Plan van Aanpak Conform KNA versie 4.0 Kootstertille, Gemeente Achtkarspelen, Provincie Fryslân Archeologische begeleiding hoofdwatergang

Vergelijkbare documenten
0 Archeologische begeleiding (AB) Opsteller Naam, adres, telefoon, datum paraaf Auteur

Programma van Eisen AK PUTTEN T (0341) E mstruijs@putten.nl. Naam, adres, telefoon, datum paraaf. Regio Noord-Veluwe

PLAN VAN AANPAK Waarderend booronderzoek

Nota van wijziging: Aanvulling op Programma van Eisen (Transect- PvE A.A. Kerhoven/ A. Hakvoort)

CHECKLIST. vooronderzoek. Omdat ook voor archeologische opgravingen een PvE verplicht is, is

Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.)

PLAN VAN AANPAK. Pagina 1 van 7 LOCATIE. Knegsel, gemeente Eersel PROJECT

KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE 2005

INHOUDSOPGAVE. VUhbs archeologie 3

CHECKLIST. 1. Het IVO-verkennend (voorzover booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt over een opgravingsvergunning

PROGRAMMA VAN EISEN. versie 1.0, Projectnr.: LOCATIE. Boekel, De Donk PROJECT De Donk fase 2

Programma van Eisen. Protocol 4001

Archeologische Begeleiding

Heenvliet, Steenhoeck-Welleweg Gem. Bernisse (ZH.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /11Z

Gemeente Haarlem. Archeologisch onderzoek en waardestellend rapport

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. gemeente Nieuwkoop

CHECKLIST. en Wetenschap aan instellingen die hebben aangetoond bekwaam te zijn tot het doen van

Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, Groningenweg 10, Postbus 420, 2800 AK Gouda tel , Programma van Eisen

Archeologische MonumentenZorg

PROGRAMMA VAN EISEN LOCATIE

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

Er staat enige tijdsdruk op het project, zou je me kunnen laten weten op wat voor termijn ik een reactie kan verwachten?

4 Archeologisch onderzoek

Naam, adres, telefoon, datum paraaf. Namens de gemeente Dinkelland. Drs. J.A.M. Oude Rengerink

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Programma van Eisen. Vanekerbeek Enschede

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

CHECKLIST. Beoordeling standaard rapport IVO-waarderend

PROTOCOL OPSTELLEN PROGRAMMA VAN EISEN

Programma van Eisen. VUhbs archeologie Drs. M. Bink (senior KNA-archeoloog) De Boelelaan HV Amsterdam

Programma van Eisen. Mevr. drs. S. Moerman Postbus 126

1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS ONDERZOEKSGEBIED AANLEIDING EN MOTIVERING VAN HET ONDERZOEK Aanleiding en motivering...

ARCHEOLOGISCHE BEGELEIDING VAN DE SANERING VAN ZINKASSEN HEIJERSTRAAT 26 TE WESTERHOVEN GEMEENTE BERGEIJK

Nota van wijziging 2: Aanvulling op Programma van Eisen (Transect- PvE A.A. Kerhoven/ A. Hakvoort)

PROGRAMMA VAN EISEN. Gemeente: Eindhoven Plaats: De Bergen (centrum) Project: Luciferterrein

Bijlage 3 De AMZ-procedure

Plan van Aanpak ten behoeve van het verkennend inventariserend booronderzoek tussen de Vennenweg en N362 te Farmsum, gemeente Delfzijl (GR)

Mevr. M. Burger,

Burgwerd, De Hemert 13 Gem. Wûnseradiel (Frl.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /02

Nota van wijziging 2_PvE DO Bredyk 32 Leeuwarden pdf

Selectiebesluit archeologie Breda, Molengracht JEKA

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Locatie Zandoerleseweg, perceel 845 Datum onderzoek 21 Juni 2010 Datum evaluatieverslag 21 juni 2010 Opstelier evaluatieverslag

Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam, Gemeente Zwijndrecht, B&G rapport 899

Plangebied tussen Ringweg en August van Dijkstrjitte te Marrum

Programma van Eisen Waterbodems

Oude Amersfoortseweg 99 te Hilversum rapport 2022

Programma van Eisen Locatie

Onderzoeksgebied Klaver 5 in Sevenum

Archeologisch veldonderzoek Hoogheemraadschap van Delfland

Programma van Eisen Plangebied Amsterdamsche Veld gemeente Emmen Inventariserend veldonderzoek: een karterend sonderingsonderzoek

Bureauonderzoek Archeologie

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Rotterdamseweg 202 in Delft

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

PvE IVO-proefsleuven Zuidlaren, gem. Tynaarlo; Bestemmingsplan Noord Es Zuidlaren, versie 1.0 (Concept) Programma van Eisen

Projectnummer: C Opgesteld door: Ons kenmerk: : Kopieën aan:

Programma van Eisen Format volgens KNA versie 4.0 ( ) Gorinchem Spijkse dijk/glacis (Bastion XI) Bedekte weg

Plangebied Bijenvlucht te Hoevelaken

Archeologisch Inventariserend Veldonderzoek

PvE Casteren Kerkeneind, , versie 2.0 PROGRAMMA VAN EISEN. Bladel, Casteren Casteren, Kerkeneind.

