DigiD De sleutel tot het DKD. Versie 1.0 Datum: 26 februari 2007



Vergelijkbare documenten
Richtlijn elektronische diensten en eenvoudige elektronische handtekening voor DKD. Versie 1.0 Datum: 26 februari 2007

De elektronische handtekening en de Dienstenrichtlijn De elektronische handtekening Wat zegt een elektronische handtekening?

Gebruiksvoorwaarden DigiD

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

Reglement bescherming persoonsgegevens Nieuwegein

Verordening elektronisch berichtenverkeer Waterschap Drents Overijsselse Delta 2016

Voor burgers. Je eigen inlogcode voor de hele overheid

B&W.nr , d.d Reglement Elektronisch berichtenverkeer

PROTOCOL ELEKTRONISCH BERICHTENVERKEER GEMEENTE HENGELO 2005

Protocol Elektronisch Berichtenverkeer Gemeente Oldebroek 2007

Gelet op de artikelen 3.1 en 3.2 van de Wet basisregistratie personen wordt op dit verzoek als volgt besloten.

ELEKTRONISCHE HANDTEKENINGEN IN CLIENT ONLINE

gewoondoenreintegratie

(Verordening nadere eisen elektronisch berichtenverkeer gemeente Edam-Volendam).

Documentinformatie: Wijzigingslog:

Elektronische Handtekeningen. BHIC 13 juni 2012

Privé berichten Elektronische berichten die een medewerk(st)er niet uit hoofde van zijn of haar functie ontvangt of

Privacyreglement Spoor 3 BV. Artikel 1. Begripsbepalingen. Voor zover niet uitdrukkelijk anders blijkt, wordt in dit reglement verstaan onder:

Privacyreglement. Inhoudsopgave. Melius Zorg Privacyreglement

Persoonsgegevens Alle gegevens die informatie kunnen verschaffen over een identificeerbare natuurlijke persoon.

In dit Privacy Statement informeert IBK Incassobureau Kennemerland u over de wijze waarop zij met uw persoonsgegevens omgaat.

Privacyreglement AMK re-integratie

Vertrouwende Partij Voorwaarden UZI-register

Privacyreglement. Voorwoord Privacybepalingen Begripsbepalingen Toepassingsgebied... 3

verantwoordelijke: de Algemeen directeur/bestuurder van het CVD

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 1 van 6

SBR/XBRL Praktijkdag voor intermediairs De rol van certificaten en CSP s (Certificate Service Provider)

Privacyreglement van Stichting 070Watt;

Privacyreglement Financieel Bureau Brabant

Agentschap BPR DGBK/BPR

PRIVACYREGLEMENT AANDACHT ARBO BV. A. Verwerking persoonsgegevens. Paragraaf 1: Algemene bepalingen

Privacyreglement versie 1.2, d.d

P R I V A C Y R E G L E M E N T

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

a) Persoonsgegeven: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon.

Informatie over logging gebruik Suwinet-Inkijk

Privacy protocol gemeente Hardenberg. de activiteiten van de gebiedsteams "Samen Doen" worden uitgevoerd in opdracht van het

Privacy reglement SlagKracht re-integratie en loopbaanontwikkeling Privacy reglement SlagKracht re-integratie en loopbaanontwikkeling

PRIVACY REGLEMENT TERSCHELLING ENERGIE COÖPERATIEF U.A.

Privacy reglement. Inleiding

Privacy reglement / Geheimhouding

PRIVACYREGELING RITREGISTRATIESYSTEEM < NAAM BEDRIJF > Versienummer: 1.4 Datum wijziging: < 1 september 2013 > Ingangsdatum: < 1 september 2013 >

De Regeling elektronisch berichtenverkeer gemeente Heerenveen vast te stellen. BEGRIPSBEPALING, DOEL, REIKWIJDTE, KENBAARHEID

Versie Privacyreglement. van Gilde Educatie activiteiten BV

Privacyreglement verwerking kind gegevens

Privacyreglement WIJ 3.0 Versie ; versie 1.4

Privacyreglement Humanitas DMH JobRun

Privacyreglement/ Geheimhouding

elektronische postbus welke gekoppeld is aan een specifieke medewerker/bestuurder van de gemeente Nederweert;

Privacy statement. BEGRIPSBEPALINGEN In dit reglement wordt verstaan onder:

Privacyreglement Magspirit

Artikel 2 Reikwijdte 2.1 Dit reglement is van toepassing op alle verwerkingen van persoonsgegevens binnen Flevotaal.

Mogelijkheden elektronische handtekening en DigiD

Privacyreglement. Stichting Rapucation Postbus NL Amsterdam

Privacyreglement Esma dienstverlening (februari 2018)

Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP); Burgerlijk Wetboek, boek 7: (overeenkomst inzake geneeskundige behandeling (WGBO);

Documentinformatie: Wijzigingslog:

Privacyreglement. Begripsbepaling Artikel 1

ons kenmerk BAWI/U Lbr. 07/132

Privacyreglement Zorgboerderij De Geijsterse Hoeve. Inwerkingtreding: 1 september In dit reglement wordt verstaan onder:

Privacy reglement Kraamzorg Renske Lageveen

Privacyverklaring Single in Tilburg

Privacyreglement Stichting Queridon taal & horeca September 2017

Regeling elektronisch verkeer Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2011

Artikel 3 Categorieën personen, opgenomen in het bestand Het bestand bevat uitsluitend gegevens van cliënten, opdrachtgevers en medewerkers.

Protocol elektronische berichten gemeente Druten

Het gaat om de volgende persoonsgegevens:

Stichting Inlichtingenbureau Privacy jaarverslag Versie 1.0

Bewerkersovereenkomst. Afnemer Logius. behorende bij het aanvraagformulier MijnOverheid

Privacy reglement Pagina 1 van 6

Privacyreglement van De Zaak van Ermelo

8.50 Privacyreglement

Privacyreglement Leefmilieu

Privacyreglement OCA(Zorg)

Privacyreglement. NLeducatie

Privacyreglement

Privacyreglement. verwerking persoonsgegevens. ROC Nijmegen

PRIVACY STATEMENT. Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Regio Utrecht West

PRIVACYREGLEMENT PERSOONSGEGEVENS STICHTING SAMEN. Europees brede Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) per 25 mei 2018

Burgemeester en wethouders van Boxmeer; Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouder van Boxmeer d.d. 21 mei 2002 B E S L U I T E N :

De Digitale Handtekening uitgelegd

Privacyverklaring Amsio BV

Artikel 1. Algemene begripsbepalingen 1.2 Persoonsgegevens 1.3 Verwerking van persoonsgegevens 1.4 Verantwoordelijke 1.5 Bewerker

Gastouderbureau Alles Kids Zoetermeer Privacyreglement

Privacyreglement 2018

P Versie : 004 Proceduresops Pagina : 1/9 Geldig Printdatum : 18-Aug-15

1.8. Betrokkene Degene over wie Persoonsgegevens in de Persoonsregistratie zijn opgenomen.

Privacy reglement. Birtick Zorg & Welzijn

a. persoonsgegeven: elke gegevens betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Privacy reglement - leerlingen en jongeren. Eduvier onderwijsgroep

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Wetgevingsadvies AMvB wijziging Besluit SUWI

Privacyreglement. Werkpad

Privacyverklaring MijnOverheid 23 november versie 1.9

Artikel 3 Categorieën personen, opgenomen in het bestand Het bestand bevat uitsluitend gegevens van cliënten opdrachtgevers en medewerkers.

