Datum van inontvangstneming : 27/06/2013

Vergelijkbare documenten
Datum van inontvangstneming : 10/01/2018

Date de réception : 16/12/2011

Datum van inontvangstneming : 11/08/2015

Datum van inontvangstneming : 18/06/2012

Datum van inontvangstneming : 10/01/2014

Datum van inontvangstneming : 01/07/2016

Datum van inontvangstneming : 04/11/2013

Datum van inontvangstneming : 09/06/2015

Datum van inontvangstneming : 20/03/2019

Datum van inontvangstneming : 16/02/2018

Datum van inontvangstneming : 14/09/2012

Datum van inontvangstneming : 06/12/2016

Datum van inontvangstneming : 13/08/2015

Datum van inontvangstneming : 28/08/2015

Datum van inontvangstneming : 11/06/2015

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Datum van inontvangstneming : 21/06/2016

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

Datum van inontvangstneming : 26/06/2012

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014

Datum van inontvangstneming : 22/07/2016

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014

Datum van inontvangstneming : 13/10/2017

Datum van inontvangstneming : 06/11/2015

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 30/06/2016

Datum van inontvangstneming : 05/02/2018

Datum van inontvangstneming : 31/08/2015

Datum van inontvangstneming : 01/02/2013

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017

Datum van inontvangstneming : 20/03/2019

Datum van inontvangstneming : 10/10/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

Datum van inontvangstneming : 14/02/2017

Datum van inontvangstneming : 29/01/2018

Datum van inontvangstneming : 19/04/2013

Datum van inontvangstneming : 25/04/2016

Datum van inontvangstneming : 28/06/2012

Datum van inontvangstneming : 17/01/2014

Datum van inontvangstneming : 22/08/2013

Datum van inontvangstneming : 19/11/2015

Datum van inontvangstneming : 21/03/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

Date de réception : 01/03/2012

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

Datum van inontvangstneming : 18/03/2013

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017

BIJLAGE BIJLAGE VIII

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL A. SAGGIO van 13 april 2000 *

Datum van inontvangstneming : 17/07/2018

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 *

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 *

Datum van inontvangstneming : 29/10/2013

Date de réception : 06/01/2012

Datum van inontvangstneming : 08/05/2017

Datum van inontvangstneming : 28/03/2014

Datum van inontvangstneming : 27/09/2013

Datum van inontvangstneming : 27/10/2015

Datum van inontvangstneming : 01/09/2015

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018

Datum van inontvangstneming : 20/12/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 16/09/2013

Datum van inontvangstneming : 25/10/2013

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Datum van inontvangstne ming : 25/05/2012

HRo - Omzetbelasting -- Deel 6

Date de réception : 24/02/2012

Datum van inontvangstneming : 25/06/2012

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014

Datum van inontvangstneming : 07/02/2018

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

Datum van inontvangstneming : 07/04/2017

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

Datum van inontvangstneming : 11/12/2012

Datum van inontvangstneming : 10/03/2015

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

Datum van inontvangstneming : 08/11/2016

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014

HRo - Omzetbelasting -- Deel 6

Datum van inontvangstneming : 22/08/2017

Datum van inontvangstneming : 03/07/2017

Datum van inontvangstneming : 22/08/2014

Datum van inontvangstneming : 06/02/2014

Datum van inontvangstneming : 05/03/2018

Date de réception : 10/02/2012

Datum van inontvangstneming : 19/03/2019

Datum van inontvangstneming : 09/02/2015

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013

Datum van inontvangstneming : 28/01/2016

Fiscaal Portaal Gemeenten

Transcriptie:

Datum van inontvangstneming : 27/06/2013

Vertaling C-272/13-1 Datum van indiening: 21 mei 2013 Verwijzende rechter: Zaak C-272/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Commissione Tributaria Regionale per la Toscana (Firenze, sezione distaccata di Livorno) / Italië Datum van de verwijzingsbeslissing: 25 mei 2012 Verzoekster in eerste aanleg/appellante: Verweerster: Equoland Soc. coop. a r. l. Agenzia delle Dogane Ufficio delle Dogane di Livorno Beschikking Bij verzoekschrift, ingediend op 6 augustus 2009, kwam Equoland [Soc.] coop. [a] r. l. op tegen het besluit van het Agenzia delle Dogane di Livorno tot oplegging van een geldboete van 30 % van de belasting die zij niet had voldaan bij de invoer (omissis) van goederen die bestemd waren voor het belastingentrepot Franco Vago s.p.a. te Scandicci. Verzoeksters belangrijkste argument ter ondersteuning van haar beroep betrof het feit dat de btw die aan het Agenzia delle Entrate in plaats van aan het Agenzia delle Dogane was betaald, was geregulariseerd, aangezien zij een op eigen naam gestelde factuur had uitgereikt, zodat overeenkomstig artikel 13 van Decreto legislativo 471/97 geen geldboete had mogen worden opgelegd. Het Agenzia delle Dogane di Livorno bevestigde nogmaals de rechtsgeldigheid van de wijzigingsaanslag en van het daaruit voortvloeiende boetebesluit, op grond dat niet was voldaan aan de voorwaarden voor uitstel van betaling van de intracommunautaire btw, te weten dat de goederen daadwerkelijk langs het belastingentrepot passeren. NL

