Zoekresultaat inzien document. ECLI:NL:GHSHE:2013:3971 Permanente link: Uitspraak. Gerechtshof 's Hertogenbosch

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ7402

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ0395 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01

ECLI:NL:GHSHE:2014:1412

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2015:3457

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:RBOVE:2014:3241

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:GHARL:2015:350

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak. Bijzondere kenmerken Hoger beroep kort geding Inhoudsindicatie Kort geding. Spoedeisend belang. Overeenkomst tot stand gekomen?

ECLI:NL:RBZWB:2013:7762

ECLI:NL:GHSHE:2015:3006

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9935

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6133

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht.

ECLI:NL:GHSHE:2017:317

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:361 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2013:4437 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2497 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C BR


Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch Afdeling civiel recht. zaaknummer HD /01. arrest van 24 september 2013.

ECLI:NL:GHSHE:2006:AW4155

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:GHSHE:2016:746

ECLI:NL:GHSHE:2014:2181

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2017:2679

ECLI:NL:GHSHE:2017:423

ECLI:NL:GHLEE:2012:BY7476 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSHE:2015:5134 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:RBAMS:2017:1537

ECLI:NL:GHSHE:2013:3645

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/ KG ZA arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

ECLI:NL:GHARL:2014:3568 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:3579 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9996 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:RBALK:2010:BP3091

ECLI:NL:GHSHE:2017:232

ECLI:NL:GHSHE:2016:3252

vonnis In naam des Konings RECHTBANK AMSTERDAM Vonnis van 6 augustus De procedure Sector civiel recht

ECLI:NL:RBOVE:2014:2411

ECLI:NL:GHARL:2014:8075

ECLI:NL:GHSHE:2010:BN2822

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:GHDHA:2016:3477

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

Zoekresultaat inzien document. ECLI:NL:RBROT:2012:BX5563 Permanente link: Uitspraak

ECLI:NL:RBGEL:2013:2662

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2017:126

ECLI:NL:RBLEE:2009:BH2079

ECLI:NL:RBROT:2015:7740

ECLI:NL:GHSHE:2015:642 Deeplink

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:4892 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

EJEA ECLI:NL:RBROT:2016:10202 Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C/10/ / KG ZA

ECLI:NL:RBMID:2006:AY9168

ECLI:NL:GHSGR:2006:AX1046

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:GHARN:2010:BN9921

ECLI:NL:GHSHE:2017:3622 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd

ECLI:NL:GHSHE:2015:613

ECLI:NL:GHSHE:2015:1258

ECLI:NL:GHSHE:2013:3466

ECLI:NL:RBOVE:2014:1265

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C12/87397/HA ZA 13-35)

ECLI:NL:RBDHA:2017:4885

ECLI:NL:RBGEL:2017:2434

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN9920

ECLI:NL:GHSHE:2016:5419

ECLI:NL:GHSHE:2014:3900

Transcriptie:

Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:GHSHE:2013:3971 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl Instantie Datum uitspraak 20 08 2013 Datum publicatie 29 08 2013 Gerechtshof 's Hertogenbosch Zaaknummer HD 200.109.966/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep kort geding Inhoudsindicatie spoedeisend belang bij hoger beroep kort geding; zorgkantoor verbreekt contract met thuiszorgaanbieder wegens fraude (niet gemeld gebruik van onderaannemers) Vindplaatsen Rechtspraak.nl JAAN 2013/168 Uitspraak GERECHTSHOF s HERTOGENBOSCH Afdeling civiel recht zaaknummer HD 200.109.966/01 arrest van 20 augustus 2013 in de zaak van Stichting InterCare, gevestigd te [vestigingsplaats], appellante, advocaat: mr. M.R. Roethof te Arnhem, tegen 1/9

