachten- en geschillenreglement... 24 Artikel 34. Onvoorziene gevallen... 24 Artikel 35. Datum inwerkingtreding... 24

2 Artikel 1. Begripsbepalingen In deze statuten wordt verstaan onder: Onderneming: 1. de onderneming, welke zich bezighoudt met de handel in en/of de bewerking en verwerking van landbouwproducten, levensmiddelen en aanverwante artikelen, een en ander in de ruimste zin des woords; 2. de natuurlijke persoon of rechtspersoon, die ten behoeve van ondernemingen, waarin wordt uitgeoefend de groothandel, het bedrijf van commissionair of het bedrijf van tussenpersoon in aardappelen, groenten en fruit, zich bezighoudt met het op een centrale plaats in ontvangst nemen van door genoemde ondernemingen in omloop gebracht meermalig fust en met het inleveren of doen inleveren van dit fust bij de eigenaren; 3. de natuurlijke persoon of rechtspersoon, die ten behoeve van ondernemingen, waarin wordt uitgeoefend de groothandel, het bedrijf van commissionair of het bedrijf van tussenpersoon in aardappelen, groenten en fruit, als bedoeld onder 2, werkzaamheden verrichten van het laden en/of lossen, al dan niet gecombineerd met het sorteren en/of verpakken, van door bedoelde ondernemingen verhandelde producten, met uitzondering van veilingen van groenten en/of fruit, met uitzondering van ondernemingen, die uitsluitend vallen onder de begripsomschrijving van het Instellingsbesluit van het Hoofdbedrijfschap voor de Detailhandel. Aangesloten onderneming: de onderneming als omschreven in artikel 19. Bestuur: het bestuur van de stichting. Deelnemer: de persoon als omschreven in artikel 21. De Nederlandsche Bank: Gepensioneerde: Gewezen deelnemer: Stichting: Pensioengerechtigde: de toezichthoudende instantie als bedoeld in artikel 1:24 van de Wet op het financieel toezicht. de pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan. de persoon, niet zijnde een gepensioneerde, van wie de deelname aan de pensioenregeling is geëindigd anders dan door overlijden en die een premievrije aanspraak op pensioen heeft verkregen en behouden jegens de stichting. Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel. degene aan wie uit hoofde van het pensioenreglement een pensioen wordt uitgekeerd.

3 Pensioenreglement: Statuten: Verzekeraar: het in artikel 22 lid 1 omschreven pensioenreglement van de stichting dat de verhouding regelt tussen pensioenuitvoerder en deelnemer. de statuten van de stichting. een verzekeraar die op grond van de Wet op het financieel toezicht gekwalificeerd is tot het sluiten van verzekeringen van pensioen in of naar Nederland en waarbij het fonds de pensioenverplichtingen heeft verzekerd. Werknemer: 1. degene, die in dienstbetrekking werkzaam is bij een onderneming; 2. degene, die zich ten behoeve van een onderneming, waarin wordt uitgeoefend: - de groothandel, - het bedrijf van commissionair of - het bedrijf van tussenpersoon in aardappelen, groenten en fruit, bezighoudt met het laden en lossen in groepsverband. Wet: Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. Artikel 2. Naam en zetel 1. De stichting draagt de naam "Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel". 2. De stichting is gevestigd in Rijswijk. Artikel 3. Doel en werkingssfeer 1. Het doel van de stichting is het, binnen de grenzen van haar middelen, statuten en reglementen ter beoordeling van het bestuur, verlenen of doen verlenen van (pensioen)aanspraken en (pensioen)rechten aan (gewezen) deelnemers, gepensioneerden alsmede aan hun nabestaanden, die daarvoor in aanmerking komen krachtens de bepalingen van de statuten en reglementen van de stichting. 2. De stichting tracht haar doel te bereiken door het bijeenbrengen en beheren van de daarvoor benodigde middelen. 3. De stichting is, met inachtneming van de verplichtstellingsbeschikkingen, van toepassing op ondernemingen, a. waarin wordt uitgeoefend de groothandel, het bedrijf van commissionair, of het bedrijf van tussenpersoon in aardappelen, groenten of fruit; b. waarin wordt uitgeoefend de groothandel, respectievelijk het bedrijf van tussenpersoon in eieren in de zin van artikel 2 van het Instellingsbesluit Bedrijfschap Groothandel in Eieren, zoals dit artikel luidt op 1 maart 1965, met dien verstande, dat onder bedoelde groothandel en bedoeld bedrijf van tussenpersoon mede wordt verstaan de eiproductenfabricage;

