Raadsgriffie ONTWERP-BESLUIT II De RAAD van de gemeente DORDRECHT; gezien het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders van 4 november 2003, nr. SO/03/7341; gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 3 van de Algemene subsidieverordening 1998 van de gemeente Dordrecht en artikel 149 van de Gemeentewet. b e s l u i t : vast te stellen de SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTELIJK RESTAURATIEFONDS DORDRECHT (GRD) 2003 HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN Artikel 1 Doelstelling Deze verordening heeft tot doel door middel van doelmatig beheer en het plegen van restauratie en onderhoud te bevorderen dat het monumentenbestand binnen de grenzen van de gemeente Dordrecht, middels stelselmatige inspanning van eigenaren en gemeente, in een cultuurhistorisch verantwoorde staat en op een kwalitatief goed bouwtechnisch peil wordt gebracht en gehouden. Artikel 2 Begripsomschrijvingen In deze verordening wordt verstaan onder: a) Pand en/of object, verder te noemen Monument: 1. Gemeentelijk monument: pand / object dat overeenkomstig de van toepassing zijnde gemeentelijke monumentenverordening op de gemeentelijke monumentenlijst is geplaatst;
2 2. Beeldbepalend object: Pand/object dat naar het oordeel van burgemeester en wethouders een kenmerkend onderdeel vormt van het stadsgezicht van Dordrecht, welk stadsgezicht krachtens artikel 35 van de Monumentenwet 1988 is aangewezen; b) Restaureren / het plegen van onderhoud: het treffen van voorzieningen tot opheffen van (bouwtechnische) gebreken, waar onder begrepen het normale onderhoud, noodzakelijk voor de instandhouding van de cultuurhistorische waarde van het monument; c) Eigenaar: 1) de natuurlijke of rechtspersoon die het monument waaraan de in deze verordening genoemde voorzieningen worden getroffen in eigendom heeft; 2) onder eigenaar wordt mede verstaan: a) degene die het recht van erfpacht op het monument bezit; b) de houder van een recht van opstal; c) de toekomstige eigenaar, erfpachter van het monument, of houder van een recht van opstal, die in het bezit is van een voorlopig koop- of erfpachtcontract inzake het monument; d) de houder van een appartementsrecht als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek; e) de vereniging van eigenaren als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek. d) Restaurerende instelling: een privaatrechtelijk persoon die op grond van haar statuten het zonder winstoogmerk instandhouden van één of meer monumenten ten doel heeft en die is gerangschikt onder de instellingen, bedoeld in artikel 24, lid 4, van de Successiewet 1956; e) Verleningsbeschikking: het besluit van burgemeester en wethouders waarin, voorafgaand aan het treffen van de voorzieningen, voorlopig de hoogte van de subsidiabele kosten is vastgelegd en waarmee de eigenaar van een monument een aanspraak kan doen op een financiering in de vorm van een Gemeentelijk Restauratiefonds Dordrecht (GRD)-hypotheek of subsidie in de vorm van een bijdrage-ineens, mits aan alle aan de verlening van een financiering of subsidie verbonden voorwaarden is voldaan; f) Vaststellingsbeschikking: het besluit van burgemeester en wethouders waarin, nadat de voorzieningen zijn getroffen, definitief de hoogte van de subsidiabele kosten is vastgelegd en de financiering of de subsidie definitief wordt vastgesteld; g) Voorzieningen: maatregelen waarvoor op basis van deze verordening een financiering of subsidie kan worden verleend; h) Subsidiabele kosten: 1. de som van de geraamde en door burgemeester en wethouders goedgekeurde bedragen van: a) de aanneemsom voor het verrichten van de voorzieningen; b) de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen; c) het naar rato van de verhouding tussen subsidiabel en niet subsidiabel geachte kosten, aan de subsidiabele kosten toe te rekenen gedeelte van het honorarium van de architect, tot het maximum als is bepaald in de Standaard Rechtsverhouding Opdrachtgever Architect 1988 (SR- 1988) het honorarium van de constructeur en/of adviseurs voor zover inschakeling hiervan noodzakelijk is voor de instandhouding van het monument; het toezicht op de uitvoering;
