HUISVESTINGSVERORDENING GEMEENTE DORDRECHT 1996

Vergelijkbare documenten
Huisvestingsverordening Papendrecht 2005

Splitsingsverordening

CVDR. Nr. CVDR55875_1. Huisvestingsverordening juni Officiële uitgave van Schiermonnikoog.

INHOUDSOPGAVE. HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen. Artikel 1.1 Begripsbepalingen. HOOFDSTUK 2 Verdeling van woonruimte. Paragraaf Artikel Artikel

Verordening houdende regels betreffende de verdeling van woonruimte en het wijzigen van de woonruimtevoorraad gemeente Sliedrecht 2011

gelezen het raadsvoorstel nummer RV van het college van burgemeester en wethouders van Den Helder van 17 mei 2011;

VERORDENING houdende regels betreffende de verdeling en het gebruik van woonruimte

Verordening, houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en de. wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad.

Huisvestingsverordening Breda 2015

HUISVESTINGSVERORDENING GEMEENTE OEGSTGEEST gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 augustus 2007, nr.

Nadere regels voor het verstrekken van onttrekkings- en splitsingvergunningen op grond van de Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam 2006

rv277 Den Haag, 31 augustus Aan de gemeenteraad.

Huisvestingsverordening WERV-gemeenten Wageningen 2013 met toelichting

gelet op de artikelen 4, 5, 7, 9, 10, 11, 12, 13, 18, 19 en 20 van de Huisvestingswet 2014 en de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet;

Huisvestingsverordening Velsen Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen. Artikel 1 Begripsbepalingen

Huisvestingsverordening 1998 van de gemeente Voorschoten. gezien het voorstel van burgemeester en wethouders dd. 17 maart 1998, nr.

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 maart 2015, nr. B ;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. XXXXXX 2015, nr. XXXXXX;

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

De huisvestingsverordening gemeente Epe 2015 vast te stellen.

HUISVESTINGSVERORDENING 2011 GEMEENTE GRONINGEN. gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 januari 2011;

Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte

Partiele Regionale Huisvestingsverordening 2009 voor het grondgebied van de gemeenten Hengelo en Enschede

Huisvestingsverordening gemeente Heusden 2016

gezien het advies van de raadscommissie d.d. 2 juni 2015; besluit vast te stellen de Huisvestingsverordening Terschelling 2015

Huisvestingsverordening gemeente Elburg 1994

Huisvestingsverordening Heemskerk 2008

Raadsbesluit. vast te stellen de volgende. Verordening op de woning- en kamerbemiddelingsbureaus Hoofdstuk 1. Algemeen. 1. Begripsbepalingen.

HUISVESTINGSVERORDENING WERV - WAGENINGEN

Huisvestingsverordening Alkmaar

gemeente Leerdam 10 december 2009 Huisvestingsverordening 2009

HUISVESTINGSVERORDENING WERV - EDE

CVDR. Nr. CVDR4390_1. 5 december Officiële uitgave van Amersfoort.


INFORMATIEBLAD. Huisvestingswet en huisvestingsverordening 2019

gebied of complex waarover in het kader van herstructurering afspraken zijn of worden gemaakt;

VERORDENING WIJZIGING WONINGVOORRAAD 2011 GEMEENTE LEIDERDORP

CVDR. Nr. CVDR9669_1. 5 december Officiële uitgave van Amersfoort.

Regionale Huisvestingsverordening 2014

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van..; gelet op titel VA van de Wet op de kansspelen en artikel 149 van de Gemeentewet;

Verordening houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en de wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad

Verordeningen en regelgeving - 405

Wonen in de regio Amsterdam. Globale inhoud Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2010

(In dit exemplaar zijn de 1e,2e, 3e, 5e, 6e en 8e wijziging verwerkt)

Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2010

Artikel 3 1 van 9 Agendapunt 6

huisvestingsverordening kamerbewoning Lith Dienst/afdeling SLWE

Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2013

Huisvestingsverordening artikel Urgent woningzoekenden 1. Burgemeester en wethouders kunnen een in het register* ingeschreven woningzoekende

GEMEENTEBLAD. Nr Huisvestingsverordening 2015

HUISVESTINGSVERORDENING 2006 GEMEENTE GRONINGEN. gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2006;

Verordening. speelautomaten (hallen) * * Verordening speelautomaten(hallen) 2016 D

VERORDENING. Laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 22 april 2009, nr. 7. Datum bekendmaking: 6 mei Datum inwerkingtreding: 7 mei 2009.

Overzicht wetten en enkele specifieke wetsartikelen

Verdeling van woonruimten en woningbouwkavels. Leegmelding en voordracht Afwijkende bepalingen voor bijzondere woonvormen Organisatie en bevoegdheden

INHOUDSOPGAVE. HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen. HOOFDSTUK 2 Verdeling van woonruimte. Paragraaf 2.1 Werkingsgebied

Wetstechnische informatie

29 oktober 2014 Officiële uitgave van gemeente Soest.

HUISVESTINGSVERORDENING ALBLASSERWAARD- VIJFHEERENLANDEN GEMEENTE (NAAM GEMEENTE INVULLEN) 2011

Vast te stellen de volgende verordening, houdende regels omtrent de verdeling van woonruimtes.