4 c. waaronder niet worden verstaan de coöperatieve ondernemingen - waarin uitsluitend of in hoofdzaak de groothandel in kaas wordt uitgeoefend; d. waarvan de werknemers werkzaam zijn in fust-centrales en transportploegen ten behoeve van de groothandel in aardappelen, groenten en fruit. 4. Tevens vallen onder de werkingssfeer van de stichting ondernemingen die - al dan niet naast andere werkzaamheden - werkzaamheden verrichten die direct verband houden met het beheer en de administratie van de aanspraken en rechten op pensioen zoals die voortvloeien uit de statuten en reglementen van de stichting, indien deze werkzaamheden in het kader van een met de stichting gesloten overeenkomst van uitbesteding worden verricht. Artikel 4. Werkwijze 1. De stichting stelt een actuariële en bedrijfstechnische nota vast waarin in elk geval de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bij of krachtens de artikelen 25, 95, 126 tot en met 137 en 143 Pensioenwet bepaalde, wordt opgenomen. De actuariële en bedrijfstechnische nota bevat voorts een verklaring inzake beleggingsbeginselen en een beschrijving van de financiële sturingsmiddelen, de financiële opzet en het beleggingsbeleid van de stichting. 2. De nota als bedoeld in het eerste lid voldoet aan de eisen die De Nederlandsche Bank en de regelgeving bij of krachtens de Pensioenwet daaraan stellen. Indien de stichting risico s heeft overgedragen, herverzekerd of ondergebracht kunnen de beschrijvingen in de nota over deze risico s beperkt blijven tot een verwijzing naar hetgeen in de betreffende overeenkomst(en) is opgenomen. 3. Het bestuur legt de in het eerste lid bedoelde nota alsmede iedere wijziging daarvan binnen twee weken na passering van de notariële wijzigingsakte over aan De Nederlandsche Bank. 4. De verklaring inzake beleggingsbeginselen wordt voor de eerste maal in 2007 en daarna om de drie jaar en onverwijld na iedere belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid herzien. 5. De toezichthouder kan de stichting verplichten binnen een daartoe te stellen termijn over te gaan tot herverzekering, overdracht of overgang indien dit naar het oordeel van de toezichthouder noodzakelijk is in verband met: a. de actuariële en bedrijfstechnische opzet van de stichting; of b. de deskundigheid en de betrouwbaarheid van het bestuur. 6. De stichting heeft voor de uitvoering van de pensioenregeling een uitvoeringsreglement opgesteld. Het uitvoeringsreglement voldoet aan de vereisten die de Pensioenwet hieraan stelt. 7. De stichting verricht slechts activiteiten in verband met pensioen en werkzaamheden die daarmee verband houden. 8. Indien de stichting werkzaamheden uitbesteedt aan een derde zal de stichting met deze derde een uitbestedingsovereenkomst overeenkomen. In de uitbestedingsovereenkomst worden de uitbestede werkzaamheden omschreven en wordt opgenomen dat de derde waarborgt dat hij de bij of krachtens de Pensioenwet gestelde regels en de nadere bepalingen die de derde en de stichting zijn overeengekomen bij uitbesteding van werkzaamheden in acht neemt bij de uitvoering van zijn werkzaamheden.

5 Artikel 5. Middelen en beleggingen 1. De middelen en inkomsten van de stichting zijn: a. het stichtingskapitaal; b. de bijdragen van de aangesloten ondernemingen; c. uitkeringen van de herverzekeraars; d. inkomsten uit de beleggingen; e. hetgeen de stichting bij erfenis, legaat of schenking verkrijgt. Erfstellingen kunnen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving; f. eventuele andere baten. 2. De uitgaven van de stichting bestaan uit: a. pensioenuitkeringen aan pensioengerechtigden; b. eventuele herverzekeringspremies; c. kosten inzake de beleggingen en pensioenuitvoering; d. schuldvorderingen op aangesloten werkgevers; e. andere uitgaven die het bestuur ter nakoming van het doel of voor het beheer van de stichting nodig acht. 3. De bezittingen van de stichting moeten, tezamen met de te verwachten inkomsten, toereikend zijn ter dekking van de uit de statuten en pensioenreglementen voortvloeiende pensioenverplichtingen. 4. De belegging van het vermogen van de stichting geschiedt door het bestuur op basis van de prudent-person regel zoals omschreven in artikel 135 Pensioenwet. 5. De beleggingen van de stichting mogen voor ten hoogste een/twintigste gedeelte bestaan uit beleggingen in een of meer aangesloten onderneming(en). Beleggingen in ondernemingen die tot dezelfde groep als een aangesloten onderneming behoren worden beperkt tot ten hoogste een/tiende deel van de gehele portefeuille. Beleggingen in aangesloten ondernemingen, welke behoren tot een groep van aangesloten ondernemingen, geschieden prudent, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van een behoorlijke diversificatie. 6. De middelen van de stichting zullen worden belegd en bewaard, afgescheiden van die van de aangesloten ondernemingen. 7. Uit het bestuur wordt een beleggingscommissie gevormd. De beleggingscommissie bestaat uit vier (plaatsvervangende) bestuursleden en wijst zelf een voorzitter en vice-voorzitter aan. De taken en bevoegdheden van de beleggingscommissie worden vastgelegd in een door het bestuur vastgesteld mandaatbesluit. Artikel 6. Bestuur 1. Het bestuur van het pensioenfonds bestaat uit 12 leden, welke door het bestuur op voordracht van onderstaand genoemde werkgevers- of werknemersorganisatie worden benoemd indien het voorgedragen lid tenminste voldoet aan het bestuurdersprofiel vastgesteld door het bestuur.

6 De werkgeversleden worden voorgedragen door de volgende werkgeversorganisaties: - Twee leden door Frugi Venta te 's-gravenhage; - Twee leden door de Nederlandse Aardappel Organisatie te 's-gravenhage; - Eén lid door de Vereniging Nederlandse Kaasgroothandelaren te 's-gravenhage; - Eén lid door de Algemene Nederlandse Vereniging van Eierhandelaren te Houten. De werknemersleden worden in onderling overleg voorgedragen door de volgende werknemersorganisaties: - FNV Bondgenoten te Utrecht; - CNV Dienstenbond te Hoofddorp. Voor elk lid wordt op dezelfde wijze een plaatsvervanger voorgedragen. Een plaatsvervangend lid wordt geacht lid te zijn, indien hij het lid vervangt. De hier genoemde werkgevers- en werknemersorganisaties kunnen besluiten andere werknemersorganisaties tot voordracht van bestuursleden toe te laten. In dat geval is artikel 30 van overeenkomstige toepassing. In het bestuur kunnen ook leden van andere organisaties voorgedragen worden, met dien verstande, dat de werkgeversorganisaties steeds evenveel bestuursleden benoemen als de werknemersorganisaties gezamenlijk. 2. Voorafgaand aan elke benoeming van leden van het bestuur, stelt het bestuur de zetelverdeling tussen de werknemers en de pensioengerechtigden vast op basis van evenredigheid. 3. Het bestuur wijst een werkgevers- en een werknemersbestuurslid aan, die beurtelings voor een jaar de functie van voorzitter en vice-voorzitter zullen bekleden. Tevens zal voor elk van deze beide functionarissen een werkgevers- en een werknemersbestuurslid als plaatsvervanger worden aangewezen. 4. Uit het bestuur wordt een dagelijks bestuur gevormd. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en de vice-voorzitter van het bestuur, als bedoeld in lid 3 van dit artikel. Voor beide leden van het dagelijks bestuur wordt een plaatsvervanger aangewezen afkomstig uit het bestuur, zijnde geen plaatsvervangend bestuurder. De taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur worden vastgelegd in een door het bestuur vastgesteld delegatiebesluit. 5. De bestuursleden hebben zitting in het bestuur voor een periode van drie jaar. Plaatsvervangende leden worden benoemd voor drie jaar. Bestuursleden en plaatsvervangende leden zijn terstond herbenoembaar, met dien verstande, dat zij te allen tijde door de geleding die hen heeft benoemd bij disfunctioneren kunnen worden geschorst of ontslagen. 6. Het lidmaatschap van het bestuur is niet verenigbaar met een andere functie binnen de stichting. 7. Het bestuur brengt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf ter kennis aan De Nederlandsche Bank. 8. Een benoeming als bestuurslid vindt slechts plaats onder de opschortende voorwaarde dat De Nederlandsche Bank laat weten in te stemmen met de voorgenomen benoeming. Deze instemming wordt ook geacht aanwezig te zijn indien De Nederlandsche Bank niet binnen zes weken na ontvangst van de in lid 7 bedoelde melding laat weten niet in te stemmen met de wijziging. Dit geldt ook in het geval van een herbenoeming.

