Volenbeekweg tussen 48 en 50, Ermelo rapport 3902
Volenbeekweg tussen 48 en 50, Ermelo (gemeente Ermelo) Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend en karterend booronderzoek R.M. van der Zee
2 Colofon ADC Rapport 3902 Volenbeekweg tussen 48 en 50, Ermelo (gemeente Ermelo) Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend en karterend booronderzoek Auteur: R.M. van der Zee In opdracht van: Veluws Ontwerpburo ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, 22 juni 2015 Foto s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld Status onderzoek: definitief Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek. Autorisatie: A. Müller ISSN 1875-1067 ADC ArcheoProjecten Postbus 1513 3800 BM Amersfoort Tel 033-299 81 81 Fax 033-299 81 80 Email info@archeologie.nl
3 Inhoudsopgave Samenvatting 5 1 Inleiding en administratieve gegevens 7 2 Beknopte bureaustudie 8 2.1 Inleiding 8 2.2 Resultaten 8 2.3 Gespecificeerde verwachting 9 3 Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) 9 3.1 Plan van Aanpak 9 3.2 Resultaten Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) 11 3.3 Conclusies 11 4 Aanbeveling 12 Literatuur 13 Geraadpleegde websites 13 Lijst van afbeeldingen en tabellen 13 Bijlage 1 Boorgegevens 22
4
5 Samenvatting In opdracht van Veluws Ontwerpburo te Ermelo heeft ADC ArcheoProjecten in mei 2015 een Inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Volenbeekweg tussen 48 en 50 in Ermelo (gemeente Ermelo). Aanleiding is de voorgenomen bestemmingsplanwijziging ten behoeve van de bouw van twee vrijstaande woningen. Op advies van de regioarcheoloog is de hoge verwachting op de archeologische beleidskaart van de gemeente Ermelo overgenomen voor het onderhavige plangebied. Deze verwachting is gebaseerd op de aanwezigheid van een dekzandwelving. Op grond van deze ligging kunnen archeologische resten vanaf het Laat-Paleolithicum verwacht worden. Bekende vondsten in de directe omgeving dateren uit de Vroege Middeleeuwen en het Neolithicum. Eventuele bewoningssporen zullen bestaan uit vuursteen- en/of aardewerkstrooiingen. De aanwezigheid van begravingen zal door hun geringe omvang echter moeilijker aan te tonen zijn. Indien aanwezig zullen grondsporen zich in het bovenste deel van het dekzand (C-horizont) bevinden. Een vondstlaag zal, indien een conserverend plaggendek ontbreekt, zijn opgenomen in de bouwvoor. Op basis van oude kaarten is de aanwezigheid van bewoningssporen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd niet waarschijnlijk. Tot aan de ontginning, die zich in de periode eind jaren 50 begin jaren 60 voltrok bestond het gebied uit heide. Teneinde bovengenoemde verwachting te toetsen en aan te vullen werd in het plangebied een verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd. Het booronderzoek wijst uit dat de natuurlijke ondergrond van het plangebied niet wordt gevormd door dekzand, maar door een smeltwaterafzetting (Formatie van Boxtel). De bestaat uit fijn grindhoudend, matig fijn tot zeer grof zand. De bodemopbouw wordt gekenmerkt door een dunne humushoudende bovengrond met daaronder een zwak ontwikkelde podzol in de vorm van een Bh-/BC-horizont. In geen van de boringen zijn archeologische indicatoren aangetroffen. Gezien het ontbreken van archeologische indicatoren en de geringe omvang van de te verwachte bodemverstoring wordt geen nader archeologisch onderzoek noodzakelijk geacht. ADC ArcheoProjecten adviseert daarom het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet. Wij wijzen u erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een selectiebesluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies.