GEMEENTE VALKENBURG AAN DE GEUL. gezien het voorstel van burgemeester en 'Wethouders van 8 december 1987;

CVDR. Nr. CVDR378226_1. Regionale Nood-Huisvestingsverordening Afdeling 1 Algemeen Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond: Haarlemmerliede en Spaarnwoude 2015

Verordening tot wijziging van de Huisvestingsverordening Noordwijk 2005

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 januari 2004, nr ;

Huisvestingsverordening gemeente Alblasserdam 2018

1e Wijziging Huisvestingsverordening Baarn 2013

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels omtrent taxi s Taxiverordening Breda

Beleidsregels toewijzen woonwagenstandplaatsen Gouda

Artikel 1.1. Begripsbepalingen In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 oktober 2001, nummer 7/90.01;

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2001 Nr. 25

Huisvestingsverordening aangewezen gebieden Rotterdam 2014

1 e wijziging Huisvestingsverordening Baarn 2013

Huisvestingsverordening s-hertogenbosch 2015

VERORDENING PEUTERSPEELZALEN OEGSTGEEST gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 november 2004, nr.

Gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2006, nr.

MONUMENTENVERORDENING GEMEENTE HAARLEMMERMEER 2004

Huisvestingsverordening gemeente Opmeer gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van

Huisvestingsverordening aangewezen gebieden Rotterdam

Uitvoeringsinstructie 12

Model Raadsbesluit Urgentieverordening Huisvestingswet 2014

WOONSCHEPENVERORDENING en Ligplaatsenkaarten Lelystad 2010

Verordening voor kamerverhuur- en

MONUMENTENVERORDENING 2006

Wijziging Uitvoeringsinstructie 12 Tijdelijke Verhuur naar aanleiding van de wijzigingen in de Leegstandwet d.d. 1 juli 2013(3B, 2014, 179)

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 juni 2016

Uitvoeringsbesluit kamerverhuurpanden Voorne Putten 2014

Verordening op het parkeren 2007

Beleidsregels voor verlening of weigering onttrekkings- en splitsingsvergunning

WOONSCHEPENVERORDENING en Ligplaatsenkaarten Lelystad 2010

Gemeente Papendrecht

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Baarn

Informatie over deze regeling kunt u inwinnen bij de afdeling Openbare Ruimte en Verkeer, de heer

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 3 oktober 2006, Nr. SO/2006/5545;

Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2010

Hoofdstuk 2. Wijzigingen in de woonruimtevoorraad Paragraaf 2.1 Vergunning voor onttrekking, omzetting en woningvorming

Erfgoedverordening gemeente Houten

Huisvestingsverordening, onderdeel woonruimtevoorraad, Leiden 2015 vastgesteld

Transcriptie:

HUISVESTINGSVERORDENING GEMEENTE DORDRECHT 1996 VERORDENING houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en de wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad. Tekst van de verordening zoals die geldt met ingang van 26 april 2004.

INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen Artikel 1.1 Begripsbepalingen HOOFDSTUK 2. Verdeling van woonruimte Paragraaf 2.1 Werkingsgebied Artikel 2.1.1 Huurprijsgrens Artikel 2.1.2 Nadere afperking Paragraaf 2.2 Huisvestingsvergunning Artikel 2.2.1 Vergunningvereiste Artikel 2.2.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning Artikel 2.2.3 Criteria voor vergunningverlening Artikel 2.2.4 Vruchteloze aanbieding Artikel 2.2.5 Intrekking Artikel 2.2.6 Niet verlenen huisvestingsvergunning Artikel 2.2.7 Afwijkingsbevoegdheid Paragraaf 2.3 Toelating Artikel 2.3.1 Leeftijd Artikel 2.3.2 Verblijfsstatus Paragraaf 2.4 Passendheid Artikel 2.4.1 Vervallen Artikel 2.4.2 Vervallen Paragraaf 2.5 Urgentie en urgentiefactoren Artikel 2.5.1 Urgentieverklaring Artikel 2.5.2 Aanvragen van een urgentieverklaring Artikel 2.5.3 Criteria voor urgenties Artikel 2.5.4 Bemiddeling Artikel 2.5.5 Wijziging, intrekking, vervallen urgentieverklaring Artikel 2.5.6 Adviezen Paragraaf 2.6 Organisatie en bevoegdheden Artikel 2.6.1 Overeenkomsten HOOFDSTUK 3. Wijzigingen van de woonruimtevoorraad Paragraaf 3.1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting Artikel 3.1.1 Werkingsgebied Artikel 3.1.2 Vergunningvereiste Artikel 3.1.3 Aanvragen van een vergunning Artikel 3.1.4 Criteria voor vergunningverlening Artikel 3.1.5 Compensatie Artikel 3.1.6 Intrekking - 1 -