3 de bestedingskosten; de leges voor de bouw- en monumentenvergunning en voor enig andere vergunning die nodig is voor het treffen van de voorzieningen; d) de verschuldigde en niet verrekenbare omzetbelasting; e) een reservering tot een maximum van 5% van de aanneemsom voor het meerwerk, dat ten tijde van het opstellen van het plan tot het verrichten van de voorzieningen redelijkerwijs niet was te voorzien; f) de kosten voor het redelijkerwijs niet te vermijden en onvoorziene meerwerk, de reservering genoemd in artikel 2, lid 1-e. te boven gaand, voor zover deze kosten gemeld aan burgemeester en wethouders direct na constatering lopende de uitvoering van het werk en voor zover deze kosten door burgemeester en wethouders zijn goedgekeurd; g) de kosten van een bouwhistorische opname en/of bouwhistorisch onderzoek gericht op het treffen van de voorzieningen, tot een maximum van 0,5% van de goedgekeurde subsidiabele kosten. 2. niet tot de subsidiabele kosten behoren de kosten van in zelfwerkzaamheid uitgevoerde voorzieningen 3. bij het bepalen van de subsidiabele kosten wordt uitgegaan van de door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg op grond van het Besluit Rijkssubsidiëring Restauratie Monumenten 1997 vastgestelde Beleidsregels Onderhoud en Restauratie Monumenten; i) Onderhoudsplicht: de door burgemeester en wethouders na het treffen van de voorzieningen op te leggen onderhoudsplicht volgens de in artikel 16 van deze verordening opgenomen voorwaarden. j) Gemeentelijk Restauratiefonds Dordrecht (GRD) - hypotheek (de financiering): een laagrentende hypothecaire lening in de vorm van een Gemeentelijke Restauratiefonds Dordrecht (GRD) - hypotheek, kortweg GRD-hypotheek, te verlenen uit het Gemeentelijk Restauratiefonds Dordrecht (GRD); k) Gemeentelijk Restauratiefonds Dordrecht (GRD) - bijdrage-ineens (de subsidie): een subsidie in de vorm van een éénmalige bijdrage die rechtstreeks aan de eigenaar wordt uitbetaald uit het GRD; l) Fiscaal relevante eigenaar: de eigenaar van een monument die belastingplichtig is ingevolge de Wet op de Inkomstenbelasting dan wel de Wet op de Vennootschapsbelasting; m) Niet-fiscaal relevante eigenaar: de eigenaar van een monument die niet valt onder de begripsomschrijving in artikel 2, lid l. n) Het Bemiddelend Orgaan: een onafhankelijke instelling (N.V. Bemiddelend Orgaan) van de N.V. Bouwfonds Nederlandse Gemeenten, die op basis van vastgestelde normen toetst of de financiële draagkracht van de eigenaar van het monument voldoende is om een GRD-hypotheek af te sluiten en in deze Burgemeester en wethouders adviseert; o) Gemeentelijk Restauratiefonds Dordrecht (GRD) een fonds met revolverend karakter, waaruit Gemeentelijk Restauratiefonds Dordrecht (GRD) hypotheek (de financiering) en de bijdrage-ineens (de subsidie) worden verleend;
4 p) Stichting Nationaal Restauratiefonds (NRF) een stichting die door burgemeester en wethouders belast is met de financiële afwikkeling binnen het Gemeentelijk Restauratiefonds Dordrecht (GRD), waar onder begrepen het afsluiten van de GRD-hypotheek en de verstrekking van de bijdragenineens HOOFDSTUK 2. GEMEENTELIJK RESTAURATIEFONDS DORDRECHT (GRD) Artikel 3 Gemeentelijk Restauratiefonds Dordrecht (GRD) 1. Uit het Gemeentelijk Restauratiefonds Dordrecht (GRD) kunnen worden verstrekt a. financieringen in de vorm van een GRD-hypotheek als bedoeld in artikel 6 en 7 of b. subsidies in de vorm van bijdragen-ineens als bedoeld in artikel 6 en 8. 2. Rente en aflossing op GRD-hypotheken vallen toe aan het GRD en worden hernieuwd ingezet om de doelstelling van deze verordening te realiseren. Artikel 4 Financiële middelen, (deel)budgetten 1. De gemeenteraad stelt vast in welke omvang het GRD van financiële middelen wordt voorzien. 2. Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks deelbudgetten vaststellen voor de uitvoering van het GRD, gebaseerd op a. de in artikel 6, lid 4 en 5 genoemde fiscale relevantie van eigenaren van monumenten; b. door Burgemeester en wethouders vast te stellen nadere prioriteiten, gebieden of bepaalde categorieën monumenten. 3. Het besluit van burgemeester en wethouders tot vaststelling van deelbudgetten wordt bekend gemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze. 4. Indien een door burgemeester en wethouders vastgesteld deelbudget dreigt te worden overschreden, geven burgemeester en wethouders bij de verdeling van de nog ter verdeling resterende middelen binnen een deelbudget, die aanvragen voorrang, waarvan de inwilliging in vergelijking met andere aanvragen van meer belang is voor de bescherming en instandhouding van het monumentenbestand binnen Dordrecht. 5. Indien een deelbudget niet volledig wordt besteed, kunnen burgemeester en wethouders dit budget geheel of gedeeltelijk aan een ander deelbudget toevoegen. 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitvoering en het beheer van het Gemeentelijk Restauratiefonds Dordrecht te mandateren aan derden. Artikel 5 Prioriteiten 1. De toepassing van artikel 3, lid 1 kan per jaar beperkt worden tot monumenten en / of gebieden welke voorkomen op een door burgemeester en wethouders vast te stellen prioriteitenlijst.