CZ Zorgkantoor B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], geïntimeerde, advocaat: mr. A.J.H.W.M. Versteeg te Amsterdam, op het bij exploot van dagvaarding van 4 juli 2012 ingeleide hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda in kort geding gewezen vonnis van 6 juni 2012 tussen appellante InterCare als eiseres en geïntimeerde CZ als gedaagde. 1 Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 249580/KG ZA 12 264) Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis. 2 Het geding in hoger beroep Het verloop van de procedure blijkt uit: de dagvaarding in hoger beroep de memorie van grieven, tevens houdende eiswijziging, van 9 oktober 2012 met zes producties; de memorie van antwoord van 4 december 2012 met twee producties; de akte van InterCare van 4 juni 2013 met één productie; de antwoordakte van CZ van 25 juni 2013 met twee producties. Partijen hebben afgezien van het op 18 april 2013 bepaalde pleidooi. Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg. 3 De gronden van het hoger beroep Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven. 4 De beoordeling 4.1. Het gaat in deze zaak om het volgende. 2/9

4.1.1. CZ fungeert op grond van de wet als regionaal zorgkantoor belast met de administratieve uitvoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Uit dien hoofde vertegenwoordigt CZ in haar regio ook de voor de uitvoering van de AWBZ toegelaten andere zorgverzekeraars. InterCare is een toegelaten zorgaanbieder op het gebied van de thuiszorg. De AWBZ hanteert in beginsel een naturastelsel, waarbij een verzekerde zich voor (in dit geval) thuiszorg wendt tot een zorgaanbieder waarmee zijn zorgverzekeraar een overeenkomst heeft gesloten. Het zorgkantoor betaalt (via een afzonderlijke rechtspersoon) aan de zorgaanbieder voor de verleende zorg een tarief dat wordt vastgesteld door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De NZa moet goedkeuring verlenen aan de door de zorgkantoren met de zorgaanbieders gemaakte productieafspraken, waarbij het zorgkantoor moet blijven binnen de door de Minister en de NZa vastgestelde contracteerruimte voor die regio. 4.1.2. Voor de uitvoering van haar contracteerbevoegdheid heeft CZ een inkoopprocedure in het leven geroepen die is vastgelegd in een jaarlijks Zorginkoopdocument. Daarin is omschreven aan welke voorwaarden zorgaanbieders moeten voldoen om voor een overeenkomst in aanmerking te komen. Zorgaanbieders moeten een bestuursverklaring indienen waaruit kan worden afgeleid dat zij aan de gestelde voorwaarden voldoen. Als de zorgaanbieder volgens CZ aan de voorwaarden voldoet, doet CZ een voorstel voor een productieafspraak, die ter goedkeuring aan de NZa wordt voorgelegd. 4.1.3. Het Zorginkoopdocument 2012 laat toe dat een zorgaanbieder gebruik maakt van onderaannemers, aan wie te verlenen zorg, tegen een lager tarief, feitelijk wordt uitbesteed. Deze onderaannemers behoeven niet te voldoen aan de eisen die gesteld worden aan zorgaanbieders die zelf voor een overeenkomst in aanmerking willen komen. In hoofdstuk 3.1.3 sub 5 van het Zorginkoopdocument 2012 is bepaald: 5. Bestaande zorgaanbieders die een deel van hun productie doorcontracteren, dienen dit aan te geven in de bestuursverklaring. Onderaannemers kunnen alleen met instemming van CZ Zorgkantoren worden ingeschakeld voor het leveren van een deel van de productie ( ) In bijzondere omstandigheden heeft de hoofdaannemer de gelegenheid met het zorgkantoor in contact te treden om nieuwe onderaannemers aan de lijst toe te voegen. Alleen met instemming van CZ Zorgkantoren kunnen deze nieuwe onderaannemers aan de lijst worden toegevoegd. In hoofdstuk 5.2.2 sub 2 is vastgelegd dat CZ een prijsafslag van 2,5 of 5% (afhankelijk van het deel van de productie dat wordt doorgecontracteerd) hanteert ingeval een zorgaanbieder gebruik maakt van onderaannemers. 4.1.4. Het Zorginkoopdocument is een addendum bij de met een zorgaanbieder te sluiten overeenkomst (verder: de overeenkomst). In de overeenkomst is onder meer bepaald dat verleende zorg in onderaanneming alleen declarabel is als bij inschrijving alle onderaannemers genoemd zijn en het Zorgkantoor daarvoor toestemming heeft gegeven. Artikel 7 van het algemeen deel van de overeenkomst 2012 met het opschrift fraude luidt: Lid 1 Onder fraude wordt verstaan het onder valse voorwendselen of op oneigenlijke grond en/of wijze verkrijgen van een vergoeding van het Zorgkantoor. Dit omvat in ieder geval (i) het geven van een verkeerde voorstelling van zaken of het doen van een onware opgave met betrekking tot een ingediende bestuursverklaring, Declaratie of verleende Zorg, en (ii) het verzwijgen van feiten die voor het Zorgkantoor van belang kunnen zijn (geweest) bij de beoordeling van de vergoeding van Zorg. Lid 2 De Zorgaanbieder verliest bij fraude het recht op vergoeding uit hoofde van deze overeenkomst. 3/9

