Instelling. Onderwerp. Datum



Vergelijkbare documenten
Instelling. Onderwerp. Datum

NIEUWSFLASH SUCCESSIERECHTEN OP AFKOOPWAARDE LEVENSVERZEKERINGEN

Instelling. Onderwerp. Datum

Over A-A-B en AB-AB-C -verzekeringen: het nieuwe huwelijksvermogensrecht en successierecht, elk zijn eigen logica?

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

gemeenschap van aanwinsten) liggen de zaken moeilijker. Voor het Groeps- en levensverzekering bij echtscheiding

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Cazimir. Onderwerp. VLABEL spreekt zich uit over langst-leeft-al-heeft-beding of verblijvingsbeding. Datum.

Redactie van begunstigingsclausules van levensverzekeringen = maatwerk

Site wettige erfgenamen

Instelling. Onderwerp. Datum

Onderwerp. Voorafgaande beslissing nr Levensverzekering tak 23. Gemeenschapsstelsel.Vóóroverlijden begunstigde echtgenoot.

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Geregistreerde schenkingen om successierechten te vermijden. Copyright and disclaimer

Auteur. Federale Overheidsdienst Financiën. minfin.fgov.be. Onderwerp

Instelling. Onderwerp. Datum

GROEPSVERZEKERINGEN EN HET HUWELIJKSVERMOGENSRECHT

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. De sociale verzekering voor zelfstandigen, in geval van faillissement. Copyright and disclaimer

Auteur. Onderwerp. Datum

Hoe beveilig ik mijn partner?

Instantie. Onderwerp. Datum

Successieplanning met verzekeringsproducten in nieuw samengestelde gezinnen

Auteur. Federale Overheidsdienst Financiën. Onderwerp

Instelling. Onderwerp. Datum

Inhoud De "wettelijke erfgenamen" als begunstigden van een levensverzekering...

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

ALGEMENE VOORWAARDEN FIRST FISCAAL FIRST PENSIOENSPAREN

Successieplanning via levensverzekering en huwelijkscontract. Brussel, 23 oktober 2010

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Auteur. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Nieuwe beslissingen VLABEL over erfbelasting

Huwelijksvermogensrecht en verzekeringen, moet je ze gescheiden zien?

Auteur. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Anatocisme. Copyright and disclaimer

Delta Lloyd Levensverzekering N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Auteur. Federale Overheidsdienst Financiën. minfin.fgov.be. Onderwerp

Instelling. Onderwerp

Instelling. Onderwerp. Datum

Levensverzekering, premiesplitsing. Jasper Commandeur Fiscalist bij Reaal

Instantie. Onderwerp. Datum

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Echtscheiding voor gepensioneerden. Copyright and disclaimer

Instelling. Onderwerp. Datum

HOOFDSTUK I - DEFINITIES... 3

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum


HOOFDSTUK I - DEFINITIES...3

Instelling. Onderwerp. Datum

HOOFDSTUK I - DEFINITIES... 3

Instelling. Onderwerp. Datum

Het vooroverlijden van de begunstigde echtgenoot en de toepassing van artikel VCF

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Instantie. Onderwerp. Datum

Auteur. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

(Aanvullend) pensioen en huwelijksvermogensrecht

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Auteur. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Echtscheiding in volledig akkoord. Copyright and disclaimer

Hof van Cassatie van België

Standpunt van de FSMA betreffende de essentiële bestanddelen van de verzekeringsovereenkomst

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Pensioenspaarcontract van het type Universal Life

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

VERGELIJKING HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONEN FEITELIJK SAMEWONEN

Hof van Cassatie van België

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist, secretaris)

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Rolnummer Arrest nr. 109/2003 van 22 juli 2003 A R R E S T

Auteur. Onderwerp. Datum

Financiële Informatiefiche voor fiscale levensverzekering

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Transcriptie:

