Belastingverordeningen 2012

Vergelijkbare documenten
Belastingverordeningen 2014

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

GEMEENTERAAD

PROVINCIEBELASTINGEN 2019

PROVINCIEBELASTINGEN 2017

Provinciebelastingen 2016

Artikel 1 Voor de aanslagjaren 2009 t.e.m wordt ten behoeve van de gemeente Zelzate een belasting op bedrijfsvestigingen geheven.

Provinciebelastingen 2016

Belasting woon- en bedrijfsruimten Artikel 1: Voor de periode met ingang van 01/01/2013 en eindigend op 31/12/2018 wordt ten behoeve van de

Voor de aanslagjaren 2015 tot en met 2019 wordt een jaarlijkse belasting geheven op de vestigingen.

Provincieraadsbesluit

Algemene Provinciebelasting 2018

Provincieraadsbesluit

Algemene Belasting op Bedrijfsvestigingen

Reglement: algemene gemeentelijke heffing voor bedrijven

Provincieraadsbesluit

Uittreksel uit de notulen van de gemeenteraad

dienst financiën: Gemeentebelastingen - Algemene gemeentebelasting juridisch kader

Belasting op de natuurlijke en rechtspersonen die een economische activiteit uitoefenen op het grondgebied van de gemeente Aanslagjaar 2017

Reglement. Gemeentebelasting op de vestiging van nietcommerciële. Vastgesteld door de gemeenteraad op 22 oktober 2015

BELASTINGREGLEMENT OP DE BEDRIJFSVESTIGINGEN

GEMEENTEBELASTING OP DE NATUURLIJKE EN RECHTSPERSONEN DIE EEN ECONOMISCHE ACTIVITEIT UITOEFENEN OP HET GRONDGEBIED VAN DE GEMEENTE - GOEDKEURING

Voor de aanslagjaren 2017 tot en met 2019 wordt een jaarlijkse belasting geheven op de vestigingen.

Algemene gemeentebelasting voor de aanslagjaren

Belastingreglement op de bedrijfsvestigingen

FISCALITEIT VAN DE VLAAMSE PROVINCIES INITIËLE BUDGETTEN 2018

FISCALITEIT VAN DE VLAAMSE PROVINCIES - INITIËLE BUDGETTEN 2017

FISCALITEIT VAN DE VLAAMSE PROVINCIES INITIËLE BUDGETTEN 2014

Provincieraadsbesluit

Belasting op de natuurlijke en rechtspersonen die een economische activiteit uitoefenen op het grondgebied van de gemeente Aanslagjaar 2014

Provincieraadsbesluit

UITTREKSEL Gemeenteraad

ALGEMENE GEMEENTELIJKE BEDRIJFSBELASTING

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit

Gemeentebelasting op de natuurlijke en rechtspersonen die een economische activiteit uitoefenen op het grondgebied van de gemeente Aanslagjaar 2015

Provincieraadsbesluit

Belastingreglement van 1 juli 2014 ter inning van de Algemene Gemeentelijke Belasting

13. Algemene gemeentebelasting op economische bedrijvigheden (2013): goedkeuring.

FISCALITEIT VAN DE VLAAMSE PROVINCIES INITIËLE BEGROTINGEN 2007

UITTREKSEL UIT HET NOTULENBOEK

FISCALITEIT VAN DE VLAAMSE PROVINCIES 2004

Belasting op de voor het publiek toegankelijke ruimten van commerciële vestigingen in het centrum van Kortrijk (2016/2020)

ALGEMENE GEMEENTELIJKE BEDRIJFSBELASTING

Goedkeuring Algemene Gemeentebelasting Bedrijven 2018

DE RAAD: - Gelet op de artikelen 465 tot en met 470 bis van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen;

Goedkeuring Algemene Gemeentebelasting Bedrijven 2016

BEF BEF BEF BEF BEF

Voorstel van de heer Wim Aernoudt, N-VA-provincieraadslid, betreffende het vrijstellen van provinciale bedrijfsbelasting voor de landbouwsector.

uittreksel uit het register van de gemeenteraadszittingen

Voor de aanslagjaren 2015 tot en met 2019 wordt een jaarlijkse belasting geheven op de inname van de openbare weg door:

DEEL 1: BELASTING OP DE HORECAGELEGENHEDEN

ALGEMENE BELASTING EEKLO Aanslagjaar 2013

GEMEENTERAAD - ONTWERPBESLUIT

ONDERWERP: Algemeen reglement inzake al de gemeentelijke belastingen. Aanpassing vanaf DE GEMEENTERAAD,

Aangifte aanslagjaar 2016 (toestand van t/m )

Belasting op onbebouwde percelen

oz-!7 Algemene financiering Aanslagjaar 2014 ALGEMENE BELASTING EEKLO uittreksel uit het register van de gemeenteraadszittingen De Gemeenteraad,

DEEL 1: BELASTING OP DE HORECAGELEGENHEDEN

BELASTINGREGLEMENT OP VASTE EN MOBIELE RECLAME, RECLAMESTANDS EN STEIGERDOEKRECLAME

Bekendmaking volgens art. 286, 287 en 288 van het decreet lokaal bestuur.