5 2. Indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan lid 1 van dit artikel, wordt dat besluit bekend gemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze. HOOFDSTUK 3. VERLENINGSGRONDSLAG Artikel 6 Grondslag en werkingssfeer 1. Op grond van deze verordening kunnen burgemeester en wethouders een financiering of een bijdrage-ineens toekennen voor het treffen van: a. voorzieningen tot opheffing van bouwtechnische gebreken aan het monument; b. overige voorzieningen die voor de instandhouding van het monument noodzakelijk zijn. 2. De financieringsgrondslag of de hoogte van de bijdrage-ineens wordt berekend over de kosten van voorzieningen, met uitzondering van de kosten waarvoor op grond van enig andere regeling een financiering of subsidie kan worden verkregen. De stapeling van regelingen is toegestaan, mits de regelingen aanvullend werken. 3. De financiering of bijdrage-ineens wordt verleend aan de eigenaar van het monument waaraan de voorzieningen worden getroffen. 4. Fiscaal relevante eigenaren komen in aanmerking voor een GRD-hypotheek. 5. Niet-fiscaal relevante eigenaren komen in aanmerking voor een subsidie in de vorm van een bijdrage-ineens. De bewijslast van de fiscale status ligt bij de eigenaar. 6. Om voor een financiering of een bijdrage-ineens in aanmerking te komen dienen de totale subsidiabele kosten ten minste te bedragen 2% van de op basis van de taxatie voor Wet Onroerend Zaakbelasting (WOZ) voor het monument vastgestelde waarde. Het aantonen van de taxatiewaarde ligt bij de eigenaar. 7. De subsidiabele kosten boven 500.000,- (inclusief BTW) komen niet voor een financiering of bijdrage-ineens in aanmerking. 8. In geval van schade door brand of calamiteit worden de goedgekeurde subsidiabele kosten berekend uit de kosten van de te treffen voorzieningen minus de dekking van de uit te keren verzekeringsgelden. 9. Voor een bijdrage in het meerwerk kan door de eigenaar uiterlijk bij indiening van de financiële eindverantwoording een aanvullend financierings - of subsidieverzoek worden ingediend. a. een verzoek voor een aanvullende financiering of subsidie kan slechts worden gehonoreerd, als voldaan is aan lid 7 van dit artikel en de in artikel 2, lid h., onder 1.-f. opgenomen voorwaarden; b. aan de verlening van de oorspronkelijke aanvraag kan de eigenaar geen enkel recht op een aanvullende financiering of subsidie ontlenen. 10. Een GRD-hypotheek of bijdrage-ineens wordt slechts verleend: a. voor zover de deelbudgetten van het fonds als bedoeld in artikel 4, lid 2 toereikend zijn; b. voor monumenten dan wel gebieden die een onderdeel vormen van de op grond van artikel 5, lid 1 vastgestelde prioriteiten. 11. Burgemeester en wethouders kunnen in geval een fiscaal relevante eigenaar aantoonbaar geen of nauwelijks fiscale aftrekmogelijkheden bezit, een uitzondering maken op het gestelde in artikel 6, lid 4 en de eigenaar beschouwen als een niet fiscaal relevante eigenaar en handelen volgens artikel 6, lid 5.