Gedragscode Privacy RRS

Selectie en vernietiging

1.1. Tenzij hieronder uitdrukkelijk anders is bepaald worden termen in dit

Stand van zaken eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen

Transcriptie:

DigiD De sleutel tot het DKD Versie 1.0 Datum: 26 februari 2007

Inhoudsopgave 0. MANAGEMENT SAMENVATTING... 3 1. INLEIDING... 5 1.1 ALGEMEEN... 5 1.2 DOELSTELLING DOCUMENT.... 6 1.3 SCOPE... 6 1.4 BRONVERMELDING... 6 1.5 VERSIEGESCHIEDENIS... 7 1.6 GOEDKEURING EN ONDERHOUD... 7 2. DIGITALE IDENTITEIT... 8 2.1 IDENTITEIT... 8 2.2 DIGID... 8 2.3 DIGID AUTHENTICATIE EN BETROUWBAARHEID... 9 2.4 AANSLUITVOORWAARDEN DIGID... 11 3. JURIDISCHE ASPECTEN... 12 3.1 WET ELEKTRONISCH BESTUURLIJK VERKEER... 12 3.2 WET ELEKTRONISCHE HANDTEKENING... 14 3.3 WET SUWI EN WBP... 16 3.4 ARCHIVERING/ BEWAARTERMIJNEN... 18 3.5 AANSPRAKELIJKHEID / GEBRUIKERSVOORWAARDEN... 19 4. BEPALING BENODIGD BETROUWBAARHEIDSNIVEAU DIGID... 21 4.1 PROCES BEPALING BETROUWBAARHEIDSNIVEAU DIGID... 21 4.2 PROCESINRICHTING/BESCHRIJVING... 21 4.3 TOEPASSELIJKE WETGEVING... 21 4.4 WID... 21 4.5 CLASSIFICATIE PERSOONSGEGEVENS... 22 4.6 AARD, INHOUD EN DOEL GEGEVENSVERWERKING... 24 4.7 RISICOPROFIEL WEBDIENST... 25 4.8 BEOORDELING UITKOMSTEN PROCESTAPPEN EN MOTIVATIE KEUZE... 28 5. INZET DIGID BINNEN HET DKD PORTAAL... 30 5.1 PORTAAL SOCIALE ZEKERHEID - DKD... 30 5.2 WEBDIENST TONEN KLANTBEELD... 30 5.3 WEBDIENST INSCHRIJVING WERK... 30 5.4 WEBDIENST AANVRAAG WW / WWB... 31 5.5 PERSOONLIJKE INTERNET PAGINA (PIP)... 31 5.6 OVERHEIDSVOORZIENING INZAGE EN CORRECTIERECHT... 32 6. ONTWIKKELINGEN AUTHENTICATIE... 33 6.1 GENERIEKE AUTHENTICATIEMIDDELEN... 33 6.2 UITBREIDING AUTHENTICATIE MIDDELEN DIGID... 33 Pagina 2 van 37

0. MANAGEMENT SAMENVATTING De SUWI ketenpartners willen webdiensten aan de burger aanbieden middels het internet. Als een burger naar een loket gaat, wordt daar de identiteit van de burger vastgesteld aan de hand van zijn identiteitsbewijs. Gaat de burger naar de site van de SUWI ketenpartners op het internet dan wordt het lastiger om de identiteit vast te stellen. Voor eigenaren van webdiensten binnen de keten van werk en inkomen is het nodig om met voldoende zekerheid te weten welke burger de diensten vraagt. Voor de webdiensten binnen de keten van werk en inkomen is het dan ook noodzakelijk om te beschikken over een authenticatievoorziening die de identiteit van de burger met een bepaalde mate van zekerheid vaststelt. Om te voorkomen dat de burgers straks met een complete digitale sleutelbos geconfronteerd wordt en voor het beheersen van de kosten is gekozen om één nationale authenticatievoorziening te ontwikkelen voor alle overheidsorganen. De overheids authenticatievoorziening DigiD biedt deze mogelijkheden. DigiD staat voor Digitale Identiteit. Het voorliggende document beschrijft de wettelijke kaders waarmee rekening gehouden moet worden bij het aanbieden van elektronische diensten via het portaal van DKD en de vereisten bij gebruik van de elektronische handtekening. Tevens worden de kaders aangegeven voor het vaststellen van de vereiste mate van zekerheid over de identiteit van de burger bij het raadplegen van eigen dossier(onderdelen) binnen DKD met DigiD. Hierbij wordt specifiek aandacht besteed aan de aard, inhoud en doel van de gegevensverwerking alsmede het risicoprofiel van de webdiensten. De wet SUWI en de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) geven aan dat met een bepaalde mate van zekerheid de identiteit van de burger vastgesteld moet worden voordat een dienst geleverd mag worden. De wet SUWI is concreet in de uitwerking op welke wijze en met welke mate van zekerheid de identiteit van de burger vastgesteld moet worden. De WBP spreekt over een deugdelijke vaststelling van de identiteit van de burger en gaat hier verder niet op in. Veelvuldig wordt gebruik gemaakt van de bij de WBP horende handreiking Achtergrondstudies en Verkenningen (AV-23) waarin beveiligingsmaatregelen worden aanbevolen voor de onderkende risicoklassen van persoonsgegevens. AV-23 heeft de focus op gegevensverwerking en beveiliging van persoonsgegevens binnen organisaties en niet op de ontsluiting van de persoonsgegevens naar de burgers. In de wet SUWI en WBP wordt geen onderscheid gemaakt in de fasering die bestaat binnen het dienstverleningsproces binnen de keten van werk en inkomen waarbij een andere mate van zekerheid van de identiteit toereikend kan zijn voor het verlenen van de (deel)diensten. Binnen de keten van werk en inkomen zal eerst vanuit de eigen verantwoordelijkheid van de ketenpartners en gebruikmakende van de wettelijke kaders de vereiste mate van zekerheid over de identiteit van de burger vastgesteld moeten worden. Hierna kan bij inzet van authenticatievoorzieningen als DigiD een verantwoorde keuze gemaakt worden voor het bijbehorende betrouwbaarheidsniveau van de identiteit van de burger. DigiD kent drie betrouwbaarheidsniveaus en bijbehorende authenticatiemiddelen welke een bepaalde mate van zekerheid bieden over de identiteit van de burger namelijk: Basis: Het authenticatie middel verschaft een beperkte mate van zekerheid over de authenticiteit van een gebruikersactie: op basis van iets dat je weet (pincode of wachtwoord) Pagina 3 van 37