Transect-rapport 608. N348 Raalte-Ommen, Fase 1 en 2. Gemeente Raalte/Ommen (Ov.) Archeologisch Inventariserend Veldonderzoek (IVO; karterende fase)

no-hoek: / zw-hoek: / zo-hoek: /

Gemaal Monnickendam. RAAP-PvE 1194 Archeologische begeleiding (protocol opgraven) Gemeente Waterland

Programma van Eisen. Drs. M.A. Huisman, PvE-Express Oosterweg 102 A 9724 CM Groningen

Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek

Gageldijk. GAG: Archeologische begeleiding rond de aanleg van een fietsviaduct aan de Gageldijk, gemeente Utrecht. Basisrapportage Archeologie 109

Joure, De Woudfennen Gem. Skarsterlân (Frl.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /23

Roermond, Swalmen schorsdepot

Plan van Aanpak. PvA A I / Johan de Wittlaan 13 te Woerden (gemeente Woerden) 1

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld

PLAN VAN AANPAK ARCHEOLOGISCH INVENTARISEREND ONDERZOEK H023 OOST, HAARLEM

RAAP-PvE 1381 Programma van Eisen Inventariserend veldonderzoek (proefsleuven) Plangebied Volkel West II Gemeente Uden

Haulerwijk, Sinnehiem II Gemeente Ooststellingwerf (Fr.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /05

RAAP-NOTITIE Plangebied Weideveld. Gemeente Bodegraven Een archeologische begeleiding

MEMO. Projectgegevens

Dennenstraat te Eksel (gem. Hechtel-Eksel) Programma van Maatregelen

Plangebied kapschuur aan de Holte 17 te Onstwedde

Programma van Eisen. HHNK Vismigratieproject NMF Erfgoedadvies PVE

Heesch - Beellandstraat

Ede, Roekelse Bos (gem. Ede)

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

PvE Project Zuiderbosch aan de Hintham 152 Rosmalen, gemeente s-hertogenbosch (NB) doorstart

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

De Moer, plangebied De Hooivork (gemeente Loon op Zand)

Programma van Eisen. E. Akkerman Zendmastweg 19 Assen Opdrachtgever Naam, adres, telefoon, datum paraaf

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

V&L. Selectiebesluit archeologie Breda, Klokkenberg. Bijlage 5 bij besluit 2017/2000-V1

Archeologisch onderzoek locaties Oranjehof en Appelgaard

Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat het besluit neemt of de vergunning verleent.

Een leidingsleuf in Katwijk Klei-Oost Zuid. Een archeologische begeleiding aan de Trappenberglaan te Rijnsburg. A. Porreij-Lyklema. Archol.

BUREAUONDERZOEK NAAR DE ARCHEOLOGISCHE WAARDE VAN HET PLANGEBIED ELSHOF TE KLEINE SLUIS GEMEENTE ANNA PAULOWNA

Tzummarum, Buorren Gem. Franekeradeel (Frl.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /10

IDDS Archeologie Projectnr (Julianastraat) Versie 1.1, Programma van Eisen

Een archeologisch veldonderzoek door middel van megaboringen in het Natuurvriendenterrein aan de Roeghoornweg te Norg, gemeente Noordenveld (Dr.

Pagina 1 van 7. Archeologie West-Friesland Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Monumentenhuis Brabant bv

Nota van wijziging 2_PvE DO Bredyk 32 Leeuwarden pdf

6500 voor Chr. RAAP-NOTITIE 4478 Plangebied Noorderweg 27 te Noordwijk 3750 voor Chr. Gemeente Marum Archeologisch vooronderzoek: een verkennend veldo

Transcriptie:

Plan van Aanpak Conform KNA versie 4.0 Locatie Kootstertille, Gemeente Achtkarspelen, Provincie Fryslân Projectnaam Archeologische begeleiding hoofdwatergang Plaats binnen archeologisch proces 0 IVO Proefsleuven (IVO-P) X IVO Overig (IVO-O) 0 Opgraven 0 Archeologische begeleiding (AB) 0 Archeologische begeleiding met beperkte verstoring (AB-bv) Opsteller Naam, adres, telefoon, e-mail datum paraaf Auteur J.J. Brattinga MA Senior KNA-archeoloog Senior KNA-archeoloog (controle/goedkeuring) Hollandia archeologen Tuinstraat 27 a 1544 RS Zaandijk info@archeologen.com Drs P.M. Floore Hollandia archeologen Tuinstraat 27 a 1544 RS Zaandijk info@archeologen.com Opdrachtgever Naam, adres, telefoon, e-mail datum paraaf Tijhuis Ingenieurs Postbus 4084 1620 HB ZWAAG E: info@tijhuisingenieurs.nl Goedkeuring bevoegde overheid Naam, adres, telefoon, e-mail datum paraaf X Gemeente Gemeente Achtkarspelen 0 Provincie 0 Rijk 0 Overig Stationsstraat 18 9285 NH Buitenpost 1

INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 Administratieve gegevens onderzoeksgebied 4 HOOFDSTUK 2 Aanleiding en motivering van het onderzoek 4 2.1 Aanleiding en motivering HOOFDSTUK 3 Eerder uitgevoerd onderzoek 4 HOOFDSTUK 4 Archeologische verwachting 4 4.1 Regionale archeologische en cultuurlandschappelijke context 4.2 Aard en ouderdom van de vindplaats(en) 4.3 Begrenzing en oppervlakte van de vindplaats(en) 4.4 Structuren en sporen 4.5 Anorganische artefacten 4.6 Organische artefacten 4.7 Archeozoölogische en botanische resten 4.8 Archeologische stratigrafie en diepte van vondstlagen 4.9 Gaafheid en conservering HOOFDSTUK 5 Doelstelling en vraagstelling 6 5.1 Doelstelling 5.2 Relatie met NOaA en/of andere onderzoekskaders 5.3 Vraagstelling 5.4 Onderzoeksvragen HOOFDSTUK 6 Methoden en technieken 7 6.1 Methoden en technieken 6.2 Strategie 6.3 Omgang kwetsbaar vondstmateriaal 6.4 Structuren en grondsporen 6.5 Aardwetenschappelijk onderzoek 6.6 Anorganische artefacten 6.7 Organische artefacten 6.8 Archeozoölogische en -botanische resten 6.9 Overige resten 6.10 Dateringstechieken 6.11 Beperkingen HOOFDSTUK 7 Uitwerking 8 7.1 Structuren, grondsporen, vondstspreidingen 7.2 Analyse aardwetenschappelijke gegevens 7.3 Anorganische artefacten 7.4 Organische artefacten 7.5 Archeozoölogische en -botanische resten 7.6 Beeldrapportage 2

HOOFDSTUK 8 (De)selectie en conservering 10 8.1 Selectie materiaal voor uitwerking 8.2 Selectie materiaal voor deponering en verwijdering 8.3 Selectie materiaal voor conservering HOOFDSTUK 9 Deponering 10 9.1 Eisen betreffende depot 9.2 Te leveren product HOOFDSTUK 10 Randvoorwaarden en aanvullende eisen 11 10.1 Personele randvoorwaarden 10.2 Overlegmomenten 10.3 Kwaliteitsbewaking, toezicht, overleg en evaluatie 10.4 Overige randvoorwaarden en aanvullende eisen HOOFDSTUK 11 Wijzigingen ten opzichte van het vastgestelde PvA 11 11.1 Wijzigingen tijdens het veldwerk 11.2 Belangrijke wijzigingen 11.3 Procedure van wijziging na de evaluatiefase van het veldwerk 11.4 Procedure van wijziging tijdens uitwerking en conservering Literatuur en bijlagen 13 Literatuur Bijlage 1 bij het PvA: Lijst met te verwachten aantallen 3

HOOFDSTUK 1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS ONDERZOEKSGEBIED Projectnaam Archeologisch begeleiding hoofdwatergang Kootstertille Provincie Fryslân Gemeente Achtkarspelen Plaats Kootstertille Toponiem Hoofdwatergang Kaartbladnummer x,y coördinaten (centrum) 532.204/609.685 CMA/AMK-status Archis-monumentnummer Archis-waarnemingsnummer Oppervlakte plangebied Oppervlakte onderzoeksgebied Huidig grondgebruik Lage waarde/ lage trefkans nvt nvt ca. 0,5 ha ca. 0,5 ha Weidegronden, houtwallen, sloot/ greppel HOOFDSTUK 2 AANLEIDING EN MOTIVERING VAN HET ONDERZOEK 2.1 Aanleiding en motivering In opdracht van Wetterskip Fryslân zal er ten noorden van de plaats Kootstertille een nieuwe hoofdwatergang worden gegraven (zie bijlage 3). Door deze bodemingreep zal er tot op 0,20 m -NAP gegraven worden. De aard van de werkzaamheden is dusdanig dat er sprake zal zijn van een verstoring van het bodemarchief met mogelijke aantasting van archeologische resten als gevolg. Om te zorgen dat archeologische vondsten en sporen worden gedocumenteerd en geborgen, is aanbevolen een inventariserend veldonderzoek op locatie uit te voeren. HOOFDSTUK 3 EERDER UITGEVOERD ONDERZOEK Er is ter voorbereiding nog geen eerder onderzoek op deze locatie uitgevoerd. HOOFDSTUK 4 ARCHEOLOGISCHE VERWACHTING 4.1 Regionale archeologische en cultuurlandschappelijke context Het onderzoeksgebied bevind zich in een regio die wordt aangeduid als de Noordelijke Friese Wouden. Het is de noordelijke uitloper van het Fries-Drents keileemplateau, wat zijn naam dankt aan het keileem in de ondergrond (Formatie van Drenthe, Laagpakket van Gieten) dat hier tijdens het Saalien is afgezet. Dit keileem werd vervolgens in het Weichselien afgedekt door een dekzandpakket (Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden). De menselijke aanwezigheid bestond in het paleo- en mesolithicum voornamelijk uit rondtrekkende jager-verzamelaars. Tijdens het mesolithicum ontstaan er, door het opwarmende klimaat en de stijgende zeespiegel, uitgestrekte veenmoerassen in het gebied. Door de veenvorming liep vanaf het neolithicum de menselijke aanwezigheid in het gebied drastisch terug (Fokkens 1998, 13). Pas in de late middeleeuwen is weer sprake van serieuze permanente bewoning en begint de ontginning van het veen. 4

