FEDERATIE VAN ORGANISATIES VOOR VOLKSONTWIKKELINGSWERK (FOV) vzw Gallaitstraat 86 bus12 1030 Brussel Tel. 02/244.93.39 Fax 02/244.93.31 e-mail info@fov.be www.fov.be FOV-MEMORANDUM bij de Vlaamse Verkiezingen juni 2004 De Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelingswerk (FOV vzw) waarbij ongeveer alle door de Vlaamse overheid erkende en gesubsidieerde sociaal-culturele volwassenenorganisaties zijn aangesloten, richt een memorandum aan de Vlaamse democratische partijen die na de verkiezingen van 13 juni 2004 deel kunnen uitmaken van de nieuwe Vlaamse regering. De FOV rekent erop dat haar bekommernissen een vertaling vinden in het toekomstige regeerakkoord. 1 Exacte toepassing van decreten en reglementen De FOV verwacht van de nieuwe Vlaamse regering een exacte en nauwgezette uitvoering van de goedgekeurde decreten en reglementen. Dit houdt in dat de overheid handelt naar de geest maar ook de letter van de goedgekeurde regelgeving. Op die manier worden niet enkel de inhoud en de beleidskeuzes die in de regelgeving vervat zijn daadwerkelijk uitgevoerd, maar is er ook voor de betrokken organisaties of personen een duidelijk houvast en richting. In dat kader drukt de Federatie erop dat ook de financiële beloften en toezeggingen van de Vlaamse overheid inzake de decreten en reglementen moeten worden waargemaakt. Zo is het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk gestemd onder een slecht budgettair gesternte. Voor een exacte en volledige uitvoering van dat decreet was bij de goedkeuring van het decreet ruim 3,5 miljoen euro te weinig beschikbaar. Het is een (blijvende) verantwoordelijkheid van de Vlaamse overheid dit tekort teniet te doen, en rekening te houden met de beperkingen als gevolg van de beperkte middelen bij de start van het decreet. Tijdens de komende legislatuur moet de Vlaamse regering het financieel tekort wegwerken en het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk eindelijk een toereikende financiële basis geven. 2 Opvolging decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk Het decreet van 4 april 2003 voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk resulteerde in een drastische herstructurering van de sector van het volksontwikkelingswerk. Verenigingen, vormingsinstellingen, volkshogescholen en diensten/bewegingen werden via het decreet geconfronteerd met een fundamentele beleidsomslag. In de voorbije decennia waren de regels voor erkenning en subsidiëring sterk kwantitatief ingevuld. In de nieuwe regelgeving wordt gewerkt met een nieuw beleidsinstrumentarium: accent op kwaliteit, werken met beleidsperioden en beleidsplannen, beoordeling door adviescommissies, subsidies op basis van enveloppenfinanciering. De implementatie van het nieuwe decreet is pas gestart. De invoering moet gepaard gaan met een kritische reflectie over de gevolgen van het nieuwe beleidskader. 2.1 de toepassingen naar de letter van het decreet In het kader van de noodzakelijke rechtszekerheid is het noodzakelijk dat het decreet naar de letter van de vooropgestelde criteria wordt uitgevoerd. Het nieuwe beleidsinstrumentarium verdraagt geen willekeur, omdat de grenzen tussen erkenning/subsidiëring en niet-erkenning/niet-subsidiëring veel scherper werden getekend.
