Handleiding voor het afbakenen van gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt.

Vergelijkbare documenten
Rapport. De kaart van gebieden waar geen archeologie te verwachten valt (GGA- kaart). Rapport stand van zaken augustus 2018

Inventaris Archeologische Zones. 2 december 2013

Archeologie als risico?

RAAP België - Rapport 85 Bouw twee handelspanden aan de Hendrik Consciencelaan (Waarschoot)

Locatie OPZ, Stelenseweg, Geel

RAAP België - Rapport 027 Rupelmonde Kleine Gaanweg, aanleg visvijver (gemeente Kruibeke)

Programma van maatregelen: Gent Nieuwewandeling

Nieuwe regelgeving Archeologie. vanaf

Koning Albert I-laan 293 (Brugge, West-Vlaanderen)

DEEL 3: PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Archeologienota Gent AZ Jan Palfijn

RAPPORTEN VAN ERFPUNT CEL ONDERZOEK 26

INTERPRETATIE VAN DE CRITERIA UIT HOOFDSTUK 5.2 VAN DE CODE VAN GOEDE PRATIJK

Brouwerijsite (Kortemark, West-Vlaanderen)

Karel Steverlyncklaan (Ieper, West-Vlaanderen)

N76, Zwartberg, gemeente Genk

Bouw van opslagtanks aan de Leon Bonnetweg te Antwerpen. Archeologienota. Programma van Maatregelen. E.N.A. Heirbaut M.J. Nicasie

Bouw van opslagtanks aan de Beliweg te Antwerpen. Programma van Maatregelen. E.N.A. Heirbaut M.J. Nicasie

ARCHEOLOGIENOTA. KNOKKE- HEIST KRAAIENNESTPLEIN (prov. WEST-VLAANDEREN) VERSLAG VAN RESULTATEN BUREAUONDERZOEK

Archeo-rapport 7 Archeologisch vooronderzoek aan de Zagerijstraat te Membruggen

Archeo-rapport 45 Het archeologisch vooronderzoek aan de Heibloemstraat te Meerhout

Programma van maatregelen: Ekeren Bredestraat 57

PAUL VAN GREMBERGEN Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken

nr. 33 van TINNE ROMBOUTS datum: 12 oktober 2016 aan GEERT BOURGEOIS Stedenbouwkundige vergunningsaanvragen - Archeologienota's

Uitbreiding Gemeentelijke begraafplaats Sint-Bernardusstraat (Fase 4) Hechtel-Eksel

Archeo-rapport 7 Archeologisch vooronderzoek aan de Zagerijstraat te Membruggen

nr.57 van BART CARON datum: 24 oktober 2016 aan GEERT BOURGEOIS Archeologische zones - Vaststelling

Programma van maatregelen bij Archeologienota : Lodewijk Dosfelstraat 26, Dendermonde (prov. Oost- Vlaanderen)

Stationsplein (Beveren-Waas, Oost-Vlaanderen)

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Archeo-rapport 54 Het archeologische vooronderzoek bij de uitbreiding van Meubelen Jore te Millen

ARCHEOLOGIENOTA. KNOKKE-HEIST GEMEENTEPLEIN (prov. WEST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Programma van maatregelen: Turnhout - Hoveniersstraat

Archeo-rapport 19 Het archeologische vooronderzoek aan de Herstappelstraat te Lauw

Bijlokehof (Gent, Oost-Vlaanderen)

ARCHEOLOGIENOTA. LEUVEN HERTOGENSITE SINT-RAFAEL (prov. VLAAMS-BRABANT) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Archeologienota: Het archeologisch bureauonderzoek aan de Rozenstraat te Niel Annelies De Raymaeker Caroline Dockx

PROGRAMMA VAN MAATREGELEN AARTSELAAR LINDENBOSLAAN

Aanleg van parkeerplaats en regularisatie van tennisvelden. T.C. Wingfield, Vrouwvlietstraat 65, Mechelen. Programma van maatregelen. E.N.A.