6 Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden. Periode Afkorting Tijd in jaren Nieuwe tijd NT 1500 - heden Middeleeuwen: XME 450 1500 na Chr. Late Middeleeuwen LME 1050-1500 na Chr. Vroege Middeleeuwen VME 450-1050 na Chr. Romeinse tijd: ROM 12 voor Chr. 450 na Chr. Laat-Romeinse tijd ROML 270-450 na Chr. Midden-Romeinse tijd ROMM 70-270 na Chr. Vroeg-Romeinse tijd ROMV 12 voor Chr. - 70 na Chr. IJzertijd: IJZ 800 12 voor Chr. Late IJzertijd IJZL 250-12 voor Chr. Midden-IJzertijd IJZM 500-250 voor Chr. Vroege IJzertijd IJZV 800-500 voor Chr. Bronstijd: BRONS 2000-800 voor Chr. Late Bronstijd BRONSL 1100-800 voor Chr. Midden-Bronstijd BRONSM 1800-1100 voor Chr. Vroege Bronstijd BRONSV 2000-1800 voor Chr. Neolithicum (Jonge Steentijd): NEO 5300 2000 voor Chr. Laat-Neolithicum NEOL 2850-2000 voor Chr. Midden-Neolithicum NEOM 4200-2850 voor Chr. Vroeg-Neolithicum NEOV 5300-4200 voor Chr. Mesolithicum (Midden-Steentijd): MESO 8800 4900 voor Chr. Laat-Mesolithicum MESOL 6450-4900 voor Chr. Midden-Mesolithicum MESOM 7100-6450 voor Chr. Vroeg-Mesolithicum MESOV 8800-7100 voor Chr. Paleolithicum (Oude Steentijd): PALEO tot 8800 voor Chr. Laat-Paleolithicum PALEOL 35.000-8800 voor Chr. Midden-Paleolithicum PALEOM 300.000 35.000 voor Chr. Vroeg-Paleolithicum PALEOV tot 300.000 voor Chr. Bron: Archeologisch Basis Register 1992
7 1 Inleiding en administratieve gegevens In opdracht van Veluws Ontwerpburo te Ermelo heeft ADC ArcheoProjecten in mei 2015 een Inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Volenbeekweg tussen 48 en 50 in Ermelo (gemeente Ermelo; afb. 1 en 2). Aanleiding is de voorgenomen bestemmingsplanwijziging ten behoeve van de bouw van twee vrijstaande woningen (afb. 3). Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg, die onderdeel uitmaakt van de Monumentenwet, moeten archeologische (verwachtings)waarden gewaarborgd zijn in het bestemmingsplan. In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Midden-West, dat op 18 januari 2012 door de gemeente Ermelo is vastgesteld, heeft het plangebied de dubbelstemming gebied met archeologische waarde of verwachtingswaarde. 1 Op de archeologische beleidskaart betreft dit een zone met een hoge archeologische verwachting (archeologische verwachtingszone categorie 5; afb. 4). 2 Het zuidelijk deel van het plangebied maakt daarnaast deel uit van een attentiezone rondom een bekende archeologische vindplaats (archeologisch waardevol gebied categorie 3). Volgens de in het bestemmingsplan opgenomen bouwregels geldt een onderzoeksplicht bij werkzaamheden over een oppervlak van 100 m 2 of meer en bodemverstoring dieper dan 0,3 m onder maaiveld. Ten behoeve van het verkrijgen van een omgevingsvergunning dient de initiatiefnemer een rapport te overleggen waarin naar oordeel van de bevoegde overheid de archeologische waarde van het plangebied voldoende is vastgesteld. In het kader van dit proces heeft het in dit rapport beschreven onderzoek plaatsgevonden. In Nederland dient het vaststellen van de archeologische waarde van een plangebied te gebeuren op grond van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.3). 3 Behalve op de KNA is de uitvoering van het onderzoek tevens gebaseerd op de aanbevelingen van de archeoloog van de regio Noord-Veluwe, de heer drs. M. Wispelwey. 4 De volgende administratieve gegevens zijn van toepassing: Opdrachtgever: Veluws Ontwerpburo De heer B. Verhoef Stationsstraat 36a 3851 NJ Ermelo Tel.: 0341 55 48 27 E-mail: Bertho@veluwsontwerpburo.nl Fase AMZ-cyclus: Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend en karterend booronderzoek Aanleiding: woningbouw Locatie: Volenbeekweg tussen 48 en 50 Plaats: Ermelo Gemeente: Ermelo Provincie: Gelderland Kadastrale gegevens: gemeente Ermelo sectie H nummer 3450 (gedeeltelijk) Kaartblad: 26G (1:25.000) Oppervlakte plangebied circa 2.850 m 2 Coördinaten: NW: 169.237 / 477.987 ZO: 169.258 / 477.904 NO: 169.275 / 477.982 ZW: 169.226 / 477.908 1 http://www.ermelo.nl/wonen-milieu/bestemmingsplannen_235/item/bestemmingsplan-buitengebied-midden-west_5281.html 2 Verwijzing 3 SIKB 2013. 4 e-mail dhr. M Wispelwey (regio Noord-Veluwe) d.d. 21 mei 2015.
