Ganzen in de winter in Noord-Holland 216 Aantalsontwikkeling in foerageergebieden tussen 21-215 en nulmeting gebieden met winterrust 215-216 D.M. Hoogeboom, F. Visbeen, D. Tanger, A. Bloem, W. Non de zakelijke dienstverlening van Landschap Noord-Holland
Ganzen in de winter in Noord-Holland 216 Aantalsontwikkeling in foerageergebieden tussen 21-215 en nulmeting gebieden met winterrust 215-216 D.M. Hoogeboom, F. Visbeen, D. Tanger, A. Bloem, W. Non Landschap Noord-Holland - Ganzen in de winter in Noord-Holland
Colofon Status uitgave: eindrapport Rapport nr.: 16-6 Datum uitgave: 18 augustus 216 GEDRUKT OP FSC PAPIER Titel: Ganzen in de winter in Noord-Holland Subtitel: Aantalsontwikkeling in foerageergebieden tussen 21-215 en nulmeting gebieden met winterrust 215-216 Samenstellers: D.M. Hoogeboom, F. Visbeen, D. Tanger, A. Bloem, W. Non Projectleider: D.M. Hoogeboom Naam opdrachtgever: Provincie Noord-Holland Akkoord voor uitgave: Frank Visbeen, afdelingshoofd O&A, LNH Foto s cover: Ger Tik, Joke Huijser-Spekken Wijze van citeren: Hoogeboom, D.M., Visbeen, F., Tanger, D., Bloem, A., Non, W., 216. Ganzen in de winter in Noord-Holland. Aantalsontwikkeling in foerageergebieden tussen 21-215 en nulmeting gebieden met winterrust. Rapportnr 16/6. Natuurlijke Zaken, Heiloo Landschap Noord-Holland is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens van Landschap Noord-Holland; opdrachtgever vrijwaart Landschap Noord-Holland voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. Landschap Noord-Holland bv Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/ of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Landschap Noord-Holland, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitsmanamgementssyteem van Landschap Noord-Holland bv is gecertificeerd overeenkomstig ISO 91: 2.
Inhoudsopgave 1. Inleiding 7 2. Methode 11 3. Resultaten 15 3.1 Ganzen in Nederland 15 3.2 Ganzen in Noord-Holland 15 3.3 Ganzen binnen en buiten foerageergebieden 24 3.3.1 Landelijk beeld 24 3.3.2 Noord-Holland 28 3.4 Resultaten Veldwerk 4. Samenvatting en aanbevelingen 31 4.1 Trends en verspreiding van ganzen in de winter 31 4.2 Verschuivingen en veranderingen na 21 31 4.3 Aantalsontwikkeling binnen en buiten foerageergebieden en het gebruik ervan 31 4.4 Resultaten steekproef in enkele gebieden met winterrust 32 4.5 Aanbevelingen 32 4.6 Aanvullend onderzoek 32 5. Literatuur 35 Landschap Noord-Holland - Ganzen in de winter in Noord-Holland
6
1. Inleiding Nederland is een belangrijk land voor overwinterende ganzen. Ze broeden noordelijk in Europa, zoals in Scandinavië, en ook in Spitsbergen en Siberië. In de winter trekken ze naar onder andere Nederland, waar de winter relatief zacht is, met een voldoende aanbod aan voedsel. In Noord-Holland komen de hoogste aantallen voor in de graslanden in de veenweidengebieden van Laag Holland en de Vechtstreek. De Wieringen is vooral voor de rotgans van belang. In het kader van de Europese Vogelrichtlijn, heeft Nederland een internationale verantwoordelijkheid voor de duurzame instandhouding van deze overwinterende ganzen. Tegelijkertijd zien we een toename in het aantal overwinterende ganzen. Er is een tendens dat brandgans langer blijft, tot en met april en soms zelfs tot mei, en als gevolg daarvan kan er ondermeer landbouwschade ontstaan. Tegelijkertijd is er een tendens dat de kolganzen eerder vertrekken uit Nederland, omdat ze iets eerder terecht kunnen in hun broedgebied, doordat het daar eerder gaat dooien. Provincie Noord-Holland heeft zich ten doel gesteld om enerzijds te zorgen voor de bescherming van winterganzen en tegelijkertijd faunaschade terug te dringen. In het Uitvoeringsbeleid Ganzen is beschreven hoe dat wordt gedaan (Provincie Noord-Holland, 214). Die rustgebieden zijn nog niet begrensd. Op dit moment is de planning dat de