7 9. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt: a. op eigen schriftelijk verzoek; b. wegens het eindigen van de termijn van drie jaren als bedoeld in lid 5; c. voor bestuursleden namens de werknemers, wegens het eindigen van de deelneming anders dan door het ingaan van het (tijdelijk) ouderdomspensioen; d. wegens overlijden; e. door een daartoe strekkend besluit van de organisatie(s), die het bestuurslid heeft (hebben) benoemd; f. door een aanwijzing van De Nederlandsche Bank, waaruit het niet langer buiten twijfel staan van de betrouwbaarheid en/of het niet langer voldoen aan de voor hem geldende deskundigheidseisen van een bestuurslid blijkt. 10. Met goedvinden van alle aanwezigen bestuursleden kan in een bestuursvergadering besloten worden om buiten de vergaderingen om, via de mail, een besluit te nemen. Indien deze werkwijze niet in een vergadering is afgesproken, moet er eerst een unaniem besluit zijn om het onderwerp buiten de vergadering om te mogen behandelen. Besluitvorming geschiedt vervolgens bij voldoende quorum en volstrekte meerderheid van stemmen. Van een aldus genomen besluit wordt in de eerst volgende vergadering melding gemaakt. Iedere vorm van televergadering, waarbij de bestuursleden via technische hulpmiddelen, direct met elkaar in verbinding staan, wordt voor de besluitvorming als een reguliere vergadering aangemerkt. Voorbeelden van televergadering zijn een telefonische of videovergadering. 11. Het bestuur is bevoegd een bestuurslid wegens disfunctioneren voor een periode van ten hoogste twee maanden te schorsen. Een bestuurslid kan door het bestuur worden geschorst of ontslagen indien: a. het desbetreffende bestuurslid niet naar behoren functioneert; b. indien het desbetreffende bestuurslid regelmatig en zonder opgaaf van geldige reden afwezig is op de bestuursvergadering. c. zich naar het oordeel van het bestuur een onverenigbaarheid van hoedanigheden voordoet en het desbetreffende bestuurslid na daartoe te zijn gemaand, hierin geen verandering heeft gebracht; en/of d. sprake is van gedragingen waardoor de goede naam of de belangen van de stichting worden geschaad. Een lid dat geschorst is, wordt geacht geen bestuurslid te zijn. Het bestuurslid dat voor schorsing is voorgedragen heeft het recht in de vergadering waarin zijn schorsing wordt besproken te worden gehoord en heeft het recht zich te verdedigen of te verantwoorden. 12. Een schorsing - waartoe kan worden besloten met een volstrekte meerderheid van stemmen als bedoeld in artikel 9 lid 3 waarbij de stem van het desbetreffende bestuurslid buiten beschouwing blijft - die niet binnen twee maanden door een besluit tot verlenging van de schorsing of ontslag wordt gevolgd, eindigt door het verloop van die termijn. 13. Een besluit tot ontslag dient te worden genomen met een volstrekte meerderheid van stemmen als bedoeld in artikel 9 lid 3 met dien verstande dat de stem van het desbetreffende bestuurslid hierbij buiten beschouwing wordt gelaten en dat het besluit wordt genomen in een vergadering waarin alle leden, behoudens eventueel het desbetreffende lid, aanwezig zijn.

8 14. In een tussentijdse vacature wordt voorzien door de organisatie(s), die het te vervangen lid heeft (hebben) benoemd. Het nieuwe lid heeft zitting gedurende de tijd, die het te vervangen lid nog had te vervullen en is na afloop van die termijn herbenoembaar. Gedurende het bestaan van een vacature behoudt het bestuur zijn volledige bevoegdheden. 15. Het bestuur heeft een bestuurscommissie Partikulier Kaaspakhuisbedrijf gevormd. Deze bestuurscommissie bestaat uit zes leden, waarvan drie leden benoemd kunnen worden door de Vereniging Nederlandse Kaasgroothandelaren en drie leden benoemd kunnen worden door werknemersorganisaties die betrokken zijn bij de totstandkoming van de CAO voor het Partikulier Kaaspakhuisbedrijf. Deze bestuurscommissie wijst zelf een werkgevers- en een werknemersbestuurslid aan, die beurtelings voor een jaar de functie van voorzitter en vicevoorzitter zullen bekleden. De taken en bevoegdheden van deze bestuurscommissie worden vastgelegd in een door het bestuur vastgesteld delegatiebesluit. 16. Het bestuur heeft een bestuurscommissie AGF-groothandel gevormd. Deze bestuurscommissie bestaat uit 6 leden, waarvan 3 leden benoemd kunnen worden door de werkgeversorganisaties en 3 leden benoemd kunnen worden door de werknemersorganisaties. De werkgeversleden worden benoemd door de volgende werkgeversorganisaties: - Twee leden door Frugi Venta te 's-gravenhage; - Een lid door de Nederlandse Aardappel Organisatie te 's Gravenhage; De werknemersleden worden in onderling overleg benoemd door de volgende werknemersorganisaties: - FNV Bondgenoten te Utrecht; - CNV Dienstenbond te Hoofddorp. De bestuurscommissie wijst zelf een werkgevers- en een werknemersbestuurslid aan, die beurtelings voor een jaar de functie van voorzitter en vice-voorzitter zullen bekleden. De taken en bevoegdheden van deze bestuurscommissie worden vastgelegd in een door het bestuur vastgesteld delegatiebesluit. Artikel 7. Bestuurstaak en vertegenwoordiging 1. Het bestuur is belast met het bestuur, het bepalen van het beleid en het beheer van het vermogen van de stichting en is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking, welke met de doelstelling van de stichting verband houden. Het bestuur kan ter uitvoering van haar taken diverse commissies instellen. 2. Het dagelijks beleid van de stichting wordt bepaald overeenkomstig artikel 6 lid 4. 3. Ieder bestuurslid is bevoegd een deskundige te raadplegen. De kosten hiervoor vallen alleen aan het fonds toe indien het bestuur ingestemd heeft met de raadpleging. Indien er geen instemming is verleend door het bestuur vallen de kosten niet toe aan het fonds. Ieder bestuurslid kan zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste een vierde van de bestuursleden zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering door een deskundige te