Het onderzoeksgebied word geomorfologisch gekenmerkt door sterk lemig fijn zand, deels op (kei)leem (classificatie bodemkaart chn23). Typisch voor de regio is het coulisselandschap dat word gevormd door houtwallen die de akkers van elkaar scheiden. Deze vorm van perceelscheiding ontstond vanaf de late middeleeuwen. Historische gegevens Het huidige Kootstertille dankt zijn naam aan de samenvoeging van de nederzettingen Kooten en De Tille bij de brug over het Prinses Margrietkanaal. Door de ontginningen die vanaf de 16e eeuw plaatsvonden in het onderzoeksgebied werd het landschap in cultuur gebracht vanuit de dorpen die langs het riviertje De Oude Ried ontstonden zoals Kooten, Drogeham, Harkema en Augustinusga (Milojkovic 2006, 6). Het ging hierbij voornamelijk om lintbebouwing van waaruit het veen werd ontwaterd door middel van het graven van sloten en vaarten. Op historische kaarten is te zien dat het onderzoeksgebied al zeker vanaf de 17e eeuw in gebruik is als landbouwgrond (Brattinga 2016, 18). Tegenwoordig is dat nog steeds het geval. Door ruilverkaveling zijn de afgelopen decennia enkele percelen samengevoegd. De meeste percelen worden door houtwallen van elkaar gescheiden. Archeologische gegevens In de omgeving van het plangebied zijn twee archeologische waarnemingen gedaan die in het archeologisch informatiesysteem Archis3 staan geregistreerd. Ten noordwesten van het onderzoeksgebied is een bijl van zandsteen/ kwartsiet gevonden met de datering neolithicum of bronstijd (meldingsnummer 38527). Ten zuidwesten van het onderzoeksgebied zijn in 1998 verschillende vondsten gedaan (meldingsnummer 45141) tijdens een weerstand- en booronderzoek naar een 11e en 12e eeuws kerkhof met bijbehorende kerk. Hiervan is niets aangetroffen maar er kwamen wel vuursteenafslagen, tufsteen, terpaardewerk en kogelpotaardewerk met dateringen variërend van neolithicum tot late middeleeuwen tevoorschijn (Tulp & Postma 2010, 7). In 2006 heeft Oranjewoud een tracé van een watertransportleiding onderzocht. Tijdens dit onderzoek zijn geen archeologische indicatoren gevonden (Milojkovic 2006, 13). Hierbij zijn wel resten van twee gedempte dobben gevonden maar deze bleken een zeer verrommelde vulling te hebben waardoor onverstoorde archeologische data hieruit niet meer verwacht hoeft te worden. De Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) geeft aan dat er in het onderzoeksgebied een vuursteenvindplaats aanwezig is. Van de rest van het gebied wordt vermoed dat eventuele aanwezige archeologische resten uit de steentijd ernstig zijn verstoord. Verder zouden er volgens de FAMKE resten van huisterpjes aanwezig kunnen zijn uit de tijd van de vroeg- en volmiddeleeuwse veenontginningen. 4.2 Aard en ouderdom van de vindplaats(en) De vuursteenvindplaats betreft een hypothetisch gebied ten noorden van de bebouwde kom van Kootstertille dat deels in het onderzoeksgebied valt. De aard en ouderdom van deze vuursteenvindplaats is niet gespecificeerd op de FAMKE, waardoor vondsten verwacht kunnen worden uit de periode paleolithicum tot en met de bronstijd. 4.3 Begrenzing en oppervlakte van de vindplaats(en) Niet bekend. 4.4 Structuren en sporen Op basis het eerder uitgevoerd onderzoek in het plangebied kan gesteld worden dat resten uit de prehistorie, middeleeuwen en de nieuwe tijd te verwachten zijn. Hierbij kan gedacht worden aan onder andere voorwerpen van vuursteen, resten van landinrichting, 5

sloten, greppels, kuilen, erfstructuren, houten beschoeiingen, aardewerk, glas, menselijk skeletmateriaal, dierlijk bot, en overig organisch materiaal. 4.5 Anorganische artefacten De volgende anorganische artefacten kunnen aangetroffen worden: aardewerkfragmenten, baksteen, natuursteen (met name vuursteen), glas en metaal. 4.6 Organische artefacten In eventueel aanwezige waterputten en gedempte sloten kunnen goed geconserveerde organische resten verwacht worden, zoals botten, zaden, hout, leer en textiel. 4.7 Archeozoölogische en botanische resten Er kunnen dierlijk bot en, mits geconserveerd, pollen en zaden aanwezig zijn binnen de vindplaats. 4.8 Archeologische stratigrafie en diepte van vondstlagen De vondstlagen bevinden zich vermoedelijk direct onder het maaiveld. 4.9 Gaafheid en conservering De archeologische resten van anorganisch materiaal zullen goed geconserveerd zijn. Bij organisch materiaal is dit sterk afhankelijk van de grondwaterstand omdat deze in de natuurlijke ondergrond (keileem en dekzand) slecht bewaard blijven wanneer deze zich boven de grondwaterstand bevinden. HOOFDSTUK 5 DOELSTELLING EN VRAAGSTELLING 5.1 Doelstelling Doelstelling is het ex-situ behouden van de in de bodem aanwezige archeologische resten en het duiden van de aangenomen vuursteenvindplaats. 5.2 Relatie met NOaA en/of andere onderzoekskaders Het onderzoek valt samen met onderzoeksvragen uit hoofdstuk 2, 5, 10, 11, 12 en 21 van de NOaA. 5.3 Onderzoeksvragen Hoe ziet de bodemopbouw er uit? Wat is de aard, oriëntatie en omvang van de archeologische sporen? Uit welke perioden dateren de archeologische resten? Valt, indien gevonden, er aan de hand van het vuursteen iets te zeggen over ouderdom en omvang van de vuursteenvindplaats? Zijn de archeologische resten behoudenswaardig? In hoeverre is de ondergrond in de 20e eeuw verstoord? Het plangebied heeft een lage trefkans op archeologische sporen volgens de AMK/IKAW. In hoeverre is deze verwachting bevestigd dan wel te weerleggen naar aanleiding van de resultaten uit het onderhavig onderzoek? 6