Paragraaf 3.2 Splitsing in appartementsrechten Artikel 3.2.1 Werkingsgebied Artikel 3.2.2 Vergunningvereiste Artikel 3.2.3 Aanvragen van een splitsingsvergunning Artikel 3.2.4 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning Artikel 3.2.5 Aanhouding van de beslissing op de aanvraag om splitsingsvergunning Artikel 3.2.6 Intrekking HOOFDSTUK 4. Woonwagenstandplaatsen Artikel 4.1 Werkingsgebied Artikel 4.2 Wachtlijst van standplaatszoekenden Artikel 4.3 Inschrijving Artikel 4.4 Voorwaarden voor inschrijving Artikel 4.5 Vervallen van de inschrijving Artikel 4.6 Toewijzing van standplaatsen Artikel 4.7 Verbodsbepaling Artikel 4.8 Verlenen van de vergunning Artikel 4.9 Overgangsbepaling HOOFDSTUK 5. Verdere bepalingen Artikel 5.1 Hardheidsclausule Artikel 5.2 Strafbepaling Artikel 5.3 Handhaving Artikel 5.4 Restbepaling Artikel 5.5 Overleg bij wijziging HOOFDSTUK 6. Overgangs- en slotbepalingen Artikel 6.1 Overgangsbepaling Artikel 6.2 Citeertitel Artikel 6.3 Inwerkingtreding - 2 -

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: Artikel 1.1 a. wet: de Huisvestingswet; b. besluit: het Huisvestingsbesluit; c. woonruimte: het daaromtrent in artikel 1, sub 1.b, van de wet bepaalde; d. huurprijs: het daaromtrent in artikel 1, sub, 1.j van de wet bepaalde; e. huurprijsgrens: het daaromtrent in artikel 6, lid 3, van de wet bepaalde; f. aftoppingsgrens: de grens als bedoeld in artikel 20, lid 2 en lid 3 van de Huursubsidiewet; g. regio: gebied bestaande uit het grondgebied van de gemeenten Alblasserdam, Dordrecht, Heerjansdam, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht; h. economische binding: het daaromtrent in artikel 1, sub 1.l van de wet bepaalde; i. maatschappelijke binding: het daaromtrent in artikel 1, sub 1.m van de wet bepaalde; j. huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een (duurzame) gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren; k. inkomen: het rekeninkomen zoals bedoeld in artikel 3 van de Huursubsidiewet; l. huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet; m. eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2, van de wet bepaalde; n. onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte; o. inwoning: het bewonen van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen; p. urgente woningzoekenden: woningzoekenden met een economische of maatschappelijke binding met de regio die op grond van een noodsituatie dringend andere zelfstandige woonruimte nodig hebben; q. onttrekkingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30 van de wet; r. splitsingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 33 van de wet; s. onttrekken aan de bestemming tot bewoning: het geheel of gedeeltelijk slopen van woonruimte of het gebruiken van woonruimte voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden; t. standplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Woningwet (Stbl. 1991, 439); u. woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Woningwet; v. huurovereenkomst: de overeenkomst tussen de huurder en de verhuurder van de standplaats, waarin de huurbepalingen voor de standplaats, al dan niet in combinatie met een woonwagen, zijn geregeld. w. zoekprofiel: het kader waarbinnen een urgent woningzoekende met gebruikmaking van zijn urgentieverklaring woonruimte dient te zoeken of wordt bemiddeld. 3

HOOFDSTUK 2. Verdeling van woonruimte Paragraaf 2.1 Werkingsgebied Huurprijsgrens Artikel 2.1.1 Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op woonruimten met een huurprijs beneden de huurprijsgrens. Nadere afperking Artikel 2.1.2 In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1.1 is dit hoofdstuk niet van toepassing op: a. woonruimten als bedoeld in artikel 6, lid 1, van de wet (inwoning, woonwagens, woonschepen); b. onzelfstandige woonruimten. Paragraaf 2.2 Huisvestingsvergunning Vergunningvereiste Artikel 2.2.1 1. Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte, aangewezen, of uitgezonderd in de artikelen 2.1.1 en 2.1.2, in gebruik te nemen voor bewoning. 2. Het is verboden een in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning. Aanvragen van een huisvestingsvergunning Artikel 2.2.2 1. Een huisvestingsvergunning wordt aangevraagd bij burgemeester en wethouders, via een daartoe door hen beschikbaar te stellen formulier. Op of bij het aanvraagformulier geven burgemeester en wethouders aan welke gegevens door de aanvrager moeten worden verstrekt en welke bewijsstukken moeten worden overgelegd. De aanvraag bevat in ieder geval: a. gegevens over (het huishouden van) de aanvrager; b. bescheiden aan de hand waarvan het inkomen van (het huishouden van) de aanvrager kan worden vastgesteld; c. behoudens de gevallen als bedoeld in artikel 23, lid 3, van de wet (medehuurderschap): een verklaring van de verhuurder, waaruit blijkt dat deze bereid is de woning aan de aanvrager te verhuren; 4