2.2 de beoordelingswijze door de adviescommissies In het kader van de implementatie van het nieuwe decreet werd beroep gedaan op de inschakeling van drie adviescommissies. De FOV dringt erop aan dat de commissies over hun werkzaamheden open communiceren en bereid zijn tot gesprek en overleg over hun referentiekaders en invulling van hun decretale opdracht. De sector heeft recht op een voorafgaande bekendmaking van de beoordelingsprocedures en beoordelingscriteria die de commissies hanteren. De overheid moet dit garanderen. 2.3 de rol van de administratie De overheid moet er eveneens op toezien dat de Administratie haar decretale opdracht nauwgezet vervult. De Administratie moet ervoor zorgen dat het decreet op een consequente en heldere wijze wordt toegepast. De Administratie moet als aanspreekpunt fungeren bij onduidelijkheden en interpretatieproblemen over de toepassing van het decreet. De sector dringt aan op een open communicatie met de Administratie met regelmatig overleg en het vastleggen van toepassingsregels bij het decreet. De FOV rekent erop dat zij als representatieve gesprekspartner voor overleg wordt uitgenodigd door overheid en Administratie. 2.4 respecteren van de vastgelegde termijnen binnen de regelgeving De FOV stelt vast dat in het eerste invoeringsjaar van het decreet meer dan eens werd afgeweken van de decretaal bepaalde termijnen voor beoordeling, advies en verhaal. Dit creëert een grote vorm van onduidelijkheid en onzekerheid voor de organisaties. De FOV staat erop dat de vastgelegde regels nauwgezet worden toegepast en dat de data uit het decreet in de toekomst door alle betrokkenen stipt worden gevolgd. 2.5 de gevolgen van de beoordeling door de minister De FOV stelt vast dat de invoering van het decreet gepaard gaat met het verstoten van meerdere organisaties uit het gesubsidieerde landschap. Dit gaat gepaard met veel organisatorische en personele problemen. De FOV dringt erop aan dat de politieke en administratieve verantwoordelijken zich zouden bewust zijn van de vaak drastische gevolgen van een beslissing tot gehele of gedeeltelijke niet-subsidiëring. In die zin vraagt de FOV dat de betrokken beleidsverantwoordelijken zich zouden beraden over de opportuniteit van de totale verwijdering van organisaties uit de subsidiëring vanwege de Vlaamse gemeenschap. De Vlaamse regering moet toetsen of organisaties met hun werkzaamheden bijdragen aan maatschappelijke uitdagingen, die mogelijks te situeren zijn in verschillende beleidsdomeinen en daar een ondersteuning verdienen. Bovendien dringt de FOV erop aan dat door de overheid overgangsmaatregelen zouden uitgewerkt worden om een schrapping of vermindering van subsidies op een aanvaardbare en sociale manier te realiseren. Zo vraagt de FOV dat de intrekking van subsidies voor eerder erkende diensten zou gepaard gaan met een overgangsperiode die loopt tot juni 2005. 2.6 evaluatiemoment 2005 Vóór juni 2005 moet het decreet geëvalueerd en zonodig aangepast worden. De FOV dringt erop aan dat de aantredende Vlaamse regering nog in het vroege najaar 2004 start met deze evaluatieverplichting. De FOV dringt erop aan dat alle actoren bij de evaluatie worden betrokken en dat via een opdracht aan een onafhankelijke onderzoeksinstantie wordt nagegaan wat de positieve en negatieve punten zijn van de nieuwe regelgeving. Een eventuele bijstelling van het decreet moet snel en na voorafgaand overleg met de sector plaatsvinden. 2