Instelling Ministerie van Financiën Onderwerp de Voorafgaande beslissing nr. 2013.405. Successierechten. Levensverzekering tak 21 en 23. Gemeenschapsstelsel. Vóóroverlijden begunstigde echtgenoot. Vergoedingsrekening Datum 14 januari 2014 Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van intellectuele eigendom van bepaalde betrokkenen, Er wordt u geen recht verleend op deze rechten. M&D Seminars geeft u via dit document informatie, maar verstrekt geen advies. M&D Seminars garandeert niet dat de informatie in dit document foutloos is. U gebruikt de inhoud van dit document op eigen risico. M&D Seminars, noch een van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook bij het gebruik van dit document en van de inhoud van dit document. M&D Seminars 2014 M&D SEMINARS Eikelstraat 38 9840 De Pinte T 09 224 31 46 F 09 225 32 17 info@mdseminars.be www.mdseminars.be

Home > Zoekresultaten > Voorafgaande beslissing nr. 2013.405 dd. 14.01.2014 Voorafgaande beslissing nr. 2013.405 dd. 14.01.2014 Successierechten Levensverzekering tak 21 en 23 Gemeenschapsstelsel Vóóroverlijden begunstigde echtgenoot Vergoedingsrekening Samenvatting De heer X en mevrouw Y zijn gehuwd onder een gemeenschapsstelsel. Tijdens het huwelijk onderschrijft mevrouw Y als verzekeringnemer een aantal levensverzekeringen onder de vorm van tak 21 en tak 23 levensverzekeringen. Er worden premies betaald met gemeenschapsgeld. Mevrouw Y is de verzekerde (het verzekerd hoofd) en de heer X is de enige begunstigde. Bij vóóroverlijden van de heer X zijn de levensverzekeringen eigen aan de verzekeringnemer/echtgenote Y mits vergoeding aan de gemeenschap - gelijk aan het bedrag dat uit het gemeenschappelijk vermogen werd geput om de premies van de levensverzekeringen te betalen - ten einde de massa van de nalatenschap van de vóóroverleden begunstigde echtgenoot samen te kunnen stellen. Aangezien de echtgenoten gemeenschappelijke kinderen hebben kan er toepassing worden gemaakt van artikel 16 W.Succ. eerste lid. I. Voorwerp van de aanvraag 1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te bekomen dat, in het kader van de artikelen 1, 8 en 16 W.Succ., er geen successierechten verschuldigd zijn op de helft van de waarde van de (beleggings)verzekeringen met en zonder einddatum, onderschreven door de langstlevende echtgenote, die tevens verzekerde is (verzekerd hoofd), waarbij de begunstigde, zijnde de echtgenoot, vooroverlijdt. II. Beschrijving van de feiten en van de producten II. A. Beschrijving van de feiten 2. Het voorwerp van de aanvraag betreft de behandeling inzake successierechten van een tijdens het huwelijk onderschreven levensverzekeringen bij vóóroverlijden van de begunstigde echtgenoot die met de verzekeringnemer gehuwd was onder een stelsel van gemeenschap. 3. Tijdens het huwelijk werden door mevrouw Y levensverzekeringspolissen afgesloten bij een bankverzekeraar, waarbij mevrouw Y zowel verzekeringnemer als verzekerde (verzekerd hoofd) is. De bedragen die in de polissen werden belegd zijn volgens aanvrager grotendeels, zoniet uitsluitend, afkomstig uit het eigen vermogen van mevrouw Y. Dit spoor kan gedeeltelijk doch niet volledig hard gemaakt worden doordat niet alle bankuittreksels bewaard zijn en deze van meer dan 10 jaar oud niet meer bij de banken opgevraagd kunnen worden.