2. In de huisvestingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders in ieder geval: a. de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft; b. de naam van degene die als vergunninghouder wordt aangemerkt; c. het aantal personen dat zich in de woonruimte zal vestigen; d. de termijn waarbinnen van de vergunning gebruik kan worden gemaakt. 3. Burgemeester en wethouders zenden de eigenaar van de woonruimte een afschrift van de huisvestingsvergunning. Criteria voor vergunningverlening Artikel 2.2.3 1. Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning indien: a. het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt op grond van het bepaalde in paragraaf 2.3 in aanmerking kan komen voor een huisvestingsvergunning; b. het inkomen van het huishouden in redelijke verhouding staat tot de huur van de woonruimte. Bij het verlenen van een huisvestingsvergunning voor het ingebruiknemen van een woonruimte met een rekenhuur als bedoeld in artikel 5, lid 1 van de Huursubsidiewet, die gelijk is aan of lager dan de aftoppingsgrens, bedoeld in artikel 20, lid 2 van die wet, wordt zoveel mogelijk voorrang verleend aan woningzoekenden die een zodanig rekeninkomen als bedoeld in artikel 3 van die wet genieten, dat zij een beroep kunnen doen op huursubsidie in de zin van artikel 1, onderdeel e van die wet. Bij de bepaling van het rekeninkomen kunnen burgemeester en wethouders gebruikmaken van het meest recente inkomen van de woningzoekende. 2. Indien de aanvraag voor een huisvestingsvergunning betrekking heeft op een dienstwoning wordt de huisvestingsvergunning verleend aan degene aan wie die woonruimte door de bevoegde instelling of het bevoegde bedrijf in verband met zijn functie bij die instelling of bedrijf is toegewezen. Het bepaalde in lid 1, onder b en c blijft in dat geval buiten toepassing. 3. Indien de aanvraag voor een huisvestingsvergunning betrekking heeft op een ambtswoning wordt de huisvestingsvergunning verleend aan degene aan wie die woonruimte in verband met zijn ambt is toegewezen. Het bepaalde in lid 1, onder b en c blijft in dat geval buiten toepassing. Vruchteloze aanbieding Artikel 2.2.4 1. In afwijking van het in artikel 2.2.3 bepaalde wordt de vergunning altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in de leden 2 en 3 weergegeven procedure gedurende twee maanden vruchteloos is aangeboden aan woningzoekenden die op grond van artikel 2.2.3 voor die woonruimte in aanmerking kunnen komen. 2. De eigenaar moet de woonruimte gedurende de in het vorige lid genoemde termijn tenminste 2 maal te huur of te koop hebben aangeboden door middel van een advertentie in een in de gemeente verschijnend dag- of weekblad. Deze advertentie moet in ieder geval bevatten: a. het adres van de woonruimte; b. de overeenkomstig artikel 26, lid 2, van de wet bepaalde huurprijs van de woonruimte; c. de mededeling dat degenen die voldoen aan het bepaalde in artikel 2.2.3 de voorkeur genieten. De in het vorige lid genoemde termijn begint te lopen op de datum van plaatsing van de eerste advertentie die voldoet aan het hier bepaalde. 3. Indien de eigenaar aan burgemeester en wethouders aannemelijk kan maken, dat hij de woonruimte op andere, gelijkwaardige wijze vruchteloos heeft aangeboden aan de in het eerste lid genoemde woningzoekenden, is het bepaalde in het eerste lid van toepassing. 5

Artikel 2.2.5 Intrekking Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien: a. de vergunninghouder de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft niet binnen de door burgemeester en wethouders gestelde termijn in gebruik heeft genomen; b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens, waarvan deze wist of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren. Niet verlenen huisvestingsvergunning Artikel 2.2.6 De huisvestingsvergunning wordt niet verleend indien de aanvrager voor de door hem te betrekken woonruimte aanspraken op huursubsidie maakt of zal maken voor een woonruimte met een huurprijs die de aftoppingsgrens te boven gaat, tenzij burgemeester en wethouders daar positief over hebben geadviseerd. Afwijkingsbevoegdheid Artikel 2.2.7 Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de in artikel 2.2.3 genoemde voorwaarden: a. voor door hen aan te wijzen groepen woningen, woningcomplexen, of delen van de gemeente; b. indien in verband met doorstroming een naar het oordeel van burgemeester en wethouders wezenlijke bijdrage wordt geleverd aan de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte. Paragraaf 2.3 Toelating Leeftijd Artikel 2.3.1 Tenminste één lid van het huishouden moet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt. Verblijfsstatus Artikel 2.3.2 De leden van het huishouden moeten óf de Nederlandse nationaliteit bezitten óf over een geldige verblijfstitel beschikken. 6

Paragraaf 2.4 Passendheid Artikel 2.4.1 Verhouding inkomen - huurprijs Vervallen: zie artikel 2.2.3, onder b. Artikel 2.4.2 Bezettingsnorm Vervallen: zie artikel 2.2.3, lid 1, onder c. Paragraaf 2.5 Urgentie en urgentiefactoren Urgentieverklaring Artikel 2.5.1 1. Indien een woningzoekende dringend behoefte heeft aan een (andere) woonruimte, kan hij aan burgemeester en wethouders verzoeken om een urgentieverklaring. 2. Een urgentieverklaring houdt in: a. de erkenning dat verhuizing van de woningzoekende dringend noodzakelijk is en dat hij binnen een termijn van ten hoogste drie maanden over andere woonruimte moet beschikken; b. de mededeling dat de urgentie beperkt is tot woonruimte die past binnen het door burgemeester en wethouders in de urgentieverklaring vermelde zoekprofiel; c. de mededeling dat het gaat om een regionale dan wel een lokale urgentie; d. een verklaring dat betrokkene zelf op het aanbod moet reageren, dan wel bemiddeld wordt. 3. Burgemeester en wethouders vermelden in de urgentieverklaring: a. het zoekprofiel dat voor de betrokken woningzoekende van toepassing is; b. de termijn van geldigheid van de verklaring. Aanvragen van een urgentieverklaring Artikel 2.5.2 1. Een aanvraag voor een urgentieverklaring wordt ingediend bij burgemeester en wethouders, via een daartoe door hen beschikbaar te stellen formulier. De woningzoekende die een urgentieverklaring aanvraagt, is verplicht de gegevens te verstrekken die naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk zijn om de aanvraag te kunnen beoordelen. Op of bij de aanvraag geven burgemeester en wethouders aan welke gegevens in ieder geval moeten worden verstrekt, al dan niet vergezeld van bewijsstukken. 2. Op of bij de urgentieverklaring vermelden burgemeester en wethouders de inhoud van die urgentieverklaring, zoals bedoeld in artikel 2.5.1, lid 2. 7