2.7 wens voor stabiliteit Onverminderd de vraag om het decreet in zijn uitvoering te evalueren vraagt de FOV aan de beleidsverantwoordelijken zorg te hebben voor de nodige stabiliteit binnen de regelgeving. De veel te snelle opeenvolging van steeds nieuwe decreten of wijzigingen aan decreten resulteerde in het verleden in grote onzekerheid en zenuwachtigheid bij de organisaties. De sector heeft nood aan een behoorlijk stabiel beleidskader dat de nodige rust verschaft om organisaties met volle energie te laten bezig zijn met hun kerntaken. De overheid moet streven naar een langeretermijnperspectief, dat de organisaties eveneens uitzicht biedt op beleidsopties voor een langere periode. De fundamentele beleidsopties, zouden na de evaluatie van het decreet in 2005, op zijn minst voor twee beleidsperioden moeten gestabiliseerd zijn. 3 Vereenvoudiging van de regelgeving Een vereenvoudiging van de Vlaamse regelgeving die van toepassing is op sociaal-culturele organisaties dringt zich op. De vereenvoudiging en transparantie van reglementen en decreten moet bovendien meer zijn dan een vage belofte of een algemeen principe, maar moet tastbaar zijn voor de organisaties. Enkel met transparante en heldere beleidsteksten kan de overheid een goede communicatie en band opbouwen met de (potentieel) gesubsidieerde sociaal-culturele organisaties. Dit betekent onder meer dat de decreten en reglementen geen dubbele interpretatie of herinterpretatie mogen toelaten. De FOV is van oordeel dat enkel op die manier de keuzes van het beleid kunnen worden begrepen en gedragen door de sector. 4 Complementariteit bij de Vlaamse overheid Complementariteit in de beleidsvoering is ook in de sociaal-culturele en educatieve sector gewenst. De betrokken ministers moeten meer over de grenzen van hun eigen verantwoordelijkheden kijken en mee vormgeven aan een integrale en geïntegreerde beleidsvoering. De Vlaamse overheid moet meer vertrekken vanuit een complementair denken. Een aantal thema s liggen voor waarbij de eerste pogingen worden ondernomen om dit samen te doen zoals bij het beleid rond Elders Verworven Competenties, de volwasseneneducatie en de coördinatie van het vormingsbeleid. Ook de ontwikkeling van het migrantenbeleid noodzaakt dat ministers over het muurtje van de eigen bevoegdheid kijken. Dit verhindert dat zeer verschillende en soms tegengestelde beleidsperspectieven en regels worden opgelegd. 5 Erkenning sociaal-culturele vormingsinstellingen inzake opleidingscheques De sector van de vormingsinstellingen en volkshogescholen is erkend als sector waar opleidingscheques voor werknemers kunnen aangewend worden. In het kader van de ontwikkeling van een beleid rond levenslang en levensbreed leren moet de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk voluit kunnen meespelen op het speelveld van de erkende opleidingsverstrekkers. Alle sociaal-culturele organisaties die in het kader van het niet-formele leren vormingsactiviteiten van enige omvang organiseren, moeten, net zoals de andere publieke opleidingsverstrekkers, in aanmerking komen voor de aanwending van opleidingscheques, zowel die voor bedrijven als die voor werknemers. 6 Elders Verworven Competenties In het actuele debat over Elders Verworven Competenties (EVC), de toepassing ervan en de samenwerking hier rond van de verschillende actoren in de volwasseneneducatie, moet ook onze sector een volwaardige plaats te krijgen. 3
Via het EVC-beleid kan de weg vrijgemaakt worden voor de erkenning van competenties die in het sociaal-cultureel werk verworven worden. Het nieuwe decreet op het sociaal-cultureel volwassenenwerk en de rigide criteria voor non-formele educatie laten momenteel echter niet toe dat de competenties verworven in het sociaal-cultureel volwassenenwerk rechtstreeks erkend kunnen worden. Er is een rol weggelegd voor het sociaal-cultureel werk als publieke opleidingsverstrekker in de EVC-procedure. Attestering in onze sector moet door de overheid bekrachtigd worden. De FOV vraagt meer (h)erkenning en ondersteuning van sociaal-culturele organisaties als krachtige leeromgevingen voor het informeel verwerven van talrijke en diverse competenties. De FOV vraagt een volwaardige erkenning binnen het EVC-beleid van de in sociaal-culturele organisaties levensbreed verworven competenties, vooral bij de toegang tot en doorstroming in formele opleidingen of de toegang tot bepaalde jobs. In het bijzonder vraagt de FOV de vertaling van de erkende, informeel verworven competenties (als vrijwilliger, bestuurslid of deelnemer) in certificaten. 