Midden: Het authenticatie middel verschaft een redelijke mate van zekerheid over de authenticiteit van een gebruikersactie: op basis van iets dat je weet (wachtwoord of pincode) en iets dat je bezit (magneetkaart of token) Hoog: Het authenticatie middel verschaft een hoge mate van zekerheid over de authenticiteit van een gebruikersactie: op basis van iets dat je weet (wachtwoord of pin) en iets dat je bezit (badge of token) en iets dat je bent (irisscan of vingerscan). DigiD werkt aan de ontwikkeling en beschikbaarheid van de verschillende betrouwbaarheidsniveaus en bijbehorende authenticatiemiddelen. Momenteel is binnen DigiD het betrouwbaarheidsniveau basis en midden operationeel. DigiD kent ook een tijdelijke toegangscode. De toegangscode van DigiD heeft de status tijdelijk zolang de burger zijn account en wachtwoord niet heeft geactiveerd met de op het GBA huisadres ontvangen activeringscode. De vaststelling van de identiteit van de burger binnen het reguliere dienstverleningsproces van de keten werk en inkomen is te vergelijken met het betrouwbaarheidsniveau midden van DigiD (op basis van iets dat je weet en de fysieke aanwezigheid en iets wat je hebt namelijk een identiteitspapier). De vaststelling van de identiteit van de burger binnen het reguliere dienstverleningsproces van de keten werk en inkomen blijft gehandhaafd bij inzet van DigiD. Voor de DKD webdiensten kan een ander verificatieproces en mate van zekerheid van de identiteit volstaan. Het betrouwbaarheidsniveau basis van DigiD is verantwoord in bepaalde fasen van het dienstverleningsproces voor verwerking van persoonsgegevens tot en met risicoklasse II. Hierbij wordt uitgegaan van het feit dat de toets op de authenticiteit gebruik makend van een identificatiebewijs volledig is uitgevoerd voor een lopende dienst (bestaand dossier) of nog invulling gaat krijgen voor een nieuwe dienst. In dat geval is met een redelijke mate van zekerheid de identiteit van de burger bepaald binnen het reguliere dienstverleningsproces binnen de keten van werk en inkomen of wordt deze nog bepaald. Gebruik van DigiD basis wordt aanbevolen voor alle gegevensverwerkingen tot en met risicoklasse II voor DKD webdienst toepassingen waarbij enkel raadplegingen en/of aanvragen tot (nieuwe) uitkeringen plaatsvinden. Naast de beveiligingsmaatregelen van de authenticatievoorziening beschikken DigiD en de DKD webdiensten over noodzakelijke aanvullende organisatorische en technische maatregelen (onder andere alle communicatie tussen DKD en DigiD en de DKD webdienst met de burger is versleuteld). Mits gebruikt voor het vaststellen van de identiteit van de gebruiker biedt DigiD bij een groot aantal processen ten minste dezelfde betrouwbaarheid als bij de huidige schriftelijke of mondelinge werkwijzen. Bij DKD webdiensten waarbij verzoeken tot wijzigingen worden ingediend op persoonsgegevens tot en met risicoklasse II is authenticatie met het DigiD betrouwbaarheidsniveau basis verantwoord. Voor het verwerken van real-time meldingen en of wijzigingen is betrouwbaarheidsniveau midden van DigiD vereist. De elektronische ondertekening van de DKD webformulieren (aanvraag uitkeringen of voorzieningen) met de geactiveerde DigiD toegangscode (betrouwbaarheidsniveau basis) is in de meeste gevallen betrouwbaar. Het beslisschema in het laatste hoofdstuk geeft voor een aantal DKD webdiensten het vereiste betrouwbaarheidsniveau van DigiD aan. Pagina 4 van 37

1. Inleiding 1.1 Algemeen In december 2004 heeft de staatssecretaris van SZW een expertcommissie informatievoorziening en elektronische dienstverlening in het SUWI domein ingesteld. Deze commissie had als opdracht aanbevelingen te doen voor de verbetering en versnelling van de totstandkoming van de gewenste informatievoorziening en elektronische dienstverlening in het SUWI domein. Op 15 april 2005 heeft de Expertcommissie Informatievoorziening haar eindrapport, getiteld De burger bediend! aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten Generaal en daarbij in een brief een aantal maatregelen aangekondigd die gericht zijn op het realiseren en borgen van eenmalige uitvraag en hergebruik van gegevens, te weten: Wettelijk verbod op dubbele gegevensuitvraag Ontwikkeling digitaal klantdossier (DKD) CWI heeft vervolgens de opdracht gekregen om in overleg met de ketenpartners UWV, VNG, CP-ICT, IB en BKWI het digitale klantdossier te ontwikkelen. Het digitaal klantdossier is een representatie van alle relevante (zowel actuele als historische) gegevens omtrent een klant binnen het SUWIdomein. Het digitaal klantdossier zal beschikbaar moeten zijn voor de klanten en medewerkers (professionals) van de Suwi partijen onafhankelijk van plaats en tijd. De klant zal centraal moeten staan in de uitvoering van werk en inkomen, het digitaal klantdossier zal dan ook organisatieoverstijgend (ketenbreed) worden ingericht en gebruikt. Binnen het nieuwe dienstverleningsconcept zoals beschreven in De klant centraal geven de samenwerkende partijen binnen de keten van werk en inkomen verdere invulling aan maatwerk richting de klanten als het gaat om de bereikbaarheid, het aanvragen van diensten en het leveren van gegevens. Hiertoe worden verschillende communicatiekanalen ingericht namelijk telefooncentra en elektronische dienstverlening via het DKD portaal. Als een burger naar een loket gaat, wordt daar de identiteit van de burger vastgesteld aan de hand van zijn identiteitsbewijs. Gaat de burger naar het DKD portal dan wordt het lastiger om de identiteit vast te stellen. Bij elektronische diensten waarbij persoonsgegevens uitgewisseld worden, zal met een bepaalde mate van zekerheid de identiteit vastgesteld moeten worden. Het is dan ook noodzakelijk om te beschikken over een authenticatievoorziening die de identiteit van de klant met een bepaalde mate van zekerheid vaststelt. Om te voorkomen dat iedere overheidsinstelling een eigen authenticatievoorziening gaat ontwikkelen en inzetten is er voor gekozen om één voorziening voor alle overheidsorganen te ontwikkelen. De overheids authenticatievoorziening is inmiddels ontwikkeld en heeft de naam DigiD meegekregen. DigiD staat voor Digitale Identiteit. Naast de financiële voordelen voor overheidsorganen, biedt DigiD voor de burger gebruiksgemak en voorkomt een digitale sleutelbos. De kernfunctie van DigiD is om een gebruiker/burger online te authenticeren (bijvoorbeeld op het basisniveau door controle op de juistheid van het wachtwoord bij de gebruiker-id) en om de vastgestelde identiteit van de gebruiker (BSN-nummer) door te geven aan de webdienst. Het authenticeren van de gebruiker kan gebeuren met een verschillende mate van zekerheid (basis, midden en hoog). Pagina 5 van 37

1.2 Doelstelling document. Dit document beschrijft de wettelijke kaders waarmee de eigenaren van DKD webdiensten rekening moeten houden bij het aanbieden van elektronische diensten en het elektronisch ondertekenen van webformulieren met DigiD. Tevens worden de kaders aangegeven voor de vereiste mate van zekerheid over de identiteit van de burger bij het raadplegen van de eigen dossier(onderdelen) met gebruikmaking van DigiD. 1.3 Scope De in dit document beschreven wettelijke kaders zijn bindend voor alle webdiensten binnen het DKD portaal, de webdiensten van de samenwerkende partners binnen de keten van werk en inkomen en voor de webdiensten welke via de Persoonlijke Internet Pagina (PIP) aan de burger worden geboden door de ketenpartners binnen de keten van werk en inkomen. 1.4 Bronvermelding Een gemeenschappelijke klantbenadering voor de SUWI-keten, advies aan AKO versie 0.91 De klant centraal Gemeenschappelijk Dienstverleningsconcept Werkzoekenden, conceptversie 1.0 Multichanneling Richting en Aanpak (verbinden en verdiepen) versie 0.44 Ontwikkelingsplan Digitaal Klantdossier versie 1.0 Design Specification Het Digitaal Klantdossier versie 0.2 Strategisch Beleid B&P UWV Tactisch Beleid B&P UWV Verantwoordingsrichtlijn Suwinet versie 2.0 UWV Risicoanalyse methode informatiesystemen versie 1.0 Adviesrapport Portaal integratie DKD Projectstartarchitectuur Internet/Intranet E-authenticatie voor managers ECP.nl Dossier e-authenticatie ECP.nl Dossier Elektronische handtekening en certificatieverleners ECP.nl Stand van zaken e-authenticatie in Nederland ECP.nl E-OK Raamwerk ECP.nl DigiD Betrouwbaarheidsniveaus Authenticatie en handtekening versie 1.3 Handreiking aanwijzingen en specificaties DigiD versie 1.0-12 juli 2005 Architectuur DigiD 1.3 PKI Overheid Factsheet De elektronische handtekening E-overheid De Wet Elektronische Handtekeningen Portaalintegratie DKD adviesrapport versie 0.1 PSA Digitaal Klantdossier UWV 2006 versie 0.4 Achtergrond Studies en Verkenningen 23 (AV-23) van CBP Wet SUWI en WBP Wet op de identificatieplicht Wet Elektronisch Bestuurlijk Verkeer (Webv) UWV Handreiking inzake gebruik DigiD (versie 0.3) Pagina 6 van 37

