Een ex parte cross-border verbod tegen een galeriehoudster in Kopenhagen

Vergelijkbare documenten
Benelux Merken Congres, 25 april 2013

verzoeksters, beide gevestigd te Frankrijk, advocaten: mr. L. Oosting en mr. R.M. van der Velden te Amsterdam,

Hof van Cassatie van België

beschikking Aan de Edelachtbare Vrouwe/Heer Voorzieningenrechter van de Rechtbank s-gravenhage RECHTBANK S-GRAVENHAGE Sector civiel recht

Partijen worden hierna aangeduid als Mundipharma en OPG.

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 13 juli 2006*

2.2. Op 4 december 2007 is Ortho King opgericht. Oprichters zijn Amecas Beheer B.V. (van welke B.V. [C] directeur is), [Y] en de heer [Z].

Datum van inontvangstneming : 19/09/2017

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

Hof van Cassatie van België

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

Case note: HvJ EU (zaaknr. C-616/10, LJN BX2267: Solvay/Honeywell) de Boer, T.M.; Gielen, C.

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA 07-29

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FOKA B.V., gevestigd te Rotterdam, gerekwestreerde.

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

de rechtspersoon naar Deens recht TANGENT A/S, gevestigd te Aulum, Denemarken, verzoekster, advocaat: mr. W.P. den Hertog te Den Haag,

Date de réception : 07/02/2012

Partijen worden hierna aangeduid als Bose en X. De zaak is voor Bose mede behandeld door mr. G. Theuws, advocaat te Amsterdam.

beschikking van de voorzieningenrechter van 9 januari 2008

collegebanken Het grensoverschrijdend GAT/LUK en ROCHE Prof. Willem A. Hoyng

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 11 oktober 2007 *

Partijen zullen hierna X en GMC c.s. genoemd worden. Gedaagden zullen afzonderlijk Arca, Innova en GMC genoemd worden.

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014

Datum van inontvangstneming : 28/12/2015

Byelex Gajoenstaete c.s. DomJur

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

Noot bij HR 7 november 2008, Realchemie / Agrar

Vertaling C-441/13-1. Zaak C-441/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing

Solvay/Honeywell: Deur wijder open voor de Nederlandse crossborder-praktijk?

***I ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2013/0268(COD)

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA Partijen zullen hierna Tangent en Cool Summer genoemd worden.

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 13 april 2016, IEF 15872; KG ZA (Tel Sell tegen Tommy Teleshopping en TelTV)

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid COSMICNAVIGATION B.V., gevestigd te Amsterdam, eiseres, advocaat: mr. D.E. Stols te Amsterdam,

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ROOF SECURITY B.V., gevestigd, althans kantoorhoudende te Moordrecht, gerekwestreerde.

laaknummer / rolnummer: / HA ZA r._ Ingeschreven in het register van het

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

beschikking van de voorzieningenrechter van 9 april 2008

Vonnis in kort geding van 2 februari 2007, bij vervroeging,

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

Vertaling C-291/13-1. Zaak C-291/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing. Eparchiako Dikastirio Lefkosias (Cyprus)

Datum van inontvangstneming : 31/08/2015

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken

1. De procedure. Vonnis in incident van 7 december 2016 RECHTBANK ZEELAND-WEST -BRABANT. Handelsrecht. Breda

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: / HA ZA Vonnis in incident van 25 april 2012 in de zaak van

Datum van inontvangstneming : 15/09/2016

ECLI:NL:RBGEL:2017:3403

ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2061

Datum van inontvangstneming : 22/08/2013

Beoordeling. h2>klacht

LJN: AP7705, Rechtbank 's-hertogenbosch, / HA ZA Print uitspraak

Kroniek. Supranationaal recht

vonnis ~~.., RECHTBANK DEN HAAG

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

vonnis RECHTBANK DEN HAAG Team handel zaaknummer / rolnummer: C/09/ / HA ZA 13/210 Vonnis in incident van 14 mei 2014 in de zaak van

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

EJEA ECLI:NL:RBDHA:2016:15833 Rechtbank Den Haag Datum uitspraak Datum publicatie ZaaknummerC/09/ KG ZA 16/1383

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

ECLI:NL:PHR:2013:873 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04481

BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 5 april 2001 *

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KOZ PRODUCTS B.V., gevestigd te Goes, eiseres, advocaat mr. R.M. van Rompaey te Utrecht,

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA Partijen zullen hierna ABB, Camporiondo en SAI genoemd worden.

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VLISCO B.V., gevestigd te Helmond, verzoekster, advocaat: mr. C.W. Noorda te Amsterdam,

ARREST VAN HET HOF 17 juni 1992*

Hof van Cassatie van België

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: / KG ZA Vonnis in kort geding van 3 maart 2010 in de zaak van

zaaknummer / rolnummer: C/09/ / HA ZA Partijen zullen hierna Stichting de Thuiskopie en [X] genoemd worden.

JPF 2013/149 Rechtbank 's-gravenhage 23 oktober 2012, /FA RK ; ECLI:NL:RBSGR:2012:BY2371. ( mr. Bellaart )

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

Derde nota van wijziging. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FUTURECARE WORLDWIDE B.V., tevens handelend onder de naam PG WORLDWIDE,

ECLI:NL:RBARN:2007:BB1598

ECLI:NL:RBROT:2005:AU0239

zaaknummer / rolnummer: C/09/ / KG ZA

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

Hof van Cassatie van België

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

Transcriptie:

Een ex parte cross-border verbod tegen een galeriehoudster in Kopenhagen Noot bij vzr. Rechtbank s-gravenhage, 27 januari 2011, B9 9452 (Vuitton/ Plesner) Richard Ebbink Inleiding Bij ex parte beschikking van 27 januari 2011 heeft de voorzieningenrechter te s- Gravenhage aan twee gerekwestreerden bevolen iedere inbreuk in de Europese Unie te staken op een gemeenschapsmodel met betrekking tot een dessin. Een kopie van de beschikking is te vinden op Boek9.nl (B9 9452). De twee gerekwestreerden zijn Nadia Plesner Joensen en Eloise Florio. De eerste is een kunstenares die een eenmanszaak in Nederland heeft. De tweede is een galeriehoudster in Kopenhagen. Naar hun namen te oordelen zijn noch de kunstenares noch de galeriehoudster in Nederland geboren. Verzoekster is het vermaarde Franse modehuis Louis Vuitton (hierna ook: LV). Onderwerp van geschil is het dessin van een tas. Om de aandacht te vestigen op Darfur heeft de kunstenares een schilderij gemaakt met daarin een afbeelding van een naakte zwarte kleuter aan wier (of wiens) arm een exclusieve damestas tas hangt. Het dessin van die tas wekt volgens Louis Vuitton bij de geïnteresseerde gebruiker geen andere algemene indruk dan een geregistreerd dessin van LV doet en valt daarom onder de draagwijdte van dit model (artikel 10 lid 1 GModVo). Boek9.nl - 21 maart 2011 - B9 9481 1

In januari van dit jaar hield de galeriehoudster in haar galerie te Kopenhagen een tentoonstelling van schilderijen van de kunstenares, waaronder het schilderij met de Darfur-afbeelding. De schilderijen waren ook te koop. Op uitnodigingen voor deze tentoonstelling stond de Darfur-afbeelding (zie de kleurafbeelding op p. 13 van de beschikking). Verder stelt LV dat zowel de galeriehoudster als de kunstenares in heel Europa T-shirts en posters te koop aanbieden met daarop dezelfde afbeelding. Louis Vuitton ziet hierin verschillende vormen van gebruik van haar geregistreerde dessin zodat inbreuk op haar exclusieve gemeenschapsmodelrecht wordt gemaakt. Zij vraagt op 26 januari 2011 aan de voorzieningenrechter te Den Haag om een verbod voor heel Europa tegen zowel de galeriehoudster als de kunstenares in een procedure niet op tegenspraak ( ex parte ). De beide verboden, uitvoerbaar bij voorraad op straffe van een dwangsom, worden haar de volgende dag bij beschikking verleend. De verweten gedragingen Aan het verzoekschrift dat aan de Haagse ex parte beschikking ten grondslag ligt en dat de hoofdmoot van de beschikking uitmaakt, kan wat de betrokken gedragingen betreft het volgende worden ontleend. Louis Vuitton verwijt de galeriehoudster 1) dat zij in haar galerie in Kopenhagen een schilderij aanbiedt waarin de Darfur-afbeelding (met namaaktas ) is opgenomen, 2) dat zij de Darfur-afbeelding gebruikt op uitnodigingen voor deze tentoonstelling, 3) dat zij de afbeelding op een website heeft geplaatst, en 4) dat zij in haar galerie T-shirts en posters met de Darfur-afbeelding te koop aanbiedt. Louis Vuitton verwijt de kunstenares dat zij de Darfur-afbeelding op een aantal websites en op haar facebookpagina heeft opgenomen. Verder suggereert LV dat ook de kunstenares de uitnodigingen met afbeelding voor de tentoonstelling verspreidt en dat ook zij T-shirts en posters te koop aanbiedt. Uit de tekst van het verzoekschrift wordt niet duidelijk of omtrent die laatste twee aan de kunstenares verweten gedragingen ook bewijzen (producties) zijn overgelegd. De territoriale omvang van de gestelde inbreuk Europawijd wordt in hoofdzaak gebaseerd op die laatste twee aan beide dames verweten handelingen (uitnodigingen verspreiden en T-shirts en posters te koop aanbieden) in Nederland en in de rest van Europa. Uit het verzoekschrift krijgt men de indruk dat die laatste twee handelingen (uitnodigingen verspreiden en T-shirts en posters aanbieden) veeleer in Denemarken plaatsvinden en van de galeriehoudster uitgaan. Dat zou kunnen verklaren waarom LV voor de zekerheid nog in haar verzoekschrift opneemt: Boek9.nl - 21 maart 2011 - B9 9481 2

25. Voor zover voornoemde producten [bedoeld worden de T-shirts en de posters] nog niet in andere Europese landen worden aangeboden of verkocht, bestaat daartoe een reële en concrete dreiging nu [de kunstenares] voornemens is de tentoonstelling waar de inbreukmakende producten worden aangeboden en verkocht, ook elders in Europa te organiseren. Het wordt uit het verzoekschrift niet duidelijk of LV ook bewijzen (producties) heeft overgelegd die licht zouden kunnen werpen op de gestelde Europese tentoonstellingsvoornemens van de kunstenares. Vrijheid van meningsuiting Wij weten niet hoe de beide dames zich in Den Haag tegen de vorderingen zouden hebben geweerd. Daartoe hebben zij de gelegenheid niet gekregen alvorens de beschikking met het verbod werd afgegeven. De beschikking van 27 januari vermeldt in het dictum dat er op donderdag 10 februari 2011, 14:00 uur, tijd is gereserveerd voor de behandeling van een eventuele vordering tot opheffing van de eenzijdige verboden. De dagvaarding dient dan wel uiterlijk op dinsdag 1 februari 2011, 16:00 uur betekend te zijn. Het lijkt erop dat de galeriehoudster en de kunstenares van die gelegenheid geen gebruik hebben gemaakt. Van de kunstenares waren, aldus het verzoekschrift, een aantal verweren bekend uit een eerdere procedure over in wezen dezelfde afbeelding die zich in 2008 in Parijs heeft afgespeeld en die heeft geleid tot een ex parte verbod van de Parijse rechter van 25 maart 2008. Uit de Parijse beschikking die is overgelegd als productie - is in het verzoekschrift enkel het dictum opgenomen. Uit dat dictum blijkt niet (uit de Nederlandse beschikking ook niet) op welke grond de Parijse rechter zich jegens de kunstenares bevoegd achtte en waarom hij een belang dat een ex parte voorziening zou rechtvaardigen aanwezig achtte. Uit het Franse dictum wordt ook niet duidelijk of het verbod zich uitstrekte tot Frankrijk of tot de gehele EU. Wel meldt het verzoekschrift dat het Franse ex parte verbod als gevolg van een schikking met de kunstenares van later dat jaar (2008) zijn gelding had verloren. De verweren van de kunstenares uit 2008 zagen volgens het verzoekschrift in hoofdzaak op de vrijheid van meningsuiting als rechtvaardigingsgrond. Over eventuele verweren van de galeriehoudster vermeldt het verzoekschrift niets, zodat wij moeten aannemen dat LV van haar geen verweren bekend waren. De vrijheid van meningsuiting is een fundamenteel recht in de Europese rechtsorde. Een bespreking van de merites ervan in de concrete omstandigheden van de voorliggende casus gaat het kader van deze annotatie te buiten. Volstaat de constatering dat het onder de omstandigheden van het geval op het eerste gezicht geen frivool verweer zou zijn. En daarmee een verweer dat men zou willen horen alvorens het te beoordelen. Boek9.nl - 21 maart 2011 - B9 9481 3

Voldoende belang bij een ex parte verbod? Het is geen eenvoudige opgaaf voor een rechthebbende op een intellectueel eigendomsrecht en behoort dat ook niet te zijn uit te leggen aan de rechter waarom zijn inbreukvordering in aanmerking zou moeten komen voor voorlopige toewijzing zonder dat de vermeende inbreukmaker wordt gehoord. Ook het recht op wederhoor is immers een fundamenteel recht in de Europese rechtsorde. Wanneer is sprake van een zodanig groot en spoedeisend belang dat een zaak niet op een beslissing kan wachten tot nadat de wederpartij, hoe summierlijk ook, op de aanklacht is gehoord? In het verzoekschrift ging LV liggen voor het anker van onherstelbare schade en een spoedeisend belang. Schade zou ontstaan omdat er een koppeling zou worden gemaakt tussen Louis Vuitton en haar producten enerzijds en de situatie in Darfur anderzijds. Waarom die schade onherstelbaar zou zijn, wordt niet toegelicht. Over het spoedeisend belang meldt het verzoekschrift: 7. ( ) De tentoonstelling waar de verkoop van de inbreukmakende producten momenteel plaatsvindt, is nog gedurende beperkte tijd open, zodat een spoedvoorziening noodzakelijk is om de rechten van Louis Vuitton te beschermen. Eerder wordt in het verzoekschrift over de tentoonstelling gezegd dat deze (in elk geval) tot eind januari 2011 loopt. De betrokken beperkte tijd was op het moment van afgeven van de beschikking 27 januari 2011 - dus nog een kwestie van dagen. Ten eerste verdient opmerking dat de gestelde noodzaak enkel de tentoonstelling in Denemarken geldt. Tegelijkertijd roept de nog zeer korte duur van de Kopenhaagse tentoonstelling de gedachte op dat een belang bij een onverwijlde voorziening bij voorraad over enkele dagen niet meer bestaat; zonder dat daarvoor rechterlijk ingrijpen benodigd is. Maakt die omstandigheid de vordering niet juist minder urgent? Het rechtsleven vertoont wel vaker dit soort paradoxen. Bevoegdheid De kunstenares heeft een eenmanszaak welke gevestigd is in Nederland. De voorzieningenrechter kan zijn bevoegdheid met betrekking tot de kunstenares dan ook op artikel 82 lid 1 GModVo baseren, wat is gebeurd. De rechter van vestigingsplaats van de gedaagde heeft krachtens artikel 83 lid 1 GModVo een grensoverschrijdende bevoegdheid (een bevoegdheid die zich uitstrekt tot het grondgebied van alle lidstaten). Boek9.nl - 21 maart 2011 - B9 9481 4

Is de Haagse rechter ook bevoegd kennis te nemen van de Europese vorderingen die de Franse verzoekster tegen de galeriehoudster wil doen gelden? De galerie staat in Denemarken en uit niets blijkt dat de galeriehoudster (ook) een woonof vestigingsplaats in Nederland heeft. Eveneens uit niets blijkt dat de galeriehoudster inbreuk zou maken in Nederland. Als zij dat wel zou doen, zou bevoegdheid jegens haar kunnen worden ontleend aan artikel 82 lid 5 GModVo. Een dergelijke bevoegdheid gebaseerd op de locus delicti is echter beperkt tot het nationale territoir van de betrokken rechter (artikel 83 lid 2 GModVo). Wat de bevoegdheid van de Haagse rechter met betrekking tot de galeriehoudster betreft deed LV daarom een beroep op artikel 6 lid 1 van Verordening (EG) No 44/2001 (hierna: EEX-Vo), welke bepaling van welke verordening volgens artikel 82 lid 1 jo. 79 GModVo dat nog spreekt van het EEX-Verdrag - onverminderd geldt. Artikel 6 lid 1 EEX-Vo luidt als volgt: [Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, kan in een andere lidstaat worden opgeroepen: ( )]. Artikel 6. Deze persoon kan ook worden opgeroepen: 1. indien er meer dan één verweerder is: voor het gerecht van de woonplaats van een hunner, op voorwaarde dat er tussen de vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven; Het HvJ heeft artikel 6 lid 1 EEX-Verdrag/EEX-Vo (in verschillende versies) een aantal keren uitgelegd. In casu zijn vooral de zaken C-189/87 (Kalfelis/Schröder), C-539/03 (Roche/Primus) en C-98/06 (Freeport/Arnoldsson) van belang. Terugkerende overwegingen in deze arresten zijn dat het rechtszekerheidsbeginsel een van de doelstellingen van het verdrag is, dat het artikel ten opzichte van de hoofdregel van artikel 2 (de rechter van woonplaats) een uitzonderingskarakter draagt, dat deze uitzondering eng moet worden uitgelegd, dat de bevoegdheidsregels zeer voorspelbaar moeten zijn en dat woonplaatsbevoegdheid altijd aanwezig moet zijn behoudens enkele duidelijk omschreven situaties die met het onderwerp van het geschil te maken hebben (Freeport, alinea 36). In Kalfelis heeft het hof vastgesteld dat de uitzondering toepassing kan vinden als sprake is van een zodanig verband tussen de vorderingen tegen de verschillende verweerders dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling om onverenigbare beslissingen te vermijden (alinea s 12 en 13). In Roche heeft het HvJ vervolgens uitgelegd dat beslissingen niet reeds onverenigbaar kunnen worden geacht op de grond dat er sprake is van een divergentie in de beslechting, maar dat daarvoor bovendien Boek9.nl - 21 maart 2011 - B9 9481 5

vereist is dat deze divergentie zich voordoet in het kader van eenzelfde situatie, feitelijk en rechtens (alinea 26). Het HvJ eist voor toepassing van artikel 6 lid 1 dus het bestaan van een situatie een complex van feiten en rechten die voor de betrokken gedaagden eenzelfde is. In de internationale octrooizaak die voorlag in Roche was dit volgens het HvJ niet zo. Het ging in die casus niet om eenzelfde feitelijke situatie aangezien de verweerders verschillen en de hun ten laste gelegde, in verschillende verdragsluitende staten gepleegde octrooi-inbreuken niet dezelfde zijn. (Roche, alinea 27). In Roche werden de betrokken gedaagden wel dezelfde handelingen verweten, maar die werden door verschillende gedaagden gepleegd op verschillende nationale delen van het betrokken Europese octrooi (een Europees octrooi is nu eenmaal geen unitaire titel). Dat laatste ligt in het onderhavige geval op het eerste gezicht anders. Het recht over de schending waarvan wordt geklaagd, is een Gemeenschapsmodel en dus een unitaire titel. In de zaak die voorligt, lijkt het echter niet zozeer om een unitaire modelinbreuk te gaan als wel om de mogelijke rechtvaardiging die daarvoor bestaat. Die rechtvaardiging (de uitingsvrijheid) kan op het eerste gezicht niet ontleend worden aan de Gemeenschapsmodellenverordening zelf, zodat daarvoor geen unitaire invulling beschikbaar is. De uitingsvrijheid in de betrokken landen van de EU lijkt veeleer gebaseerd te moeten worden op de betrokken Europese verdragen en grondwetten. Met de vraag wat in een bepaalde EU lidstaat wel en niet gezegd of wel en niet vertoond mag worden, dient bij voorkeur de rechter van de woonplaats van de betrokken verweerder zich in te laten. Die rechter is immers bij uitstek bekend met de feitelijke en juridische situatie ter plekke. Wat de kunstenares betreft dus de Nederlandse rechter en wat de galeriehoudster betreft de Deense rechter. Waarbij de woonplaatsrechter dus terughoudendheid past als hij tevens geroepen zou zijn de uitingsvrijheid in andere landen te bepalen. Daarbij komt dat de dames in het onderhavige drama verschillende rollen spelen. De inhoud van het verzoekschrift van Louis Vuitton laat immers voldoende ruimte voor de conclusie dat de situatie voor de ene dame niet dezelfde is als de situatie voor de andere. De Nederlandse kunstenares is wel de bron van het veronderstelde kwaad, maar de vermeend schadelijke handelingen vinden in hoofdzaak plaats in Denemarken. Daar wordt een tentoonstelling gehouden, in ieder geval daar worden uitnodigingen verspreid en in ieder geval daar worden T-shirts en posters aangeboden. De vraag naar de mate van identiteit van de situatie voor de beide dames dient de door de aanlegger geadiëerde rechter in casu de Haagse rechter - zelfstandig te onderzoeken. Hij heeft daarbij een discretionaire bevoegdheid. Anders dan in Nederland wel wordt aangenomen (vgl. voor een recent voorbeeld Rechtbank Den Haag 16 maart 2011, r.o. 4.9 Lankhorst/Samsonite), lijkt zo n Boek9.nl - 21 maart 2011 - B9 9481 6

onderzoek naar de merites van een bij dagvaarding of verzoekschrift gestelde feitelijke en juridische situatie in ieder geval wat artikel 6 lid 1 betreft niet naar behoren verricht te worden als enkel acht wordt geslagen op de stellingen van de aanlegger bij dagvaarding. Volgens het HvJ in Freeport (alinea 41): Het is aan de nationale rechter om te beoordelen of de verschillende bij hem ingestelde vorderingen samenhangend zijn en dus of er in geval van afzonderlijke berechting gevaar voor onverenigbare beslissingen bestaat. Daarbij dient hij rekening te houden met alle noodzakelijke elementen van het dossier, waartoe hij in voorkomend geval, ook al is dit voor de beoordeling niet noodzakelijk, de rechtsgrondslagen van de bij hem ingestelde vorderingen in de beschouwing zal moeten betrekken. In ex parte procedures is de nationale rechterlijke verantwoordelijkheid rekening te houden met alle noodzakelijke elementen van het dossier uiteraard nog groter. Zonder stuk van de verweerder is er in wezen nog geen dossier. De gedachte dringt zich dan ook op dat toepassing van het bevoegdheidsartikel in een procedure zonder tegenspraak niet past. Mogelijk dat de feiten bij nader onderzoek de conclusie kunnen dragen dat de situatie voor de beide dames dezelfde is. Zij zouden echter ook tot de conclusie kunnen leiden dat LV met haar beroep op artikel 6 lid 1 probeert de Kopenhaagse galeriehoudster van haar nationale rechter (de Deense rechter) af te trekken. Tegen die mogelijke consequentie van de toepassing van artikel 6 lid 1 verzet zich het rapport Jénard uit 1968 dat als toelichting diende bij invoering van het EEX-Verdrag. Het voorkomen van die consequentie is inmiddels geen voorwaarde meer voor de toepasselijkheid van artikel 6 lid 1, maar heeft het HvJ in Kalfelis wel tot het formuleren van de thans in artikel 6 lid 1 opgenomen connexiteitstoets gebracht (vgl. Freeport, alinea 53). Over de vraag naar de mogelijke onverenigbaarheid met andere rechterlijke beslissingen van een voorlopig cross-border octrooi-inbreukoordeel van de Haagse rechter in het kader van artikel 6 lid 1, gaat het EUHvJ zich hopelijk het komende jaar buigen. Bij vonnis van 22 december 2010 heeft de Rechtbank Den Haag het hof daarover (en over de uitleg van de artikelen 22 lid 4 en 31 EEX-Vo) prejudiciële vragen gesteld (Solvay/Honeywell). In het licht van dit een en ander stelt de enige overweging over artikel 6 lid 1 uit de ex parte beschikking van 27 januari 2011 teleur: Gelet op hetzelfde inbreukmakend handelen dat gerekwestreerden verweten wordt en het unitaire karakter van het ingeroepen Gemeenschapsmodelrecht, is de voorzieningenrechter op grond van artikel 6 lid 1 EEX-Vo eveneens bevoegd kennis te nemen van het verzoek dat zich richt tegen [de galeriehoudster]. Boek9.nl - 21 maart 2011 - B9 9481 7

Conclusie Een ex parte ordemaatregel van de Nederlandse voorzieningenrechter op grond waarvan een in Denemarken gevestigde galeriehoudster op straffe van een dwangsom verplicht wordt onverwijld in de samenstelling van een schilderijententoonstelling in Kopenhagen in te grijpen, is, ook vanuit een internationaal perspectief, geen kleinigheid. Het is de vraag of de omstandigheden van het geval een grensoverschrijdende ex parte maatregel rechtvaardigden, zowel jegens de ene als jegens de andere gerekwestreerde. Tot die omstandigheden behoort de vraag of er werkelijk voldoende belang is om het recht op wederhoor niet toe te passen. Tot die omstandigheden behoort ook de vraag naar de internationale grensoverschrijdende bevoegdheid van de Nederlandse rechter (de situatie van de Deense galeriehoudster is op het eerste gezicht niet dezelfde als die van de Nederlandse kunstenares). Tot die omstandigheden behoort tenslotte de vraag naar een mogelijke rechtvaardiging van de inbreuk. De uitingsvrijheid is een belangrijk en gevoelig grondrecht dat de afgelopen jaren onder vuur ligt, zowel in Nederland als in Denemarken. Richard Ebbink Brinkhof Amsterdam, 20 maart 2011 Boek9.nl - 21 maart 2011 - B9 9481 8