Realisatie van appartementen langsheen de Arkenvest Halle

Ranst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst)

Archeologienota met beperkte samenstelling : Het archeologisch bureauonderzoek in de Frans van Dunlaan te Antwerpen Wouter Yperman

Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa

nr. 31 van LYDIA PEETERS datum: 16 oktober 2015 aan GEERT BOURGEOIS Archeologische zones in stadskernen - Openbaar onderzoek

GERAARDSBERGEN- DUYTSENKOUTER

Archeo-rapport 171 Het archeologisch vooronderzoek aan de Hazelereik te Tongeren

STADEN RENOVATIE RWZI Aquafinproject

Toekomststraat, Hasselt

Archeologienota met beperkte samenstelling : Het archeologisch bureauonderzoek aan het Albertkanaal te Hasselt Wouter Yperman

Programma van maatregelen: Londerzeel - Bloemstraat

Programma van maatregelen: Sint-Kwintens-Lennik (Lennik) Veldstraat

Rapporten Agentschap Onroerend Erfgoed De opmaak van de kaart van gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt versie 1 ( )

Zwijndrecht site INEOS, Project HUB. Programma van Maatregelen. E.N.A. Heirbaut M.J. Nicasie

Archeo-rapport 4 Archeologisch vooronderzoek aan de Oude Tramweg te Munsterbilzen

Nieuwbouw kunstencampus. Karel de Grote Hogeschool, Van Schoonbekestraat 143, Antwerpen. Programma van Maatregelen. E.N.A.

INFOSESSIE ARCHEOLOGIETRAJECT...

Zwijndrecht site INEOS, Project Alkox 6. Programma van Maatregelen. E.N.A. Heirbaut M.J. Nicasie

Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder

De Lusthoven 96, Kruisberghoeve, Arendonk

ARCHEOLOGIENOTA. ROESELARE HONZEBROEKSTRAAT (prov. WEST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN VOOR UITGESTELD VOOR- ONDERZOEK MET INGREEP IN DE BODEM

ADEDE ARCHEOLOGISCH RAPPORT 75: Archeologienota Afrittencomplex E40 te Ternat (Prov. Vlaams-Brabant). Programma van Maatregelen

Archeologienota François Benardstraat te Gent (Oost-Vlaanderen).

Archeo-rapport 77 Het archeologisch vooronderzoek aan het Gemeenteplein 8 te Kontich

Archeo-rapport 48 Het archeologische vooronderzoek aan de Spurkerweg te Bilzen

Provinciebaan Westrozebeke (Staden, West-Vlaanderen)

Groenling (Roeselare, West-Vlaanderen)

Programma van maatregelen: Waasmunster - Schrijbergstraat

Macieberg (Oostkamp, West-Vlaanderen)

Archeologische opvolging van de aanleg van een natuureducatieve tuin in Oudenaarde, Ename

GEBOUW B (5) BARCELONA. schaal 1/500. voetpad - grijze betondallen. rode betonklinkers GEBOUW B (5) BARCELONA. voetpad - grijze betondallen

Zellik - Aloïs De Deckerstraat / Galgenberg

Bouwen van een magazijn en regularisatie van parkeerplaatsen aan de Drijhoek 44 te Rijkevorsel. Programma van Maatregelen

Programma van maatregelen bij Archeologienota : Verschansingstraat 43, Antwerpen (prov. Antwerpen)

Welke procedure volgt een archeologisch onderzoek bij vergunningsaanvragen? Verduidelijking van de overgangsperiode.

Archeo-rapport 194 Het archeologisch vooronderzoek aan de Nachtegaalstraat te Koersel

Programma van maatregelen: Muizen (Mechelen) - Leemputstraat

Kruisbooglaan (Poperinge, West-Vlaanderen)

Ten Kouter (Denderleeuw, Oost-Vlaanderen)

Programma van maatregelen bij Archeologienota : Zuidstraat 44, Harelbeke (prov. West-Vlaanderen)

Over ijzertijdboeren en middeleeuwse. erven in het Demerbroek te Rotselaar- Hellicht

Gemeente Deventer Toelichting Bestemmingsplan Eikendal 2014 eerste uitwerking

Programma van maatregelen: Aalter Sint-Jozefstraat

PROGRAMMA VAN MAATREGELEN ZAVENTEM KLEINENBERGSTRAAT

Bijlage 1: Enkele woorden uitleg bij het reglement

Advies Archeologie Plangebied Smidsvuurke 5, (gemeente Veldhoven)