Artikel 2.5.3 Criteria voor urgenties 1. Om in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 2.5.1 moet men een economische of maatschappelijke binding met de regio bezitten en moet er tenminste sprake zijn van één van de volgende factoren: - gedwongen herhuisvesting; - sociale indicatie; - medische indicatie; - verlaten van een opvanginstelling. 2. Burgemeester en wethouders leggen in beleidsregels vast welke uitgangspunten worden gehanteerd bij de beslissing op aanvragen om een urgentieverklaring. Bemiddeling Artikel 2.5.4 1. Voor woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring bemiddelen burgemeester en wethouders bij eigenaren van woonruimte, opdat zij in aanmerking komen voor een woonruimte zoals bedoeld in artikel 2.5.1, lid 2, onderdeel b. 2. Burgemeester en wethouders geven deze bemiddeling nader vorm in de in artikel 2.6.1 bedoelde overeenkomsten met eigenaren. Artikel 2.5.5 Wijziging, intrekking, vervallen urgentieverklaring 1. Bij gewijzigde omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de inhoud van de afgegeven urgentieverklaring te wijzigen. Dit wordt ter kennis van de woningzoekende gebracht door middel van een gewijzigde urgentieverklaring. De eerder afgegeven urgentieverklaring komt daarbij te vervallen. 2. Burgemeester en wethouders kunnen een urgentieverklaring intrekken, indien: a. aan de vereisten voor het verkrijgen van een urgentieverklaring niet meer wordt voldaan, of; b. de urgentieverklaring is verstrekt op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren. 3. De urgentieverklaring vervalt van rechtswege: a. na het verstrijken van de termijn genoemd in artikel 2.5.1, lid 3, onder b; b. nadat de woningzoekende twee maal een aangeboden woning heeft geweigerd. 4 Burgemeester en wethouders kunnen besluiten tot verlenging van de in artikel 2.5.1, lid 3, onder b genoemde termijn, indien daar naar hun oordeel gegronde redenen voor zijn. 5. Het bepaalde in lid 3, onder b, is niet van toepassing voor woningzoekenden uit aangewezen stadsvernieuwingsgebieden. 8

Artikel 2.5.6 Adviezen Burgemeester en wethouders kunnen zich laten adviseren omtrent de indicaties als bedoeld in artikel 2.5.3. Paragraaf 2.6 Organisatie en bevoegdheden Overeenkomsten Artikel 2.6.1 Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren overeenkomsten sluiten over het in gebruik geven van woonruimte. Deze overeenkomsten zijn een aanvulling op de verordening, tenzij nadrukkelijk uit de overeenkomst blijkt dat deze in de plaats treedt van delen of het geheel van de verordening. De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De overeenkomsten worden ter goedkeuring aan de gemeenteraad voorgelegd. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belanghebbenden. 9

HOOFDSTUK 3. Wijzigingen van de woonruimtevoorraad Paragraaf 3.1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting Werkingsgebied Artikel 3.1.1 Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing op gebouwen die woonruimte bevatten. Vergunningvereiste Artikel 3.1.2 Het is verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders een woonruimte, aangewezen in artikel 3.1.1: a. aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, of voor een zodanig gedeelte aan die bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is; b. met andere woonruimte samen te voegen; c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten. Aanvragen van een vergunning Artikel 3.1.3 1. De aanvraag voor een vergunning tot onttrekking, samenvoeging of omzetting wordt ingediend bij burgemeester en wethouders, via een daartoe door hen beschikbaar te stellen formulier. Burgemeester en wethouders vermelden op of bij het aanvraagformulier welke gegevens of bescheiden de aanvrager moet verstrekken met het oog op de beoordeling van de aanvraag. 2. Burgemeester en wethouders kunnen bij de beoordeling van aanvragen tot onttrekking voor de uitoefening van een bedrijf advies inwinnen bij de Kamer van Koophandel. 3. Burgemeester en wethouders kunnen bij de beoordeling van aanvragen tot onttrekking voor de praktijkuitoefening door officieel erkende medici of para-medici advies inwinnen bij de Adviescommissie Huisvesting Beoefenaars van Medische en Para-medische Beroepen. Criteria voor vergunningverlening Artikel 3.1.4 1. Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning, tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met het onttrekken aan de bestemming tot bewoning gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad niet door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend. 2. Indien de aanvraag betrekking heeft op samenvoeging van woonruimte en naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende compensatie als bedoeld in artikel 3.1.5 wordt gebo- 10