4. Bij vóóroverlijden van de begunstigde echtgenoot is er geen uitbetaling, geen liquidatie van de contracten en mevrouw Y kan als verzekeringnemer een nieuwe begunstigde aanduiden. II. B. Beschrijving van de producten 5. De verzekeringscontracten A, B, C en D die door mevrouw Y werden onderschreven zijn verzekeringstechnisch verzekeringen in geval van overlijden. Bij de verzekering overlijden veroorzaakt alléén het overlijden van de persoon wiens hoofd verzekerd is ("de verzekerde" of "het verzekerd hoofd"), de prestatie van de verzekeraar. Het gaat in de aanvraag om de variant "verzekering in geval van overlijden welke het hele leven dekt" beter bekend onder de benaming "levenslange verzekering". Deze verzekering wordt afgesloten met het oog op de financiële zekerheidsstelling of bevoordeliging van de begunstigde, de heer X, daar het kapitaal wordt uitgekeerd bij het overlijden van de verzekerde, mevrouw Y, ongeacht het tijdstip waarop dit zich voordoet. 6. De verzekeraar levert bij een dergelijke verzekering enkel zijn "prestatie" - er is met andere woorden slechts een uitkering - bij het overlijden van de verzekerde, waarbij de onzekerheid enkel ligt in het ogenblik waarop het risico zich verwezenlijkt. Een dergelijke verzekering werd in haar klassieke vorm onder de vorm van een tak 21 afgesloten, met het oog op de financiële zekerheidsstelling of bevoordeliging van de begunstigde, daar het kapitaal enkel wordt uitgekeerd bij het overlijden van de verzekerde, en dit ongeacht het tijdstip waarop het overlijden zich voordoet. Een verzekering waarbij de verzekeringnemer tevens de verzekerde is en de begunstigde iemand anders, is beter bekend onder de configuratie AAB. 7. Bij de levenslange verzekering in haar klassieke vorm werd enkel "de uitkering van een vast bedrag" vooropgesteld bij overlijden. Afkopen tijdens de duur kon in principe niet vermits er slechts een kapitaalwaarde door de verzekeringsonderneming wordt gewaarborgd op het moment van de opeisbaarheid, zijnde het overlijden van de verzekerde. Momenteel wordt het product ook verkocht waarbij het kapitaal dat bij overlijden wordt uitgekeerd fluctueert in functie van de reserve van het contract. 8. In de verzekeringscontracten B, C en D werd de heer X, de vooroverleden echtgenoot, als begunstigde in eerste orde aangeduid. In het verzekeringscontract A werd er geen begunstigde aangeduid zodat de nalatenschap van mevrouw Y als begunstigde moet worden aangemerkt. 9. De levensverzekeringen E en F zijn van het type gewone gemengde levensverzekeringen, beter bekend onder de configuratie AAAB. Het kapitaal wordt uitgekeerd op een vooraf vastgesteld tijdstip op voorwaarde dat de verzekerde op dat tijdstip nog in leven is. Indien de verzekerde voordien overleden is, dan wordt het kapitaal aan zijn erfgenamen of aan de begunstigde aangeduide derde uitbetaald. Deze verzekeringsvorm wordt meestal gekozen om zowel een ouderdomspensioen (in geval van uitkering bij leven) als een overlevingspensioen (in geval van uitkering bij overlijden) aan te vullen of om een spaar- of beleggingsverrichting te verwezenlijken. 10. In beide levensverzekeringen werd de heer X, de vooroverleden echtgenoot, als begunstigde in eerste orde aangeduid bij vooroverlijden van het verzekerd hoofd - mevrouw Y - op de einddatum van het contract. III. Beslissing III. A. Ontleding van het verzekeringscontract - verzekeringstechnisch 11. De wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst (afgekort "WLVO") is in deze van toepassing. Artikel 97 WLVO definieert het begrip levensverzekering en luidt als volgt: "Dit hoofdstuk is van toepassing op alle persoonsverzekeringen waarbij het zich voordoen van het verzekerd voorval alleen afhankelijk is van de menselijke levensduur. Die verzekeringen zijn uitsluitend verzekeringen tot uitkering van een vast bedrag".