WWW. Damme (Sijsele) Antwerpse Heirweg 38. Frederik Roelens. Stefan Decraemer

ARCHEOLOGIENOTA. MELLE ROOTPUTTE (prov. 00ST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN VOOR UITGESTELD VOOR- ONDERZOEK MET INGREEP IN DE BODEM

Kapellestraat (Waarschoot, Oost-Vlaanderen)

Genenbosstraat te Lummen

Wallemote (Izegem, West-Vlaanderen)

RAPPORTEN VAN ERFPUNT CEL ONDERZOEK 70

Regelgeving onroerend erfgoed

ARCHEOLOGIENOTA RONSE GROTE MARKT (prov. OOST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Lijn 50A Brussel-Gent: verbetering waterhuishouding en langswerken, KP 34,6-36,8 Gemeente Lede en Sint-Lievens-Houtem

Onroerend Erfgoed. Voorstelling van het agentschap en haar CWI op ontmoetingsdag VCWI 2016

Archeo-rapport 75 Het archeologisch vooronderzoek aan Maalhofdijk te Heist-op-den-Berg

Figuur 4.1 Stroomschema archeologie gemeente Terneuzen

Archeo-rapport 1 Archeologisch vooronderzoek van het Berkenhof te Opvelp

Archeologienota:! de! bouw! van! een! stal! te! Groesaard! in! Poederlee!(gemeente!Lille)!! !!!!!!!!!!!!!!!!!!!

Transcriptie:

Handleiding voor het afbakenen van gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt. Deze handleiding wordt regelmatig aangepast aan nieuwe inzichten. Dit is de versie van 11 oktober 2013. www.onroerenderfgoed.be archeologie@onroerenderfgoed.be 1

Inhoud 1 Inleiding... 3 2 Wat is een gebied waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt?... 4 3 Methodologie... 5 3.1 Bronnen op Vlaams niveau... 5 3.1.1 Gebieden waar reeds archeologisch onderzoek plaatsvond... 5 3.1.2 Verstoorde bodems op basis van de bodemkaart... 5 3.1.3 Verstoorde bodems op basis van de Corine landcover (2006)... 6 3.1.4 Verstoorde bodems via het Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen (DHMV)... 7 3.1.5 Verstoorde bodems via de Databank Ondergrond Vlaanderen (DOV)... 9 3.1.6 Verstoorde bodems via het Gronden Informatie Register van OVAM... 9 3.1.7 Andere bronnen... 9 3.1.8 Kartering van zones waar de aanwezigheid van een dik archeologisch bodemarchief mogelijk is... 9 3.2 Verwerken van gegevens... 11 3.2.1 Vooraf... 11 3.2.2 Afwegingskader... 11 3.2.3 Kartering en rapportage... 11 3.3 Aanreiken van gegevens... 11 2