Lid 3 In geval van fraude kan het Zorgkantoor naar eigen keuze in ieder geval een of meerdere van de hierna beschreven maatregelen treffen:.. b. deze overeenkomst met onmiddellijke ingang beëindigen; 4.1.5. InterCare heeft op 26 juli 2011 ten behoeve van de inkoopprocedure 2012 voor de regio s Haaglanden en West Brabant bestuursverklaringen ingediend. InterCare heeft op blz. 8 van die bestuursverklaringen, die de verklaring aangaande onderaannemerschap bevat, niets ingevuld. CZ heeft met InterCare overeenkomsten gesloten. Daarbij is voor de tarieven uitgegaan van 0% afslag voor inschakeling van onderaannemers. 4.1.6. In april 2012 heeft de FIOD bij InterCare onderzoek gedaan naar aanleiding van informatie over fraude met AWBZ gelden. In dat verband bleek dat InterCare gebruik maakte van Qualitas Care en CNS Care als onderaannemers. Bij brief van 10 mei 2012 heeft CZ aan InterCare bericht dat zij op grond hiervan heeft besloten de bevoorschotting per direct stop te zetten en dat zij zich beraadt over de consequenties. Daarna heeft InterCare op 11 mei 2012 aan CZ een e mail met een bijlage gestuurd waarin InterCare onder meer schrijft:.. Naar aanleiding van de door het CZ zorgkantoor verzonden brief, bijgesloten de bestuursverklaring waaruit blijkt dat de onderaanneming was aangegeven.... Verder maakt InterCare in deze e mail bezwaar tegen het stop zetten van de bevoorschotting en tegen het bellen door CZ met transferpunten, met negatieve informatie over InterCare. De bijlage is een kopie van blz. 8 van de bestuursverklaring, waarop nu twee onderaannemers staan ingevuld: CNS Care en Qualitas Care, beiden voor 25%, met vermelding dat dit niet een volle dochter betreft. Bij brief van 14 mei 2012 heeft de (toenmalige) raadsman van InterCare CZ opnieuw gesommeerd de bevoorschotting te hervatten. CZ heeft aan InterCare bij brief van 15 mei 2012 geschreven dat de bestuursverklaring van InterCare, ingediend bij de inschrijving 2012, niet naar waarheid was ingevuld, dat de contractuele afspraken over onderaannemerschap niet zijn nagekomen en dat de afgesproken tarieven in de productieafspraak dus ook niet juist zijn. Ten aanzien van de op 11 mei 2012 toegezonden bladzijde uit de bestuursverklaring stelt CZ dat er valsheid in geschrifte wordt gepleegd. CZ kwalificeert het onjuist invullen van de bestuursverklaring en het aanleveren van een aantoonbaar onjuiste bestuursverklaring als fraude en schrijft dat zij gebruik maakt van het recht de overeenkomst met InterCare onmiddellijk te beëindigen. Zij schrijft ook dat zij cliënten daarover zal informeren en zal doorbemiddelen naar een andere zorgaanbieder. 4.2.1. InterCare heeft CZ bij exploot van 24 mei 2012 in kort geding gedagvaard en gevorderd, kort weergegeven: 1. CZ te bevelen de overeenkomst met InterCare voort te zetten althans CZ te gebieden een nieuwe overeenkomst met InterCare te sluiten; 2. CZ te bevelen aan InterCare te betalen het maandvoorschot voor mei 2012 ad 313.887,75 of een bedrag dat de voorzieningenrechter bepaalt, met de wettelijke handelsrente; 3. CZ te bevelen al het nodige te doen en te laten om te bevorderen dat de samenwerking wordt 4/9