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 25. 5. 2012 ZAAK C-272/13 De Commissione Provinciale di Livorno verwierp het beroep, omdat zij zoals bleek uit de beslissingen die op de beroepen tegen de wijzigingsaanslag waren gegeven het oneens was met de door verzoekster gegeven uitlegging van het stelsel van belastingentrepots. Aangezien de onderneming de btw dan ook had moeten voldoen, diende zij eveneens de boeten te betalen. De onderneming tekende hoger beroep aan, in het kader waarvan zij stelde dat de wijzigingsaanslag was gevestigd ten gevolge van het feit dat de ingevoerde goederen niet daadwerkelijk maar enkel op papier langs het door de onderneming Franco Vago s.p.a. te Scandicci beheerde entrepot waren gepasseerd. Appellante had zich daarbij overigens niet aan de betaling van belasting onttrokken, aangezien zij, bij de invoer tot verbruik, een op eigen naam gestelde factuur had uitgereikt voor de aankoop van de ingevoerde goederen en de geregulariseerde btw had voldaan bij de periodieke aangifte. Zij bestreed derhalve de door het Ufficio aan het stelsel van belastingentrepots gegeven uitlegging en verzocht de appelrechter eerst een uitleggingsvraag te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese [Unie]. Vaststaat dat de door appellante ingevoerde goederen niet naar het btw-entrepot te Scandicci zijn overgebracht. De appelrechter is van oordeel dat de wezenlijke rechtsvraag die aan het onderhavige beroep ten grondslag ligt, onder de aandacht van de Unierechter moet worden gebracht, aangezien zij, zoals hierna wordt uiteengezet, aan de oorsprong ligt van een grote controverse in de rechtspraak die kennelijk slechts kan worden opgelost indien het Hof van Justitie van de Europese Unie verduidelijkt welke van de tegengestelde uitleggingen van het stelsel van belastingentrepots verenigbaar is met het gemeenschapsrecht. Artikel 50 bis, lid 4, sub B, van Decreto-legge 331/1993 bepaalt: De volgende handelingen worden verricht zonder betaling van belasting over de toegevoegde waarde: [...] b) handelingen inzake het in het vrije verkeer brengen van nietcommunautaire goederen die, nadat een passende, in verhouding tot de belasting staande zekerheid is gesteld, naar een [Or.2] btw-entrepot worden overgebracht. Eenieder die een certificaat heeft verkregen als bedoeld in artikel 14 bis van verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993, zoals nadien gewijzigd, en eenieder die is vrijgesteld overeenkomstig artikel 90 van de gecoördineerde tekst van de wettelijke bepalingen op douanegebied, die is opgenomen in decreet nr. 43 van de president van de Republiek van 23 januari 1973, hoeft geen zekerheid te stellen. Volgens de door appellante gegeven uitlegging is voor de niet-betaling van de belasting niet doorslaggevend dat de goederen daadwerkelijk in het entrepot worden opgeslagen, maar wél het enkele feit dat die opslag in de documenten wordt vermeld, aangezien de eigenaar van de opgeslagen goederen op het 2