9 laten bijstaan. De kosten hiervoor vallen alleen toe aan het fonds als het bestuur met gewone meerderheid heeft ingestemd. In het kader van het bovenstaande wordt onder deskundige verstaan iedere deskundige niet zijnde de deskundigen die beroepsmatig betrokken zijn bij de dagelijkse bedrijfsvoering of beleidsbepaling van het fonds. 4. De personen die het beleid van de stichting bepalen of mede bepalen richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij de stichting betrokken (gewezen) deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgever en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. 5. De voorzitter en de vice-voorzitter vertegenwoordigen gezamenlijk de stichting in en buiten rechte. Dwangbevelen en andere stukken betreffende het instellen van een rechtsvordering inzake verschuldigde achterstallige premies worden door de directeur-secretaris als bedoeld in artikel 24 meeondertekend. 6. Het bestuur is bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen. 7. Het bestuur is niet bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerstelling voor een schuld van een ander verbindt. Artikel 8. Deskundigheid, betrouwbaarheid en zelfevaluatie bestuur 1. De deskundigheid van de personen die het beleid van de stichting bepalen of mede bepalen dient naar het oordeel van De Nederlandsche Bank voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij de stichting betrokken (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden. Het bestuur brengt elke wijziging in de samenstelling van de personen die het beleid van de stichting bepalen of mede bepalen vooraf ter kennis aan De Nederlandsche Bank. Een wijziging wordt niet doorgevoerd indien De Nederlandsche Bank binnen zes weken aangeeft niet in te stemmen met de voorgenomen wijziging of De Nederlandsche Bank om nadere gegevens heeft verzocht en na ontvangst van de gegevens binnen zes weken bekend maakt niet in te stemmen met de voorgenomen wijziging. Het bestuur stelt een deskundigheidsplan op dat voldoet aan de eisen gesteld bij of krachtens artikel 105 Pensioenwet. 2. De voornemens, de handelingen en de antecedenten van de personen die het beleid van de stichting bepalen of mede bepalen mogen De Nederlandsche Bank geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op de belangen bedoeld in het tweede lid, de betrouwbaarheid van deze personen niet buiten twijfel staat. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten stelt het bestuur De Nederlandsche Bank daarvan onverwijld schriftelijk in kennis. 3. Het bestuur stelt een gedragscode op die bestuurders en medewerkers van de stichting en aan de stichting verbonden personen voorschriften geeft ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij de stichting aanwezige informatie of zaken.

10 4. Het bestuur evalueert jaarlijks haar functioneren zowel collectief als individueel aan de hand van een daartoe vastgesteld model. Artikel 9. Bestuursvergaderingen en besluitvorming 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter zulks nodig acht of ten minste twee andere bestuursleden dit verzoeken, doch ten minste twee maal per jaar. 2. De vergaderingen worden bijeengeroepen door of namens de voorzitter. De oproep geschiedt schriftelijk ten minste 14 dagen van te voren en vermeldt, naast het tijdstip en de plaats van de vergadering, de te behandelen onderwerpen. De oproep bevat als bijlagen zoveel mogelijk alle schriftelijk opgestelde voorstellen en ontwerpen, welke in de vergadering zullen worden behandeld. Indien alle bestuursleden ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn, behoeft de oproeping niet te voldoen aan enig voorschrift. 3. Besluiten van het bestuur worden, voor zover daarvan bij deze statuten niet wordt afgeweken, bij volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen genomen in een vergadering, tenzij de statuten of het pensioenreglement daaromtrent anders bepalen. Bij een vergadering van het bestuur zijn ten minste zeven bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd. Hierbij geldt dat ten minste drie werkgevers- en drie werknemersleden van het bestuur tegenwoordig moeten zijn. 4. Indien in een vergadering geen besluiten kunnen worden genomen omdat niet voldaan is aan het in het voorgaande lid bepaalde, wordt binnen veertien dagen na die vergadering een volgende vergadering uitgeschreven, waarin ongeacht het aantal aanwezige leden besluiten kunnen worden genomen, mits met ten minste tweederde van de geldig uitgebrachte stemmen. Het in lid 3 van dit artikel bepaalde is hierbij niet van toepassing. 5. Een bestuurslid kan zich door middel van een schriftelijke en/of elektronische volmacht in een bestuursvergadering laten vertegenwoordigen door een ander bestuurslid. Een bestuurslid kan slechts één ander bestuurslid vertegenwoordigen. 6. Stemming over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling. Stemming over personen vindt plaats met gesloten stembiljetten, die geen ondertekening of ander kenmerk mogen dragen. Het bestuur is evenwel bevoegd, indien de meerderheid daartoe besluit, de stemming op een andere wijze te houden. Een besluit kan ook worden genomen door ondertekening door alle leden van een desbetreffend stuk. 7. Bij staking van stemmen over zaken wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Indien de stemmen dan wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Bij staking van stemmen over personen beslist het lot. 8. Elk bestuurslid heeft een stem, indien van werkgevers- en van werknemerszijde evenveel leden aanwezig zijn, alsmede indien alleen werkgevers- of alleen werknemersleden aanwezig zijn. Zijn zowel van werkgeverszijde als van werknemerszijde leden aanwezig, doch in ongelijke getale, dan brengt ieder van de werkgevers- onderscheidenlijk van de werknemersvertegenwoordigers evenveel stemmen uit, als er van de andere zijde vertegenwoordigers aanwezig zijn. Blanco stemmen en stemmen van onwaarde gelden als niet te zijn uitgebracht.