hersteld, te voorkomen dat cliënten alsnog overstappen en dat doorverwijzers niet meer naar Intercare verwijzen, en te bevorderen dat cliënten zorg krijgen van InterCare zoals vóór 10 mei 2012; 4. A: CZ te bevelen aan cliënten, doorverwijzers en derden een rectificatie te zenden met tenminste een door InterCare verzochte inhoud; B: CZ te bevelen dit ten genoege van InterCare met een verzendlijst aan te tonen; deze vier vorderingen op straffe van een dwangsom van 50.000, per dag met een maximum van 500.000, ; 5. CZ te veroordelen tot betaling van een voorschot op schadevergoeding van 500.000, ; 6. CZ te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke kosten van 1.632, met de wettelijke rente; 7. CZ te veroordelen in de proceskosten met de wettelijke rente en nakosten. 4.2.2. De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 6 juni 2012, waarvan beroep, de gevorderde voorzieningen afgewezen en InterCare in de proceskosten veroordeeld. De voorzieningenrechter heeft voorop gesteld dat bij de beoordeling betekenis wordt toegekend aan het transparantiebeginsel. Het is niet in geschil dat InterCare bij de uitvoering van de zorgverleningsovereenkomst 2012 gebruik maakte van twee onderaannemers, en dat dit niet staat vermeld op de aan CZ gezonden bestuursverklaring, waaruit volgt dat InterCare deze niet naar waarheid heeft ingevuld. Dit is een vorm van verzwijging als bedoeld in art. 7 lid 1 onder II van de zorgverleningovereenkomsten en daarmee fraude. Het beroep van Intercare van 11 mei 2012 op een andere versie van de bestuursverklaring is fraude als bedoeld in art. 7 lid 1 onder i van die overeenkomst. Elk van deze gronden geeft CZ de bevoegdheid de overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen. CZ moet de door InterCare daadwerkelijk verleende declarabele zorg vergoeden, maar CZ heeft op grond van art. 7 lid 2 van de overeenkomst het recht de uitkeringen op te schorten in afwachting van de uitslag van het FIOD onderzoek. Op deze gronden heeft de voorzieningenrechter alle vorderingen afgewezen. 4.3.1. InterCare heeft tegen het vonnis zeven grieven aangevoerd en haar eis gewijzigd in die zin, dat punt 2 van het petitum van de inleidende dagvaarding komt te vervallen en InterCare in plaats daarvan vordert, kort weergegeven: CZ te veroordelen om aan InterCare als voorschot op de verleende zorg te betalen 394.008 of een door het hof vast te stellen bedrag, met wettelijke handelsrente vanaf 31 juli 2012; en dat punt 5 van het petitum van de inleidende dagvaarding wordt aangevuld met de woorden dan wel een in goede justitie door het Hof te bepalen voorschotbedrag. 4.3.2. De eerste grief van InterCare is gericht tegen de vaststelling door de voorzieningenrechter dat op de aan CZ toegezonden bestuursverklaring niet staat vermeld dat InterCare gebruik maakt van twee onderaannemers zodat InterCare deze verklaring niet naar waarheid heeft ingevuld. De grieven 2 en 3 zijn gericht tegen de overweging dat InterCare fraude heeft gepleegd als bedoeld in art. 7 lid 1 onder i en ii van de overeenkomst. In de grieven 4 en 5 klaagt InterCare erover dat de voorzieningenrechter het transparantiebeginsel, waaruit ook het beginsel van gelijke behandeling voortvloeit, niet kenbaar heeft toegepast, terwijl aan het beginsel van proportionaliteit geen of onvoldoende gewicht is toegekend. Met grief 6 maakt InterCare bezwaar tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat CZ in dit stadium het recht heeft alle uitkeringen aan InterCare op te schorten. Met grief 7 beoogt InterCare, naar zij stelt, het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen. 5/9