12. Uit de wet van 19 juli 2013 tot interpretatie van artikel 97 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst (BS 8 augustus 2013, ed. 2) blijkt dat artikel 97 WLVO voor wat betreft het begrip "levensverzekering" geen onderscheid maakt tussen de zogenaamde tak 21 en tak 23 levensverzekeringen. Deze wet stelt in artikel 2: "Artikel 97 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst wordt in die zin uitgelegd dat, enerzijds, het toepassingsgebied van hoofdstuk II van titel III alle persoonsverzekeringsovereenkomsten bestrijkt waarbij het zich voordoen van het verzekerde voorval alleen afhankelijk is van de menselijke levensduur, zelfs indien de partijen de wederzijdse prestaties hebben geëvalueerd zonder rekening te houden met de voorvalswetten en, anderzijds, de bij dit hoofdstuk bedoelde verzekeringen geacht worden uitsluitend gericht te zijn op de uitkering van een vast bedrag". 13. Artikel 3 van deze wet stelt: "Deze wet is niet van toepassing op de verzekeringsovereenkomsten waarvan de partijen bij de overeenkomst de wederzijdse verzekeringsprestaties volledig hebben uitgevoerd, ten laatste op de dag waarop deze wet wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad". Deze interpretatieve wet is bijgevolg van toepassing op alle verzekeringsovereenkomsten waarvan de wederzijdse verzekeringsprestaties nog niet volledig werden uitgevoerd op 8 augustus 2013. Vermits de verzekeringscontracten nog steeds lopende waren op het moment van het overlijden, er was geen uitkering van prestaties n.a.v. het overlijden van de begunstigde, is de interpretatieve wet van toepassing op deze contracten. 14. Hieruit kan alvast geconcludeerd worden dat levensverzekeringen voor de verzekeringswetgeving levensverzekeringen zijn, ongeacht of het nu tak 21 of tak 23 betreft en of het nu al dan niet om een kanscontract gaat. En vermits fiscaal recht zich dient te spiegelen op het burgerlijk recht moet de fiscus zich hier dan ook aan houden tenzij hij daar met specifiek wetgeving van afwijkt. Om het met Alain Huyghe te zeggen: "Een levensverzekering moet geen 'kanscontract' zijn in de betekenis die het Burgerlijk Wetboek eraan verleent om voor fiscale en burgerrechtelijke doeleinden te kwalificeren als een echte levensverzekering" (HUYGHE, A., "Wet bevestigt dat levensverzekering geen kanscontract hoeft te zijn.", Fiscoloog, 23 oktober 2013, ed. 1358, p. 7.). 