11 9. Bestuursvergaderingen worden geleid door de voorzitter of indien deze niet aanwezig is de plaatsvervangend voorzitter. 10. Met goedvinden van alle bestuursleden kunnen ook buiten vergaderingen, mits unaniem, besluiten worden genomen. Van aldus genomen besluiten blijkt uit een door alle bestuursleden getekende verklaring; daarvan wordt tevens in de eerstvolgende vergadering mededeling gedaan. 11. De leden van het bestuur ontvangen vacatiegeld voor elke door hen bijgewoonde vergadering. Reis- en verblijfkosten worden eveneens vergoed, indien deze door de leden in hun functie zijn gemaakt. Artikel 10. Verantwoordingsorgaan 1. De stichting kent een verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit 6 leden, te weten 2 werkgeversleden, 2 werknemersleden en 2 gepensioneerdenleden. De werkgeversleden worden in onderling overleg benoemd door: - Frugi Venta te 's-gravenhage; - de Nederlandse Aardappel Organisatie te 's-gravenhage; - de Vereniging Nederlandse Kaasgroothandelaren te Rijswijk; - de Algemene Nederlandse Vereniging van Eierhandelaren te Zoetermeer. De werknemersleden worden in onderling overleg benoemd door: - FNV Bondgenoten te Utrecht; - CNV Dienstenbond te Hoofddorp. De gepensioneerdenleden worden in onderling overleg benoemd door: - het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO); - FNV Bondgenoten te Utrecht; - CNV Dienstenbond te Hoofddorp. 2. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met een andere functie bij de stichting. 3. Elk lid wordt benoemd voor een periode van drie jaar en is na afloop van genoemde periode terstond (wederom) benoembaar. 4. Het verantwoordingsorgaan benoemt uit zijn midden voor een periode van drie jaar een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter. 5. Het verantwoordingsorgaan stelt een rooster van aftreden vast, zodanig dat er niet meer dan twee leden tegelijkertijd aftreden. 6. Een lid van het verantwoordingsorgaan dient een door het bestuur vast te stellen deskundigheid op het gebied van pensioenen te hebben. De bevordering van de deskundigheid van de leden van het verantwoordingsorgaan is geregeld in het deskundigheidsplan van de stichting. 7. Behalve door periodiek aftreden eindigt het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan:

12 a. door overlijden; b. door aftreden op eigen verzoek; c. door ontslag, als bedoeld in lid 8 van dit artikel; d. doordat geen deel meer wordt uitgemaakt van de geleding die de werknemers of de pensioengerechtigden vertegenwoordigen; e. door een daartoe strekkend besluit van de organisatie die het lid heeft benoemd; f. door het aanvaarden van een andere functie binnen de stichting. 8. Indien naar het oordeel van het verantwoordingsorgaan sprake is van een lid dat onvoldoende functioneert, kan het verantwoordingsorgaan de benoemende partij vragen dit lid te ontslaan en een ander lid te benoemen. 9. In bestaande vacatures moet zo spoedig mogelijk, ten laatste binnen drie maanden na het ontstaan daarvan, worden voorzien door de benoemende partij. Het nieuwe lid heeft zitting gedurende de tijd die het vervangen lid nog had te vervullen, doch is na afloop van die termijn terstond opnieuw benoembaar. 10. Zolang in bestaande vacatures niet is voorzien, wordt het verantwoordingsorgaan gevormd door de zitting hebbende leden en behoudt het zijn volledige bevoegdheden. 11. De kosten die verband houden met het functioneren van het verantwoordingsorgaan komen, na goedkeuring door het bestuur, ten laste van de stichting. 12. Het bestuur draagt zorg voor secretariële ondersteuning van het verantwoordingsorgaan. De kosten hiervan komen voor rekening van de stichting. Artikel 11. Rechten en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan 1. Het verantwoordingsorgaan is bevoegd jaarlijks een algemeen oordeel te geven over: - het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere relevante informatie, waaronder de bevindingen van de visitatiecommissie; - het door het bestuur uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar; - beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben. 2. Het bestuur verstrekt desgevraagd aan het verantwoordingsorgaan tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de invulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt. 3. Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van de oordeelsvorming recht op overleg met het bestuur, alsmede op overleg met de deelnemersraad, de externe accountant en de certificerende actuaris. 4. Het verantwoordingsorgaan geeft jaarlijks uiterlijk op 1 juni een oordeel als bedoeld in lid 1 over het bestuur, hetwelk tevens wordt opgenomen in het jaarverslag van de stichting. Het bestuur is verplicht uiterlijk binnen de drie maanden schriftelijk te reageren op het oordeel en de adviezen van het verantwoordingsorgaan. Als een advies (ten dele) niet wordt opgevolgd, dan dient het bestuur daarvan de redenen te vermelden. 5. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur, gevraagd of uit eigen beweging, over: - het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden;