EQUOLAND ogenblik dat deze tot verbruik worden uitgeslagen hoe dan ook een op eigen naam gestelde factuur zal uitreiken, waarop hij de btw bij invoer via de zogeheten verleggingsregeling in mindering brengt op de btw die verschuldigd is over de verkoop van de goederen. Had hij de btw betaald op het ogenblik dat de goederen werden ingevoerd, dan had hij die kunnen aftrekken bij zijn periodieke btw-aangifte, wat tot hetzelfde belastingresultaat had geleid en waardoor het beginsel van belastingneutraliteit, dat kenmerkend is voor de communautaire regeling voor indirecte belastingen, zou zijn geëerbiedigd. Appellante stelt voorts dat de virtuele opslag van goederen in btw-entrepots in talrijke staten van de Europese Unie een aanvaarde praktijk is. Volgens de door het Agenzia delle Dogane voorgestelde uitlegging is de basisvoorwaarde voor de toepassing van het stelsel van btw-entrepots waaronder de btw niet vooraf, bij invoer van de goederen, hoeft te worden voldaan, maar pas in de periodieke aangifte hoeft te worden berekend, waarmee wordt voorkomen dat belasting wordt betaald die nadien tot een belastingkrediet kan leiden dat de goederen daadwerkelijk in die entrepots worden opgeslagen. De bewoordingen van de bepaling inzake opslag kunnen immers alleen aldus worden uitgelegd dat zij doelen op daadwerkelijke opslag niet louter op opslag op papier van de goederen, met name omdat de inning van de btw met uitstel [slechts] wordt gewaarborgd doordat de goederen zijn opgeslagen in volgens de regels geautoriseerde belastingentrepots, waarvan de entrepothouders bepaalde verplichtingen hebben jegens de fiscus. Voorts stelt het Agenzia delle Dogane dat het beginsel van belastingneutraliteit, dat op de economische gevolgen van de indirecte verbruiksbelasting ziet, niet kan worden aangevoerd om zich te onttrekken aan de verplichting tot betaling van de belasting wanneer het belastbare feit zich voordoet, dat wil zeggen, in het onderhavige geval, wanneer de goederen worden ingevoerd. Aangezien, voor het overige, de btw bij invoer een recht is dat aan de grens wordt geheven, dient zij met name door de douane te worden vastgesteld en geïnd, onder meer om het aan de Europese Unie toekomende aandeel tijdig te kunnen overmaken. De verplichting tot uitreiking van een op eigen naam gestelde factuur als bedoeld in artikel 17 van Decreto del Presidente della Repubblica 633/72 beoogt het mogelijk te maken de maatstaf van heffing correct vast te stellen, maar kan niet op één lijn worden gesteld met een wijze om de belasting te voldoen. [Or.3] 3

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 25. 5. 2012 ZAAK C-272/13 Beide partijen hebben zich ter ondersteuning van hun respectieve stellingen op een aantal precedenten uit de rechtspraak beroepen. Wordt de door het Agenzia delle Dogane voorgestelde uitlegging van de betrokken bepaling gevolgd, dan wordt de btw twee keer geheven ten gevolge van de niet-naleving van een formele verplichting die autonoom kan worden bestraft in gevallen waarin de daadwerkelijke opslag van de goederen in het entrepot als een noodzakelijke voorwaarde wordt beschouwd, maar die niet tot belastingheffing mag leiden wanneer er geen belastbare handeling wordt verricht. Derhalve dient het Hof [van Justitie van de Europese Unie] krachtens artikel 267 van het Verdrag [betreffende de werking] van de Europese Unie te worden verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen: 1) Volstaat het feit dat ingevoerde goederen onder een ander stelsel van entrepots dan dat van douane-entrepots worden geplaatst, namelijk een btw-entrepot, om overeenkomstig artikel 16 van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 en de artikelen 154 en 157 van richtlijn 2006/112/EG een vrijstelling van btw bij invoer te verlenen, ook al worden de goederen aldus niet daadwerkelijk doch slechts op papier opgeslagen? 2) Staan de Zesde richtlijn (77/388/EEG) en richtlijn 2006/112/EG in de weg aan de praktijk waarbij een lidstaat de btw bij invoer invordert, ofschoon die bij vergissing of ten gevolge van onregelmatigheden reeds in het kader van de verleggingsregeling is voldaan, door middel van uitreiking van een op eigen naam gestelde factuur en gelijktijdige boeking in het register van verkopen en aankopen? 3) Schendt de lidstaat het beginsel van btw-neutraliteit door betaling te eisen van btw die reeds in het kader van de verleggingsregeling is voldaan, door middel van uitreiking van een op eigen naam gestelde factuur en gelijktijdige boeking in het register van verkopen en aankopen? Op deze gronden geeft de Commissione Tributaria regionale di Firenze Sezione staccata di Livorno geen definitieve beslissing in de zaak (omissis). Gelet op - artikel 267 VWEU (ex artikel 234 EG-Verdrag); - artikel 23 van het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie; - legge nr. 204/1958; [Or.4] 4

EQUOLAND - de thans geldende Informatienota voor de indiening van prejudiciële verzoeken door de nationale rechters (2011/C 160/01; PB C 160, blz. 1), en - artikel 295 van de Codice di procedura civile (wetboek burgerlijke rechtsvordering), 1) worden de in de motivering geformuleerde vragen verwezen naar het Hof van Justitie van de Europese Unie; 2) wordt de behandeling van de zaak geschorst in afwachting van de uitspraak van het Hof van Justitie; 3) wordt de beslissing over de kosten aangehouden. (omissis) (omissis) [instructies voor de griffie van de verwijzende rechter] Livorno, 25 mei 2012 (omissis) (ondertekeningen) 5