15. De WLVO biedt dan ook de handleiding voor de oplossing van een aantal fiscale vragen die door dit dossier worden opgeroepen. Door het overlijden van de mede-echtgenoot, die tevens de begunstigde van de levensverzekeringen was, wordt artikel 111 WLVO van toepassing. Artikel 111 - Vooroverlijden van de aangewezen begunstigde" WLVO bepaalt: "Indien de begunstigde overlijdt vóór het opeisbaar worden van de verzekeringsprestatie en zelfs indien de begunstigde had aanvaard komt het recht op prestatie aan de verzekeringnemer of aan zijn nalatenschap toe, tenzij hij subsidiair een andere begunstigde heeft aangewezen". 16. Op grond van de WLVO is het "recht op de prestatie" bijgevolg een eigen en exclusief recht van de verzekeringnemer, net zoals bijvoorbeeld het recht op afkoop. Deze rechten maken dus nooit deel uit van het gemeenschappelijk huwelijksvermogen, niettegenstaande ze ten bezwarende titel tijdens het huwelijk zijn verkregen (art. 1405 BW). Er wordt door deze bepaling een duidelijk onderscheid gemaakt tussen het "recht" en het "materiële resultaat" (de uitkering, de prestatie) dat volgt uit het uitoefenen van dat recht. In feite betreft het in dit geval een zuivere toepassing van artikel 1122 BW: "Men wordt geacht te hebben bedongen voor zichzelf en voor zijn erfgenamen en rechtverkrijgenden, tenzij het tegendeel uitdrukkelijk bepaald is of uit de aard van de overeenkomst voortvloeit". 17. Er is bijgevolg geen sprake meer van een beding ten behoeve van een derde: het resultaat van het overlijden van de begunstigde is dat de verzekeringnemer bedongen heeft voor zichzelf of voor zijn nalatenschap. 18. "Artikel 107 - Geen begunstigde" WLVO is bijgevolg eveneens van toepassing: "Wanneer bij de verzekering geen begunstigde is aangewezen of wanneer de aanwijzing van de begunstigde geen gevolgen kan hebben of herroepen is, is de verzekeringsprestatie verschuldigd aan de verzekeringnemer of aan zijn nalatenschap". Het betreft het antwoord op de vraag aan wie de prestatie - m.a.w. op het tijdstip van de uitkering dus op het moment van de realisatie van het risico (het overlijden van het verzekerd hoofd in deze tevens de verzekeringnemer) - moet toekomen: aan de verzekeringnemer of aan de begunstigde? Artikel 107 WLVO beslecht de discussie in het voordeel van de verzekeringnemer, en is bijgevolg eveneens een zuivere toepassing van artikel 1122 BW.