8 Bevoegde overheid met contactgegevens: Gemeente Ermelo Postbus 500 3850 AM Ermelo Tel.: 0341 56 73 21 E-mail: gemeente@ermelo.nl Deskundige namens de bevoegde overheid met De heer drs. M. Wispelwey (regio Noord-Veluwe) contactgegevens: Postbus 271 3840 AG Harderwijk Tel.: 0341 47 44 14 E-mail: mwispelwey@regionoordveluwe.nl ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code): 2683728100 ADC-projectcode: 4170391 Auteur: R.M. van der Zee Projectmedewerker(s): n.v.t. Autorisatie: A. Muller Periode van uitvoering: mei en juni 2015 Beheer en plaats documentatie: ADC ArcheoProjecten bv, Amersfoort Beheer en plaats digitale documentatie (e-depot): http://persistent-identifier.nl/?identifier=urn:nbn:nl:ui:13-z32e-4z 2 Beknopte bureaustudie 2.1 Inleiding Het bureauonderzoek vormt de eerste stap in het vaststellen van de archeologische waarde van het gebied. Het doel van bureauonderzoek is het aan de hand van schriftelijke bronnen verwerven van informatie over bekende en/of verwachte archeologische waarden in het plangebied, om daarmee te komen tot een gespecificeerde, archeologische verwachting. Op advies van de regioarcheoloog 5 is de hoge verwachting op de archeologische beleidskaart 6 van de gemeente Ermelo overgenomen voor het onderhavige plangebied. Wel zijn voorafgaand aan het veldonderzoek enkele aardwetenschappelijke, archeologische en historische bronnen geraadpleegd. 2.2 Resultaten Voorafgaand aan het veldwerk is een aantal bronnen geraadpleegd. De informatie uit deze bronnen wordt opgesomd in onderstaande tabel. Bron Geologische kaart van Nederland 1:50.000 7 Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000 8 Bodemkaart van Nederland 1:50.000 9 Archeolandschappelijke eenhedenkaart van de gemeente Ermelo 1:10.000 10 Archeologische waarden- en verwachtingskaart van de gemeente Ermelo 1:10.000 11 Informatie Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden, dekzand (kaartcode: Bx5) gordeldekzandglooiing al dan niet met oud bouwlanddek (kaartcode 4H9) Holtpodzolgronden, leemarm en zwak lemig fijn zand, grondwatertrap VII* (kaartcode: Y21-VII*) dekzandwelvingen (kaarcode: ew) hoge archeologische verwachting 5 De heer M. Wispelwey (regio Noord-Veluwe) 6 De Roode & Goossens 2009. 7 TNO 2006. 8 Alterra 2003. 9 Stichting voor Bodemkartering 1982. 10 De Roode & Goossens 2009.