1.5 Versiegeschiedenis Versie Datum Verschil met voorgaande versie 0.1 6 november 2006 Eerste versie 0.2 6 december 2006 Opmerkingen verwerkt van Jan Breeman (BKWI), Rens ten Brink (IB), Sirkka Gleusteen en Johan van der Meer (AD UWV) 1.0 26 februari 2007 Vormgeving aangepast, geen inhoudelijke wijziging 1.6 Goedkeuring en onderhoud Dit document is opgesteld door de DKD projectgroep beveiliging en privacy met betrokkenheid van beveiligingsdeskundigen en juristen. Het Beleidsdocument is afgestemd met de volgende partijen: UWV CWI SVB CP-ICT BKWI Inlichtingen Bureau (IB) IWI De inhoudelijke goedkeuring van dit document vindt plaats binnen de Domeingroep Privacy en Beveiliging (DPB) van het BKWI. Vaststelling vindt plaats door het AKO overleg. Onderhoud van dit document wordt gedaan door de DPB. Nieuwe versies van dit document zullen door de DPB ter vaststelling worden voorgelegd aan het AKO overleg. Pagina 7 van 37

2. Digitale Identiteit 2.1 Identiteit Om persoonlijke elektronische diensten via het Internet te kunnen verlenen aan burgers is het essentieel voor een diensteigenaar om met voldoende zekerheid te weten wie de persoon is die de diensten vraagt. Het gaat dan bij elektronische authenticatie om de vraag of iemand in een elektronische omgeving echt degene is die hij zegt te zijn. Authenticatie dient hierbij niet verward te worden met autorisatie, dat iets zegt over de bevoegdheid van een persoon. Het aantonen en verifiëren van een elektronische identiteit kan op globaal drie manieren plaatsvinden met de daaraan verbonden authenticatiemiddelen: Door iets wat je weet (wachtwoord, PIN code, shared secret ) Door iets wat je hebt (magneetstripkaart, chipcard, hardware token, software token) Door iets wat je bent (biometrie, bijvoorbeeld vingerafdruk, of iriscopie) Ook worden de mogelijkheden in combinatie gebruikt (bijvoorbeeld een bankpas met een PIN-code). Een authenticatiemiddel koppelt met een bepaalde mate van betrouwbaarheid de identiteit van een gebruiker aan een technisch middel. 2.2 DigiD Een aantal partijen (Belastingdienst, College van Zorgverzekeringen, Centrum voor Werk en Inkomen, Informatie Beheer Groep, Sociale Verzekeringsbank en UWV) vormen samen de Manifest-Groep. Deze groep heeft in juni 2003 in het Manifest Innovatie in Uitvoering aangekondigd gezamenlijk een laagdrempelig systeem te ontwikkelen voor burgers, waarmee de identiteit van burgers kan worden vastgesteld. Dit systeem is ontwikkeld onder de naam Nieuwe Authenticatievoorziening (NAV) en later omgedoopt tot Burgerpin. Het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI) heeft het systeem gerealiseerd. Gelijktijdig werkte het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de conceptuele ontwikkeling van een landelijke authenticatievoorziening onder de naam OverheidsToegangsvoorziening (OTV). In oktober 2004 zijn NAV en OTV samengevoegd tot DigiD en sinds 1 januari 2005 is DigiD daadwerkelijk operationeel. De aanduiding DigiD staat voor Digitale Identiteit. Het is een gemeenschappelijk authenticatiesysteem waarmee de overheid op internet gebruikers kan authenticeren. Iedere burger woonachtig in Nederland en opgenomen in de GBA met een sofinummer (BSN) kan een DigiD-gebruikersnaam en wachtwoord aanvragen. Op www.digid.nl klikt de burger op aanvragen. Na het verplicht invullen van het sofinummer, geboortedatum, postcode en huisnummer, kiest de burger zelf een gebruikersnaam en wachtwoord. Bij iedere nieuwe aanvraag van een DigiDgebruikersnaam met wachtwoord wordt eenmalig een koppeling gemaakt met de Landelijk Raadpleegbare Deelverzameling (LRD) van de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Op basis van de gegevens uit de GBA stuurt DigiD een brief met acti- Pagina 8 van 37

veringscode naar het huisadres van de aanvrager, zoals dat bekend is bij zijn gemeente. Door die activeringscode samen met bijbehorend gebruikersnaam en wachtwoord in te vullen via de betreffende pagina op www.digid.nl activeert de burger zijn registratie. DigiD zorgt er als authenticatie Service Provider voor dat de identiteit van de bezoeker van de overheidswebsite wordt gecontroleerd. Na deze elektronische authenticatie kunnen overheidspartijen diensten op maat aanbieden of inzage geven in persoonlijke gegevens. Dienstverlening van overheidsorganisaties via het Internet een van de doelstellingen in het actieprogramma Andere Overheid komt hiermee een stap dichterbij. Binnen DigiD kunnen verschillende authenticatiemiddelen worden gebruikt met een verschillend betrouwbaarheidsniveau. Een authenticatiemiddel is een technische voorziening waaraan de identiteit van een eindgebruiker kan worden gekoppeld met een bepaalde mate van betrouwbaarheid. Denk hierbij aan de betrouwbaarheidsniveau s hoog, midden en basis. De eigenaar van de webdienst bepaald op basis van een risicoanalyse welk betrouwbaarheidsniveau is vereist voor het ontsluiten van de betreffende dienst. De kernfunctie van DigiD is een gebruiker online te authenticeren (bijvoorbeeld, op het basisniveau, door controle op juistheid van het wachtwoord bij de gebruiker-id) en om de vastgestelde identiteit van de gebruiker (BSN) door te geven aan de webdienst. 2.3 DigiD authenticatie en betrouwbaarheid Elektronische Authenticatie is het proces om de identiteit van een gebruiker van een geautomatiseerde voorziening vast te stellen. Dat vaststellen gebeurt doordat de gebruiker een bewijs van zijn (elektronische) identiteit levert. Iedere gebruiker heeft een identiteit. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de identiteit die gehanteerd wordt tussen gebruiker en DigiD (gebruikersnaam) en de formele identiteit van de gebruiker, geïdentificeerd door zijn sofi-nummer/bsn. Bij het aanvragen van een account levert een gebruiker een bewijs dat hij de persoon is die wordt geïdentificeerd door het sofi-nummer, en koppelt daar een gebruikersnaam aan vast. Het rechtmatige gebruik van gebruikersnaam wordt vervolgens bij het inloggen bewezen door het bijbehorende wachtwoord. De burger vraagt een toegangscode aan bij DigiD. Omdat DigiD aan de overheidswebdiensten een betrouwbaar identificatienummer moet kunnen leveren zal eerst voldoende zekerheid over de identiteit van de burger moeten zijn verkregen bij het aanvragen van een toegangscode. Het verkrijgen van deze zekerheid is een functie die is ondergebracht bij DigiD, en die dus niet is neergelegd bij een voor DigiD externe authenticatievoorziening. Deze functie houdt in dat een burger een toegangscode kan aanvragen bij DigiD, de identiteit van de burger gecontroleerd wordt als onderdeel van het aanvragen, een burger zijn account kan beheren. Aanvragen van een toegangscode gebeurt met Sofi-nummer Een burger identificeert zich bij DigiD met zijn Sofi-nummer. Dit nummer is gekozen omdat zo goed als alle potentiële gebruikers van DigiD beschikken over een Sofinummer, en dat ook weten. Bezien vanuit de pragmatische benadering is het accep- Pagina 9 van 37