7 Vrijwilligerswerk Het statuut van de vrijwilliger is een federale materie maar noodzaakt dat vanuit de Vlaamse overheid mee wordt gestimuleerd dat op het federale niveau snel werk wordt gemaakt van een gepaste wetgeving (zoals de aansprakelijkheid die moet opgenomen worden door de organisatie, een goede verzekering, mogelijkheid tot participatie in de organisatie, de mogelijkheid tot vrijwilligerswerk binnen verschillende sociale statussen, vrijwilligersverlof). 8 Nationale loterijmiddelen De verdeling van de Loterijgelden is intussen geregeld via een aantal reglementen. Wij willen dat deze regelgeving in de komende beleidsperiode getoetst wordt op zijn transparantie. De FOV is van oordeel dat de regelgeving aan alle potentiële betrokkenen een evenwaardige kans moet bieden om, op basis van met de sector overlegde beleidsopties en criteria, van de loterijmiddelen te genieten. De FOV vraagt dat de regeling van de kleine erkenning, die in deze context werd uitgewerkt, snel van toepassing wordt voor waardevolle sociaal-culturele initiatieven, die verstoken blijven van subsidiëring in het kader van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De FOV dringt in de marge van deze regeling erop aan dat organisaties die een kleine erkenning ontvangen in aanmerking zouden komen voor het innen van giften met fiscale vrijstelling en dat zij voor de BTW-regeling zouden gelijkgesteld worden met de decretaal erkende en gesubsidieerde organisaties. 9 Beter Bestuurlijk Beleid en een strategische adviesraad In het kader van het Beter Bestuurlijk Beleid wordt een apart adviesorgaan voor het beleidsdomein Cultuur, Sport, Media en Jeugd in het vooruitzicht gesteld. De FOV heeft grote reserves bij het voorgestelde concept. De FOV is van oordeel dat de voorgestelde strategische adviesfunctie niet kan gerealiseerd worden via een adviesorgaan dat met een zeer beperkt aantal deskundigen zo n diverse beleidssectoren moet bestrijken. Een continuering van de Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding als Raad voor het Sociaal-Cultureel Werk is veeleer aangewezen. De FOV staat er in alle geval op dat representatieve vertegenwoordigers van het sociaal-cultureel volwassenenwerk op een volwaardige manier bij de toekomstige strategische advisering zouden betrokken worden. De aangekondigde oprichting van een Intern Zelfstandig Agentschap Sociaal-Cultureel Werk moet voor de FOV gepaard gaan met de oprichting van een raadgevend comité in de schoot van dit agentschap. Wanneer de op te richten Administratie Cultuur, Sport, Media en Jeugd zowel beleidsvoorbereidende als beleidsuitvoerende taken op zich neemt, is inspraak vanuit 4
representatieve actoren uit het sociaal-cultureel volwassenenwerk en de andere betrokken sectoren een evidentie. 10 FOV-decreet De FOV betrekt in het kader van een geëigend decreet middelen van de Vlaamse overheid. In het verleden werd de subsidiëring van de FOV georganiseerd via de toekenning van een onrechtstreekse subsidiëring aan de lidorganisaties van de FOV. Deze regeling is zeer omslachtig zowel voor de Administratie, de organisaties als de FOV. Voor het jaar 2004 besliste het Vlaams parlement de subsidiëring rechtstreeks te laten verlopen. Niettemin slaagt de overheid er niet in de decretale verplichting ten overstaan van de FOV tijdig na te komen. De subsidies komen met ettelijke maanden vertraging. Toch is de FOV van oordeel dat de regeling 2004 van een rechtstreekse subsidiëring best zou bestendigd worden. De FOV is tenslotte de representatieve gesprekspartner van de overheid voor de sociaal-culturele volwassenensector en is gehouden jaarlijks haar representativiteit te bewijzen. Brussel 14 mei 2004 5