6 Artikel 7 Financiering de GRD-hypotheek 1. Een GRD-hypotheek is een laagrentende hypothecaire lening met een looptijd van 20 jaar, waarbij de betaling van rente en aflossing volgens een annuïteitensysteem plaatsvindt. 2. Burgemeester en wethouders stellen de hoogte van de subsidiabele kosten vast. 3. Het leningsbedrag bij een GRD-hypotheek bedraagt maximaal 100% van de goedgekeurde subsidiabele kosten. 4. De leningsvoorwaarden waaronder GRD-hypotheken worden verleend, worden vastgesteld aan de hand van de door burgemeester en wethouders en de Stichting Nationaal Restauratiefonds afgesloten samenwerkingsovereenkomst. 5. Een GRD-hypotheek wordt slechts verleend, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de eigenaar van het monument waarvoor de financiering wordt aangevraagd in staat is de hieraan verbonden financiële lasten te dragen, hetgeen wordt getoetst door Het Bemiddelend Orgaan. 6. Het kredietplafond voor de GRD-hypotheek wordt voor aanvang van het aanbrengen van de voorzieningen berekend op basis van de uit de begroting berekende subsidiabele kosten en vastgelegd in een verleningsbeschikking. 7. Na de uitvoering van de werkzaamheden worden de uiteindelijke subsidiabele kosten berekend op basis van door de aanvrager te overleggen originele nota s en betaalbewijzen en vastgelegd in een vaststellingsbeschikking. 8. Een niet gebruikt restant van de financiering moet terstond na afgifte van de vaststellingsbeschikking worden aangewend als extra aflossing. Artikel 8 Subsidie - de bijdrage-ineens 1. De hoogte van de in artikel 3, lid 1 b. genoemde bijdrage-ineens bedraagt 30% van de goedgekeurde subsidiabele kosten. 2. Indien er sprake is van een restaurerende instelling, als eigenaar van het monument, wordt de bijdrage-ineens verhoogd met 10%. 3. Burgemeester en wethouders stellen de hoogte van de subsidiabele kosten vast. 4. De maximale hoogte van de bijdrage-ineens wordt voor aanvang van het aanbrengen van de voorzieningen berekend op basis van de uit de begroting berekende subsidiabele kosten en vastgelegd in een verleningsbeschikking. 5. Na de uitvoering van de werkzaamheden worden de uiteindelijke subsidiabele kosten berekend op basis van door de aanvrager te overleggen nota s en betaalbewijzen en vastgelegd in een vaststellingsbeschikking. HOOFDSTUK 4. VAN BESCHIKKING TOT VASTSTELLING Artikel 9 Uitvoering De procedure van aanvraag, verlening en afhandeling is vastgelegd in een door het college van B&W vastgesteld uitvoeringsreglement.
7 Artikel 10 Beschikkingsprocedure 1. Burgemeester en wethouders beslissen omtrent een aanvraag om verlenen van een GRD-hypotheek of een bijdrage-ineens a) binnen drie maanden na de dag waarop de aanvraag is ingediend. b) zij kunnen hun beslissing voor ten hoogste drie maanden verdagen; hiervan doen zij de aanvrager binnen de genoemde periode van 3 maanden schriftelijk mededeling. 2. Burgemeester en wethouders delen een besluit als bedoeld in dit artikel schriftelijk en met redenen omkleed aan de aanvrager mee. 3. Een verleningsbeschikking van een GRD-hypotheek of bijdrage-ineens omvat de vastgestelde subsidiabele kosten van de voorzieningen alsmede de berekening die hieraan ten grondslag ligt. Artikel 11 Weigeringsgronden Burgemeester en wethouders verlenen geen GRD-hypotheek of een bijdrage-ineens indien: a) met het treffen van de voorzieningen de doelstelling zoals genoemd in artikel 1 niet of in onvoldoende mate wordt gediend; b) de kosten van de voorzieningen niet geacht kunnen worden te staan in een redelijke verhouding tot het te verkrijgen resultaat; c) met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat de aanvrager een verleningsbeschikking heeft ontvangen; d) voor de betreffende voorzieningen binnen een termijn van 15 jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag wordt ingediend subsidie is verleend; e) voor het treffen van voorzieningen een monumentenvergunning en/of bouwvergunning is vereist en deze nog niet is verleend; f) op het moment van aanvraag te voorzien is dat het monument waaraan de voorzieningen worden getroffen binnen een periode van tien jaar wordt afgebroken; g) het monument in geval van een ingrijpende verbetering, na het treffen van de voorzieningen, in zijn geheel beschouwd, niet voldoet aan de eisen die hieraan op grond van wettelijke voorschriften moeten worden gesteld; h) na toetsing door Het Bemiddelend Orgaan blijkt dat de aanvrager de lasten van de lening niet kan dragen. Artikel 12 Uitbetaling 1) Indien burgemeester en wethouders gebruikmaken van de mogelijkheid de grondslag van de GRD-hypotheek of de bijdrage-ineens aan te passen, vindt a) in geval van de GRD-hypotheek de definitieve vaststelling binnen 8 weken na indiening van de geldelijke eindverantwoording plaats; b) in geval van de bijdrage-ineens de definitieve uitbetaling binnen 8 weken na indiening van de geldelijke eindverantwoording plaats; 2) De bijdrage-ineens zal desgewenst bij wijze van voorschot tijdens de uitvoering van het werk aan de eigenaar worden uitbetaald