begrenzing in de zomer van 216 zal worden uitgevoerd. Tot nadere besluitvorming blijven de zogenaamde foerageergebieden van kracht. Deze liggen in Waterland-Oost, de Zeevang en de Vechtstreek. Agrariërs met land in de foerageergebieden kunnen een contract afsluiten en de kosten gekoppeld aan veroorzaakte schade, terugkrijgen. Het is dus de bedoeling dat de foerageergebieden in de toekomst vervangen worden door zogenaamde rustgebieden. Om het winterganzenbeleid verder vorm te geven, heeft provincie Noord-Holland behoefte aan gegevens over aantallen, aantalsontwikkeling en gebruik van verschillende soorten gebieden, door ganzen. De provincie wil weten wat het gebruik van ganzen is buiten de foerageergebieden, en tegelijkertijd ook een nulmeting van gebieden met winterrust. Er is afgesproken dat er winterrust zal zijn per 1 november 216. Afschot is niet toegestaan in deze periode, tenzij er schade aan schadegevoelige gewassen dreigt. In dat geval mag op basis van een ontheffing wel verjaagd en bejaagd worden. De winterrust is hierdoor vooral gericht op graslanden en niet op akkers. De winterrust vindt plaats in de periode 1 november tot eind februari (vier maanden). De Faunabeheereenheid wil dat de schade wordt verminderd, alsook het aantal zomerganzen, en koppelt het in stand houden van winterrust aan deze twee doelen. Naast de invoering van winterrust, wil de provincie volgens het Uitvoeringsbeleid Ganzen ook rustgebieden aanwijzen. De rustgebieden gaan de oude foerageergebieden vervangen. De rustgebieden worden begrensd op basis van het voorkomen van ganzen en de schadeontwikkeling van de afgelopen jaren. 7 Landschap Noord-Holland - Ganzen in de winter
Hoofdvraag Hoe maken ganzen (kolgans, grauwe gans, brandgans en rotgans) gebruik van de foerageergebieden en zijn er nieuwe gebieden die in aanmerking komen te worden begrensd? (21/11-214/15) 1. Wat is de verspreiding van ganzen in de winter in Noord-Holland? a. Hebben er na de afgelopen zes jaar verschuivingen plaatsgevonden?* b. Is er een relatie tussen de verschuivingen en foerageergebieden? 2. Is de verspreiding van ganzen in de winter gekoppeld aan typen gebied? a. Weten ganzen de gebieden met winterrust, die buiten bestaande foerageergebieden liggen, te benutten, en in welke aantallen? (zie p.12 Veldwerk voor de selectiecriteria) b. Wat is het gebruik door ganzen in bestaande foerageergebieden? c. Welke andere gebieden buiten de foerageergebieden worden door ganzen benut? 3. Wat is de aantalsontwikkeling in de foerageergebieden? Projectorganisatie Vanuit de opdrachtgever waren Merel Vermeulen, Anneke Don en Emilie Wijers achtereenvolgend contactpersoon. Vanuit Landschap Noord-Holland was Dorien Hoogeboom projectleider. Samen met Andrea Bloem, Frank Visbeen, Dirk Tanger en Wilco Non, zijn de analyses uitgevoerd en geïnterpreteerd. Dirk Tanger heeft tevens veldwerk uitgevoerd in gebieden waar weinig gegevens van waren. Sovon heeft de ruwe gegevens aangeleverd. Zij hebben ook nog gegevens voor dit onderzoek gedigitaliseerd en contact gezocht met tellers om toestemming te vragen voor het gebruik van hun gegevens. Doel Het doel van dit onderzoek is inzicht te krijgen in het gebruik van foerageergebieden en of de ligging goed is, en of er mogelijk andere gebieden zijn die qua gebruik en aantallen in aanmerking komen om in de begrenzing op te worden genomen. 8 *Er is gekozen voor zes jaar omdat in 21/211 een winterganzen telling is uitgevoerd door Landschap Noord-Holland. We hebben zodoende gebruik gemaakt van vijf jaar aan gegevens uit de landelijke database, en voor het zesde jaar (215/216) is de data afkomstig van veldwerk in een selectie van gebieden (zie Hoofdstuk 2 Methode)
Landschap Noord-Holland - Ganzen in de winter in Noord-Holland 9
1