4.4. Het hof overweegt het navolgende. CZ heeft betoogd dat inmiddels het spoedeisend belang bij InterCare niet meer bestaat, nu de overeenkomst waarvan InterCare voortzetting vordert, per 31 december 2012 is geëxpireerd. Bovendien heeft CZ InterCare niet in aanmerking gebracht voor een overeenkomst voor 2013, tegen welke beslissing InterCare zich niet heeft verzet, aldus CZ. InterCare heeft dit laatste bij de door haar daarna nog genomen akte niet betwist. Desondanks oordeelt het hof dat InterCare nog steeds voldoende spoedeisend belang heeft om haar vordering ook in hoger beroep in kort geding beoordeeld te zien, nu zij dat belang in elk geval daaraan ontleent dat beoordeeld wordt of zij terecht in eerste aanleg in de proceskosten is veroordeeld. 4.5. De eerste grief moet worden verworpen. InterCare heeft in de brief van haar (voormalige) advocaat van 4 juni 2012 en in haar memorie van grieven (sub 29) expliciet erkend dat het een feit is dat CZ een bestuursverklaring heeft ontvangen van InterCare waarin op pag. 8 omtrent het inschakelen van onderaannemers niets is ingevuld. Dat is een verklaring in strijd met de waarheid, omdat InterCare wél gebruik maakte van onderaannemers. Het is niet van belang of InterCare al dan niet de intentie had om een verkeerde verklaring in te zenden. Die intentie is voor CZ niet kenbaar. Het is niet aan CZ om bij inschrijvers als InterCare navraag te doen of de ingevulde en toegezonden bestuursverklaring wel juist is. Dat InterCare op de bewuste pag. 8 niet 0% heeft ingevuld (zoals het verzoek op het formulier luidt) maar niets heeft ingevuld, doet daaraan niet af; het gaat er om dat zij niet heeft ingevuld dat zij gebruik maakte van onderaannemers. 4.6. Ter toelichting op de grieven 2 en 3 stelt InterCare, dat wel van belang is dat zij geen opzet had om CZ te misleiden, omdat haar handelen slechts een fout bij de verzending van de juiste bestuursverklaring betrof, hetgeen niet als fraude of verzwijging kan worden aangemerkt. Ook deze grieven falen. Voor zover voor de conclusie dat het insturen van een bestuursverklaring die niet strookt met de waarheid fraude en verzwijgen in de zin van art. 7 lid 1 van de overeenkomst oplevert, al meer nodig zou zijn dan het enkele feit van de inzending van zo n verklaring, maakt de omstandigheid dat InterCare CZ er ook niet op heeft gewezen dat er ten onrechte geen prijsafslag werd toegepast hetgeen had gemoeten in geval van onderaanneming zodat te hoge tarieven werden vergoed, het voorshands niet erg waarschijnlijk dat er uitsluitend van een administratieve vergissing sprake was. De voorzieningenrechter heeft dan ook terecht en op juiste gronden geoordeeld dat het niet opgeven door InterCare van haar samenwerking met onderaannemers, fraude en verzwijging in de zin van art. 7 lid 1 van de overeenkomst oplevert, waardoor InterCare het recht op vergoeding verliest en CZ de bevoegdheid heeft de overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen. Hierbij komt dat, naar CZ onweersproken heeft gesteld, bij de eerste besprekingen tussen partijen naar aanleiding van deze affaire zowel de heer Spann als mevrouw Waterval van InterCare hebben getracht CZ ervan te overtuigen dat van onderaanneming geen sprake was (daar het inschakelen van Qualitas Care en CNS Care volgens hen niet als zodanig kon worden gekwalificeerd), om eerst nadat bleek dat dit standpunt niet houdbaar was, te betogen dat InterCare die onderaanneming wèl had gemeld; dit vormt een aanwijzing dat InterCare zich er goed van bewust geweest moet zijn, ten eerste, dat zij met onderaannemers werkte, en ten tweede, dat zij dit kennelijk doelbewust voor CZ had verheimelijkt. Al hetgeen InterCare verder heeft aangevoerd, doet aan dit oordeel niet af. 4.7.1. In het kader van de grieven 4 en 5 stelt InterCare dat de algemene beginselen in het aanbestedingsrecht niet kenbaar door de voorzieningenrechter in de beoordeling zijn betrokken. In het bijzonder doet InterCare een beroep op het gelijkheidsbeginsel, aangezien andere zorgaanbieders volgens haar ondanks het FIOD onderzoek nog gewoon zorg zijn blijven leveren via Qualitas Care en CNS Care, en op het beginsel van proportionaliteit, omdat de onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst door CZ prematuur, onredelijk en inopportuun is. CZ had 6/9

