a > Retouradres Postbus 6375 2500 BJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 2008 2500 EA DEN HAAG Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 6375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl Onze referentie 324857 Uw referentie 20Z5730, 20Z5693 Bijlagen Datum 2 september 20 Betreft Beantwoording Kamervragen leden Van der Ham en Biskop Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van de leden Van der Ham (D66) en Biskop (CDA) over de kwaliteit van onderwijsassistenten (kenmerk 20Z5693, 20Z5730). de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart Pagina van
20Z5693 Vragen van het lid Van der Ham (D66) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de kwaliteit van onderwijsassistenten (ingezonden 2 juli 20) Wat is uw reactie op het onderzoek naar onderwijsassistenten gedaan op Amsterdamse basisscholen? ) 2) Ik vind het belangrijk dat onderwijsassistenten die - onder verantwoordelijkheid van de leerkracht - ondersteunende werkzaamheden uitvoeren bij het onderwijs aan kinderen, hun Nederlands goed beheersen. Mijn beleid voor taal en rekenen in het mbo geldt ook voor de mbo-opleiding Onderwijsassistent. Ik vind het een goede zaak dat de schoolbesturen en de gemeente Amsterdam bij werkende onderwijsassistenten ook expliciete eisen stellen aan de beheersing van de taalvaardigheid en hun onderwijsassistenten hierop toetsen en zonodig bijscholen. 2 Hoe kan de situatie zijn ontstaan dat van de 64 getoetste assistenten 84 procent een voldoende haalt voor lezen, zeven op de acht slaagt voor het onderdeel schrijven en slechts 42 procent een voldoende haalt voor begrijpend lezen? Hoe heeft de inspectie hier op toegezien? Was ze al eerder van deze achterstanden op de hoogte? Op de vraag over de specifieke situatie van de 64 getoetste onderwijsassistenten kan de betrokken werkgever zelf het beste een antwoord geven. In algemene zin kan ik zeggen dat het een recente ontwikkeling is om met behulp van referentieniveaus eisen te stellen aan taalen rekenvaardigheden voor mbo-opleidingen die met ingang van studiejaar 203/204 centraal worden geëxamineerd. Ik vind het een goede zaak dat de gemeente Amsterdam in overleg met de schoolbesturen een taalnorm heeft vastgesteld voor hun onderwijsassistenten en dat die aansluit bij de referentieniveaus Nederlandse taal. Voor het toezicht door de inspectie is het voldoen aan de exameneisen Nederlands alleen een factor bij de beoordeling van de kwaliteit van de beroepsopleidingen in het mbo. De inspectie beoordeelt niet de kwaliteit van individuele personeelsleden werkzaam aan basisscholen; dit is de exclusieve verantwoordelijkheid van het bestuur van de school. 3 Welke cijfers zijn u bekend van basisscholen elders in het land? Hoe wilt u toezien op de kwaliteit van onderwijsassistenten? Over de taalvaardigheid van onderwijsassistenten die elders in het land werkzaam zijn heb ik geen gegevens. Het toezicht van de inspectie richt zich niet op een beoordeling van de kwaliteit van onderwijsassistenten. Zie ook het antwoord op vraag 2. 4 Welke acties gaat u ondernemen om de tekortschietende kennis van onderwijsassistenten te verbeteren naar het goede niveau? In het mbo wordt vanaf 200 volop geïnvesteerd in taal- en rekenonderwijs. Alle mbostudenten die in 200-20 met een opleiding zijn begonnen, krijgen voortaan taal- en rekenonderwijs dat afgestemd is op de nieuwe referentieniveaus. Vanaf 203-204 zullen
deze referentieniveaus centraal worden geëxamineerd. Dit geldt ook voor de opleidingen Onderwijsassistent. Voor onderwijsassistenten die reeds in de beroepspraktijk werken, zijn ook de schoolbesturen aan zet. Wanneer een schoolbestuur vaststelt dat de kennis van hun onderwijsassistenten tekortschiet, is het de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur om ervoor te zorgen dat de onderwijsassistenten over de juiste bekwaamheden (gaan) beschikken en om zonodig te investeren in bijscholing. 5 Deelt u de mening dat directe en indirecte bezuinigingen, of het uitblijven van bepaalde investeringen van het kabinet op onderwijs, de druk op de kwaliteit van het onderwijs niet positief beïnvloedt? Nee, die mening deel ik niet. Dit kabinet staat voor de zware opgave om de overheidsuitgaven weer op orde te krijgen. Op bijna alle beleidsterreinen wordt een stapje teruggedaan. Het onderwijs neemt bij dit kabinet een bijzondere positie in en wordt bij de bezuinigingen ontzien. De ombuigingen die in het onderwijs plaatsvinden worden gericht geherinvesteerd om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Een groot deel van deze investeringen komt ten goede aan het basisonderwijs. Aan het einde van deze kabinetsperiode gaat het om substantiële investeringen die de kwaliteit van het onderwijs zullen verhogen. Dit laat onverlet dat prioriteiten binnen de onderwijsbegroting herschikt zullen worden ten gunste van de kwaliteit van het onderwijs. Onze gezamenlijke uitdaging is om met hetzelfde budget het beter te doen. Dat betekent dat ook schoolbesturen duidelijke keuzes en afwegingen moeten maken bij de inzet van hun beschikbare middelen. ) http://www.amsterdam.nl/gemeente/college/individuele_pagina's/lodewijk_asscher/redactione le/aanvullende-scholing/ 2) http://www.telegraaf.nl/binnenland/022789/ Assistent_kan_niet_lezen.html?p=5,