2. Methode Onderzochte ganzensoorten Dit onderzoek heeft zich gericht op brandgans, grauwe gans, kolgans en rotgans. De toendrarietgans is niet in het project meegenomen, omdat deze soort vooral op bouwland zit, en niet op grasland waar de winterrust geldt. Gebruikte gegevens Voor dit onderzoek zijn verschillende gegevens verzameld. Het gaat om: Data van het Faunafonds en Sovon Veldwerk Mondelinge informatie van enkele plaatselijke WBE s. Analyse Herkomst gegevens Voor dit rapport zijn bij Sovon de aantallen ganzen van de monitoringgebieden, ganzengebieden en de midwintergebieden voor geheel Noord-Holland opgevraagd. In figuur 2.1 is het onderzoeksgebied weergegeven. De periode van onderzoek betreft najaar 21 t/m voorjaar 215. In 215/16 is in enkele gebieden aanvullend veldwerk uitgevoerd (zie Figuur 2.1). Van elke winter zijn voor de grauwe gans en kolgans de tellingen van november t/m maart gebruikt. De tellingen voor brandgans lopen van november t/m april, en voor rotgans van november t/m mei. Voor de monitoring wordt gewerkt met een speciale gebiedsindeling. Elk van deze gebieden omvat een of meer telgebieden, die de eenheden vormen waarin de tellingen worden uitgevoerd. De monitoringgebieden en ganzengebieden worden maandelijks, en bij voorkeur, in het weekend dat het dichtst bij het midden van de maand ligt, onderzocht. De telperiode loopt van september tot maart/ april met een aparte tellingen voor Brandgans en Rotgans in april en mei. Voor het Waddengebied geldt een iets afwijkende strategie. De teldatum wordt internationaal vastgesteld en kan dus wat afwijken voor de overige tellingen. Bovendien wordt bij hoog water geteld. Bij de midwintertelling, half januari, wordt geprobeerd provincie dekkend op watervogels te tellen. Vooral in deze gebieden komen regelmatig nulwaarnemingen voor. Waar de monitoring- en ganzengebieden overlappen met de midwintergebieden, wordt de telling gecombineerd. De watervogeltellingen worden uitgevoerd volgens een landelijke methodiek. GANZENFOERAGEERGEBIEDEN Veldwerk 215/216 Figuur 2.1 Onderzoeksgebied en huidige foerageergebieden. Methode van intekenen Het door Sovon aangeleverde databestand bevat zowel exact op locatie gestipte waarnemingen van groepen ganzen als totaal aantallen ganzen per telgebied. De methode van invoeren varieert per waarnemer en per jaar. Soms zijn in een telgebied de grote groepen op locatie ingetekend, terwijl individuele ganzen en kleine, verspreide groepjes niet ingetekend zijn maar doorgegeven als restaantal. In het databestand komen in alle maanden dubbeltellingen voor, vooral in januari. In alle monitoring- en ganzengebieden worden midwintertellingen gedaan, vaak door dezelfde maar soms ook door een andere waarnemer. In dit geval worden de aantallen ganzen dubbel ingevoerd. Tussen de dubbel ingevoerde waarnemingen kunnen grote verschillen zitten als een groep ganzen zich net verplaatst heeft. 11 Landschap Noord-Holland - Ganzen in de winter
12 Bewerking ruwe data Het gevolg van wat in voorgaande paragrafen is beschreven, is dat het bronbestand van Sovon bestaat uit verschillende soorten data: exact gestipte waarnemingen, gebiedswaarnemingen, dubbele waarnemingen en veel nulwaarnemingen. Daarom zijn eerst een aantal bewerkingen uitgevoerd alvorens tabellen en grafieken te maken. In de telgebieden waar de aantallen ganzen exact gestipt zijn, zijn de aantallen per telgebied gesommeerd. Vervolgens is per datum en per telgebied het maximum aantal voor elke soort berekend. Dit resulteert in één waarde per soort en telgebied. Risico van deze bewerking is dat de aantallen ganzen enigszins overschat worden, omdat van elke dubbeltelling de hoogste waarde wordt genomen. Anderzijds worden aangrenzende gebieden zelden precies tegelijkertijd geteld. Er is dus altijd een zeker risico van onder- of overschatting. De nulwaarnemingen betreffen de vastgestelde afwezigheid van de