9 Bron Archis2 12 Kadastrale minuut van 1832 (afb. 5) 13 Bonnekaarten van 1872-1932 (afb. 6) 14 Topografische kaart van 1951 en 1955 15 Topografische kaart van 1962 16 Topografische kaart van 1974 17 Topografische kaart van 1987 en 1991 18 Informatie 7 fragmenten Badorf-aardewerk, datering Vroege Middeleeuwen, exacte locatie niet bekend (waarneming 13.154) perceel 582 (gedeeltelijk): heide heidegebied doorsneden door enkele veldwegen idem westelijk deel heide, oostelijk deel akkerland westelijk deel bos, oostelijk deel akkerland westelijk deel bos, oostelijk deel weiland 2.3 Gespecificeerde verwachting Het plangebied is gelegen op een dekzandwelving. Op grond van deze ligging kunnen archeologische resten vanaf het Laat-Paleolithicum verwacht worden. Bekende vondsten in de directe omgeving dateren uit de Vroege Middeleeuwen en het Neolithicum. Eventuele bewoningssporen zullen bestaan uit vuursteen- en/of aardewerkstrooiingen. De aanwezigheid van begravingen zal door hun geringe omvang echter moeilijker aan te tonen zijn. Indien aanwezig zullen grondsporen zich in het bovenste deel van het dekzand bevinden. Een vondstlaag zal, indien een conserverend plaggendek ontbreekt, zijn opgenomen in de bouwvoor. Op basis van oude kaarten is de aanwezigheid van bewoningssporen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd niet waarschijnlijk. Tot aan de ontginning, die zich in de periode eind jaren 50 begin jaren 60 voltrok bestond het gebied uit heide. 3 Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) 3.1 Plan van Aanpak 3.1.1 Inleiding Het doel van het inventariserende veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van de gespecificeerde verwachting, zoals deze is geformuleerd in par. 2.3. Op 22 mei 2015 werd een Plan van Aanpak opgesteld, waarin de werkwijze van het onderzoek werd vastgelegd. Op advies van de regioarcheoloog is een verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd. Met het verkennende booronderzoek zal de bodemopbouw en de mate van intactheid daarvan bepaald worden. Het leidt tot beantwoording van de volgende onderzoeksvragen: Wat is de geo(morfo)logische en bodemkundige opbouw van de ondergrond in het plangebied? In hoeverre is deze opbouw nog intact? Bevinden zich archeologisch relevante afzettingen in het plangebied? Zo ja, op welke diepte ten opzichte van het maaiveld en het NAP? 11 Ibid. 12 http://archis2.archis.nl 13 Kadaster 1811-32. 14 Bureau Militaire Verkenningen 1872-1832. 15 Kadaster 1951, Kadaster 1955. 16 Kadaster 1962. 17 Kadaster 1974. 18 Kadaster 1987, Kadaster 1991.
10 Het karterende booronderzoek heeft als doel het plangebied systematisch te onderzoeken op het voorkomen van één of meerdere typen archeologische vindplaatsen. Het leidt tot beantwoording van de volgende onderzoeksvragen: Zijn er indicatoren aangetroffen die verband houden met het verwachte type archeologische vindplaatsen? Zo ja: - Op welke diepte ten opzichte van het maaiveld en het NAP zijn deze archeologische indicatoren aangetroffen? - Wat is de horizontaal ruimtelijke spreiding van deze archeologische indicatoren? - Wat is de aard en ouderdom van deze indicatoren? Alhoewel niet het doel van dit type kartering, zijn er bij toeval indicatoren aangetroffen die verband houden met andere typen vindplaatsen? Zo ja: - Op welke diepte ten opzichte van het maaiveld en het NAP zijn deze archeologische indicatoren aangetroffen? - Wat is de horizontaal ruimtelijke spreiding van deze archeologische indicatoren? - Wat is de aard en ouderdom van deze indicatoren? In welk opzicht kan op basis van het veldonderzoek de archeologische verwachting worden bijgesteld? In hoeverre worden de (mogelijk aanwezige) archeologische waarden bedreigd door toekomstige planontwikkeling? Is het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd? 3.1.2 Uitvoeringsplan veldwerkzaamheden Voor het beantwoorden van de in par. 3.1.1 genoemde onderzoeksvragen is de volgende onderzoeksmethode toegepast: Aantal boringen: Boorgrid: Diepte boringen: Boormethode: Bemonstering: zes geen, boringen zo veel mogelijk evenredig verspreid over het plangebied tot tenminste 25 cm in de onverstoorde ondergrond (C-horizont) Edelman met diameter 15 cm (handmatig) archeologisch relevante lagen zeven over een zeef met maaswijdte 4 mm Deze methode is gebaseerd op de Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek van de SIKB, en heeft een betrouwbaarheid van 75% voor het opsporen van vindplaatsen met een vondststrooiing van overwegend aardewerk, een matig-hoge vondstdichtheid en een oppervlakte van 500-2000 m 2. Vindplaatsen met een vondststrooiing van overwegend vuursteen, een lage vondstdichtheid en/of een kleinere omvang kunnen hiermee niet worden gekarteerd. 19 De bodemtextuur en archeologische indicatoren worden beschreven volgens SBB 5.1 van het NITG-TNO waarin ondermeer de standaard classificatie van bodemmonsters volgens NEN5104 wordt gehanteerd. 20 De X- en Y-coördinaten worden ingemeten met een GPS met een nauwkeurigheid van 2 m. De hoogte van het maaiveld ter plaatse van de boringen is bepaald aan de hand van AHN-beelden. 3.1.3 Monsternameplan Relevante archeologische indicatoren zullen worden bemonsterd en indien mogelijk globaal worden gedetermineerd. 19 Versie 1.0 van deze leidraad is op 30 maart 2006 vastgesteld door het CCvD Archeologie. De geactualiseerde versie is op 4 december 2012 door Tol et al. 2012 gepubliceerd. 20 Bosch 2005; Nederlands Normalisatie-Instituut 1989.