HOOFDSTUK 6 METHODEN EN TECHNIEKEN 6.1 Methoden en Technieken Het onderzoek zal bestaan uit een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen, IVO-O (KNA protocol 4003), zoals op 18 november 2016 mondeling overlegd met Saartje de Bruijn, provinciaal archeoloog van de Provincie Fryslân. Hierdoor kan inzicht worden verkregen in de bodemopbouw en kan er bepaald worden of de bodem nog intact is. De boringen zullen een onderlinge afstand hebben van 50 meter buiten de vuursteenvindplaats. Binnen de vuursteenvindplaats zal de onderlinge afstand 10 meter zijn. In deze situatie wordt uitgegaan van 25 boringen (bijlage 2), bij het aantreffen van archeologische indicatoren kan dit aantal hoger uitvallen (zie onder). Deze zullen worden gezet tot maximaal 2 meter onder maaiveld door middel van een edelmanboor (7cm) en vervolgens een gutsboor (2 of 3 cm) of zuigerboor. Binnen de vuursteenvindplaats zal de helft van de boringen bestaan uit megaboringen, dus: 8 boringen en 8 megaboringen. Wanneer er in een boring sprake is van een onverstoorde ondergrond met een intacte podzol/ E-Horizont in twee of meer naast elkaar gelegen boringen, dient te worden verdicht met megaboringen. Dus in het geval van 2 intacte boringen worden 3 megaboringen gezet, ook om de 50 of 10 meter, tussen de eerdere boringen. Indien de boringen archeologische resten opleveren dienen deze gedocumenteerd en geborgen te worden conform de KNA 4.0. 6.2 Aanleg De boorlocaties worden door middel van een GPS-systeem digitaal ingemeten. 6.3 Documentatie & interpretatie van vlakken en sporen N.v.t. 6.4 Profielen N.v.t. 6.5 Omgang kwetsbaar vondstmateriaal Kwetsbare vondsten worden conform de leidraad Veldhandleiding Archeologie (Carmiggelt & Schulte 2002) en Eerste hulp bij kwetsbaar vondstmateriaal (Huisman 2006) behandeld te worden. 6.6 Anorganische artefacten Alle archeologische vondsten tot 1945 worden verzameld en gedocumenteerd conform KNA 4.0. Dit houdt in dat de artefacten zoveel mogelijk worden verzameld per spoor en indien mogelijk per relevante laag binnen dit spoor. Anorganische artefacten worden verpakt in stevige plastic vondstzakken, voorzien van een vondstkaartje met alle relevante contextinformatie. De vondsten worden vervolgens geregistreerd in de vondstenlijst. Bijzondere objecten of archeologisch complete artefacten worden in-situ gefotografeerd en als puntvondst op de vlaktekening ingetekend. Ze worden apart verzameld en apart verpakt met een uniek vondstnummer. 6.7 Organische artefacten Alle organische artefacten dienen conform de specificaties OS 10, OS 11, OS 12, OS 13 en OS 16 van protocol 4004 van de KNA 4.0 te worden verzameld en behandeld. Voor organische artefacten dient speciale zorg besteedt te worden. Gezien de kwetsbaarheid 7