volgens InterCare haar eerst moeten waarschuwen (art. 6 lid 1 van de overeenkomst), CZ mocht de bevoorschotting slechts tot 10% opschorten (idem), en CZ had Intercare eerst in gebreke moeten stellen (art. 11 lid 5 sub e jo. 12 lid 1 overeenkomst). Bovendien was beëindiging van de volledige overeenkomst in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Bij inzending van een juiste bestuursverklaring zou CZ de onderaannemers, die ook met andere zorgaanbieders werkten, hebben geaccepteerd, terwijl een correctie op het tarief administratief kon worden verwerkt, aldus InterCare. 4.7.2. Daargelaten of het beroep van InterCare op een algemeen beginsel van aanbestedingsrecht in deze fase nadat de overeenkomst waar het over gaat, zelfs al is geëxpireerd nog kan opgaan, kan het enkele feit dat andere zorgaanbieders mogelijk nog werken met Qualitas Care en CNS Care als onderaannemers niet meebrengen dat CZ dat ook in het onderhavige geval aan InterCare moest toestaan. InterCare heeft immers niet gesteld dat ook in die andere gevallen sprake is geweest van een bestuursverklaring in strijd met de waarheid en mitsdien van verzwijging en fraude. 4.7.3. Het beroep van InterCare op art. 6 van de overeenkomst gaat naar het voorlopig oordeel van het hof niet op. Artikel 6 gaat in het algemeen over het niet (of niet tijdig of volledig) nakomen door een zorgaanbieder van zijn verplichtingen uit de overeenkomst en over het niet (geheel) juist blijken te zijn van de bestuursverklaring. Artikel 7 regelt specifieke en ernstiger vormen van tekortschieten door de zorgaanbieder, namelijk die vormen die op grond van de overeenkomst als fraude kunnen worden aangemerkt. Daarvoor is in art. 7 een eigen sanctiebeleid geregeld. Onder art. 7 valt het doen van een onware opgave in de bestuursverklaring en het verzwijgen van feiten die bij de beoordeling van de vergoeding van zorg van belang zijn. Van dat laatste is hier sprake, zoals het hof voorshands heeft geoordeeld. Voor die gevallen geldt niet het tussenstadium van een schriftelijke waarschuwing en een opschorting van de bevoorschotting tot maximaal 10%. Hetzelfde geldt naar het voorlopig oordeel van het hof voor art. 11 lid 5 sub e en art. 12 lid 1 van de overeenkomst: dat zijn algemene bepalingen die niet afdoen aan de specifieke regeling voor fraude in art. 7 van de overeenkomst. 4.7.4. Nu naar het voorlopig oordeel van het hof mocht worden uitgegaan van een situatie van fraude en verzwijging in de bestuursverklaring, en CZ bovendien gegronde reden had te veronderstellen dat InterCare haar opnieuw met een onware verklaring confronteerde in de e mail met bijlage van 11 mei 2012, mocht CZ ook voor een andere regio (West Brabant), waar InterCare kennelijk niet met onderaannemers had gewerkt, de overeenkomst met InterCare direct beëindigen. Uiteraard hoeft CZ na het constateren van fraude niet mee te werken aan het herschrijven van de bestuursverklaring en het administratief aanpassen van te hoge uitgekeerde vergoedingen. 4.7.5. De grieven 4 en 5 worden op deze gronden verworpen. 4.8.1. Grief 6 gaat uit van de onjuiste veronderstellingen dat geen sprake is van fraude in de zin van art. 7 van de overeenkomst, en dat het algemene sanctiebeleid van art. 6 van de overeenkomst van toepassing is. De grief behoeft in zoverre geen bespreking. Verder klaagt InterCare er in deze grief over dat CZ ook de daadwerkelijk verleende declarabele zorg niet vergoedt, maar die nog steeds opschort met een beroep op een materiële controle die zij wil uitvoeren. Daarmee is echter nog steeds geen aanvang gemaakt. Eventuele ten onrechte gedane betalingen kunnen volgens InterCare worden verrekend met nog openstaande declaraties. Het FIOD onderzoek richt zich op fraude bij Qualitas Care en CNS Care, niet bij InterCare, zo stelt InterCare. 4.8.2. Het hof overweegt het volgende. Artikel 7 lid 2 van de overeenkomst bepaalt dat de zorgaanbieder in geval van fraude het recht op vergoeding verliest. Lid 4 van dit artikel bepaalt dat als onjuiste informatie is verstrekt met 7/9