1 Inleiding In het kader van het Onroerenderfgoeddecreet dat de Vlaamse Regering op 12 juli 2013 bekrachtigde ontwikkelt de Vlaamse overheid enkele instrumenten die een betere integratie van de erfgoedzorg in de ruimtelijke ordening dienen te realiseren. Voor archeologie is dit enerzijds een kartering van gekende erfgoedwaarden, via de verdere ontwikkeling van de Centrale Archeologische Inventaris (CAI) en de afbakening van Archeologische Zones. De door de regering vastgestelde Archeologische Zones zullen in de toekomst een impact hebben op de uitvoering van ontwikkelingsprojecten. In deze gebieden bepalen strengere criteria wanneer archeologisch vooronderzoek moet plaatsvinden bij bodemverstorende werken waarvoor een stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsvergunning vereist is. Anderzijds wil de Vlaamse regering ook gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt vaststellen. Indien de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsvergunning betrekking heeft op een gebied waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt, wordt de aanvrager in alle gevallen vrijgesteld van de verplichting tot archeologisch vooronderzoek. Ook dit beoogt een grotere rechtszekerheid voor de ruimtelijke initiatiefnemers. Wanneer toch nog archeologische relicten worden aangetroffen blijft de zogenaamde meldingsplicht van dergelijke onverwachte toevalsvondsten wel van kracht. De kosten van onderzoek na een toevalsvondst worden evenwel gedragen door het Vlaamse Gewest. Het in kaart brengen van gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt is complex en afhankelijk van de beschikbaarheid van goede bronnen. In een eerste versie van deze kaart werden alvast de harde verstoringen (bijvoorbeeld door grote ontginningen) opgenomen, dit wil zeggen gebieden waar we systematisch zeker kunnen zijn dat geen archeologie meer aanwezig is. Gezien de problematiek van de aanduiding van dergelijke gebieden (cf. 2) dient bij elk gebied en bij elke bron afgewogen te worden of er wel degelijk sprake kan zijn van een gebied waar geen archeologisch erfgoed kan verwacht worden. Archeologische structuren en vondsten kunnen immers diep ingegraven zijn, of zich bevinden in dieper liggende lagen. Hoofdstuk 3 biedt een overzichtje van enkele van dergelijke cases. Elke afbakening dient dus vergezeld te worden van een onderbouwde motivering. Voor deze kartering kunnen tal van bronnen gebruikt worden, waarvan een aantal beschikbaar zijn op het niveau van de Vlaamse overheid (cf. 3.1). Een groot aantal bronnen is echter ongetwijfeld eveneens aanwezig op lokaal (gemeentelijk) niveau (bv. de aanwezigheid en diepte van ondergrondse parkeergarages). In het bijzonder bij de stedelijke en intergemeentelijke archeologische diensten is veel kennis aanwezig over gebieden waar door verstoringen e.a. geen archeologisch erfgoed te verwachten valt. Het aanreiken van deze informatie biedt gemeenten desgewenst een opportuniteit om ruimtelijke ontwikkelingen op hun grondgebied te faciliteren, door het ontheffen van de verplichting van het archeologisch vooronderzoek. De Vlaamse regering wil gemeenten dan ook betrekken bij de opmaak van de kaart met gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt. Op basis van kennis en onderzoek van het grondgebied kunnen gemeenten gegevens aanleveren bij het agentschap Onroerend Erfgoed dat verantwoordelijk is voor de afbakening van deze gebieden. In hoofdstuk 3 reiken we enkele bronnen en een methodologie aan voor de aanpak van een dergelijke afbakening op gemeentelijk niveau. Tenslotte dienen we te benadrukken dat deze afbakening geen statisch instrument zal zijn. Het wordt een register dat steeds onderwerp zal zijn van actualisering en aanvulling. Gezien de timing van de implementatie van het nieuwe Onroerenderfgoeddecreet zal het instrument ten vroegste vanaf 2015 rechtsgevolgen hebben. 3