worden ze bij voorkeur met een houten spatel vrijgeprepareerd en in situ gefotografeerd. Voorwerpen van hout worden luchtdicht verpakt. Voorwerpen van leer worden ook luchtdicht verpakt en bij voorkeur wordt de verpakking gevuld met water. De vondsten worden voorzien van een vondstkaartje en een uniek vondstnummer. De vondsten worden vervolgens geregistreerd in de vondstenlijst. 6.8 Archeozoölogische en -botanische resten Omdat er mogelijk een megaboor wordt toegepast, kunnen er concentraties van deze resten worden aangetroffen. Voor archeozoölogische en -botanische resten geldt hetzelfde als voor anorganische artefacten. Ze worden verzameld per spoor en in dien mogelijk per relevante laag binnen dit spoor. De artefacten worden verpakt in plastic vondstzakken, voorzien van een vondstkaartje met alle relevante contextinformatie. De vondsten worden geregistreerd in de vondstenlijst. Botanische resten worden verzameld uit kansrijke contexten. Voor verkoolde zaden worden bulkmonster (5 liter) verzameld uit deze context. Deze kunnen gebruikt worden voor ecologisch onderzoek en voor eventueel c14 analyse. Kansrijke contexten voor onverkoolde zaden worden ook bemonsterd door middel van bulkmonsters waarbij elke relevante laag afzonderlijk wordt bemonsterd en geregistreerd. 6.9 Overige resten O.a. Menselijk botmateriaal, dienen conform de bouwstenen uit de KNA 4.0 verzameld en gedocumenteerd te worden. 6.10 Dateringstechnieken Keramiek en vuursteen Het dateren van sporen en structuren vindt in eerste instantie plaats door middel van het determineren van keramiek en ander daterend vondstmateriaal zoals vuursteen. Indien deze methode geen of geen nauwkeurige datering oplevert kunnen andere methodes worden ingezet. C14 monsters Indien mogelijk en noodzakelijk voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen kan de archeoloog besluiten dat het gewenst is om monsters te nemen voor C14 onderzoek. Dit dient te gebeuren in overleg met het bevoegd gezag. Dendrochronologisch onderzoek N.v.t. 6.11 Beperkingen N.v.t. HOOFDSTUK 7 UITWERKING EN CONSERVERING 7.1 Structuren, grondsporen, vondstspreidingen N.v.t., de nadruk ligt op het registreren van de stratigrafie. Indien mogelijk worden lagen en vondstspreidingen door middel van booronderzoek in kaart gebracht. 7.2 Analyse aardwetenschappelijk gegevens De boringen dienen volgens de Archeologische StandaardBoorbeschrijvingen (ASB) te worden beschreven. Omdat een laag tot middelhoog complex bodemprofiel wordt verwacht is het niet waarschijnlijk dat bij de uitwerking van deze boringen een specialist op het gebied van fysische geografie moet worden geraadpleegd. Indien een onverwacht 8

complexe situatie wordt aangetroffen kan een dergelijke specialist echter wel geconsulteerd worden. 7.3 Anorganische artefacten Alle artefacten worden indien mogelijk gedetermineerd. Artefacten die geconserveerd moeten worden om ze te kunnen determineren, dienen voor zover hun determinatie noodzakelijk is voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen te worden geconserveerd. Over de eventuele selectie van kwetsbaar vondstmateriaal dient overleg te worden gepleegd met de beheerder van het provinciaal depot. 7.4 Organische artefacten Alle artefacten worden indien mogelijk gedetermineerd. Artefacten die geconserveerd moeten worden om ze te kunnen determineren, dienen voor zover hun determinatie noodzakelijk is voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen te worden geconserveerd. Houten voorwerpen worden, in overleg, aangeboden aan een deskundige, ter bepaling van de houtsoort en eventuele bewerkingssporen. Over de eventuele selectie van kwetsbaar vondstmateriaal dient overleg te worden gepleegd met de beheerder van het provinciaal depot. 7.5 Archeozoölogische en -botanische resten Na afronding van het veldwerk wordt in overleg met de bevoegde overheid een selectiebesluit genomen over analyse van genomen monsters waarbij het beantwoorden van de vraagstelling leidend is. De monsters waarvan de analyse relevant is voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen dienen in ieder geval te worden uitgewerkt, net als monsters uit gesloten contexten. Binnen de begroting van het project dient rekening te worden gehouden met deze kosten. Het wordt aanbevolen om dergelijke monsters door een botanicus te laten waarderen vóór het evaluatierapport wordt ingeleverd. Binnen de begroting van het project dient rekening te worden gehouden met deze kosten. Over de eventuele selectie van kwetsbaar vondstmateriaal dient overleg te worden gepleegd met de beheerder van het provinciaal depot. Archeozoölogische resten worden uitgewerkt tot een niveau waarop de onderzoeksvragen kunnen worden beantwoordt. Dit wordt voorafgaand aan de uitwerking verantwoord in het evaluatierapport. 7.6 Beeldrapportage Er dient een digitaal boorpuntenoverzicht te worden gemaakt De boringen worden beschreven volgens de ASB - Digitaal ingemeten tekeningen dienen uitgewerkt te worden tot leesbare tekeningen die in het rapport worden afgebeeld. Na de selectie- en evaluatiefase dienen de geselecteerde objecten (zowel anorganisch als organisch) met een archeologische meerwaarde te worden getekend en/of gefotografeerd. Relevante foto s van de boringen dienen in de rapportage te worden opgenomen. Bij voorkeur wordt ook een profiel van de bodemopbouw geconstrueerd aan de hand van een representatieve boorraai. 7.7 Selectie materiaal Na analyse van het materiaal vindt op basis van een voorstel van de projectleider (indien nodig in de vorm van een evaluatierapport) overleg plaats met de opdrachtgever en de bevoegde overheid, waarbij een selectie wordt gemaakt van het te conserveren en deponeren materiaal. 9