13 - het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; - de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; - het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; - het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. Het bestuur zal het verantwoordingsorgaan tijdig informeren zodat het advies van het verantwoordingsorgaan van wezenlijke invloed kan zijn. 6. Het verantwoordingsorgaan is, in overleg met het bestuur, bevoegd deskundigen te raadplegen. 7. Bestuur en verantwoordingsorgaan komen tweemaal per jaar gezamenlijk in vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegenheden aan de orde gesteld waarover het verantwoordingsorgaan een oordeel dient te geven. De gezamenlijke vergaderingen van het bestuur en het verantwoordingsorgaan worden om beurten voorgezeten door de voorzitter van het bestuur, respectievelijk door de voorzitter van het verantwoordingsorgaan. 8. Indien het verantwoordingsorgaan van oordeel is dat het bestuur niet naar behoren functioneert, kan het zich, na raadpleging van de visitatiecommissie, wenden tot de ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam met het verzoek: - een onderzoek te bevelen naar het beleid van en de gang van zaken binnen de stichting; - het functioneren van het bestuur als zodanig te toetsen. 9. Tot een verzoek als bedoeld in lid 8 kan slechts worden besloten indien alle leden tijdens een vergadering aanwezig zijn en ten minste twee derde van de leden daarmee instemt. 10. Alvorens een verzoek als bedoeld in lid 8 in te dienen zal het verantwoordingsorgaan dit voornemen schriftelijk (en beargumenteerd) melden aan het bestuur en het bestuur de gelegenheid geven hierop te reageren. 11. Het verantwoordingsorgaan stelt een huishoudelijk reglement vast waarin de werkwijze van het verantwoordingsorgaan wordt vastgelegd, hetgeen onder meer inhoudt: - de wijze waarop en de gevallen waarin vergaderingen worden bijeengeroepen; - de wijze waarop het verantwoordingsorgaan in de vergaderingen besluiten neemt; - de wijze waarop het verantwoordingsorgaan de in het eerste en vijfde lid van dit artikel bedoelde oordelen en adviezen samenstelt en aan het bestuur ter kennis brengt. Het huishoudelijk reglement behoeft de goedkeuring van het bestuur van de stichting. Het verantwoordingsorgaan is verplicht om zich te houden aan de procedures die zijn vastgelegd in het huishoudelijk reglement. Artikel 12. Vergoedingen voor het verantwoordingsorgaan 1. De leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen vacatiegeld voor elke door hen bijgewoonde vergadering. Reis- en verblijfkosten worden eveneens vergoed, indien deze door de leden in hun functie zijn gemaakt.

14 2. De hoogte van de in het eerste lid bedoelde vergoedingen is gelijk aan de vergoeding voor de leden van het bestuur van de stichting. 3. De kosten van de in de voorgaande leden bedoelde vergoedingen komen voor rekening van de stichting. Artikel 13. Visitatiecommissie 1. De stichting kent een visitatiecommissie. Deze visitatiecommissie bestaat uit drie door het bestuur benoemde onafhankelijke leden. Alvorens over te gaan tot definitieve benoeming zal het bestuur advies vragen aan het verantwoordingsorgaan over de voorgenomen benoeming. 2. De leden van de visitatiecommissie worden benoemd voor een periode van drie jaar. Na verloop van deze periode kunnen zij direct opnieuw worden benoemd. Het bestuur kan leden van de visitatiecommissie schorsen en ontslaan, na een advies hiertoe van het verantwoordingsorgaan te hebben gevraagd. 3. Het lidmaatschap van de visitatiecommissie is niet verenigbaar met een andere of eerdere functie bij de stichting, eerdere werkzaamheden die voor de stichting zijn verricht of (voormalig) deelnemerschap in een pensioenregeling van de stichting. 4. Een lid van de visitatiecommissie dient een door het bestuur vast te stellen deskundigheid op het gebied van pensioenen te hebben. 5. Het lidmaatschap van de visitatiecommissie eindigt door: a. het verstrijken van de zittingsduur; b. het bedanken door het betreffende lid; c. ontslag door het bestuur; d. het, anders dan uit hoofde van de visitatiecommissie, betrokken raken bij de stichting; e. overlijden. 6. In geval van een tussentijdse vacature wordt door het bestuur een nieuw lid benoemd. Het nieuwe lid heeft zitting voor de gehele zittingsperiode van drie jaar. Gedurende het bestaan van een vacature behoudt de visitatiecommissie haar volledige bevoegdheden. De benoeming geschiedt binnen drie maanden na het ontstaan van de vacature. 7. De visitatiecommissie benoemt uit haar midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter. 8. Het bestuur draagt zorg voor secretariële ondersteuning van de visitatiecommissie. De kosten hiervan komen voor rekening van de stichting. Artikel 14. Bevoegdheden en taken van de visitatiecommissie 1. De visitatiecommissie beoordeelt: - de beleids- en bestuursprocedures en processen en de checks en balances in de stichting; - de aansturing van de stichting; en - het beleid van de stichting ten aanzien van de langere termijn risico s.

15 2. Het bestuur is verplicht desgevraagd aan de visitatiecommissie tijdig alle inlichtingen en gegevens te verstrekken, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt. 3. De visitatiecommissie heeft recht op overleg met het bestuur, de externe accountant en de certificerend actuaris. 4. Bestuur en visitatiecommissie komen ten minste eenmaal per drie jaar gezamenlijk in vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegenheden aan de orde gesteld waarover de visitatiecommissie een oordeel dient te geven. 5. De visitatiecommissie brengt eenmaal per drie jaar rapport uit over haar bevindingen. Op deze rapportage hoeft door het bestuur niet te worden gereageerd. Het verantwoordingsorgaan zal de rapportage van de visitatiecommissie betrekken in haar oordeel over het bestuur. 6. Ten behoeve van het functioneren van de visitatiecommissie is een huishoudelijk reglement vastgesteld. Artikel 15. Vergoedingen voor de visitatiecommissie 1. De leden van de visitatiecommissie ontvangen een door het bestuur vastgestelde vergoeding voor elke door hen bijgewoonde vergadering. Reis- en verblijfkosten worden eveneens vergoed, indien deze door de leden in hun functie zijn gemaakt. 2. De kosten van de in de voorgaande leden bedoelde vergoedingen komen voor rekening van de stichting. Artikel 16. Deelnemersraad 1. De stichting kent een deelnemersraad. De deelnemersraad bestaat uit vijf leden. In de deelnemersraad zijn de deelnemers en de pensioengerechtigden evenredig op basis van onderlinge getalsverhouding vertegenwoordigd. De samenstelling van de actieve deelnemers dient zoveel mogelijk een afspiegeling te zijn van de deelneming van de verschillende bedrijfstakken in de stichting. 2. De leden van de deelnemersraad worden in onderling overleg en op voordracht van - FNV Bondgenoten; - CNV Dienstenbond; en - Het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO) benoemd. 3. De leden van de deelnemersraad zijn afkomstig uit de kring van verzekerden en pensioengerechtigden van de stichting. Deze worden in onderling overleg benoemd door de in lid 2 genoemde organisaties. 4. De benoemende organisaties benoemen voor de hen benoemde raadsleden één of meer plaatsvervangende leden. Hetgeen in de statuten is bepaald ten aanzien van de raadsleden geldt evenzeer voor de plaatsvervangende leden, indien zij optreden als raadslid.