2 Wat is een gebied waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt? Vlaanderen is een archeologisch enorm rijke regio. Sinds honderdduizenden jaren, met de komst van de Neanderthaler, zijn er mensen aanwezig die sporen nalieten. Het archeologisch erfgoed is dan ook rijk en divers, gaande van de prehistorie tot de restanten van de wereldoorlogen, van individuele objecten tot grondsporen, muren en gebouwen. Nagenoeg op elke vierkante meter van Vlaanderen kan in principe archeologisch erfgoed aanwezig zijn. Ook in de diepte is er veel variatie mogelijk. Sommige sporen zijn aanwezig nagenoeg vanaf het huidige oppervlak, andere archeologische structuren bevinden zich op een dieper niveau (b.v. diepere structuren zoals waterputten, maar ook vindplaatsen bedekt door jongere afzettingen), wat ook betekent dat soms zelfs vrij diepgaande verstoringen deze structuren niet aangetast hebben. Ook met deze mogelijke diepe relicten dienen we rekening te houden. Om toch enige pragmatiek aan de dag te leggen maken we wel abstractie van twee mogelijkheden: 1) Het ongekend potentieel aan diep in kwartaire afzettingen begraven paleolithische vindplaatsen. In pleistocene sedimenten zijn deze nooit uit te sluiten. Gericht vooronderzoek hiernaar is in de praktijk evenwel zeer moeilijk. 2) Ongekende en geïsoleerde diepe structuren (b.v. waterputten), in voor het overige sterk verstoorde gebieden. Ook dit is altijd mogelijk maar eveneens moeilijk gericht op te sporen. Wel dient rekening gehouden te worden met het potentieel aan bedekte vindplaatsen onder jongere, holocene afzettingen (b.v. in alluviale contexten). Daar is de densiteit aan archeologische sporen immers aanzienlijk. Ook in historische woonkernen kunnen opeenvolgende bouw- en ophogingsfasen natuurlijk gezorgd hebben voor een bijzonder dik, complex, en rijk bodemarchief waarvan zelfs bij diepere verstoringen nog belangrijke delen bewaard kunnen zijn. Het afwegen of in een gebied geen archeologisch erfgoed te verwachten valt dient rekening te houden met deze eigenheden van het archeologisch erfgoed, en dus met de gekende dieptes van de verstoringen, en het specifieke archeologisch potentieel voor deze gebieden. Het moet gaan om gebieden waar we op basis van waarnemingen en wetenschappelijke argumenten kunnen onderbouwen dat er geen archeologisch erfgoed meer aanwezig is, met andere woorden: overblijfselen en voorwerpen of een ander spoor van menselijk bestaan in het verleden, alsook de bestaansomgeving van de mens, waarvan het behoud en de bestudering bijdragen tot het reconstrueren van de bestaansgeschiedenis van de mensheid en haar relatie tot de natuurlijke omgeving en ten aanzien waarvan opgravingen, ontdekkingen en andere methoden van onderzoek betreffende de mensheid en haar omgeving betekenisvolle bronnen van informatie zijn 1 ; of waar deze sporen met zekerheid onvoldoende goed bewaard zijn om archeologische waarde te hebben. Bijgevolg: de gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt kunnen aangeduid worden op basis van twee hoofdcriteria; 1) Het gebied is reeds archeologisch onderzocht en op basis van die kennis is er geen archeologisch erfgoed aanwezig of meer aanwezig (want opgegraven). 2) Op basis van andere beschikbare gegevens is het gebied in die mate verstoord dat er, in combinatie met gegevens over de potentiële dikte van het bodemarchief, geen archeologisch erfgoed (meer) te verwachten valt. Ultiem moet het gaan om gebieden waar, op basis van de huidige kennis, bij toekomstige ingrepen redelijkerwijs geen verder onderzoek nodig is in functie van archeologie. Het hanteren van deze criteria in de praktijk vergt steeds een afweging die stoelt op expertise en vertrouwdheid met het terrein. Een dergelijke afweging dient dus steeds uitgevoerd te worden met archeologische kennis van zaken, bijvoorbeeld door (inter-) gemeentelijke archeologen, of archeologische bedrijven. 1 Cf. de definitie van archeologie in het onroerenderfgoeddecreet van 3 juli 2013. 4