19. Dat de WLVO nog steeds van toepassing is op levensverzekeringen die als een "financieel beleggingsinstrument" fungeren werd recent eveneens bevestigd door een vonnis van de fiscale rechtbank Brugge van 4 februari 2009 (1) en door een arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 3 maart 2009 (2). Deze erkenning was er dus voor de inwerkingtreding van de interpretatieve wet van 19 juli 2013. ---------- [(1) BIELEN, F., "Fiscale rechtbank Brugge: geen minimumkapitaal bij overlijden vereist.", Fiscoloog, 25 februari 2009, nr. 1149, p. 1. (2) VAN DYCK, J., "Kwalificatie als levensverzekering: zorgt Antwerpen voor fiscale dooi?", Fiscoloog, 15 april 2009, nr. 1156, p. 6.] ---------- III. B. Successierechten 20. Het voorwerp van de aanvraag betreft de behandeling inzake successierechten van levensverzekeringen bij vóóroverlijden van de begunstigde echtgenoot die met de verzekeringnemer gehuwd was onder een stelsel van gemeenschap. 21. Vermits inzake successierechten geen enkele wettelijke basis voorhanden is om een onderscheid tussen verschillende "soorten" of naar de "finaliteit" van levensverzekeringen te maken, dienen bijgevolg enkel de burgerrechtelijke spelregels gevolgd te worden en bijgevolg zijn de WLVO en het burgerlijk wetboek onverkort van toepassing. 22. Aangezien uit het gemeen recht blijkt dat het wel degelijk om levensverzekeringen gaat en niet om spaarverrichtingen - en het fiscaal recht hier niet van afwijkt - is de volgende stap om uit te maken of er al dan niet een vermogen in de aangifte van nalatenschap van de heer X moet worden opgenomen, te kijken naar wat het lot is van levensverzekeringen aangegaan door in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten waarbij de begunstigde echtgenoot overlijdt. 23. Dit is ook de weg die door de DVB werd bewandeld in de voorafgaande beslissing 800.279 van 26 mei 2009 op grond van de nog steeds bestaande bepaling van artikel 1400, 7 BW, die slechts impliciet door de WLVO werd opgeheven (Wetsontwerp tot wijziging van artikel 301 BW en van diverse bepalingen inzake het huwelijksvermogensrecht, in het bijzonder met betrekking tot de levensverzekering, de vergoedingsregelingen en de gevolgen van de echtscheiding, KVV, 2012-2013, 20 augustus 2013, doc 53 2998/001, p. 12. Besprekingen aangevat in de kamercommissie justitie op 1 oktober 2013). Artikel 1400 BW luidt momenteel nog steeds als volgt: "Eigen zijn, ongeacht het tijdstip van verkrijging en behoudens vergoeding indien daartoe aanleiding bestaat: 7. de rechten verbonden aan een personenverzekering door de begunstigde zelf gesloten, die hij verkrijgt bij het overlijden van zijn echtgenoot of na de ontbinding van het stelsel". III. B. 1. De levenslange verzekeringen A, B, C en D 24. Verzekering A: het betreft een levensverzekering waarbij mevrouw verzekeringnemer en verzekerde is. Er werd geen begunstigde aangeduid zodat de nalatenschap van mevrouw Y als begunstigde moet worden aangemerkt op grond van artikel 107 WLVO - Geen begunstigde: "Wanneer bij de verzekering geen begunstigde is aangewezen of wanneer de aanwijzing van de begunstigde geen gevolgen kan hebben of herroepen is, is de verzekeringsprestatie verschuldigd aan de verzekeringnemer of aan zijn nalatenschap". Het betreft het antwoord op de vraag aan wie de prestatie - m.a.w. op het tijdstip van de uitkering dus op het moment van de realisatie van het risico (het overlijden van het verzekerd hoofd in deze tevens de verzekeringnemer) - moet toekomen: aan de verzekeringnemer of aan de begunstigde? Artikel 107 WLVO beslecht de discussie in het voordeel van de verzekeringnemer, en is bijgevolg eveneens een zuivere toepassing van artikel 1122 BW. 25. Deze constructie is dus terug te brengen tot een AAC configuratie, waarbij C per definitie "de nalatenschap van A" zal zijn.