tabel dat niet 100% van alle potentiële gebruikers van DigiD een toegangscode kunnen aanvragen. Wanneer op termijn overgegaan zal worden op het BSN, zal deze beperking komen te vervallen. Betrouwbaarheidsniveau is gebaseerd op een brief naar het domicilie-adres. De door DigiD uitgereikte toegangscode moet met een bepaald niveau van betrouwbaarheid ook betrekking hebben op de betreffende, door het Sofi-nummer geïdentificeerde persoon. Dit wordt bereikt doordat na het aanvragen een brief naar het domicilieadres van de persoon met dit sofi-nummer wordt gestuurd. Als domicilieadres wordt genomen het adres dat is vastgelegd in de GBA. Omdat de aanvraag online afgehandeld moet kunnen worden, is ook een online bevraging van de GBA noodzakelijk. Dat gebeurt met behulp van de LRD. Dit levert een andere beperking op: alleen potentiële gebruikers die voorkomen in de GBA/LRD kunnen een toegangscode aanvragen. Betrouwbaarheidsniveau basis als start, doorgroei mogelijk naar andere niveaus Bovenstaande werkwijze leidt tot het zogenaamde betrouwbaarheidsniveau basis binnen DigiD na activering van de toegangscode. Tot het moment van activering heeft de burger een tijdelijke toegangscode van DigiD waarmee op beperkte schaal diensten kunnen worden afgenomen. Webdiensten dienen bij hun dienstverlening rekening te houden met de tijdelijke toegangscode en dus zo nodig bij de afhandeling van de dienst extra controles in het proces in te bouwen. De toevoeging van SMS authenticatie aan de bestaande gebruikersnaam wachtwoord combinatie bewerkstelligt dat een hogere mate van betrouwbaarheid wordt gehaald namelijk midden. De volgende drie betrouwbaarheidsniveaus worden onderkend binnen DigiD: Basis Midden Hoog De DigiD verschaft een beperkte mate van zekerheid over de authenticiteit van een gebruikersactie. De DigiD verschaft een redelijke mate van zekerheid over de authenticiteit van een gebruikersactie. De DigiD verschaft een hoge mate van zekerheid over de authenticiteit van een gebruikersactie. De burger kent en vertrouwt DigiD. DigiD is nadrukkelijk in beeld voor de burger. Het is noodzakelijk dat de burger weet dat zowel het aanvragen van een toegangscode (account), als het inloggen gebeurt bij DigiD. Dat betekent dat DigiD een zelfstandige voorziening is die wordt geleverd door één zelfstandige dienstverlener. Met zelfstandig wordt bedoeld dat er geen relatie is met welke webdienst dan ook. Het vertrouwen dat de burger heeft in DigiD is gebaseerd op het feit dat alle contacten van de burger met betrekking tot de toegangscode uitsluitend met DigiD gevoerd worden. DigiD werkt uniform voor alle webdiensten en heeft hetzelfde betrouwbaarheidsniveau Het betrouwbaarheidsniveau moet door DigiD in gelijke mate gegarandeerd kunnen worden aan alle webdiensten. Dat betekent dat alle soorten aanvragen op vergelijkbare wijze door DigiD gecontroleerd worden bij de LRD, en dat zeker gesteld wordt dat een brief op het domicilieadres ten grondslag ligt aan de toegangscode. Pagina 10 van 37

2.4 Aansluitvoorwaarden DigiD Om gebruik te kunnen maken van DigiD als authenticatievoorziening voor de DKD webdiensten moeten de samenwerkende partners binnen de keten van werk en inkomen voldoen aan de aansluitvoorwaarden van DigiD. In de aansluitvoorwaarden wordt onder andere aandacht besteed aan beveiliging en omgang met beveiligingsincidenten. Zo moeten de eigenaren van webdiensten binnen de keten van werk en inkomen zelf het vereiste betrouwbaarheidsniveau bepalen dat vereist is voor het afnemen van een dienst door de burger. Aan de hand van wettelijke bepalingen en een risico analyse kan het betrouwbaarheidsniveau worden vastgesteld. Dit niveau moet in overeenstemming zijn met het betrouwbaarheidsniveau van de authenticatiedienst die bij DigiD wordt afgenomen. DigiD verifieert de identiteit van gebruikers (burgers en bedrijven) voor de webdienst. DigiD draagt geen verantwoordelijkheid voor autorisaties van gebruikers. DigiD verleent alleen toegang aan gebruikers tot het DKD portal. De proceseigenaren van de DKD webdiensten moeten zelf bepalen waartoe de gebruiker geautoriseerd wordt. De authenticiteit van de DKD webdienst en de vertrouwelijkheid van communicatie tussen de DKD webdienst en DigiD wordt gewaarborgd door gebruik te maken van een SSL verbinding. Hiertoe is beheerorganisatie van DKD verantwoordelijk voor het verkrijgen van een geldig services certificaat (SSL) conform PKI overheid. De beheerorganisatie van het DKD dient bij vermoeden van misbruik van DigiD contact op te nemen met de DigiD organisatie. De beheerorganisatie van DKD moet een contactpersoon opgeven bij de DigiD organisatie met wie de DigiD beheerorganisatie kan overleggen in het geval dat beveiligingsincidenten voordoen. Binnen de DigiD organisatie bestaan verschillende beheer en werkgroepen. Vertegenwoordigers uit de keten van werk en inkomen nemen in de verschillende beheer en werkgroepen van DigiD zitting. Binnen de beheerorganisatie van het DKD worden de noodzakelijke technische voorzieningen voor DigiD als een generieke voorziening centraal ingericht waarvoor ook het beheer en onderhoud moet worden uitgevoerd. Pagina 11 van 37

3. Juridische Aspecten 3.1 Wet elektronisch bestuurlijk verkeer De Wet elektronisch bestuurlijk verkeer (Webv) vult de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan met regels voor het verkeer langs elektronische weg tussen burgers en bestuursorganen en tussen bestuursorganen onderling. Onder elektronisch bestuurlijk verkeer wordt verstaan: iedere vorm van elektronische gegevensuitwisseling met een ander (bestuursorganen met burgers en bestuursorganen onderling). Het gaat hierbij onder meer om e-mail, Internet en Intranet, fax en sms. In de Webv wordt elektronisch verkeer in beginsel gelijkgesteld met schriftelijk verkeer. De Webv formuleert abstracte normen waaraan elektronisch verkeer moet voldoen teneinde voldoende beveiligd te zijn. De wijze waarop aan deze normen kan worden voldaan, is afhankelijk van de stand van de techniek. De normen kunnen technisch worden uitgewerkt in bijzondere regelgeving, gedragscodes of protocollen. De Webv heeft niet tot doel deze technische vereisten vast te leggen. De Webv kent een aantal algemene uitgangspunten Vrije kanaalkeuze burgers Burgers mogen er niet toe worden gedwongen om gebruik te maken van elektronisch verkeer. Het moet zijn gewaarborgd dat bepaalde burgers of groepen in de samenleving die niet wensen of kunnen deelnemen aan elektronisch verkeer toegang blijven houden tot informatie via de overige kanalen. Wanneer een bestuursorgaan een elektronisch bericht verzendt aan een geadresseerde, moet deze geadresseerde van tevoren kenbaar hebben gemaakt dat hij/zij langs deze weg bereikbaar is. Een verantwoordelijke mag er niet vanuit gaan dat een betrokkene via elektronisch verkeer voldoende bereikbaar is als deze, naast persoonsgegevens, ook zijn/haar e- mailadres heeft opgegeven. Ook voor bestuursorganen geldt dat de enkele beschikbaarheid van een elektronisch adres nog niet betekent dat daarmee voor alle mogelijke handelingen de elektronische weg openstaat. De elektronische bereikbaarheid kan zo dus stap voor stap worden uitgebouwd. Het bestuursorgaan kan dit zowel in een algemene regeling als in een bericht aan een of meer geadresseerden kenbaar maken. Het bestuur kan bijvoorbeeld via brochures, huis-aan-huisbladen of op een website te kennen geven hoe en waar de burger de aanvraag voor een bepaald soort vergunning kan doen, klachten kan indienen, en dergelijke. Als een bestuursorgaan documentinformatie, zoals een jaarverslag, bekend maakt, dan mag deze niet uitsluitend via de elektronische weg worden verstrekt. Ook een papieren versie van dit document zal naar de betrokkenen moeten worden gezonden. Uitzondering op deze regel zijn duidelijk te definiëren (af te bakenen) groepen, waarvan voldoende vaststaat dat zij als geheel toegang hebben tot de elektronische weg. Pagina 12 van 37