7.8 Conservering materiaal De geselecteerde kwetsbare vondsten dienen, voor zover noodzakelijk voor permanente opslag in het depot, door een deskundige te worden geconserveerd. Verdere eisen voor uitwerking en conservering dienen tijdig te worden opgevraagd bij het provinciaal depot te Wormer. Ten behoeve van de conservering van de voorwerpen dient een plan te worden opgesteld. Bij conservering en restauratie dient een conserverings-/restauratierapport te worden gemaakt. HOOFDSTUK 8 (DE)SELECTIE EN CONSERVERING 8.1 Selectie materiaal voor uitwerking Met uitzondering van zeer recent materiaal, zullen alle vondsten worden geanalyseerd die bij de boringen worden aangetroffen. Een eventuele selectie wordt voorgelegd aan de opdrachtgever, bevoegde overheid en depotbeheerder van het Noordelijk Archeologisch Depot te Nuis. 8.2 Selectie materiaal voor deponering en verwijdering Na analyse van het materiaal vindt overleg plaats met de opdrachtgever, (adviseur van de) bevoegde overheid en depotbeheerder van het Noordelijk Archeologisch Depot te Nuis, waarbij een selectie wordt gemaakt van het te verwijderen en deponeren materiaal. 8.3 Selectie materiaal voor conservering De geselecteerde kwetsbare vondsten dienen, voor zover noodzakelijk voor permanente opslag in het depot, door een ter zake deskundige te worden geconserveerd. Ten behoeve van de conservering van de voorwerpen dient een plan te worden opgesteld dat wordt opgenomen in het evaluatierapport. Op basis van dit rapport vindt over dit onderwerp overleg plaats met de opdrachtgever, (adviseur van de) bevoegde overheid en depotbeheerder. HOOFDSTUK 9 DEPONERING 9.1 Eisen betreffende depot Deponering geschiedt conform de richtlijnen in KNA 4.0 Vondsten, monsters en documentatie worden overgedragen aan het Noordelijk Archeologisch Depot te Nuis. De vondsten dienen te worden overgedragen aan de depotbeheerder. Bij het eindproduct hoort een bewijs (af te geven door de ontvangende instantie) van overdracht van vondsten en documentatie. 9.2 Te leveren product De volgende producten worden geleverd: - Gedetermineerde en geanalyseerde sporen en vondsten, zowel analoog als digitaal, alsmede een deelverslag hiervan. - Geconserveerde vondsten, indien van toepassing, inclusief conservatierapport. - Eindproduct (eindrapport) volgens KNA-specificatie. Het dient te worden opgesteld volgens de Publicatiewijzer voor de archeologie (Diepeveen-Jansen en Kaarsemaker, 2004). Het standaardrapport is volgens KNA-specificatie opgesteld en in overeenstemming met de bepalingen in dit PvA. 10

HOOFDSTUK 10 RANDVOORWAARDEN EN AANVULLENDE EISEN 10.1 Personele randvoorwaarden Het booronderzoek moet worden verricht door een vergunninghoudend archeologisch bedrijf of organisatie. De bij de archeologische werkzaamheden betrokken gekwalificeerde personen dienen te voldoen aan de in de KNA 4.0 gestelde kwaliteitseisen aan actoren. Onderzoek staat onder leiding van een KNA-archeoloog. 10.2 Overlegmomenten Voorafgaand aan het onderzoek wordt met opdrachtgever overlegd over startdatum, aanvoer van materialen etc. Gemaakte afspraken worden vastgelegd in dagrapport of gespreksverslag en geaccordeerd door betrokken partijen. Indien tijdens de uitvoering van het onderzoek de noodzaak voor het uitvoeren van een aanvullend booronderzoek naar voren komt, dient hierover overleg plaats te vinden tussen uitvoerder, opdrachtgever en bevoegde overheid. 10.3 Kwaliteitsbewaking, toezicht, overleg en evaluatie - Het onderzoek dient conform de KNA versie 4.0 en dit PvA te worden uitgevoerd door een archeologisch bedrijf of instelling met een geldige opgravingsvergunning. - Het onderzoek, de documentatie en de rapportages dienen te worden geautoriseerd door een senior archeoloog. 10.4 Overige randvoorwaarden en aanvullende eisen Het onderzoek wordt uitgevoerd conform de KNA richtlijnen. - In alle gevallen waarin dit PvA niet voorziet zijn de procesbeschrijvingen en specificaties van de KNA versie 4.0 van toepassing. - Dit PvA betreft de eisen die vanwege het archeologisch belang aan het onderzoek worden gesteld. Dit laat onverlet dat wettelijke en andere regelgeving aangaande het uitvoeren van werkzaamheden moet worden gevolgd (o.a. de Arbowet). - Dit PvA dient tijdens het veldwerk op de werklocatie aanwezig te zijn. De externe communicatie rondom het archeologisch onderzoek ligt in handen van de opdrachtgever. Vanuit de archeologische opdrachtnemer zal alle medewerking worden verleend voor het verschaffen van inhoudelijke informatie die voor de externe communicatie van belang kan zijn. Indien het wenselijk wordt geacht dat er een open dag of informatiemoment wordt georganiseerd en de inzet vanuit de archeologische opdrachtnemer hiervoor niet vanuit de verleende opdracht is te realiseren, dan zullen hierover aanvullende afspraken moeten worden gemaakt. HOOFDSTUK 11 WIJZIGINGEN TEN OPZICHTE VAN HET VASTGESTELDE PVA 11.1 Wijzigingen tijdens het veldwerk -Indien belangwekkende zaken worden aangetroffen die niet in het PvA waren voorzien vindt overleg plaats met de archeologisch adviseur namens bevoegde overheid en de opdrachtgever. -Indien substantieel van het PvA afgeweken dient te worden, bijvoorbeeld bij het aantreffen van onverwachte sporen en structuren of indien een geringer deel van het onderzoeksterrein kan worden onderzocht, dient hiervoor toestemming verkregen te worden van de archeologisch adviseur namens bevoegde overheid en de opdrachtgever. 11