26. Verzekeringen B, C en D: Het betreft levensverzekeringen waarbij mevrouw verzekeringnemer en verzekerde is, waarbij haar echtgenoot als begunstigde wordt aangeduid (AAB configuratie). Deze levensverzekering betreft een "voorzorgsmaatregel" en valt bijgevolg onder de toepassing van het ontworpen artikel 1401, 6 BW. De verzekeringsprestatie is dan een eigen goed van de begunstigde, evenwel zonder vergoedingsplicht aan de gemeenschap (indien de premies met gemeenschappelijke gelden werden betaald). Evenwel, door het overlijden van de begunstigde echtgenoot, komen in principe de begunstigden in tweede orde in aanmerking, zijnde bij twee contracten de kinderen. Het blijft nog steeds een beding ten behoeve van een derde, de "derde" verandert echter. Er is dus sprake van een wijziging van configuratie van AAB naar AAC, waarbij de "C" dan voor "de kinderen" staat. 27. Naar aanleiding van het overlijden van de begunstigde, de heer X, zijn er voor deze vier levensverzekeringen echter geen uitkeringen verschuldigd omdat de verzekerde nog steeds in leven is. 28. Er kan gesteld worden dat de langstlevende, mevrouw Y, haar recht van afkoop - wat een eigen en exclusief recht van de verzekeringnemer is op grond van de WLVO - na overlijden van de X zonder meer kan uitoefenen en aldus "verrijkt" zal worden door de afkoopwaarde die zij verkrijgt. Bij vóóroverlijden van de begunstigde - de heer X - komt men terecht in de configuratie waarbij mevrouw Y in feite voor zichzelf bedongen heeft en waarbij dan artikel 1400,7 BW van toepassing wordt: vergoeding door het eigen vermogen van mevrouw Y aan het gemeenschappelijk vermogen ten belope van de verarming van dat gemeenschappelijk vermogen, zijnde de door het gemeenschappelijk vermogen betaalde premies: "Deze prestatie zal krachtens het verzekeringsrecht en het verzekeringscontract exclusief aan de verzekeringsnemer worden uitbetaald. Indien ze echter bekomen is door betaling met gemeenschapsgelden, moet de gemeenschap hiervoor vergoed worden" (p. 11 van het wetsontwerp). III. B. 2. De gewone gemengde levensverzekeringen 29. Deze contracten geven een combinatie van enerzijds een beding ten gunste van zichzelf (bij leven op de einddatum van het contract) en anderzijds een beding ten gunste van een derde (bij vooroverlijden op de einddatum van het contract). 30. Deze levensverzekeringen zijn duidelijk bedoeld als "spaarmaatregel" en vallen dus in principe onder het toepassingsgebied van artikel 1405/1 BW (AAAB configuratie). Evenwel, vermits de ontbinding van het huwelijk door overlijden niet gevat wordt binnen het toepassingsgebied van dit artikel is, naargelang het geval, artikel 1400, 7 BW of 1401, 6 BW van toepassing (wetsontwerp, p. 17). Bij deze contracten is de begunstigde in geval van overlijden van de verzekeringnemer vóór de einddatum van het contract vooroverleden en werden de kinderen in tweede orde als begunstigden aangeduid. 31. Naar aanleiding van het overlijden van de begunstigde, de heer X, zijn er ook hier geen uitkeringen verschuldigd. 32. De door de memorie van toelichting van voormeld wetsontwerp vooropgestelde oplossing voor verzekeringen van het type "gemengde verzekering" is dat door het overlijden van begunstigde B vóór verzekeringnemer/verzekerde A er teruggegrepen moet worden naar art. 1400,7 of 1401, 6 BW: " in geval van ontbinding door overlijden zal men, al naargelang van het geval, ofwel artikel 1400,7 ofwel artikel 1401,6 toepassen" (KVV, 2012-2013, 20 augustus 2013, doc 53 2998/001, p. 17 onderaan en p. 12-13). 33. Ook in dit geval kan gesteld worden dat de langstlevende, mevrouw Y, haar recht van afkoop - wat een eigen en exclusief recht van de verzekeringnemer is op grond van de WLVO - na overlijden van de heer X zonder meer kan uitoefenen en aldus "verrijkt" zal worden door de afkoopwaarde die zij verkrijgt. Bij vóóroverlijden van de begunstigde komt men terecht in de configuratie waarbij mevrouw Y in feite voor zichzelf bedongen heeft en waarbij dan artikel 1400,7 BW van toepassing wordt: vergoeding door het eigen vermogen van A aan het gemeenschappelijk vermogen ten belope van de verarming van dat gemeenschappelijk vermogen, zijnde de door het gemeenschappelijk vermogen betaalde premies: "Deze prestatie zal krachtens het verzekeringsrecht en het verzekeringscontract exclusief aan de verzekeringsnemer worden uitbetaald. Indien ze echter bekomen is door betaling met gemeenschapsgelden, moet de gemeenschap hiervoor vergoed worden" (p. 11