16 5. Een lid van de deelnemersraad dient een door het bestuur vast te stellen deskundigheid op het gebied van pensioenen te hebben. De bevordering van de deskundigheid van de leden van de deelnemersraad is geregeld in het deskundigheidsplan van de stichting. 6. De benoeming van de leden van de deelnemersraad geldt voor de duur van drie jaar. 7. De leden en plaatsvervangende leden van de deelnemersraad zijn na het verstrijken van hun benoemingsduur opnieuw benoembaar. 8. Voorafgaand aan elke benoeming van leden van de deelnemersraad stelt het bestuur de zetelverdeling tussen de deelnemers en de pensioengerechtigden vast. Het aantal deelnemers en het aantal pensioengerechtigden binnen de stichting wordt daartoe uitgedrukt in twee percentages die gezamenlijk honderd bedragen. Deze percentages, die de vertegenwoordiging van het aantal deelnemers en van het aantal pensioengerechtigden binnen de stichting uitdrukken, worden verdeeld in eenheden van twintig, waarbij voor iedere eenheid een zetel wordt toegekend. Een eventuele restzetel valt toe aan de groep met het hoogste restpercentage. 9. Behalve door periodiek aftreden, eindigt het lidmaatschap van de deelnemersraad door: a. het bedanken door het betreffende lid; b. overlijden; c. beëindiging van de dienstbetrekking bij een aangesloten onderneming in geval van een vertegenwoordiger van de deelnemers; d. een daartoe strekkend besluit van de organisatie die het lid heeft benoemd; e. ontslag door de deelnemersraad, waardoor een tussentijdse vacature ontstaat. Ontslag door de deelnemersraad is alleen mogelijk wanneer de betrokkene, naar de mening van meer dan de helft van de leden van de deelnemersraad, ernstig in gebreke blijft in de uitoefening van zijn functie. 10. In geval van een tussentijdse vacature in de deelnemersraad benoemt, afhankelijk van de geleding waarin de vacature is ontstaan, de desbetreffende vakvereniging dan wel representatieve organisatie zo spoedig mogelijk een opvolger van het betrokken lid. Het nieuwe lid heeft zitting gedurende de tijd die het vervangen lid nog had te vervullen, doch is na afloop van die termijn terstond opnieuw benoembaar. Gedurende het bestaan van een vacature behoudt de deelnemersraad zijn volledige bevoegdheden. De benoeming geschiedt binnen drie maanden na het ontstaan van de vacature. 11. De deelnemersraad kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden gekozen voor een periode van drie jaar. 12. Het bestuur draagt zorg voor secretariële ondersteuning van de deelnemersraad. De kosten hiervan komen voor rekening van de stichting. Artikel 17. Rechten en bevoegdheden van de deelnemersraad 1. De deelnemersraad adviseert het bestuur gevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die de stichting betreffen, maar in ieder geval over elk voorgenomen besluit van het bestuur met betrekking tot: a. het nemen van maatregelen van algemene strekking;

17 b. wijziging van statuten en reglementen van de stichting; c. vaststelling van het jaarverslag, de jaarrekening, de actuariële en bedrijfstechnische nota bedoeld in artikel 145 Pensioenwet, een langetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 138 Pensioenwet en een kortetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 140 Pensioenwet; d. vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten indien toepassing wordt gegeven aan artikel 134 Pensioenwet; e. het vaststellen en het wijzigen van het toeslagbeleid; f. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van de stichting of de overname van verplichtingen door de stichting; g. liquidatie van de stichting; h. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst of uitvoeringsreglement; i. het terugstorten van premie of geven van premiekorting, bedoeld in artikel 129 Pensioenwet. 2. Het bestuur vraagt het advies van de deelnemersraad op een zodanig tijdstip dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de in eerste lid bedoelde door het bestuur te nemen besluiten. Bij het vragen van advies wordt aan de deelnemersraad een overzicht verstrekt van de beweegredenen voor het besluit alsmede van de gevolgen die het besluit naar te verwachten valt voor de belanghebbenden bij de stichting zal hebben. 3. Het bestuur (of een delegatie van het bestuur) en de deelnemersraad komen ten minste tweemaal per kalenderjaar gezamenlijk in vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegenheden aan de orde gesteld waarover het bestuur of de deelnemersraad overleg wenselijk achten. Deze gezamenlijke vergaderingen worden beurtelings voorgezeten door de voorzitter van het bestuur, respectievelijk door de voorzitter van de deelnemersraad. 4. De stichting verstrekt desgevraagd aan de deelnemersraad tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de invulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt. 5. De stichting informeert de deelnemersraad onverwijld schriftelijk over: a. de verplichting tot het opstellen van een kortetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 140 Pensioenwet; b. de verplichting tot het opstellen van een langetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 138 Pensioenwet; c. de aanstelling van een bewindvoerder als bedoeld in artikel 173 Pensioenwet; d. de beëindiging van de situatie, bedoeld in artikel 172 Pensioenwet, waarin de bevoegdheiduitoefening van alle of bepaalde organen van de stichting is gebonden aan de toestemming van een of meer door de toezichthouder benoemd personen. 6. Het bestuur deelt de deelnemersraad, uiterlijk binnen drie maanden nadat het desbetreffende besluit is genomen, schriftelijk mee in hoeverre een gegeven advies (ten dele) is opgevolgd. Als het gegeven advies (ten dele) niet is opgevolgd, zal het bestuur daarvan de redenen melden. 7. De deelnemersraad is, in het kader van de uitoefening van zijn taken, bevoegd deskundigen te raadplegen. Het bestuur wordt hiervan vooraf op de hoogte gebracht, alsmede van de te verwachten kosten. De kosten komen voor rekening van de stichting.