vier onderzochte soorten brandgans, grauwe gans, kolgans en rotgans in het betreffende telgebied. Er zaten mogelijk wel andere soorten watervogels. Voor de berekeningen zijn de telgebieden met nulwaarnemingen meegenomen in het bepalen van gemiddelde waarden. Op basis van de waarden per datum is voor elk telgebied het maximum aantal ganzen per maand per winterseizoen bepaald. Dit bestand is de basis voor alle tabellen, grafieken en kaarten. Aantallen bepalen in foerageergebieden In Provincie Noord-Holland liggen drie foerageergebieden, namelijk Zeevang, Waterland-Oost en de Vechtstreek (zie figuur 2.1 en 3.6). Deze foerageergebieden die bestaan uit meerdere kleine deelgebieden. De tellingen van ganzen worden gedaan op telgebied-schaal. De meeste telgebieden overlappen niet voor 1 procent met de foerageergebieden. De telgebieden die voor meer dan 9 procent overlappen zijn: Marken (Sovon-telgebied NH481) Polder de Zeevang Oosthuizen Kwadijk (NH454) Polder de Zeevang Warder Edam (NH452) Noordpolder beoosten Muiden (NH852). Soms vallen meerdere deelgebieden van een foerageergebied binnen één telgebied, dat is het geval in de volgende telgebieden: Nieuwe Keverdijkse Polder (NH8161) Horstermeer (NH8172) Polder de Zeevang Middelie (NH453) Aetsveldsche Polder Oost (NH8142) Enkele telgebieden zijn veel groter dan deelgebieden van een foerageergebied. Dit is het geval in: Polder Katwoude (NH472) Hilversumse Meent (NH8611) Heintjesrak- en Broekerpolder (NH831) Om een beeld te krijgen van de aantalsontwikkeling binnen foerageergebieden, hebben we de tellingen (die op telgebied-niveau zijn) bewerkt zodat we een beeld krijgen van de aantallen ganzen binnen de drie foerageergebieden. Voor alle foerageergebieden zijn tellingen beschikbaar, met uitzondering van de Horstermeer. In deze droogmakerij is in de onderzochte periode nooit geteld. Voor de foerageergebieden zijn grafieken gemaakt die de verspreiding over de afgelopen vijf, en in sommige gevallen zes, winters zijn weergegeven (zie Hoofdstuk 3) Faunafonds Het Faunafonds heeft een database met informatie over de meldingen van schade door dieren. Het gaat om getaxeerde bedragen en uitgekeerde bedragen. We hebben in de analyse alleen november tot en met maart meegenomen in de jaren, 211-212, 212-213, 213-214 en 214-215. In de bijlagen zijn de kaarten opgenomen. De schade is weergegeven per postcode gebied, gebaseerd op alleen de vier cijfers en exclusief de letters van de postcode. Wildbeheereenheid De Wildbeheereenheid is geraadpleegd voor informatie over aanwezigheid van ganzen in gebieden waar geen gegevens van waren. Veldwerk We hebben in de maanden november tot en met maart veldwerk uitgevoerd in delen van het Alkmaardermeergebied, delen van West-Friesland en in de Anna Paulowna. polder. Om inzicht te krijgen in het effect van de winterrust, is het belangrijk om gegevens over aantallen ganzen te krijgen, en te monitoren wat de aantalsontwikkeling is. In sommige gebieden worden momenteel geen gegevens verzameld. Dat komt omdat er geen Sovon vrijwilliger is, of omdat de Sovon vrijwilliger er niet aan toe is gekomen. Het veldwerk is uitgevoerd in het Alkmaardermeergebied, West-Friesland en Anna Paulowna. Rondom het Alkmaardermeer kwamen de recente jaren al honderden kolganzen en tientallen brandganzen voor, meestal aangesloten bij grauwe ganzen De gebieden in West-Friesland werden gekozen omdat er tot nu toe weinig bekend was over het voorkomen van ganzen. De gebieden zijn geselecteerd met een bepaalde reden. In het Alkmaardermeergebied waren aanwijzingen dat kolganzen voorkomen en mogelijk toenemen, van gebieden in West-Friesland waren geen gegevens. Informatie over de aanwezigheid van (meer) ganzen in West-Friesland, kan voor de provincie aanleiding zijn om extra rustgebieden te begrenzen. Anna Paulowna is op verzoek van de opdrachtgever