den, wordt de vergunning in ieder geval verleend, indien: a. bij samenvoeging de vergunningaanvrager eigenaar-bewoner is en de bestemming tot bewoning gehandhaafd blijft, of; b. de aanvraag geschiedt door een verhuurder/ beheerder voor een huishouden dat op grond van artikel 7.1.1 van de Bouwverordening een ongeschikte woning bewoont en dat de na samenvoeging ontstane woonruimte op grond van artikel 7.1.1 van de Bouwverordening geschikt is; 3. De vergunning ingevolge het tweede lid onder b wordt slechts verleend indien de verhuurder/ beheerder kan aantonen dat in zijn woningbestand geen geschikte woning beschikbaar is voor het betreffende huishouden. 4. Indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders zowel het belang van de aanvrager als het belang van de volkshuisvesting zwaar wegen, of het belang van de aanvrager niet opweegt tegen het belang van de volkshuisvesting, kunnen zij de vergunning toch verlenen, indien de aanvrager voldoende compensatie biedt als bedoeld in artikel 3.1.5 en ook overigens aan door hen gestelde voorwaarden en voorschriften heeft voldaan. 5. Indien de aanvraag betrekking heeft op het onttrekken van woonruimte aan de bestemming ten behoeve van een functiewijziging van die woonruimte, verlenen burgemeester en wethouders de vergunning onder de voorwaarde dat de voor de functiewijziging noodzakelijke bouwvergunning tot stand komt. 6. In de vergunning vermelden burgemeester en wethouders in ieder geval: a. dat de vergunning van rechtswege vervalt indien daar niet binnen één jaar na de datum van afgifte gebruik van is gemaakt; b. de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft; c. de opgelegde compensatie; d. het toegekende huisnummer na samenvoeging van woonruimten; e. de bestemming van de ruimte na het onttrekken van de woonruimte aan de woonbestemming. 7. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor tijdelijke onttrekking, indien de onttrekking voorziet in een tijdelijke behoefte. Compensatie Artikel 3.1.5 1. De aanvrager compenseert de te onttrekken, samen te voegen of om te zetten woonruimte: a. door het toevoegen aan de woningvoorraad van andere, vervangende woonruimte, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gelijkwaardig is aan de te onttrekken woonruimte, of; b. door het betalen van een compensatiebedrag, waarbij de volgende bedragen gelden: - voor een gedeeltelijke onttrekking aan de woonbestemming 100,- per m2, met een maximum van 5.000,-; - voor een volledige onttrekking aan de woonbestemming, of samenvoeging van woonruimte, of omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte 5.000,- per woonruimte. 2. Het fonds dat door deze compensatiegelden wordt gevormd kan uitsluitend binnen het kader van de volkshuisvesting worden aangewend. 3. Burgemeester en wethouders kunnen geheel of gedeeltelijk vrijstelling verlenen van compensatie: a. bij samenvoeging, indien de eigenaar-bewoner een investering doet voor noodzakelijk bouwkundig herstel aan het casco. De mate waarin vrijstelling wordt verleend, hangt af van de hoogte van de investering in relatie tot de economische marktwaarde van de kleinste van de samen te voegen woningen. Het percentage van de vrijstelling wordt op de volgende manier berekend: het investeringsbedrag voor het bouwkundig herstel, gedeeld door de WOZ-waarde van de kleinste 11

woning, vermenigvuldigd met 100; b. bij onttrekking of omzetting van woonruimte voor niet-commerciële doeleinden; c. indien de onttrekking of samenvoeging naar het oordeel van burgemeester en wethouders wezenlijk bijdraagt aan differentiatie/kwaliteitsverbetering van de woningvoorraad. Intrekking Artikel 3.1.6 Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning tot onttrekking, samenvoeging, of omzetting als bedoeld in artikel 3.1.2 intrekken, indien: a. niet binnen één jaar, nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot onttrekking, samenvoeging of omzetting; b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren. c. indien niet aan de in artikel 3.1.4, lid 5 genoemde voorwaarde met betrekking tot het totstandkomen van een bouwvergunning wordt voldaan. Paragraaf 3.2 Splitsing in appartementsrechten Werkingsgebied Artikel 3.2.1 Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing op gebouwen die woonruimte bevatten. Vergunningvereiste Artikel 3.2.2 1. Het is verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders een recht op een gebouw, aangewezen in artikel 3.2.1, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis daartoe door een rechtspersoon met betrekking tot een gebouw als bedoeld in het eerste lid. Aanvragen van een splitsingsvergunning Artikel 3.2.3 1. De aanvraag voor een splitsingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders, via een daartoe door hen beschikbaar te stellen formulier en gaat vergezeld van de volgende stukken: a. een splitsingsplan dat voldoet aan op of bij het aanvraagformulier omschreven eisen, en; b. indien de aanvraag huurwoningen betreft een puntentelling op grond van het waarderingsstelsel voor zelfstandige woonruimte voor het bepalen van de huurprijs. 12