het doel het zorgkantoor te misleiden om een prestatie vergoed te krijgen waarop geen recht bestaat, het recht op vergoeding volledig vervalt. Voorshands maakt het hof hieruit op dat ingevolge lid 2 het recht op vergoeding niet zonder meer volledig vervalt; over de vraag in hoeverre dan wel, hebben partijen niet gedebatteerd. Blijkens de akte van InterCare van 4 juni 2013 en de antwoordakte van CZ van 25 juni 2013 veronderstellen partijen dat een brief van CZ van 2 april 2013 met bijlagen, kennelijk processenverbaal in een strafzaak, deel uitmaken van het dossier. Dat is echter niet het geval; het hof beschikt niet over die brief. (Mogelijk is die brief geschreven in het kader van het pleidooi dat was aangevraagd, maar uiteindelijk niet is doorgegaan). Kennelijk waren deze stukken door CZ bedoeld om de betrokkenheid van InterCare bij de strafzaak tegen Qualitas en CNS Care aan te tonen. InterCare heeft die betrokkenheid betwist; het verweer dat zij tegen haar veronderstelde wetenschap van wat zich bij de onderaannemers afspeelde, voert, zal naar zij stelt ook onderdeel uitmaken van haar verweer in de strafzaak. Met die uitlating van InterCare staat naar het oordeel van het hof in het kader van dit kort geding voldoende vast dat ook InterCare als verdachte is aangemerkt en zich op een strafzitting zal moeten verantwoorden naar aanleiding van het in r.o. 4.1.6 bedoelde FIOD onderzoek. InterCare heeft dat ook bij de behandeling in eerste aanleg erkend, blijkens haar pleitnota en het overgelegde proces verbaal van 29 mei 2012. Dat (bestuurders van) InterCare als verdachte(n) is of zijn aangemerkt stond ook al in eerste aanleg vast, aangezien (een) bestuurder(s) van InterCare in verband met deze zaak enige tijd in voorlopige hechtenis is of zijn genomen. 4.8.3. Deze omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van het hof dat CZ de uitbetaling van daadwerkelijk verleende declarabele zorg nog opschort. In hoeverre het recht van InterCare op vergoeding, geheel of gedeeltelijk, is komen te vervallen, is immers mede afhankelijk van de uitkomst van de strafzaak. Het bezwaar van InterCare tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat CZ alle uitkeringen aan InterCare mag opschorten, wordt mitsdien verworpen. Daarmee faalt grief 6 ook voor het overige. 4.9. Grief 7 heeft naast de reeds behandelde grieven geen zelfstandige betekenis en wordt eveneens verworpen. Al hetgeen InterCare naast de grieven nog heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. 4.10. De slotsom luidt dat de voorzieningenrechter terecht de vorderingen van InterCare heeft afgewezen en haar in de proceskosten heeft veroordeeld. Ook de in hoger beroep gewijzigde eis kan niet worden toegewezen. InterCare zal als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. 5 De uitspraak Het hof: bekrachtigt het vonnis in kort geding, tussen partijen gewezen door de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda van 6 juni 2012 onder rolnr. 249580/KG ZA 12 264, waarvan beroep; veroordeelt InterCare in de proceskosten in hoger beroep, aan de zijde van CZ gevallen en begroot op 4.836, voor verschotten en 5.842,50 voor salaris advocaat. 8/9

Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, P.M.A. de Groot van Dijken en C.E.L.M. Smeenk van der Weijden en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 20 augustus 2013. sheer 9/9