toegevoegd om vast te stellen of hier rotganzen voorkomen, hoe de populatie ontwikkelt en wat hier gebiedsgebruik is. Daarnaast zouden de gebieden allen in anderhalve dag geteld moeten kunnen worden. Het veldwerk is uitgevoerd volgens het landelijke Watervogeltellingen protocol. Tijdens het veldwerk zijn kolgans, brandgans, rotgans en grauwe gans genoteerd. De data worden aangeleverd aan de NDFF. 13 Landschap Noord-Holland - Ganzen in de winter in Noord-Holland
14
3. Resultaten We bespreken de resultaten waarin we eerst kort het belang van Nederland aangeven voor de ganzen, specifiek kolgans, grauwe gans, brandgans en rotgans. Vervolgens geven we de aantallen, verspreiding en trends van de genoemde soorten in Noord-Holland en specifiek in de foerageergebieden. Voor de nog te begrenzen rustgebieden is dit een nulmeting. Komende jaren moet worden gemonitord om te zien hoe de ganzenpopulatie zich ontwikkelt binnen en buiten deze gebieden na de instelling van de periode met winterrust. 3.1 Ganzen in Nederland Nederland is een ganzenland in optima forma. Zachte winters in combinatie met een geschikt aanbod aan voedsel en veilige slaapplaatsen maken Nederland een ideaal winterverblijf. Tegenwoordig overwinteren anderhalf tot twee miljoen ganzen midden in de winter in Nederland (zie tabel 3.1). De landelijke telresultaten laten de laatste decennia een duidelijke toename zien. Werden rond 198 gemiddeld 47. ganzen geteld, het seizoenmaximum van de totale Nederlandse ganzenpopulatie ligt nu rond 2,3 miljoen. De kolgans in het talrijkst, al nemen de aantallen licht af of blijven gelijk. Daar lijken twee oorzaken voor te zijn. Ten eerste blijven er bij zachte winters meer kolganzen in Noord- en Oost-Duitsland en ten tweede zakt het percentage jongen steeds meer. Daarnaast is de eerste golf kolganzen die naar Nederland komt (de laatste dagen van september) steeds groter (in 215 2. exemplaren). De brandganzen hebben hun reis naar Nederland niet zo sterk vervroegd, wel gaat een steeds groter wordend deel steeds later retour naar hun broedgebied, vermoedelijk wordt dit veroorzaakt doordat de populatie groeit en alle geschikte doortrekgebieden vol zijn. Het gevolg is dat groepen brandganzen de reis nu in minder dagen afleggen, en daardoor langer de tijd hebben om op grasland te foerageren. In Noord-Holland verbleven er rond 7 mei 216 ongeveer 1. brandganzen. 3.2 Ganzen in Noord-Holland De betekenis van Noord-Holland voor ganzen is de laatste decennia toegenomen, zie ook tabel 3.2. Vooral de veengebieden van Laag Holland en de Vechtstreek zijn belangrijke overwinteringsgebieden voor kolgans, grauwe gans en brandgans. Hier ligt het grootste areaal aan begrensd foerageergebied voor de ganzen in Noord-Holland. Texel en Wieringen hebben een speciale betekenis voor de (zwartbuik)rotgans. Hierna gaan we in op aantallen en verspreiding van kolgans, grauwe gans, brandgans en rotgans. Tabel 3.1. Aantallen ganzen op verschillende schaalniveau s en trends (Bron: Sovon) Soort Populatie Europa Populatie in Ned 29/14 Seizoensmax. 212/13 Trend > 198/81 Trend > 24/5 Kolgans 1.2. 82.-97. 936. + + Grauwe gans 61.-1.. 52.-58. 448. ++ + Brandgans 1.2. 66.-86. 789. ++ ++ Rotgans 246. 77.-1. 14. + 15 Landschap Noord-Holland - Ganzen in de winter
Kolgans nov 21 - mrt 211 1-25 1-25 51-1 51-1 41-6 41-6 Kolgans nov 212 - mrt 213 16 Kolgans nov 211 - mrt 212 Kolgans nov 213 - mrt 214 1-25 1-25 51-1 51-1 41-6 41-6 Fig. 3.1. Verspreiding van de kolgans over de provincie. De aantallen zijn berekend door per winterseizoen de maandmaxima te middelen. De nulwaarnemingen zijn meegenomen in de berekening. De verspreidingskaart 215/216 beslaat alleen de gebieden waar door Natuurlijke Zaken veldwerk is uitgevoerd. De overige gebieden zijn ook geteld, maar de gegevens zijn nog niet beschikbaar.