18 8. De deelnemersraad beschikt over een beroepsrecht bij de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam, ten aanzien waarvan de te volgen procedures zijn vastgelegd in artikel 217 Pensioenwet. 9. Een geleding van de deelnemersraad beschikt over een beroepsrecht bij de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam, ten aanzien waarvan de te volgen procedures zijn vastgelegd in artikel 218 Pensioenwet. 10. De deelnemersraad stelt een huishoudelijk reglement vast waarin de werkwijze van de deelnemersraad wordt vastgelegd, hetgeen onder meer inhoudt: - de wijze waarop en de gevallen waarin vergaderingen van de deelnemersraad worden bijeengeroepen; - de wijze waarop de deelnemersraad in de vergaderingen besluiten neemt; - de wijze waarop de deelnemersraad de in het eerste lid van dit artikel bedoelde adviezen samenstelt en aan het bestuur ter kennis brengt. Het huishoudelijk reglement behoeft de goedkeuring van het bestuur van de stichting. De deelnemersraad is verplicht om zich te houden aan de procedures die zijn vastgelegd in het huishoudelijk reglement. Artikel 18. Vergoedingen voor de deelnemersraad 1. De raadsleden ontvangen vacatiegeld voor elke door hen bijgewoonde vergadering met een maximum van vier vergaderingen. Reis- en verblijfkosten worden eveneens vergoed, indien deze door de raadsleden in hun functie zijn gemaakt. 2. De hoogte van de in het eerste lid bedoelde vergoedingen is gelijk aan de vergoeding voor de leden van het bestuur van de stichting. 3. Wordt het aantal van vier vergaderingen per kalenderjaar overschreden, dan komen voor de navolgende vergaderingen slechts de reis- en verblijfkosten voor vergoeding in aanmerking. Deze worden vastgesteld door het bestuur naar redelijkheid en billijkheid. 4. De kosten van de in de voorgaande leden bedoelde vergoedingen komen voor rekening van de stichting. Artikel 19. Aangesloten onderneming Aangesloten ondernemingen zijn de ondernemingen welke: a. door het bestuur op een desbetreffend verzoek als zodanig zijn toegelaten, of b. een of meer werknemers in dienst hebben, respectievelijk voor wie een of meer werknemers arbeid verrichten, een en ander voor zover deze werknemers vallen onder de verplichtstelling krachtens artikel 2 van de Wet. c. Voor een toegelaten onderneming die niet is gebonden aan het uitvoeringsreglement komt de toelating tot stand door en na het sluiten van een schriftelijke uitvoeringsovereenkomst waarvan de voorwaarden door de stichting worden bepaald.

19 Artikel 20. Vrijwillige aansluiting ondernemingen 1. De werkgever die geen onderneming zoals bedoeld in artikel 1 exploiteert heeft de mogelijkheid om zich vrijwillig aan te sluiten bij de stichting. 2. Het bestuur is bevoegd een vrijwillige aansluiting te realiseren indien - ter vaststelling door het bestuur - de natuurlijke persoon of rechtspersoon een onderneming exploiteert, die: a. hetzij in een economische en/of organisatorische eenheid beheer voert over één of meer ondernemingen als bedoeld onder artikel 1; b. hetzij deel uitmaakt van een economische en/of organisatorische eenheid en die eenheid zich in overwegende mate bezighoudt met het uitoefenen van activiteiten als vermeld in de voor de stichting van toepassing zijnde verplichtstellingbeschikkingen voor de - groothandel in aardappelen, groenten of fruit; - groothandel in eieren; - groothandel in kaas; zoals deze verplichtstellingsbeschikkingen luiden op 1 januari 2007; c. hetzij soortgelijke activiteiten verricht als de activiteiten die in de onder sub a genoemde ondernemingen plaatsvinden; of d. onder de werkingssfeer van de stichting viel, maar aansluitend buiten de werkingssfeer komt te vallen door wijziging van de werkingssfeer of door afsplitsing van de onderneming; en een overeenkomst tot vrijwillige aansluiting heeft gesloten met de stichting op grond waarvan de collectieve arbeidsovereenkomst voor de onder sub b. genoemde bedrijfstak wordt toegepast en tevens wordt deelgenomen in de sociale fondsen van de betreffende bedrijfstak. 3. Voor vrijwillige aansluiting geldt dat de werknemers waarvoor vrijwillige aansluiting wordt gevraagd niet verplicht deelnemen in een andere pensioenregeling. Tevens geldt dat er geen andere bedrijfstak-cao of ondernemings-cao van toepassing mag zijn op de werknemers voor wie vrijwillige aansluiting wordt gevraagd. 4. Vrijwillige aansluiting is uitsluitend mogelijk indien alle in lid 3 bedoelde huidige en toekomstige werknemers deel gaan nemen aan de pensioenregeling van de stichting. Tevens dient voor alle werknemers de collectieve arbeidsovereenkomst voor een onder lid 2 sub b. genoemde bedrijfstak toegepast te gaan worden. 5. Werknemers die ingevolge de desbetreffende bedrijfstak-cao zijn uitgezonderd, komen niet in aanmerking voor deelname aan de pensioenregeling van de stichting. 6. Als voorwaarde voor vrijwillige aansluiting kan gelden het betalen van een premieopslag op de geldende doorsneepremie. Een eventuele premieopslag is afhankelijk van de risico s voor de stichting als gevolg van de vrijwillige aansluiting. 7. Na vrijwillige aansluiting bij de stichting zijn, met inachtneming van de uitvoeringsovereenkomst voor vrijwillige aansluiting, de statuten, pensioenreglementen en het uitvoeringsreglement van de stichting volledig van toepassing op de werkgever en zijn werknemers.