2. Indien het gebouw in 5 of meer appartementsrechten wordt gesplitst, kunnen burgemeester en wethouders, naast de in het vorige lid genoemde stukken, de volgende stukken verlangen: a. een concept-splitsingsakte; b. een omschrijving van de staat van onderhoud van het betreffende gebouw; c. een meerjaren-onderhoudsprogramma; d. een opgave van de voorschotbijdragen per appartementsrecht. 3. In de splitsingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders in ieder geval: a. dat binnen één jaar nadat de splitsingsvergunning onherroepelijk is geworden, een afschrift van de akte van splitsing moet zijn overgelegd aan burgemeester en wethouders; b. het gebouwde onroerend goed waarop de splitsing betrekking heeft; c. dat de vergunning van rechtswege vervalt indien daar niet binnen één jaar na de datum van afgifte gebruik van is gemaakt. Artikel 3.2.4 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning 1. Met het oog op de samenstelling van de woonruimtevoorraad kunnen burgemeester en wethouders een splitsingsvergunning weigeren, indien: a. het gebouw of het gedeelte van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest, dan wel het gebouw of het gedeelte van het gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Stb. 1985, 626) of met enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik wordt genomen; b. de huurprijs van één of meer van die woonruimten of voormalige woonruimten gelijk aan of lager is dan de huurprijsgrens; c. de aanvrager niet kan waarborgen, dat de woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing tot bewoning bestemd blijft of blijven, of dat de voormalige woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verhuur ter bewoning, en d. het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd. Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van het gebouw opgenomen woonruimten betrokken. 2. Om belemmering van de stadsvernieuwing te voorkomen kunnen burgemeester en wethouders een splitsingsvergunning weigeren, indien: a. voor het gebied waarin het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft is gelegen, een stadsvernieuwingsplan als bedoeld in artikel 31 van de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing (Stb. 1984, 406) of leefmilieuverordening als bedoeld in artikel 9 van die wet van kracht is, dan wel een ontwerp voor zodanig plan of zodanige verordening of voor een herziening daarvan in procedure is, b. het ontwerp voor dat plan of voor die verordening, dan wel voor de herziening daarvan ter inzage is gelegd voordat de aanvraag van de splitsingsvergunning is ingediend, dan wel, indien de aanvraag krachtens artikel 3.2.5 is aangehouden, voordat die aanhouding is geëindigd, c. de voorgenomen splitsing naar het oordeel van burgemeester en wethouders nadelige gevolgen heeft voor de met het plan of de verordening nagestreefde of na te streven doeleinden en d. het belang dat de vergunningaanvrager bij de splitsing heeft, niet op weegt tegen het belang van het voorkomen van belemmering van de stadsvernieuwing. 3. Met het oog op de indeling of de staat van onderhoud kunnen burgemeester en wethouders een splitsingsvergunning weigeren, indien: 13

a. de toestand van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft zich uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud geheel of ten dele tegen splitsing verzet en b. de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, dan wel onvoldoende is verzekerd dat die gebreken zullen worden opgeheven. 4. Van gebreken als bedoeld in het vorige lid is in ieder geval sprake indien: a. burgemeester en wethouders op grond van artikel 14 en volgende van de Woningwet een aanschrijving hebben gedaan en deze aanschrijving nog niet is uitgevoerd; b. het gebouw, waarop de aanvraag om een splitsingsvergunning betrekking heeft, strijdigheden vertoont met hoofdstuk III van het Bouwbesluit; c. het gebouw, waarop de aanvraag om een splitsingsvergunning betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat, die op grond van artikel 29 en volgende van de Woningwet onbewoonbaar zijn verklaard. Artikel 3.2.5 Aanhouding van de beslissing op de aanvraag om splitsingsvergunning 1. Burgemeester en wethouders houden de beslissing op de aanvraag om een splitsingsvergunning aan, indien: a. voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, voordat de aanvraag is ingekomen een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in werking is getreden met het oog op de voorbereiding van een stadsvernieuwingsplan of van een herziening daarvan, en b. redelijkerwijs verwacht mag worden dat de in het stadsvernieuwingsplan op te nemen maatregelen nadelig kunnen worden beïnvloed door de voorgenomen splitsing. 2. De aanhouding als bedoeld in het vorige lid duurt tot het moment dat het voorbereidingsbesluit ingevolge artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is vervallen. 3. Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning aanhouden, indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij binnen een daarvoor redelijke termijn de gebreken, als bedoeld in artikel 3.2.4, lid 3 met het oog op de voorgenomen splitsing zal opheffen. 4. Indien burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhouden, vermelden zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk achten. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de vergunning verleend. Intrekking Artikel 3.2.6 Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien: a. niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten; b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren. 14

HOOFDSTUK 4. Woonwagenstandplaatsen Werkingsgebied Artikel 4.1 Dit hoofdstuk is van toepassing op de in de gemeente gerealiseerde en nog te realiseren standplaatsen voor woonwagens, met uitzondering van de standplaatsen op de opgeheven woonwagenlocatie aan de Wieldrechtse Zeedijk. Wachtlijst van standplaatszoekenden Artikel 4.2 Burgemeester en wethouders registreren degene die hen daarom overeenkomstig artikel 4.3 verzoekt op een wachtlijst van standplaatszoekenden, op volgorde van de datum van inschrijving. Inschrijving Artikel 4.3 1. Een ieder kan met gebruikmaking van een door burgemeester en wethouders beschikbaar te stellen aanvraagformulier verzoeken om te worden ingeschreven op de in artikel 4.2 genoemde wachtlijst. 2. Op of bij het aanvraagformulier geven burgemeester en wethouders aan welke gegevens de aanvrager moet verstrekken en welke bewijsstukken hij moet overleggen. 3. Om te kunnen worden ingeschreven op de wachtlijst gelden de voorwaarden genoemd in artikel 4.4. 4. Als datum van inschrijving geldt de datum van ontvangst van het aanvraagformulier genoemd in lid 1. 5. Burgemeester en wethouders verstrekken de als standplaatszoekende ingeschrevene een bewijs van inschrijving. Voorwaarden voor inschrijving Artikel 4.4 Inschrijving op de wachtlijst genoemd in artikel 4.2 vindt plaats indien de aanvrager: a. 18 jaar of ouder is, en; b. de Nederlandse nationaliteit bezit, of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander wordt behandeld, of; c. vreemdeling is en rechtmatig verblijf houdt in Nederland. 15