Kolgans nov 214 - mrt 215 Kolgans nov 215 - mrt 216 Veldwerk 1-25 1-25 51-1 41-6 51-1 41-6 Kolgans De kolgans foerageert voornamelijk op grasland maar soms ook op bouwland zoals in de Wieringermeer tussen de rieten grauwe ganzen (Visbeen & Scharringa, 21). De belangrijkste pleisterplaatsen in de periode 21-215 liggen in De Zeevang Polder Katwoude Vechtstreek Ronde Hoep Bovenkerkerpolder Abtskolk en enkele polders op Texel (zie figuur 3.1). De telling in 215/16 laat zien dat de soort de afgelopen jaren is toegenomen rondom het Alkmaardermeergebied. Deze informatie komt uit het door ons uitgevoerde veldwerk. Van de overige geieden zijn nog geen telgegevens beschikbaar. Tegenwoordig komen eind september-begin oktober de eerste vogels al binnen. Vervolgens nemen de aantallen sterk toe en van december tot en met februari verblijven de hoogste aantallen met een gemiddeld maximum van 5. in januari. In maart vertrekken de meeste vogels richting de broedgebieden. De kaarten met landbouwschade op basis van gegevens van het Faunafonds bevestigen de verspreiding van de kolgans in Noord-Holland (zie bijlage 2). Veel schade is vastgesteld in Waterland Oost, Zeevang, Marken, Wijde Wormer, Vechtstreek en Amstelland. De laatste jaren neemt schade rond Hoorn ook toe. Landschap Noord-Holland - Ganzen in de winter in Noord-Holland 17
Grauwe gans nov 21 - mrt 211 1-25 1-25 51-1 51-1 41-6 41-6 Grauwe gans nov 212 - mrt 213 18 Grauwe gans nov 211 - mrt 212 Grauwe gans nov 213 - mrt 214 1-25 1-25 51-1 51-1 41-6 41-6 Fig. 3.2. Verspreiding van de grauwe gans over de provincie. De aantallen zijn berekend door per winterseizoen de maandmaxima te middelen. De nulwaarnemingen zijn meegenomen in de berekenin g. De verspreidingskaart 215/216 beslaat alleen de gebieden waar door Natuurlijke Zaken veldwerk is uitgevoerd. De overige gebieden zijn ook geteld, maar de gegevens zijn nog niet beschikbaar.
Grauwe gans nov 214 - mrt 215 Grauwe gans nov 215 - mrt 216 Veldwerk 1-25 51-1 1-25 51-1 41-6 41-6 Grauwe gans De populatie Grauwe ganzen is een van de snelst groeiende van alle ganzensoorten. Dit geldt zeker ook voor Nederland. De laatste jaren lijkt die groei af te vlakken. In Nederland heeft de grauwe gans inmiddels grote broedpopulaties die zich buiten het broedseizoen mengen met de wintergasten uit Noorwegen, Zweden, Denemarken en Duitsland. Er zijn aanwijzingen dat er steeds meer grauwe ganzen uit Scandinavië nu in zuid Zweden blijven terwijl zij voorheen naar Nederland vlogen of zelfs Zuid-Spanje. Het wintermaximum in Nederland bedroeg in 212/13 448. vogels. Ook in Noord-Holland is de soort toegenomen (zie figuur 3.2) en komt in de winterperiode zeer wijdverbreid voor in de provincie. Belangrijke foerageergebieden liggen in Laag Holland West-Friesland De Kop van Noord-Holland Vechtstreek Texel. De soort foerageert vooral op grasland, maar ook op bouwland. Bijvoorbeeld in het vroege voorjaar als bouwland is ingezaaid met bijvoorbeeld wintertarwe en in de zomer als er voederbieten op bouwland staan. Naast de ganzen die jaarrond bij ons blijven, is er in november sprake van doortrek van grauwe ganzen uit noordelijke en oostelijke gebieden. In de periode december tot en met Landschap Noord-Holland - Ganzen in de winter in Noord-Holland februari worden de meeste winterganzen waargenomen, met een maximum van gemiddeld 8. in januari in Noord-Holland. De kaarten met landbouwschade op basis van gegevens van het Faunafonds bevestigen het beeld dat de verspreiding van de grauwe gans in Noord-Holland sterk is toegenomen (zie bijlage 2). Vooral Laag Holland, Amstelland, Vechtstreek en Texel springen eruit met hoge schadecijfers. Dit zijn ook de gebieden waar veel lokale broedvogels verblijven en overwinteren. Ook is duidelijk dat van een aantal gebieden geen telgegevens voor handen zijn zoals de Beemster maar waar zich wel veel grauwe ganzen kunnen ophouden. 19