8 a) na opgave per kalenderkwartaal naar rato van de verhouding tussen de tot op dan werkelijk gemaakte kosten en de totale kosten gemoeid met het treffen van de voorzieningen; b) tot ten hoogste 85% van de in de verleningsbeschikking toezegde subsidie. Artikel 13 Intrekking van een verleende financiering of bijdrage-ineens Ingeval de eigenaar onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, dan wel de eigenaar één of meer van de voorwaarden als bedoeld in deze verordening niet naleeft, besluiten burgemeester en wethouders al naar gelang de ernst van de overtreding: a) een besluit tot toekennen en/of vaststelling van een financiering of bijdrageineens geheel of gedeeltelijk in te trekken; b) een reeds van kracht geworden financiering op te eisen; c) een reeds uitbetaalde bijdrage-ineens, waaronder mede begrepen een eventueel uitbetaald voorschot, geheel of gedeeltelijk terug te vorderen. Artikel 14 Onderhoudsverplichting 1) Burgemeester en wethouders leggen een onderhoudsverplichting op aan eigenaren die gebruik hebben gemaakt van de GRD-hypotheek of een bijdrage-ineens. 2) Na het treffen van de voorzieningen en aansluitend aan het verstrekken van de verleningsbeschikking wordt door een daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen instantie een bouwtechnisch rapport (de nul-meting) opgemaakt. 3) De eigenaar wordt geacht voor een periode van 15 jaar gerekend vanaf de datum van afgifte van de vaststellingsbeschikking het monument ten minste in de technische staat te houden zoals vastgelegd in de nul-meting. 4) Elke vijf jaar, voor het eerst vijf jaar na vastlegging van de nul-meting, wordt in opdracht van burgemeester en wethouders een bouwtechnisch rapport opgemaakt 5) Indien uit de bouwtechnische rapportages, zoals bedoeld in het vierde lid, blijkt dat niet aan de in lid 3 van dit artikel bedoelde onderhoudsverplichting wordt voldaan, zullen burgemeester en wethouders, al naar gelang de ernst van de overtreding kunnen besluiten te eisen dat: a) de technische staat binnen acht weken op kosten van de eigenaar op het niveau van de nul-meting wordt gebracht; b) de GRD-hypotheek (de laagrentende lening) zal worden omgezet in een hypotheek met een gewijzigd rentepercentage (marktconform); c) de bijdrage-ineens geheel of gedeeltelijk moet worden terug betaald. 6) De onderhoudsverplichting dient in de vorm van een kettingbeding bij vervreemding van het monument te worden overgedragen aan de opvolgende eigenaar. Artikel 15 Tussentijdse vervreemding Indien de eigenaar na het afsluiten van een GRD-hypotheek het monument tussentijds vervreemdt: a) wordt de vaststellingsbeschikking ingetrokken en dient de eigenaar het restant aan financieringsverplichting volledig af te lossen of;
9 b) wordt de vaststellingsbeschikking op naam van de koper gesteld en kan deze het restant van de GRD-hypotheek tegen gelijke condities wederom aangaan, waarbij het gestelde in artikel 7, vierde en vijfde lid, onverkort van toepassing is. HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN Artikel 16 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule Burgemeester en wethouders beslissen naar eigen, redelijk oordeel in gevallen waarin de toepassing van deze verordening niet of onvoldoende voorziet en in gevallen waarin het toepassen van deze verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Artikel 17 Overgangsbepaling Een eigenaar die in de periode van 1 januari 2003 tot de dag waarop deze verordening in werking treedt op eigen verzoek daartoe de subsidiabele kosten door burgemeester en wethouders heeft laten vaststellen, kan na inwerkingtreding van deze verordening alsnog een aanvraag voor de verstrekking van een bijdrage-ineens respectievelijk een GRDhypotheek indienen. In dit geval is het gestelde in artikel 11 lid c niet van toepassing. Artikel 18 Citeertitel, inwerkingtreding en tijdvak werking verordening 1. Deze verordening kan worden aangehaald als de Subsidieverordening Gemeentelijk Restauratiefonds Dordrecht (GRD) 2003. 2. Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2004. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 9 december 2003. de griffier de voorzitter