Wijzigingen in de uitvoeringstermijn kunnen zich onder andere voordoen door onverwachte weersomstandigheden. Wijzigingen en de oorzaak daarvan worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de opdrachtgever. De in het PvA vastgelegde termijnen schuiven mee naar gelang de besproken wijziging. 11.2 Belangrijke wijzigingen Indien belangwekkende zaken worden aangetroffen die niet in het PvA waren voorzien vindt overleg plaats met de bevoegde overheid en de opdrachtgever. Onderstaande belangrijke wijzigingen worden te allen tijde aantoonbaar voorgelegd aan de opdrachtgever en de bevoegde overheid: Afwijking van de archeologische verwachting Wijzigingen van de gehanteerde onderzoeksmethode Wijzigingen van de fysieke en/of technische omstandigheden 11.3 Procedure van wijziging na de evaluatiefase van het veldwerk Als bij de evaluatie van het veldwerk nog ingrijpende wijzigingen optreden t.a.v. de vraagstellingen, methodiek van uitwerking, conservering of rapportage, dient de opdrachtnemer te overleggen met de opdrachtgever. Wijzigingen en de daarmee samenhangende planning van de werkzaamheden alsmede meer- of minderwerk dienen door hen te worden goedgekeurd. 11.4 Procedure van wijziging tijdens uitwerking en conservering Wijziging in het PvA gedurende de uitwerking en conservering worden uitsluitend aangebracht na overleg met en goedkeuring door de opdrachtgever. De eventuele aanpassingen ten opzichte van het PvA worden door de projectleider schriftelijk vastgesteld in de projectdocumentatie en toegestuurd aan de archeologisch adviseur namens bevoegde overheid en de opdrachtgever. 12

LITERATUUR EN BIJLAGEN Literatuur Brattinga, J.J., 2016: Archeologisch bureauonderzoek verdieping hoofdwatergang in Kootstertille, gemeente Achtkarspelen. (Hollandia Reeks 568) Zaandijk. Carmiggelt, A. & P. Schulte (red.), 2002: Veldhandleiding Archeologie (SIKB-leidraad 1, www.sikb.nl) Diepeveen-Jansen M. & J. Kaarsemaker, 2004: Publicatiewijzer voor de Archeologie. Amsterdam, Amsterdam University Press. Huisman, D.J., 2006: Leidraad Eerste hulp bij Kwetsbaar Vondstmateriaal. (SIKBleidraad, www.sikb.nl) Fokkens, H. 1998: Drowned Landscape. the Occupation of the Western Part of the Frisian- Drentian Plateau, 4400 BC - AD 500. Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort. Milojkovic, J., 2006: Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek tracé watertransportleiding Kootstertille-Jitsrum. (Oranjewoud Archeologisch rapport 2006/52) Almere. Tulp, C., & F.B. Postma, 2010: Kootstertille, De Koaten 9, Gemeente Achtkarspelen (Fr.). Een Inventariserend Veldonderzoek. (Steekproefrapport 2010-01/08), Zuidhorn. 13

Bijlage 1 bij het PvA: Lijst met te verwachten aantallen Onderzoek Verwachting Omvang Verwachte aantal m 2 320 Vondstcategorie Verwachte aantallen (N) Aardewerk 2 Bouwmateriaal 1 Metaal (ferro) 0 Metaal (non-ferro) 0 Slakmateriaal 0 Vuursteen 5 Overig natuursteen 0 Glas 1 Menselijk botmateriaal onverbrand 0 Menselijk botmateriaal verbrand 0 Dierlijk botmateriaal onverbrand 1 Dierlijk botmateriaal verbrand 0 Visresten 0 Schelpen 0 Hout 0 Houtskool(monsters) 0 Textiel 0 Leer 0 Submoderne materialen 0 Monstername Verwachte aantallen (N) Algemeen biologisch monster (ABM) 0 Algemeen zeefmonster (AZM) 0 Pollen, diatomeeën en andere microfossielen 0 Monsters voor anorganisch chemisch onderzoek 0 Monsters voor micromorfologisch onderzoek 0 Monsters voor luminescentiedatering (OSL/TL) 0 Monsters voor koolstofdatering ( 14 C) 0 DNA 0 Dendrochronologisch monster 0 14

Bijlage 2 Het onderzoeksgebied (rood omkaderd) met de voorgenomen boorpunten (rode sterren). Op de plek van de vuursteenvindplaats zijn de boringen verdicht tot een onderlinge afstand van 10 meter. 15

Bijlage 3 16