Indien een bestuursorgaan kiest om haar diensten op elektronische wijze aan te bieden, dan dient zij zich te conformeren aan deze wet. Daarnaast geldt dat in deze wet het principe van nevenschikking wordt gehanteerd. Hetgeen betekent dat het elektronische communicatiekanaal niet de papieren versie volledig kan verdringen. Immers, niet iedereen heeft toegang tot een computer. Op die grond is het een bestuursorgaan niet toegestaan bepaalde zaken alleen nog maar langs elektronische weg te doen, tenzij alle betrokkenen hiermee instemmen. Tijdstip van verzending/ontvangst Als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan elektronisch is verzonden, geldt het tijdstip waarop het bericht een systeem voor gegevensverwerking bereikt waarover het bestuursorgaan geen controle heeft (bijvoorbeeld het systeem van de internetserviceprovider). Indien het bestuursorgaan en de geadresseerde gebruik maken van hetzelfde systeem geldt het tijdstip waarop het bericht toegankelijk wordt voor de geadresseerde. Als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan wordt ontvangen, geldt het tijdstip waarop het bericht zijn systeem voor gegevensverwerking heeft bereikt (artikel 2:17 Awb). Het bestuursorgaan moet de ontvangst van een elektronisch ingediende aanvraag altijd bevestigen (artikel 4:3a Awb). Het is van belang om het tijdstip van verzending en ontvangst vast te stellen in verband met het vanaf dat tijdstip gaan lopen van bepaalde termijnen (bezwaartermijen, beslistermijnen). Als een betrokkene onvoldoende kenbaar heeft gemaakt dat hij/zij elektronisch bereikbaar is en/of niet gereageerd heeft op het bericht, kan er niet van uit worden gegaan dat een elektronisch bericht daadwerkelijk is aangekomen. In dat geval zal óók van de conventionele weg gebruik gemaakt moeten worden. De conventionele versie geldt dan als officiële juridische bekendmaking (artikel 3:42 Awb). Mate van betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid Berichten die langs elektronische weg door bestuursorganen worden verzonden of ontvangen, dienen in voldoende mate beveiligd te zijn. In de Webv wordt deze eis tot uitdrukking gebracht door te spreken van betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid. De volgende aanduidingen geven een goede uitwerking aan de open normen van betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid: Authenticiteit = oorsprong van het document: zijn de gegevens werkelijk van de afzender afkomstig? Integriteit = de zekerheid dat gegevens volledig zijn en niet onbevoegdelijk zijn gewijzigd. Onweerlegbaarheid = het voorkomen van weerlegbaarheid; onloochenbaarheid. Transparantie = de mogelijkheid dat wijzigingen van de gegevens achteraf kunnen worden opgespoord en inzichtelijk kunnen worden gemaakt. Beschikbaarheid = toegankelijkheid en bereikbaarheid van het document. Flexibiliteit = de mate waarin aan nieuwe of oude gebruikseisen kan worden voldaan. Pagina 13 van 37

Vertrouwelijkheid = exclusiviteit: het document is alleen toegankelijk voor hen voor wie het is bestemd. Bij elektronisch verkeer zal het bestuursorgaan deze beginselen in acht moeten nemen. Net als in de WBP vereist de Webv dat betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid zijn gewaarborgd. De verantwoordelijke moet hierbij letten op de aard en inhoud van het bericht (risicoklasse) en het doel waarvoor het wordt gebruikt. Ofwel; steeds moet worden beoordeeld of en in hoeverre de elektronische vorm functioneel is en in voldoende mate de betrouwbaarheid verschaft die past bij de aard, inhoud en doel van het bericht. De elektronische weg moet functioneel adequaat zijn, dat wil zeggen: met de elektronische weg moeten minstens dezelfde functies kunnen worden gerealiseerd als met de conventionele weg. 3.2 Wet elektronische handtekening Artikel 2:16 Awb bepaalt dat een elektronische handtekening met een conventionele handtekening mag worden gelijkgesteld indien de methode voor authenticatie voldoende betrouwbaar is. Om te beoordelen of in een bepaald geval een elektronische handtekening voldoende betrouwbaar is, dient te worden gelet op de aard en de inhoud van het bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt. De regels van de Wet elektronische handtekening (WEH), neergelegd in het Burgerlijk Wetboek, zijn van overeenkomstige toepassing voor het elektronisch verkeer. De Wet elektronische handtekening (WEH) biedt de mogelijkheid om documenten elektronisch te ondertekenen. De WEH onderscheidt verschillende soorten elektronische handtekeningen en geeft de waarborgen en de rechtskracht aan die de bij die verschillende soorten handtekeningen horen. De elektronische handtekening In het Burgerlijk Wetboek wordt een elektronische handtekening beschreven als een pakket dat bestaat uit elektronische gegevens die zijn vastgehecht aan of logisch geassocieerd zijn met andere elektronische gegevens en die worden gebruikt als middel voor authenticatie (art. 3:15a, vierde lid BW) Binnen de omschrijving van de elektronische handtekening, zoals het Burgerlijk Wetboek deze geeft, passen bijvoorbeeld: Pincode, biometrie, dynamische handtekening (digitale pen), ondertekening van de elektronische belastingaangifte. Door gebruik te maken van een elektronische handtekening bij het aanbieden van elektronische diensten kan in een passende beveiliging worden voorzien. De elektronische handtekening kan hierdoor worden ingezet om ervoor te zorgen dat elektronische correspondentie en transacties op belangrijke punten kunnen concurreren met de bekende handtekening op papier. De gewone elektronische handtekening Een gewone handtekening kan een e-mailbericht,webformulier zijn waarin persoonsgegevens staan of een ingescande handtekening. Uiteraard moet deze handtekening voldoen aan art. 3:15a, vierde lid BW, oftewel de elektronische handtekening moet bestaan uit elektronische gegevens die zijn vastgehecht aan of logisch geassocieerd zijn met andere elektronische gegevens en die gegevens worden gebruikt als middel voor authenticatie. Pagina 14 van 37