Artikel 4.5 Vervallen van de inschrijving 1. De inschrijving als standplaatszoekende op de wachtlijst als bedoeld in artikel 4.2 vervalt, indien de standplaatszoekende: a. een hem toegewezen standplaats heeft aanvaard, of; b. andere woonruimte heeft geaccepteerd, of; c. is overleden, met dien verstande dat de inschrijving gehandhaafd blijft voor de achterblijvende partner die als zodanig in de bevolkingsadministratie van de gemeente Dordrecht geregistreerd staat. Artikel 4.4 is hierbij van overeenkomstige toepassing. 2. In afwijking van lid 1, sub b blijft de inschrijving als standplaatszoekende gehandhaafd indien, blijkens een verklaring van burgemeester en wethouders, de standplaatszoekende in afwachting van de toewijzing van een standplaats tijdelijk andere woonruimte heeft geaccepteerd. Toewijzing van standplaatsen Artikel 4.6 1. Burgemeester en wethouders wijzen een standplaats toe aan een standplaatszoekende die staat ingeschreven op de in artikel 4.2 genoemde wachtlijst. 2. Burgemeester en wethouders leggen in beleidsregels vast welke uitgangspunten worden gehanteerd bij de toewijzing van standplaatsen. Verbodsbepaling Artikel 4.7 Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 2.2.1 met een woonwagen een standplaats als aangewezen in artikel 4.1 in te nemen of bezet te houden. Verlenen van de vergunning Artikel 4.8 1. Burgemeester en wethouders verlenen de in artikel 2.2.1 bedoelde vergunning aan de standplaatszoekende aan wie met toepassing van dit hoofdstuk en de op grond van artikel 4.6, lid 2 vastgestelde beleidsregels een standplaats is toegewezen. 2. De vergunning geldt voor het enkele in gebruik nemen van de toegewezen standplaats, is persoonsgebonden en niet overdraagbaar. 3. Het bepaalde in artikel 2.2.2, lid 2 en artikel 2.2.5 is van overeenkomstige toepassing. Overgangsbepaling Artikel 4.9 Degene die op het moment van de inwerkingtreding van de tiende wijziging van deze verordening op grond van de daarvóór geldende versie van de verordening stond ingeschreven op de wachtlijst, behoudt zijn positie op de wachtlijst. 16

HOOFDSTUK 5. Verdere bepalingen Hardheidsclausule Artikel 5.1 Burgemeester en wethouders kunnen in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager afwijken van deze verordening. Strafbepaling Artikel 5.2 Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.2.1, 3.1.2, 3.2.2, of 4.7 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen. Handhaving Artikel 5.3 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen personen. 2. De opsporing van de in artikel 5.2 strafbaar gestelde feiten is, behalve aan de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren en de in artikel 75, lid 2 van de wet aangewezen ambtenaren opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met het toezicht op de naleving zijn belast, voor zover zij tevens buitengewoon opsporingsambtenaar zijn. Restbepaling Artikel 5.4 In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte. Overleg bij wijziging Artikel 5.5 Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet (Stb 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn. 17

HOOFDSTUK 6. Overgangs- en slotbepalingen Overgangsbepaling Artikel 6.1 Aanvragen om verlening van een met een vergunning volgens deze verordening gelijkgestelde vergunning, welke vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend, worden behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor betrokkene gunstiger is. Citeertitel Artikel 6.2 Deze verordening kan worden aangehaald als. Inwerkingtreding Artikel 6.3 1. Deze verordening treedt in werking op 2 oktober 1996. 2. Op de dag van de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht 1994 ingetrokken. Vastgesteld door de gemeenteraad van Dordrecht op 24 september 1996; 1e wijziging d.d. 3 februari 1998, in werking op 1 maart 1998; 2e wijziging d.d. 8 december 1998, in werking op 1 januari 1999; 3e wijziging d.d. 29 juni 1999, in werking op 1 augustus 1999; 4e wijziging d.d. 9 november 1999, in werking op 1 januari 2000; 5e wijziging d.d. 12 december 2000, in werking op 1 januari 2001; 6 e wijziging d.d. 19 juni 2001, in werking op 1 juli 2001; 7 e wijziging d.d. 8 januari 2002, in werking op 1 februari 2002; 8 e wijziging d.d. 9 juli 2002, in werking op 5 september 2002; 9 e wijziging d.d. 2 maart 2004, in werking op 26 april 2004; 10 e wijziging d.d. 2 maart 2004, in werking op 26 april 2004. Tekst van de verordening zoals die luidt met ingang van 26 april 2004. 18