3 Methodologie In dit hoofdstuk bespreken we een aantal bronnen en methodes die algemeen beschikbaar zijn en van toepassing zijn voor het hele grondgebied van Vlaanderen. Deze bronnen dienen steeds gebruikt te worden bij de kartering. Daarnaast kunnen ook vele mogelijke lokale bronnen nuttig zijn. Dit overzicht houdt met dergelijke relevante lokale bronnen nog geen rekening. Naarmate de aanmaak van deze kaart verder vordert kunnen goede praktijken op dat vlak eveneens worden gedeeld. 3.1 Bronnen op Vlaams niveau Op Vlaams niveau zijn er enkele GIS-bestanden die kunnen gebruikt worden voor het identificeren van gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt. Het gaat daarbij om bronnen die: -aanduiden waar reeds archeologisch onderzoek werd uitgevoerd; -bronnen die grote verstoringen van de ondergrond aanduiden; -bronnen die een indicatie bieden waar diep begraven archeologisch erfgoed kan aanwezig zijn (historische kernen of gebieden waar het archeologisch erfgoed kan afgedekt zijn door jongere afzettingen). Hierbij dien je telkens af te wegen of de mate van verstoring voldoende destructief is geweest. Bij een aantal bronnen dien je extra op te letten, aangezien sommige verstoorde zones zelf betrekking hebben op archeologische structuren. Een voorbeeld hiervan zijn de vergraven bodems op de bodemkaart (cf. infra). 3.1.1 Gebieden waar reeds archeologisch onderzoek plaatsvond Het agentschap Onroerend Erfgoed houdt sinds 2004 een overzicht bij van alle archeologische onderzoeken en opgravingen in Vlaanderen. Oudere opgravingen zijn geregistreerd in de Centrale Archeologische Inventaris. Deze bronnen kunnen bijdragen tot afbakening maar dienen kritisch benaderd te worden m.b.t. het afbakenen van gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt. Men dient steeds een afweging te maken van de aard van het gevoerde onderzoek, en de impact van de ontwikkeling die erop is gevolgd. In het bijzonder in het geval van oudere opgravingen is dikwijls maar een beperkt deel van de site onderzocht. Verder kan een project eventueel zijn aangepast om in situ behoud van een deel van het archeologisch archief te realiseren. De onderzoeken en adviezen sinds 2004 zullen door het Agentschap Onroerend Erfgoed systematisch worden gescreend. 3.1.2 Verstoorde bodems op basis van de bodemkaart Een aantal bodemklassen op de bodemkaart heeft betrekking op verstoorde bodems. Het gaat om de bodemseries OZ, OE, OG, OA (diverse soorten groeves) en vergravingen (OT). Hierbij dienen echter telkens enkele kanttekeningen geplaatst te worden. Vergravingen (OT): Deze bodems kunnen niet direct overgenomen worden als archeologische vernielde gebieden. Een relatief groot aantal van deze zones omvat immers juist historische monumenten of archeologische zones. Soms is dit zeer duidelijk omdat het nog bestaande monumenten zijn, soms echter is dit minder duidelijk. In de polderstreek bv. duiden de OT bodems dikwijls verdwenen laatmiddeleeuwse hoeves met walgracht aan. Een andere nuance die moet gemaakt worden bij het gebruik van de OT bodems is dat sommige grotere zones (bv. parkgebieden) meestal slechts gedeeltelijk bodemkundig verstoord zijn, of eerder opgehoogd. Het gebruik van deze categorie van de bodemkaart vereist dus een grondige afweging. 5

In een aantal gevallen kan gebruik gemaakt worden van andere bronnen (bv. het digitaal hoogtemodel Vlaanderen, cf. infra) om de impact en aard van verstoring in te schatten. Fig. 1: een voorbeeld van OT bodem op de bodemkaart die betrekking heeft op historische structuren, in dit geval de stadsomwallingen van Diest. Groeves (OZ, OE, OG, OA): Deze bodemserie omvat tal van types van ontginning van delfstoffen (klei, zand etc.). Dikwijls zijn deze groeves momenteel herschapen tot vijvers, waardoor er een overlap is met de antropogene wateroppervlakken die aangeduid zijn op de Corine Landcover (cf. infra). Deze zones zijn dikwijls diepgaand verstoord en kunnen in een aantal gevallen als archeologisch vernield beschouwd worden. Bij deze groeves dient zoals steeds rekening gehouden te worden met de diepte van uitgraving, o.a. ten aanzien van de dikte van het kwartair dek, en of de groeves zelf niet een historische oorsprong hebben en dus op zich kunnen beschouwd worden als een archeologisch relict (vb. een Romeinse groeve). 3.1.3 Verstoorde bodems op basis van de Corine landcover (2006): De Corine landcover kaart is een bodembedekkingskaart die op Europese schaal is ontwikkeld. In België werd deze opgemaakt door het NGI (http://www.ngi.be/nl/nl1-5-4.shtm). Deze bodembedekkingskaart is opgemaakt aan de hand van hoge resolutie sattelietbeelden (Landsat TM) die met een geometrische nauwkeurigheid van ruim 100m verwerkt zijn. De interpretatie van die satellietbeelden werd vergemakkelijkt door de raadpleging van exogene gegevens, namelijk andere satellietbeelden (SPOT XS), zwart-witte luchtfoto's op schaal 1:21 000 en diverse topografische of thematische kaarten (vegetatie, bodem,...). Van deze kaart bestaan voor Vlaanderen een rasterversie en vectorversies. De hoogste resolutie is 25m². De vectorversie van deze kaart deelt de bodembedekking in verschillende klassen in. Binnen deze klassen zit o.a. een afbakening van grote antropogene wateroppervlakken, zoals de havendokken, of deze afkomstig van zandwinningsputten e.d. In principe zijn dit archeologisch verstoorde gebieden, maar in sommige gevallen zullen deze wateroppervlakken echter nog een potentieel voor de aanwezigheid van 6

wraksites of historische watergebonden constructies (bv. sluizen) bevatten, of zijn ze relatief ondiep uitgegraven. In een aantal gevallen zijn binnen deze klasse ook natuurlijke waterlopen (b.v. oude meanders van de Maas) opgenomen. Deze dienen uiteraard niet opgenomen te worden in de kartering. Naar de vergelijking met luchtfoto s is deze kaart niet altijd even precies in de afbakening, met een foutenmarge die gelijkaardig is als deze van de bodemkaart. 3.1.4 Verstoorde bodems via het Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen (DHMV) Het Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen, biedt een gedetailleerd beeld van de oppervlakte in Vlaanderen, en dus eveneens een gedetailleerd beeld van afwijkende verstoringen hierin. In deze zin kan het in de eerste plaats gebruikt worden om gekende verstoringen met een hoge mate van precisie beter af te bakenen. In de tweede plaats kan het in principe ook gebruikt worden om eventuele verstoringen te detecteren. Een mogelijke methode is het vergelijken van deze bron met reliëfvormen zichtbaar op oudere topografische kaarten, echter steeds met inachtname van het verschil in resolutie tussen deze bronnen. Momenteel is eveneens een DHM2 in ontwikkeling, dat een hogere resolutie biedt. Ook door het vergelijken van dit nieuwe DHM met het oude (bv. door in GIS het nieuwe DHM te verminderen met het oude) kunnen recente (sinds 2004) reliëfwijzigingen worden opgespoord. 7

Fig.2: Vergelijking tussen DHM8 en II voor het DHMII testgebied Geraardsbergen. Deze vergelijking toont duidelijk een patroon van reliëfverlaging (erosie) op de steile hellingen. 8

3.1.5 Verstoorde bodems via de Databank Ondergrond Vlaanderen (DOV) De Databank Ondergrond Vlaanderen bevat enkele bronnen die eveneens relevante informatie kunnen bieden. De boorgegevens bijvoorbeeld kunnen specifiek voor herkende verstoringen (b.v. op basis van de bodemkaart) mogelijk detailinformatie aanreiken over de diepte van verstoringen. De erosiekaarten die beschikbaar zijn op de dov viewer (https://dov.vlaanderen.be/dovweb/html/poterosieperceel.html ) hebben vooral een indicatieve waarde. Percelen die zeer erosiegevoelig zijn kunnen in sommige gevallen (met name in de leemstreek) in die mate effectief geërodeerd zijn dat ze mogelijk kunnen beschouwd worden als gebied waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt. Een voorwaarde is dat de erosie volledig de kwartaire sedimenten heeft opgeruimd en dat dus het tertiair (in de leemstreek meestal zandige sedimenten met bijmenging van grind) dagzoomt. Ook hier kunnen de boorgegevens van het dov eventueel aanvullende informatie bieden. 3.1.6 Verstoorde bodems via het Gronden Informatie Register van OVAM Dit bestand bevat informatie op perceelsniveau over bodemonderzoeken en saneringen (cf. http://www.ovam.be/jahia/jahia/pid/1861). 3.1.7 Andere bronnen Voor het overige kunnen ook andere bronnen bijkomende informatie bevatten over b.v.: - Zones waar intensieve bodemsaneringen/ ontgrondingen zijn uitgevoerd; - Diepe bouwputten, recente onderkelderingen, diepgaande infrastructuurwerken; - Tracés van wegkoffers, leidingen, etc; - Andere (veldwaarnemingen, op basis van gegevens uit ruilverkavelingen, etc.). 3.1.8 Kartering van zones waar de aanwezigheid van een dik archeologisch bodemarchief mogelijk is - Holocene afzettingen: Holocene afzettingen zijn sedimenten die afgezet zijn in de laatste ca. 11000 jaar, bv. door overstromingen van rivieren, of door verstuivingen van zand. In deze zones bevinden zich dikwijls op grotere dieptes archeologische vondsten (fig. 3). Deze zones kunnen gedeeltelijk gedetecteerd worden aan de hand van de bodemkaart, waarbij profielontwikkeling p de aanwezigheid van overstromingssedimenten aanduidt, en opgestoven bodems worden aangeduid met bodemserie X. Op basis van gegevens in de databank ondergrond Vlaanderen (dov; cf. supra) kan soms achterhaald worden wat de diepte is van deze afzettingen. 9