De rechtskracht van een gewone elektronische handtekening Een gewone elektronische handtekening heeft dezelfde rechtskracht als een schriftelijke handtekening, maar bij twijfel moet de burger op een of andere manier de betrouwbaarheid van zijn elektronische handtekening aantonen en beslist de rechter over de geldigheid. De rechter is vrij in het toekennen van bewijskracht aan de elektronische handtekening. In het algemeen zal de rechter eerder besluiten de gebruikte elektronische handtekening dezelfde rechtsgevolgen als de handgeschreven handtekening toe te kennen als de rechter overtuigd is van de betrouwbaarheid en authenticiteit. Om te beoordelen of in een bepaald geval een elektronische handtekening voldoende betrouwbaar is, dient te worden gelet op de aard en de inhoud van het bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt. Geavanceerde elektronische handtekening De geavanceerde elektronische handtekening bestaat uit gegevens over de ondertekenaar en een certificaat van een certificaatdienstverlener. Aan de geavanceerde elektronische handtekening worden een aantal vereisten gesteld boven op de eisen die aan een gewone elektronische handtekening worden gesteld, deze vereisten kan men hieronder vinden. De vereisten voor een geavanceerde elektronische handtekening - Zij is op unieke wijze aan de ondertekenaar verbonden. - Zij maakt het mogelijk de ondertekenaar te identificeren. - Zij komt tot stand met middelen die de ondertekenaar onder zijn uitsluitende controle kan houden. - Zij is op zodanige wijze aan het elektronische bestand waarop zij betrekking heeft verbonden dat elke wijziging achteraf van de gegevens kan worden opgespoord. - Zij is gebaseerd op een gekwalificeerd certificaat dat voldoet aan strenge eisen zoals gesteld in de telecommunicatiewet. - Zij is gegenereerd door een veilig middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen (bijvoorbeeld smartcard). De laatste twee vereisten zijn een gevolg van de inwerkingtreding van de WEH. De rechtskracht van een geavanceerde elektronische handtekening De handtekening heeft door het gekwalificeerde certificaat dwingende bewijskracht; aan de betrouwbaarheid van de handtekening wordt niet meer getwijfeld. DigiD basis als gewone elektronische handtekening De wet (artikel 4:2 Algemene wet bestuursrecht) stelt de eis dat de aanvraag tot het geven van een beslissing wordt ondertekend. Met de ondertekening kan de aanvrager geïdentificeerd worden: is de aanvraag afkomstig van de klant? Tegelijkertijd heeft de ondertekening een bewijsfunctie, met ondertekening van aanvraag gaat de klant akkoord met de inhoud. DigiD kan samen met een door de burger ingevuld webformulier en een druk op de OK-button aan het einde van zo n formulier gelden als een gewone elektronische handtekening. Door het gebruik van DigiD op deze wijze wordt voldaan aan de vereisten die worden gesteld aan een gewone elektronische handtekening (art. 3:15a, vierde lid BW). De logisch geassocieerde gegevens moeten hierbij worden vastgelegd. Op die manier kan worden voldaan aan de wettelijk gestelde eis van ondertekening voor bijvoorbeeld de aanvraag van een uitkering, het indienen van een bezwaar- en beroepschrift. Pagina 15 van 37

Vergelijking met huidig proces (conventionele methode) Het hangt uiteraard af van het niveau van de dienst/transactie die een overheidsorganisatie met de burger wil doen welke handtekening nodig is. Daarbij zijn belangrijk de waarborgen die een bepaalde handtekening biedt en de rechtskracht die de handtekening heeft. Uitgangspunt is dat de met de elektronische weg tenminste dezelfde functies gerealiseerd kunnen worden als met de conventionele weg. In de huidige processen wordt de schriftelijke ondertekening van de papieren formulieren/brieven (aanvraag uitkering, bezwaarschrift) gebruikt om de identiteit van de ondertekenaar vast te stellen. Ook bij DKD webdiensten waarbij er raadplegingen plaatsvinden op dossiers en aanvragen gedaan worden voor een uitkering heeft de handtekening geen hoger of ander doel dan de identiteit van de gebruiker en de wilsuiting vast te stellen. Dit geldt tevens voor de webdiensten waarbij wijzigingen worden doorgegeven. Voor de webdiensten binnen het DKD portaal moet het gebruik van DigiD basis daarom als voldoende betrouwbaar worden beschouwd om als gewone elektronische handtekening te dienen. 3.3 Wet SUWI en WBP In artikel 55 van de Wet SUWI wordt aangegeven dat de Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en Sociale Verzekeringsbank bij de uitoefening van hun taken en de hierbij horende dienstverlening de identiteit van de belanghebbenden (burgers) dienen vast te stellen aan de hand van een document zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1 tot 3, van de Wet op de Identificatieplicht voorzover dit nodig is voor de uitoefening van de taken. De Wet op de Identificatieplicht noemt de volgende documenten waarmee de identiteit van personen kan worden vastgesteld: Een geldig paspoort; De documenten waarover een vreemdeling ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 moet beschikken ter vaststelling van zijn identiteit, de nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie; Een geldig nationaal, diplomatie of dienstpaspoort dat is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, voorzover de houder de nationaliteit van die andere lidstaat bezit; De Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) bepaalt in artikel 37 dat de verantwoordelijke zorg moet dragen voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van de verzoeker bij de uitoefening van zijn inzage- en correctierecht. Artikel 55 van de Wet Suwi en artikel 37 van de WBP bepalen dat de identiteit van de belanghebbenden (burgers) vastgesteld moet worden voordat een uitkering door de ketenpartners geleverd mag worden of opvolging wordt gegeven aan het inzage- en correctierecht. Pagina 16 van 37

De Wet Suwi is vrij concreet in de uitwerking op welke wijze de identiteit van de burger vastgesteld moet worden. De WBP echter is niet concreet in de uitwerking op welke wijze en met welke mate van zekerheid de identiteit van de burger vastgesteld moet worden. Veelvuldig wordt gebruik gemaakt van de bij de WBP horende niet bindende handreiking Achtergrondstudies en Verkenningen (AV-23) waarin beveiligingsmaatregelen worden aanbevolen voor de onderkende risicoklassen van persoonsgegevens. AV-23 heeft de focus op de gegevensverwerking en beveiliging van persoonsgegevens binnen organisaties en niet op de ontsluiting van persoonsgegevens naar burgers. In AV-23 wordt dan ook geen aandacht besteed aan de risicoklassen van de persoonsgegevens en de relatie met bijbehorende authenticatie vereisten bij ontsluiting van de persoonsgegevens naar burgers. In de Wet Suwi en WBP wordt bovendien geen onderscheid gemaakt in de fasering die bestaat binnen het dienstverleningsproces waarbij een andere mate van zekerheid van de identiteit toereikend kan zijn voor het verlenen van de (deel)diensten. In de keten van werk en inkomen wordt binnen het reguliere dienstverleningsproces de identiteit van de burger met een redelijke mate van zekerheid vastgesteld. De burger verschijnt aan de balie van de ketenpartners waarbij de identiteit van de burger aan de hand van een geldig identiteitsbewijs wordt vastgesteld. Een kopie van het identiteitsbewijs wordt opgeslagen in het fysieke of digitaal dossier. De vaststelling van de identiteit van de burger bij internetdiensten vindt via een authenticatievoorziening plaats. De vaststelling van de identiteit van de burger bij internetdiensten dient dezelfde mate van zekerheid te bieden als die bij de primaire dienstverlening binnen de keten van werk en inkomen als het gaat om een feitelijke levering van een dienst. Een uitkering mag pas worden geleverd als op een gegeven moment in het dienstverleningsproces volledige invulling is gegeven aan de Wet op de Identificatieplicht. Daar de vaststelling van de identiteit van de burger binnen het primaire dienstverleningsproces gehandhaafd blijft voor uitkeringen of voorzieningen, kan voor de internet (deel)diensten een ander verificatieproces en mate zekerheid van de identiteit volstaan. Hierbij moet echter wel onderscheid worden gemaakt in typen webdiensten. Zo kan men webdiensten onderkennen waarbij aanvragen worden gedaan tot een uitkering of voorziening dan wel een beroep wordt gedaan op een herlevingsrecht. Ook zijn er raadpleeg webdiensten voor actieve of slapende dossiers en webdiensten voor het doorgeven van meldingen of wijzigen op actieve of slapende dossiers (klantbeeld). Zo zal de verificatie van de identiteit van de burger en de daarbij vereiste mate van zekerheid per situatie anders kunnen zijn. Zie hiertoe het beslisschema in het laatste hoofdstuk. Bij diensten waarbij het gaat om enkel raadplegen van persoonsgegevens in actieve of slapende uitkeringsdossiers kan dus worden volstaan met een mindere mate van zekerheid van de identiteit. Eerder in het dienstverleningsproces is voor betreffend dossier al met een redelijke mate van zekerheid de identiteit vastgesteld. Bij herlevingen van rechten zal de voor de aanvraag tot het recht van herleving wel de aanvraag elektronisch gedaan kunnen worden en is een mindere mate van zekerheid van de identiteit toereikend. Voor de feitelijke levering van het herlevingsrecht zal de Wet op de Identificatieplicht opnieuw volledig nageleefd moeten worden. In hoofdstuk 4 en 5 zal aan de hand van de classificatie van de DKD gegevensset en een eerste risicoanalyse van de webdiensten binnen het DKD portaal beoordeeld Pagina 17 van 37