11 3.2 Resultaten Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) 3.2.1 Veldinspectie Het oostelijk deel van het plangebied bestaat uit een grasland, dat gebruikt wordt voor hondentrainingen (afb. 7). Het westelijk deel wordt gevormd door bos. De boringen zijn in overeenstemming met het Plan van Aanpak gezet. 3.2.2 Lithologische beschrijving en interpretatie De locatie van de boringen is weergeven in afb. 8. De boorgegevens worden gepresenteerd in bijlage 1. Uit het booronderzoek blijkt dat de ondergrond van het plangebied uit kalkloos, fijn grindhoudend, zwak siltig zand bestaat. De top bevindt zich op 30 tot 60 cm mv. Het zand heeft een lichtgele tot lichtbruingele kleur. De korrels zijn matig tot slecht gesorteerd. De mediaanklasse van de korrelgrootte varieert van matig fijn (150-210 µm) tot zeer grof (300-420 µm). Op grond van de slechte sortering van het zand en de aanwezigheid van fijn grind wordt het sediment als een smeltwaterafzetting (C-horizont; Formatie van Boxtel) geïnterpreteerd. De samenstelling van de natuurlijke ondergrond wijkt af hiermee van hetgeen op basis van de geraadpleegde kaarten werd verwacht. De smeltwaterafzetting gaat in de boringen 1 t/m 5 over in humusarme tot zwak humeuze, matig fijne zandlaag met een dikte van 10 tot 40 cm. Ook deze laag is grindhoudend. De kleur varieert van lichtbruin tot bruin. Deze laag wordt beschouwd als de inspoelingshorizont (Bh-/BC-horizont) van een zwak ontwikkelde podzolbodem. In boring 6 ontbreekt deze horizont. Vermoedelijk is hij door grondbewerking opgenomen in de bovengrond. De bovengrond bestaat uit matig humeus, zwak siltig fijn zand met enige grindbijmenging. De dikte varieert van 20 tot 30 cm. Deze laag wordt geïnterpreteerd als de bouwvoor (Ap-horizont). De top van de C-horizont alsmede de Bh-/BC-horizont zijn gezeefd en geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. In het zeefresidu is uitsluitend natuurlijk grind aangetroffen. Er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een (vroegmiddeleeuwse) vindplaats. 3.3 Conclusies De in paragraaf 3.1.1 gestelde onderzoeksvragen kunnen op basis van de bereikte resultaten als volgt worden beantwoord: Wat is de geo(morfo)logische en bodemkundige opbouw van de ondergrond in het plangebied? De natuurlijke ondergrond van het plangebied wordt gevormd door een smeltwaterafzetting (Formatie van Boxtel). De samenstelling van de natuurlijke ondergrond wijkt af hiermee van hetgeen op basis van de geraadpleegde kaarten werd verwacht. De bodemopbouw wordt gekenmerkt door een dunne humushoudende bovengrond met daaronder een restant van een zwak ontwikkelde podzol. In hoeverre is deze opbouw nog intact? Uit de aanwezigheid van een restant van een podzolbodem blijkt dat de bodemopbouw nog deels intact is. Bevinden zich archeologisch relevante afzettingen in het plangebied? De top van de C-horizont en de Bh-/BC-horizont wordt beschouwd als het potentieel sporenniveau. Zo ja, op welke diepte ten opzichte van het maaiveld en het NAP? Het potentieel sporenniveau bevindt zich op 20 à 30 cm mv (circa 8,5 tot 8,9 m + NAP).