20Z5730 Vragen van het lid Biskop (CDA) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht 'Onderwijsassistent kan niet begrijpend lezen' (ingezonden 22 juli 20) Heeft u kennisgenomen van het bericht 'Onderwijsassistent kan niet begrijpend lezen'? ) Ja. 2 Hoe beoordeelt u de resultaten van het Amsterdamse onderzoek, dat nog niet de helft van de onderwijsassistenten op Amsterdamse basisscholen een voldoende haalt voor een toets begrijpend lezen? Dat vind ik zorgwekkend. Ik vind het dan ook een goede zaak dat de Amsterdamse schoolbesturen bijscholing organiseren ter verbetering van de taalvaardigheid van hun onderwijsassistenten. 3 In hoeverre acht u de resultaten van het Amsterdamse onderzoek representatief voor het kennisniveau van onderwijsassistenten in de rest van het land? Omdat het onderzoek alleen in Amsterdam is uitgevoerd, kan ik over de representativiteit geen uitspraken doen. 4 Kunt u bevestigen dat in het onderzoek door de koepelorganisatie voor Amsterdamse schoolbesturen in het primair onderwijs gebruik is gemaakt van een toets, die aansluit bij de nieuwe exameneisen die vanaf schooljaar 203-204 aan mbo'ers worden gesteld? Klopt het dat in de afgelopen jaren in het mbo extra is geïnvesteerd in taal en rekenen? In hoeverre acht u deze extra inzet geslaagd gezien de resultaten van het Amsterdamse onderzoek? De koepelorganisatie geeft inderdaad aan dat de toets die zij aan de onderwijsassistenten van de basisscholen hebben voorgelegd is afgestemd op de nieuwe exameneisen voor Nederlandse taal in het mbo. In het mbo wordt inderdaad vanaf 200 volop geïnvesteerd in taal- en rekenonderwijs. Alle studenten die vanaf 200-20 met de mbo-opleiding Onderwijsassistent zijn begonnen, krijgen voortaan taal- en rekenonderwijs dat afgestemd is op de nieuwe referentieniveaus. Vanaf 203-204 zullen deze referentieniveaus centraal worden geëxamineerd. De onderwijsassistenten die in Amsterdam zijn getoetst, hebben nog niet kunnen profiteren van mijn gevoerde beleid. De Amsterdamse onderzoeksresultaten bevestigen wel de noodzaak van het door mij ingezette beleid voor taal en rekenen in het mbo. 5 Overweegt u op grond van deze onderzoeksresultaten het beleid ten aanzien van het taalonderwijs op het mbo nader aan te scherpen? Zo ja, op welke wijze dan? Zo nee, waarom niet?
Het tijdpad voor invoering van de referentieniveaus, zoals ik in mijn antwoord op vraag 4 heb geschetst, getuigt reeds van de hoge prioriteit die ik geef aan een goede beheersing van taal en rekenen. 6 Ziet u binnen de bestaande kaders mogelijkheden om te zorgen dat onderwijsassistenten die de komende jaren afstuderen een voldoende taal- en rekenniveau hebben? Hoe denkt u dit te gaan bereiken? Ja, mijn beleid gericht op de referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen in het mbo betekent dat onderwijsassistenten die in 204 hun mbo-diploma behalen, aan de hand van resultaten van centrale examens Nederlandse taal en rekenen, kunnen aantonen over voldoende taal- en rekenvaardigheden te beschikken. Ook de in 202 of 203 afgestudeerde onderwijsassistenten hebben taal- en rekenonderwijs achter de rug. Zo hebben deze studenten verplichte schoolexamens Nederlands afgelegd, en hebben zij taal- en rekenonderwijs gehad in het kader van hun beroep en ter voorbereiding op een eventuele doorstroom naar de Pabo. 7 Op welke wijze denkt u onderwijsassistenten, die in het verleden zijn afgestudeerd, op een voldoende niveau van taal en rekenen te brengen? Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van hun personeel. Indien wordt geconstateerd dat de onderwijsassistenten werkzaam op een basisschool onvoldoende bekwaam zijn op het terrein van taal en/of rekenen, is het de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur om te zorgen voor bijscholing. 8 Als in hetzelfde bericht wordt aangeduid dat Amsterdam werkt aan een ambitieus plan om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen, onder andere door het verbeteren van het resultaat van de Cito-toets, welke lessen kunnen uit deze aanpak dan worden getrokken voor alle basisscholen en zo mogelijk ook voor het mbo? De plannen van Amsterdam om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen en het resultaat van de Cito-toets te verbeteren sluiten heel goed aan op mijn actieplan Basis voor presteren. Met dit actieplan wil ik stimuleren dat alle basisscholen hogere ambities stellen op het terrein van de leerprestaties en meer opbrengstgericht werken. Ook sluiten de plannen van Amsterdam goed aan bij mijn beleid voor taal en rekenen voor het mbo. ) De Telegraaf, 20 juli 20 Toelichting: Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van der Ham (D66), ingezonden 2 juli 20 (vraagnummer 20Z5693)