worden of compenserende maatregelen noodzakelijk zijn bij gebruikmaking van het betrouwbaarheidsniveau basis van DigiD en/of een hoger mate van zekerheid noodzakelijk is voor de webdiensten. 3.4 Archivering/ bewaartermijnen Archiefwet 1995 en Archiefbesluit 1995 Op 1 januari 1996 trad de Archiefwet 1995 in werking. Deze wet en de onderliggende regelgeving geldt voor zowel de overheid als bestuursorganen die gegevens verwerken. De Archiefwet 1995 ziet met name toe op de kwaliteitsborging van de archiefbescheiden. Onder archiefbescheiden worden niet alleen fysieke en digitale gevalsdossiers van cliënten, registraties van gegevens en financiële bescheiden verstaan, maar ook stukken van bestuursvergaderingen, beleidsnotities. De wet maakt een onderscheid tussen documenten (archiefbescheiden) die voor de eeuwigheid bewaard moeten blijven en documenten die op termijn voor vernietiging in aanmerking komen. Documenten die voor de eeuwigheid bewaard moeten worden zijn vaak documenten die zich in een zogeheten beleidsdossier bevinden. Documenten die voor vernietiging in aanmerking komen bevinden meestal in een zogeheten gevalsdossier, bijvoorbeeld een dossier van een uitkeringsgerechtigde. Eisen voor gevalsdossiers Voorts bepaalt de Archiefwet dat archiefbescheiden slechts kunnen worden vernietigd als er een officiële selectielijst is: het Basis SelectieDocument (BSD). Dit document omvat alle categorieën van gegevens die verwacht kunnen worden binnen de organisatie op het beleidsterrein waarbinnen wordt geopereerd. Daarbij wordt per categorie aangegeven of deze na een periode van 20 jaar zal worden overgebracht naar een bewaarplaats in de zin van de Archiefwet 1995 of dat zij, gelet op de daarbij gestelde termijn, vernietigd zal worden. Voor documenten die zich bevinden in gevalsdossiers gelden bewaartermijnen. Deze bewaartermijnen zijn vastgelegd in het BSD. Verder geldt als uitgangspunt dat documenten niet dubbel bewaard hoeven te worden. Zijn de gegevens digitaal opgeslagen dan hoeven ze niet ook nog op papier bewaard te worden. Voor gevalsdossiers worden verder eisen gesteld door de Wet SUWI en de Wet bescherming persoonsgegevens. Voor een goede uitvoering van de wettelijke taken van de ketenpartners moet wat betreft digitale documenten met de volgende aspecten rekening worden gehouden: - Documenten moeten binnen een redelijke termijn beschikbaar worden gesteld. Dit geldt voor zowel dynamische, semi-statische als statische documenten. - Documenten die van belang kunnen zijn in een juridische procedure moeten de toets van betrouwbaarheid en authenticiteit kunnen doorstaan. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit een procedure die beschrijft hoe een document zonder aanvullingen of veranderingen, dus identiek aan het origineel, in het archief terecht is gekomen. Daarbij moet worden uitgesloten dat een document voor manipulatie vatbaar is geweest. - Als de bewaartermijn verstreken is, moeten de documenten vernietigd worden. Voor digitale documenten betekent dit dat ze op geen enkele manier Pagina 18 van 37

toegankelijk en leesbaar zijn. Voor de vernietiging van documenten geldt een procedure. 3.5 Aansprakelijkheid / Gebruikersvoorwaarden In artikel 13 WBP staat dat persoonsgegevens moeten worden beveiligd tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking. Een ontoereikende beveiliging van persoonsgegevens kan leiden tot ongewenste gevolgen voor de persoonlijke levenssfeer van één of meer betrokkenen. De verantwoordelijke en de bewerker van de persoonsgegevens kunnen aansprakelijk worden gesteld voor de door de betrokkene(n) geleden schade. Bij de beveiliging van persoonsgegevens is het belangrijk dat de te treffen maatregelen worden afgestemd op bedreigingen die realistisch zijn gezien de aard van de persoonsgegevens in relatie tot de omvang en de verwerkingen daarvan. Hierdoor kan het risico van verlies of onrechtmatige verwerking tot een aanvaardbaar niveau worden beperkt. Vergelijking met huidig proces Met de webdienst die de ketenpartners aanbieden moet gewaarborgd zijn dat de persoonsgegevens die de gebruiker (burger) met gebruikmaking van de dienst verstrekt, niet ter kennis worden gebracht aan onbevoegden. DigiD en de webdiensten binnen het DKD portaal beschikken over aanvullende noodzakelijke technische en organisatorische maatregelen (onder andere alle communicatie tussen het DKD portaal en DigiD en de burger is versleuteld met SSL) die deze authenticatievoorziening en de webdiensten van binnen het DKD portaal op het betrouwbaarheidsniveau tillen die ten minste gelijk staat aan het betrouwbaarheidsniveau van de huidige processen (briefwisseling per post). Misbruik of oneigenlijk gebruik van DigiD binnen de webdiensten van het DKD portaal zal beperkt moeten blijven tot het eigen klantdossier. Binnen de gebruikersvoorwaarden van DigiD wordt de burger nadrukkelijk gewezen op zorgvuldige omgang met de toegangscodes. Bij onzorgvuldige omgang bestaat het risico dat persoonsgegevens geraadpleegd kunnen worden. De burger kan met de DigiD toegangscode verzoeken indienen tot wijzigingen in persoonsgegevens. Misbruik en schade voor betrokkene in laatstgenoemde situatie kan beperkt worden door gebruik te maken van compenserende maatregelen zoals een schriftelijke bevestiging achteraf van het verzoek tot wijziging. Indien betrouwbaarheidsniveau midden van DigiD wordt ingezet, zijn compenserende maatregelen niet nodig. Gebruikersvoorwaarden DigiD Alvorens gebruik kan worden gemaakt van DigiD c.q. DigiD kan worden aangevraagd moet men de Gebruikersvoorwaarden DigiD accepteren. In deze gebruikersvoorwaarden wordt de gebruiker verantwoordelijk gesteld voor de juistheid en volledigheid van de door de hem/haar ingevoerde gegevens. Voorts wordt de gebruiker gewezen op het vertrouwelijke karakter van DigiD en de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik. Gebruiksvoorwaarden DKD Pagina 19 van 37

De kans op schade door misbruik of oneigenlijk gebruik van DigiD is groter naar mate er meer personen dan de betrokkene kennis kunnen nemen van de verstrekte DigiD toegangscode. Hoewel de gebruikersvoorwaarden DigiD de gebruiker wijst op het vertrouwelijk karakter en strikte geheimhouding van zijn DigiD, is het risico dat huisgenoten en familieleden kennis nemen van DigiD van de gebruiker groot. Voor schade die het gevolg is van misbruik of oneigenlijk gebruik van DigiD stellen de ketenpartners zich niet aansprakelijk. In het algemeen geldt dat schade door het niet naleven van de Gebruikersvoorwaarden DigiD voor rekening van de gebruiker blijft. In de gebruikersvoorwaarden DKD moet een bepaling opgenomen worden waarin de ketenpartners alle aansprakelijkheid voor schade als gevolg van het niet naleven van de Gebruikersvoorwaarden DigiD bij het gebruik van de DKD webdiensten uitsluiten. Een dergelijke tekst zal tevens bijdragen aan de bewustwording bij de klant (gebruiker) dat DigiD strikt persoonlijk is en dat strikte geheimhouding geboden is. In de Gebruikersvoorwaarden DKD moet aandacht besteed worden aan onder andere de volgende onderwerpen: Beveiliging Privacy Persoonsgegevens, inzage Onderhoud Pagina 20 van 37