12 Zijn er indicatoren aangetroffen die verband houden met het verwachte type archeologische vindplaatsen? Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. In welk opzicht kan op basis van het veldonderzoek de archeologische verwachting worden bijgesteld? De archeologische verwachting ten aanzien van vindplaatsen met een strooiing van aardewerk dient naar beneden te worden bijgesteld. In hoeverre worden de (mogelijk aanwezige) archeologische waarden bedreigd door toekomstige planontwikkeling? Bij de aanleg van funderings- en kabel- en leidingsleuven ten behoeve van de bouw van woningen worden (mogelijk aanwezige) archeologische waarden bedreigd. Is het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd? Gezien het ontbreken van archeologische indicatoren en de geringe omvang van de te verwachte bodemverstoring wordt geen nader archeologisch onderzoek noodzakelijk geacht. 4 Aanbeveling ADC ArcheoProjecten adviseert om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet. Wij wijzen u erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een selectiebesluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies.
13 Literatuur Alterra, 2003: Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000. Landsdekkende en digitale versie. Wageningen. Bosch, J.H.A., 2005: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, Versie 5.2. Utrecht (TNO-rapport NITG 05-043-A). Bureau Militaire Verkenningen, 1872, 1890, 1900, 1916 en 1932: Horst, blad 371, 1:25.000. Kadaster, 1811-32: Oorspronkelijke aanwijzende tafel der grondeigenaren en der ongebouwde en gebouwde vaste eigendommen, Ermelo, Gelderland, sectie H, Blad 02. Kadaster, 1951, 1955, 1962, 1974, 1987 en 1991: Topografische Kaart van Nederland 1:25 000, blad 26G Ermelo / Harderwijk / Putten. Emmen. Normalisatie-Instituut, Nederlands, 1989: Geotechniek, classificatie van onverharde grondmonsters NEN 5104. Delft. Roode, F. de & E. Goossens, 2009: Archeologische monumentenzorg in de gemeente Ermelo; deel 1: toelichting op de archeologische kaarten. RAAP-rapport 1844. RAAP Archeologisch Adviesbureau. Weesp. SIKB, 2013: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) Landbodems. Gouda. Stichting voor Bodemkartering, 1982: Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000. Kaartblad 26 Oost Harderwijk. Wageningen. TNO, 2006: Geologische overzichtskaart van Nederland 1:600.000. Utrecht. Tol, A.J., J.W.H.P. Verhagen & M. Verbruggen, 2012: Leidraad inventariserend veldonderzoek. Gouda (SIKB uitgave, geactualiseerde versie). Geraadpleegde websites http://archis2.archis.nl https://easy.dans.knaw.nl http://ahn.geodan.nl/ahn http://www.ermelo.nl/wonen-milieu/bestemmingsplannen_235/item/bestemmingsplan-buitengebiedmidden-west_5281.html http://www.watwaswaar.nl Lijst van afbeeldingen en tabellen Afb. 1 Locatie van het plangebied Afb. 2 Detailkaart van het plangebied Afb. 3 Voorstel toekomstige inrichting plangebied (gele vlakken met toevoeging W ) Afb. 4 Plangebied geprojecteerd op de archeologische beleidskaart van de gemeente Ermelo (ingezoomed) Afb. 5 Globale ligging van het plangebied op de kadastrale minuut van 1811-32 Afb. 6 Plangebied geprojecteerd op de Bonnekaart van 1872 Afb. 7 Foto van het plangebied gezien in zuidwestelijke richting Afb. 8 Boorpuntenkaart Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.