van het wetsontwerp). IIII. B. 3. Inzake alle voormelde levensverzekeringen 34. Voor al deze levensverzekeringen geldt bijgevolg wat Claude Devoet vermeldt in zijn handboek "Les assurances de personnes". (3) Uitgangspunt is het geval waarbij de verzekeringnemer een levensverzekering aangaat op zijn eigen hoofd (verzekerde) en met zichzelf als begunstigde. Dit is uiteindelijk het resultaat dat wordt bereikt in het geval van al deze levensverzekeringen bij overlijden van de begunstigde, de heer X, voor het verstrijken van de overeenkomst. De verzekeringnemer, mevrouw Y, heeft dus bedongen voor zichzelf. Volgens Devoet zijn de prestaties (uitkeringen) die geleverd worden na de ontbinding van het huwelijk eigen aan de echtgenoot-verzekeringnemer, maar artikel 1400.7 BW moet worden toegepast: een vergoeding is verschuldigd aan het gemeenschappelijk vermogen in de mate waarin dit vermogen de premies van het contract van de overlevende echtgenoot heeft gefinancierd. Artikel 16 W. succ. kan dan eveneens van toepassing zijn: "Cette constatation conduirait à ne pas soumettre à l'impôt la moitié de la valeur de rachat due, à la suite du décès du prémourant, au titre de récompense selon l'article 1400.7 du Code civil" (vrije vertaling DVB: "Deze vaststelling zal leiden tot het niet aan de belasting onderwerpen van de helft van de verschuldigde afkoopwaarde, ten gevolge van het overlijden van de eerststervende, ten titel van vergoeding overeenkomstig artikel 1400.7 van het burgerlijk wetboek"). ---------- [(3) DEVOET, C., Les assurances de personnes, Anthemis, Louvain-la-Neuve, 2006, p. 549, nr. 1552.] ---------- 35. Dit is zoals reeds eerder gesteld ook het standpunt dat door de DVB werd vertolkt in de voorafgaande beslissing 800.279 van 26 mei 2009 op grond van de nog steeds bestaande bepaling van artikel 1400, 7 BW, welke slechts impliciet door de WLVO werd opgeheven (KVV, 2012-2013, 20 augustus 2013, doc 53 2998/001, p. 12), en nu door het wetsontwerp in een duidelijkere versie wordt herschreven. 36. De destijds door de DVB gemaakte burgerrechtelijke analyse blijkt thans door het voormelde wetsontwerp bevestigd te worden. 37. Vermits inzake successierechten voor wat betreft levensverzekeringen geen van het burgerlijk recht afwijkende regelgeving voorhanden is zijn bijgevolg dezelfde burgerrechtelijke en fiscale spelregels ter zake van toepassing als voor de datum van de introductie van het wetsontwerp (20 augustus 2013). III. C. Conclusie 38. Op grond van de kenmerken van het product levensverzekering, de regels van het burgerlijk recht - meer bepaald het huwelijksvermogensrecht - en de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst in combinatie met de regels van het Wetboek der successierechten is de levensverzekering eigen aan de verzekeringnemer/echtgenote, mits vergoeding aan de gemeenschap indien er aanleiding tot vergoeding bestaat. De verschuldigde vergoedingen worden gevormd door de door het gemeenschappelijk vermogen betaalde premies, zijnde de verarming van het gemeenschappelijk vermogen ten voordele van het eigen vermogen van de echtgenote/verzekeringnemer. Fiscaal gezien zijn er geen vergoedingen verschuldigd omdat de echtgenoten gemeenschappelijke kinderen hebben. Artikel 16 van het wetboek der successierechten kan bijgevolg worden ingeroepen. 39. Volgens aanvrager zijn de bedragen die in de polissen werden belegd grotendeels, zo niet uitsluitend, afkomstig uit het eigen vermogen van mevrouw Y. Dit betreft "het gebruik van de bewijsmiddelen" waarvoor de DVB, in toepassing van artikel 1, 3 van het koninklijk besluit van 17 januari 2003 tot uitvoering van artikel 22, tweede lid, van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, niet bevoegd is.

* * * 40. Gelet op wat voorafgaat heeft de DVB beslist dat: 40.1. de helft van de waarde van deze levensverzekeringen op datum van het overlijden van de heer X, niet moet worden opgenomen in de aangifte van nalatenschap onder het gemeenschappelijk vermogen: het verzekeringsproduct is eigen aan de echtgenote/verzekeringnemer, eventueel mits vergoeding aan het gemeenschappelijk vermogen dat tussen de echtgenoten heeft bestaan; 40.2. in toepassing van artikel 16, eerste lid van het wetboek der successierechten worden er voor de heffing van de successierechten geen vergoedingen in aanmerking genomen omdat de echtgenoten gemeenschappelijke kinderen hebben; 40.3. de DVB niet bevoegd is om zich uit te spreken over het al dan niet gemeenschappelijk of eigen karakter van de gelden waarmee de verzekeringspremies werden betaald gelet op artikel 1, 3 van het koninklijk besluit van 17 januari 2003. 41. De DVB vestigt de aandacht op de bepalingen van artikel 23, 2de lid, 3 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken.