1 januari 2014
INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN...... 3 1. Inleiding... 3 2. Definities... 3 HOOFDSTUK 2 BIJZONDERE REGELS OVER HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET... 4 Artikel 2 Regels rond verstrekking... 4 HOOFDSTUK 3 EIGEN BIJDRAGEN, EIGEN AANDEEL EN TARIEF COLLECTIEF VERVOER... 5 Artikel 3 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel... 5 Artikel 4 Duur oplegging eigen bijdragen en eigen aandeel... 5 Artikel 5 Klanttarief collectief vervoer... 5 HOOFDSTUK 4 HULP BIJ HET HUISHOUDEN...... 6 Artikel 6 Basistarieven hulp in het huishouden... 6 Artikel 7 Hulp bij het huishouden in natura... 6 Artikel 8 Hulp bij het huishouden en persoonsgebonden budget... 6 HOOFDSTUK 5 WOONVOORZIENINGEN...... 7 Artikel 9 Hoogte persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming in de kosten van woonvoorzieningen... 7 Artikel 10 Hoogte financiële tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten... 7 Artikel 11 Hoogte financiële tegemoetkoming woningsanering... 7 Artikel 12 Hoogte tegemoetkoming onderhoud/inspectie/reparatie... 7 Artikel 13 Bezoekbaar maken woonruimte... 7 HOOFDSTUK 6 HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL... 8 Artikel 14 Hoogte persoonsgebonden budget vervoersvoorzieningen en onderhoud en reparatie 8 Artikel 15 Hoogte financiële tegemoetkomingen vervoersvoorzieningen... 8 Artikel 16 Hoogte financiële tegemoetkomingen van aanpassingen aan de eigen auto... 8 BEHOEFT GEEN TOELICHTINGHOOFDSTUK 7 VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING... 8 HOOFDSTUK 7 VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING...... 9 Artikel 17 Hoogte van het persoonsgebonden budget rolstoelvoorzieningen en onderhoud en reparatie 9 Artikel 18 Hoogte tegemoetkomingen sportrolstoel en andere aangepaste sportvoorziening... 9 HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN...... 10
HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN 1. Inleiding Naast de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is er ook een Besluit maatschappelijke ondersteuning. In dit besluit zijn alle bedragen bij elkaar gebracht, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld. Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd moet worden en dus in de Raad besproken en opnieuw vastgesteld moet worden. Bijstelling van het Besluit maatschappelijke ondersteuning door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden. Het eerste onderwerp dat in het besluit aan de orde komt is het persoonsgebonden budget. Van alle soorten voorzieningen waarvoor een persoonsgebonden budget mogelijk is wordt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning uitgewerkt hoe het bedrag van het persoonsgebonden budget wordt samengesteld. Per hoofdstuk worden vervolgens alle nog vast te stellen bedragen opgenomen. 2. Definities Behoeft geen nadere toelichting.
HOOFDSTUK 2 BIJZONDERE REGELS OVER HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET Algemeen De systematiek in de verordening is dat steeds algemene voorzieningen, waaronder het collectief vervoer, het primaat hebben. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk, waar tegenover staat dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing biedt en er bij algemene voorzieningen een eenvoudige en lichte toelatingstoets geldt en er bij de verstrekking daarvan nooit een eigen bijdrage wordt gevraagd. Voor alle andere voorzieningen geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd, waarbij dan de volgende bijzondere regels gelden. Artikel 2 Regels rond verstrekking Lid 1. Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst. Lid 2. De in artikel 6 van de wet genoemde verplichting om bij een aanspraak op een individuele voorziening de keuze te bieden tussen een persoonsgebonden budget en naturaverstrekking, is niet absoluut. Er kunnen overwegende bezwaren zijn om niet over te gaan tot verstrekking van een persoonsgebonden budget. Als tijdens het onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, zal dit als contra-indicatie worden opgevat. Denk hierbij bijvoorbeeld aan personen met ernstige schuldenproblematiek. Indien de aanvrager echter de beschikking heeft over een goed netwerk dat de zorg draagt voor het beheer kan wel een persoonsgebonden budget worden verstrekt. Lid 3. Ad. f Bij toekenning van een Pgb voor een voorziening zal aan de budgethouder worden verzocht om in de situatie waarbij de voorziening binnen de vooraf vastgestelde looptijd niet meer nodig is de gemeente te informeren. De gemeente kan vervolgens overwegen om de voorziening op te vragen bij de aanvrager. De keuze om dit te doen is afhankelijk van de restwaarde en courantheid van de voorziening. Lid 4. Dit artikel spreekt voor zich. Lid 5. Als er een persoonsgebonden budget is verstrekt zal steekproefsgewijs gecontroleerd worden of het persoonsgebonden budget besteed is zoals in de beschikking met het bijgevoegde programma van eisen is vermeld. In de beleidsregels wordt dit nader uitgewerkt. Lid 6. Wanneer een goedkopere (maar wel adequate) voorziening dan de geïndiceerde voorziening is aangeschaft door de budgethouder wordt alleen het bestede bedrag vergoed. De termijn waarop de budgethouder geacht wordt van de voorziening gebruik te maken, kan worden aangepast indien de aangeschafte voorziening niet nieuw is. In geval van hulp bij het huishouden worden alleen die uren vergoed die ook daadwerkelijk zijn gemaakt. Wanneer te veel voorschot is betaald, vindt verrekening plaats met de volgende voorschotperiode. Bij beëindiging van de indicatie dient het teveel betaalde bedrag aan de gemeente te worden terugbetaald. Lid 7. Verdere regels omtrent het persoongebonden budget zijn vastgelegd in bijlage 5 van de beleidsregels.
HOOFDSTUK 3 EIGEN BIJDRAGEN, EIGEN AANDEEL EN TARIEF COLLECTIEF VERVOER Artikel 3 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel Hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van de Algemene Maatregel van Bestuur wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. Lid 2 van artikel 4.1. geeft aan dat de gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate gewijzigd worden. Wat onder in gelijke mate wordt begrepen, staat verwoord in de concept AMvB op pagina 21. Ook het percentage van 15% kan door de gemeenteraad naar beneden gewijzigd worden. In dit artikel wordt aangegeven dat de gemeente de inkomensgrenzen en de percentages volgt zoals vastgelegd in de meest recente AMvB. Er is gekozen voor het opleggen van een eigen bijdrage van 15% van het meerinkomen ten opzichte van het genoemde norminkomen. De eigen bijdrage mag nooit meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening of de uurprijs die de gemeente betaald voor de hulp bij het huishouden in natura. Voor alle voorzieningen waar dat is toegestaan worden eigen bijdragen geheven. Van personen jonger dan 18 jaar mag wettelijk gezien geen eigen bijdrage gevraagd. Artikel 4 Duur oplegging eigen bijdragen en eigen aandeel Voor de hulp in het huishouden geldt een eigen bijdrage voor zolang als er recht is op een hulp. Voor voorzieningen die in eigendom worden verstrekt mag een eigen bijdrage worden gevraagd voor maximaal 3 jaar. Voor roerende woonvoorzieningen is deze periode verkort omdat het veelal gaat om voorzieningen met lage kosten waardoor het periodebedrag bij een eigen bijdrage termijn van 3 jaar wel erg laag zou komen te liggen. Voor voorzieningen die in bruikleen worden verstrekt wordt een eigen bijdrage gevraagd die bestaat uit twee componenten: 1. Een bijdrage voor de kostprijs van de voorzieningen; maximaal gedurende de afschrijvingsperiode van de voorziening betalen mensen een eigen bijdrage gerelateerd aan de kostprijs die de gemeente betaalt; 2. Een eigen bijdrage voor (eventuele) onderhoudskosten. Voor deze component betalen aanvragers gedurende de periode dat zij de voorziening in bruikleen hebben een eigen bijdrage. Artikel 5 Klanttarief collectief vervoer In artikel 5 worden de tarieven aangegeven die een cliënt dient te betalen bij gebruikmaking van het collectief vervoer. Alleen in geval van eenmalige belangrijke gebeurtenissen in de privé-sfeer kan er gebruik gemaakt worden van een prioritaire rit. Dit zijn bijvoorbeeld inzegening huwelijk, begrafenis of examen.
HOOFDSTUK 4 HULP BIJ HET HUISHOUDEN Artikel 6 Basistarieven hulp in het huishouden Sinds 1 september 2012 is de Wet basistarieven in werking getreden, op grond waarvan de gemeente voorafgaand aan een aanbesteding voor de hulp in het huishouden, de basistarieven moet vaststellen. Het gaat om de ondergrens van de tarieven. Uitgangspunt voor de basistarieven zijn de geldende arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de betreffende sector, veelal de CAO VVT (verpleging en verzorging). Voor de bepaling van een reëel basistarief wordt meegerekend: de loonkosten, de sociale lasten, vakantiegeld, eindejaarsuitkering, opleiding, reiskosten, feestdagen en ziekteverzuim. Daarnaast is er een factor overhead. Voor de verkenning van de basistarieven voor de regio Zaanstreek-Waterland zijn de huidige tarieven geanalyseerd en is een vergelijking gemaakt met recent vastgestelde basistarieven van andere gemeenten. Artikel 7 Hulp bij het huishouden in natura Behoeft geen toelichting Artikel 8 Hulp bij het huishouden en persoonsgebonden budget Lid 2. Als het gaat om hulp in het huishouden categorie 1 en 2 dan hanteert de gemeente twee tarieven per categorie: een laag tarief als het gaat om een hulp die particulier wordt ingehuurd en die niet werkzaam is voor een zorginstelling. Het kan bijvoorbeeld gaan om een ZZP-er of een persoon met wie de aanvrager een overeenkomst aan is gegaan. In deze situaties is geen sprake van overhead zoals bij zorginstellingen en kan worden volstaan met een lager tarief. Het tarief is toereikend om tot een zorg in natura vergelijkbaar resultaat te komen. Voor de aanvragers die gebruik willen maken van een PGB en hiermee zorg inkopen bij een instelling geldt een tarief dat gelijk is aan het door de gemeente gecontracteerde tarief. Voor hulp in het huishouden categorie 3 is uitgegaan van het tarief dat de gemeente voor zorg in natura heeft gecontracteerd. Lid 4. spreekt voor zich Lid 5. In dit artikel wordt geregeld wanneer de periode waarvoor het persoonsgebonden budget wordt toegekend, de budgetperiode, ingaat. Deze periode start niet eerder dan de dag waarop het besluit tot toekenning is genomen.
HOOFDSTUK 5 WOONVOORZIENINGEN Artikel 9 Hoogte persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming in de kosten van woonvoorzieningen In artikel 8 is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld. Het gaat daarbij om het bedrag van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht. Pgb bedragen komen tot stand op basis van het programma van eisen en de offertes die voor dit programma worden opgevraagd. Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Artikel 10 Hoogte financiële tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten Dit artikel legt onder a, b en c vast welke bedragen maximaal verstrekt worden als het gaat om verhuis- en inrichtingskosten. Artikel 11 Hoogte financiële tegemoetkoming woningsanering Spreekt voor zich Artikel 12 Hoogte tegemoetkoming onderhoud/inspectie/reparatie In artikel 11 wordt bepaald dat voor zover er kostenverbonden zijn aan keuring/inspectie, onderhoud en reparatie van voorzieningen als bedoeld in artikel 15 sub e van de verordening, deze worden vergoed tot het bedrag van de door het college geaccepteerde offerte. Artikel 13 Bezoekbaar maken woonruimte Voor het bezoekbaar maken van een woonruimte, niet zijnde het hoofdverblijf, als bedoeld in artikel 20 vierde lid van de verordening, is gekozen voor een maximum bedrag van 5.000,-. Het maximum bedrag is er om te voorkomen dat zeer hoge tegemoetkomingen in de kosten van de aanpassing moet worden betaald in verband met aan- en/of uitbouw. Met het bedrag van 5.000,- kunnen de noodzakelijke aanpassingen voor het bezoekbaar maken worden verricht. Uitsluitend komen in aanmerking aanvragers die totdat zij verhuisden naar een instelling onderdeel uitmaakten van het huishouden. In de praktijk gaat het om ouders van kinderen die zijn verhuisd naar begeleid wonen of een instelling en ouders die hun woning bezoekbaar willen maken omdat het kind regelmatig naar huis komt. Verder kan het gaan om echtparen waarvan een persoon is verhuisd naar een instelling en regelmatig naar huis komt waarvoor de woning bezoekbaar moet worden gemaakt.
HOOFDSTUK 6 HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL Artikel 14 Hoogte persoonsgebonden budget vervoersvoorzieningen en onderhoud en reparatie Lid 1. Voor de vervoersvoorzieningen (o.a. scootmobiels) en rolstoelen heeft de gemeente een contract met een leverancier dat tot stand is gekomen door een Europese aanbesteding. Daarin zijn per type voorziening kortingen afgesproken, maar deze kortingen zijn ook van toepassing indien iemand met een PGB zelf de voorziening wil aanschaffen bij deze leverancier. Om die reden wordt het PGB bedrag gelijk gesteld aan de prijs die de gemeente betaalt voor de voorziening in natura. De afschrijvingstermijn van de voorziening bedraagt 7 jaar. Lid 2. Als er een persoonsgebonden budget conform het eerste lid wordt verstrekt, zal een financiële tegemoetkoming in de service en reparatiekosten worden verstrekt. De hoogte van deze tegemoetkoming wordt gemaximeerd tot het bedrag dat de gemeente betaalt aan onderhoudsbedragen voor de voorzieningen die zij ook in natura verstrekt. Dit bedrag is inclusief een vergoeding voor verzekeringen. Met dit bedrag wordt men geacht een service- en onderhoudscontract af te sluiten. Artikel 15 Hoogte financiële tegemoetkomingen vervoersvoorzieningen Artikel 14 legt een aantal maximale bedragen vast voor de taxikostenvergoeding, de vergoeding van de rolstoeltaxi, een bruikleenauto, een bruikleenbusje het vervoer per eigen auto en de autoaanpassing. Onder welke voorwaarden deze bedragen worden toegekend, volgt uit de verordening en zal in de beleidsregels verder worden uitgewerkt. Artikel 16 Hoogte financiële tegemoetkomingen van aanpassingen aan de eigen auto Behoeft geen toelichting
HOOFDSTUK 7 VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING Artikel 17 Hoogte van het persoonsgebonden budget rolstoelvoorzieningen en onderhoud en reparatie Voor de levering van rolstoelen heeft de gemeente een contract met een leverancier dat tot stand is gekomen door een Europese aanbesteding. Daarin zijn per type voorziening kortingen afgesproken, maar deze kortingen zijn ook van toepassing indien iemand met een PGB zelf de voorziening wil aanschaffen bij deze leverancier. Om die reden wordt het PGB bedrag gelijk gesteld aan de prijs die de gemeente betaalt voor de voorziening in natura. De afschrijvingstermijn van de voorziening bedraagt 7 jaar. Vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget zal geschieden op basis van het plan van eisen ten aanzien van de voorziening. Het programma van eisen is gebaseerd op maatwerk. Voor kosten aan onderhoud en reparatie is een maandbedrag bepaald, afgestemd op het standaard onderhoudscontract van de gemeente. Onderhoud zal op basis van declaraties worden uitbetaald. Artikel 18 Hoogte tegemoetkomingen sportrolstoel en andere aangepaste sportvoorziening De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen wordt vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek in de Tweede Kamer. Daarom wordt de verstrekkingswijze, zoals bij de Wvg voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen wordt verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming. Dit geldt ook voor de andere aangepaste sportvoorzieningen. Deze tegemoetkoming is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als een tegemoetkoming in de aanschaf, onderhoud en reparatie voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een aanvraag worden ingediend. Sportservice Noord Holland kan sporters ondersteunen en adviseren hierbij.
HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN Behoeft geen nadere toelichting.