Fig. 3: Bazel- Sluis: een voorbeeld van een prehistorische vindplaats afgedekt door klei en veen langs de Schelde. -Historische woonkernen: Historische woonkernen worden dikwijls gekenmerkt door hetzij diep ingegraven structuren, hetzij een accumulatie van verschillende activiteitenfasen, wat resulteert in een dik en complex archeologisch bodemarchief. Dit heeft als gevolg dat niet alleen de recente (bv. middeleeuwse structuren) zich op grote diepte kunnen bevinden, maar dat zelfs de natuurlijke bodem, soms met prehistorische vindplaatsen, nog verassend goed bewaard kan zijn. De belangrijkste historische stadskernen worden gekarteerd op Vlaams niveau, als Archeologische Zone. De afbakening van kleinere historische kernen kan afgeleid worden aan de hand van reeksen historische kaarten, bij voorkeur deze met een hoge ruimtelijke precisie zoals de zogenaamde gereduceerde kadasters (19 e eeuw). Fig. 4: Een goed bewaarde podzol bodem, met vondsten uit het mesolithicum, onder metersdikke pakketten stadsontwikkeling (Mechelen Stompaertshoek). 10

3.2 Verwerken van gegevens 3.2.1 Vooraf Voor je aan de afbakening van de gebieden begint, neem je contact op met het agentschap Onroerend Erfgoed via het email adres archeologie@onroerenderfgoed.be. Het agentschap bezorgt u dan informatie over de gebieden die reeds afgebakend zijn en meer bronnenmateriaal. 3.2.2 Afwegingskader Voor de afbakening van de gebieden raadpleeg je de bronnen die we hierboven bespraken. Daarbij beargumenteer je waarom er geen archeologisch erfgoed meer verwacht wordt. We verwijzen hierbij terug naar de reeds vernoemde hoofdcriteria: 1) Het gebied is reeds archeologisch onderzocht en op basis van die kennis is er geen archeologisch erfgoed aanwezig of meer aanwezig (want opgegraven). 2) Op basis van andere beschikbare gegevens is het gebied in die mate verstoord dat er, in combinatie met gegevens over de potentiële dikte van het bodemarchief, geen archeologisch erfgoed (meer) te verwachten valt. 3.2.3 Kartering en rapportage De afbakening gebeurt bij voorkeur met behulp van GIS door middel van intekening van polygonen, hetzij in een open data standaard, hetzij in shapefile (Esri). De intekening gebeurt bij voorkeur op het Grootschalig Referentiebestand (GRB; cf. http://www.agiv.be/gis/diensten/geo-vlaanderen/?catid=108); indien dit nog niet beschikbaar is voor het gebied op de vectoriële kadasterkaarten (kadmap). De afbakening gebeurt steeds zo precies mogelijk, bij voorkeur op perceelgrens, maar ook andere afbakeningen (vb. de opgravingsgrens, de verstoringsgrens) mogen bezorgd worden. In ieder geval moet de afbakening objectief gemotiveerd worden. Elk afgebakend gebied wordt op zijn minst voorzien van een uniek id nummer, dat verwijst naar de rapportage. Het rapport bespreekt per gebied: - de aard, datering, en mate van de verstoring (o.a. diepte(s)), - de bronnen die werden gebruikt voor het analyseren en afbakenen van het gebied, - een wetenschappelijk onderbouwde verantwoording waarom het een gebied is waar geen archeologisch erfgoed kan verwacht worden. 3.3 Aanreiken van gegevens Uw rapport (in word formaat) voor de afbakening van gebieden waar geen archeologisch erfgoed verwacht wordt bevat: - De geraadpleegde bronnen - Bespreking van de zones: per gebied de aard, datering en mate (oppervlakte, diepte) van verstoring - Uw argumentatie waarom er geen archeologisch erfgoed meer te verwachten valt. - GIS-kaarten en polygonenlaag. - Metadata zoals auteur(s) van het rapport, datum van raadpleging digitale brongegevens. U bezorgt het rapport digitaal aan archeologie@onroerenderfgoed.be. 11