14 Afb. 1 Locatie van het plangebied
15 Afb. 2 Detailkaart van het plangebied
Afb. 3 Voorstel toekomstige inrichting plangebied (gele vlakken met toevoeging W ) 16
Afb. 4 Plangebied geprojecteerd op de archeologische beleidskaart van de gemeente Ermelo (ingezoomed) 17
Afb. 5 Globale ligging van het plangebied op de kadastrale minuut van 1811-32 18
19 Afb. 6 Plangebied geprojecteerd op de Bonnekaart van 1872
20 Afb. 7 Foto van het plangebied gezien in zuidwestelijke richting
21 Afb. 8 Boorpuntenkaart
22 Bijlage 1 Boorgegevens nummer x coördinaat (m) y coördinaat (m) maaiveldhoogte (cm) NAP bovengrens (cm onder mv) ondergrens (cm onder mv) grondsoort bijmenging zandmediaan kleur kalkgehalte nieuwvormingen antropogene bijmengingen organische bijmengingen bodemhorizonten overig Lithostratigrafie 1 169241 477966 +8,68 0 20 zand zwak siltig;matig humeus;zwak 20 60 zand zwak siltig;zwak 2 169239 477940 +8,98 60 80 zand zwak siltig;zwak 0 20 zand zwak siltig;matig humeus;zwak 20 35 zand zwak siltig;zwak humeus;zwak 35 60 zand zwak siltig;zwak 3 169233 477915 +9,05 60 80 zand zwak siltig;zwak 0 20 zand zwak siltig;matig humeus;zwak 20 40 zand zwak siltig;zwak humeus;zwak 40 80 zand zwak siltig;zwak matig fijn grijs-bruin kalkloos A-horizont matig grote spreiding matig fijn licht-bruin kalkloos BC-horizont matig grote spreiding;basis diffuus matig fijn licht-geel kalkloos C-horizont matig grote spreiding matig fijn grijs-bruin kalkloos A-horizont matig grote spreiding matig fijn bruin kalkloos B-horizont matig grote spreiding;basis diffuus;podsol matig fijn licht-bruin kalkloos BC-horizont matig grote spreiding;basis diffuus matig fijn licht-geel kalkloos C-horizont matig grote spreiding matig fijn donker-grijs-bruin kalkloos A-horizont matig grote spreiding matig fijn grijs-bruin kalkloos AB-horizont matig grote spreiding;basis diffuus matig fijn licht-bruin-geel kalkloos C-horizont matig grote spreiding Formatie van Boxtel Formatie van Boxtel Formatie van Boxtel
23 nummer x coördinaat (m) y coördinaat (m) maaiveldhoogte (cm) NAP bovengrens (cm onder mv) ondergrens (cm onder mv) grondsoort bijmenging zandmediaan kleur kalkgehalte nieuwvormingen antropogene bijmengingen organische bijmengingen bodemhorizonten overig Lithostratigrafie 4 169268 477977 +9,04 5 169262 477949 +9,07 6 169255 477924 +9,13. 0 30 zand zwak siltig;matig humeus;zwak 30 40 zand zwak siltig;zwak 40 80 zand zwak siltig;zwak 0 30 zand zwak siltig;matig humeus;zwak 30 40 zand zwak siltig;zwak 40 80 zand zwak siltig;zwak 0 30 zand zwak siltig;matig humeus;zwak 30 80 zand zwak siltig;zwak matig fijn grijs-bruin kalkloos A-horizont matig kleine spreiding; basis scherp matig fijn licht-bruin kalkloos BC-horizont matig grote spreiding; basis diffuus matig grof licht-geel-grijs kalkloos C-horizont matig grote spreiding Formatie van Boxtel matig fijn grijs-bruin kalkloos A-horizont matig kleine spreiding zeer grof licht-bruin kalkloos BC-horizont zeer grote spreiding; basis diffuus zeer grof licht-grijs-geel kalkloos spoor roestvlekken C-horizont matig grote spreiding Formatie van Boxtel zeer grof grijs-bruin kalkloos A-horizont zeer grote spreiding; basis scherp uiterst grof licht-bruin-geel kalkloos C-horizont zeer grote spreiding Formatie van Boxtel