2. Kavel: het in een verkavelingsvergunning van een niet vervallen verkaveling afgebakende perceel.

Taksreglement betreffende het gebruik van een woonplaats door een bewoner die niet in de bevolkingsregisters is ingeschreven.

BELASTINGREGLEMENT OP VASTE EN MOBIELE RECLAME, RECLAMESTANDS EN STEIGERDOEKRECLAME

Voor de aanslagjaren 2017 tot en met 2019 wordt een jaarlijkse belasting geheven op de inname van de openbare weg door:

ACTIVERINGSHEFFING OP ONBEBOUWDE BOUWGRONDEN EN KAVELS EN BELASTING OP BRAAKLIGGENDE INDUSTRIEGRONDEN

Bedrijfsbelasting. Aanslagjaren 2014 en 2015

BELASTINGREGLEMENT OP DE OPSLAGPLAATSEN

Algemene Gemeentelijke Heffing Bedrijven 2017

Belasting op vaste reclameinrichtingen. aanplakborden voor publieksdoeleinden

De raad. Gelet op het gemeentedecreet;

Belasting op de economische bedrijvigheid.

Algemeen reglement betreffende de vestiging en de invordering van gemeentebelastingen. Datum van de beraadslaging van de gemeenteraad: 26 juni 2014

Uittreksel uit de notulen van de gemeenteraad Zitting van 16 december 2015

dienst financiën R E G L E M E N T

BELASTINGREGLEMENT OP DE ONBEBOUWDE KAVELS IN EEN NIET-VERVALLEN VERKAVELING

BELASTINGREGLEMENT AANGAANDE TWEEDE VERBLIJVEN

11. BELASTING OP ONBEBOUWDE BOUWGRONDEN IN WOONGEBIED EN OP ONBEBOUWDE KAVELS (ACTIVERINGSHEFFING)

Goedkeuring aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting voor het dienstjaar 2009

AANGIFTEFORMULIER. Verspreiding niet-geadresseerde reclamedrukwerk of gelijkgestelde producten.

Uittreksel uit de notulen van de gemeenteraad

GEMEENTELIJK REGLEMENT INZAKE DE ACTIVERINGSHEFFING OP ONBEBOUWDE GRONDEN EN KAVELS VOOR DE PERIODE

GEMEENTERAAD - ONTWERPBESLUIT

Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie - en gemeentebelastingen,

BELASTINGREGLEMENT AANGAANDE DE INNAME VAN OPENBAAR DOMEIN

BELASTINGREGLEMENT OP DE ONBEBOUWDE KAVELS IN EEN NIET-VERVALLEN VERKAVELING

BELASTINGREGLEMENT OP DE VERSPREIDING VAN NIET GEADRESSEERDE DRUKWERKEN

Artikel 1. Voor het aanslagjaar 2014 worden ten bate van de gemeente opcentiemen op de hoofdsom van de onroerende voorheffing geheven.

GEMEENTEBELASTINGEN. INGEKOHIERDE BELASTING OP ONBEBOUWDE BOUWGRONDEN IN WOONGEBIED OF ONBEBOUWDE KAVELS OF ONBEBOUWDE GRONDEN IN INDUSTRIEGEBIED.

dienst financiën: Gemeentelijk belastingsreglement inzake de activeringsheffing op onbebouwde percelen en kavels ( )

GEMEENTERAAD VAN 18 NOVEMBER 2013

GOEDGEKEURD Besluit Zitting van 19 december 2016 Wonen - Woondienst _GR_00151 Reglement belasting op tweede verblijven - Ter beslissing

Belasting op leegstaande gebouwen en woningen voor de periode

Als oppervlakte geldt de oppervlakte die is vastgelegd in de kadastrale legger.

Inhoud. ZITTING VAN DE GEMEENTERAAD VAN 12 november 2012 om 20 uur.

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013;

Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 28 juni 2016 houdende het heffen van een belasting op de marktrechten;

Belasting op het gebruik van motoren voor de periode

BELASTING OP LEEGSTAND EN VERWAARLOZING VAN BEDRIJFSRUIMTEN

Transcriptie:

Belastingverordeningen 2012 1. De algemene provinciebelasting... p. 2 2. De provincieopcentiemen op de onroerende voorheffing... p. 12

De Provincieraad van Antwerpen, Overwegende dat op 31 december 2011 de heffingsduur verstrijkt van de verordening betreffende de heffing van een algemene provinciebelasting, hernieuwd bij raadsbesluit van 8 oktober 2010; Overwegende dat deze belasting noodzakelijk is voor het evenwicht van het provinciaal budget; Gelet op de artikelen 162 en 170 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994 en de artikelen 42, 144 en 241 tot en met 253 van het provinciedecreet van 9 december 2005; Gelet op artikel 16 van de gewone wet van 9 augustus 1980, houdende de hervorming van de instellingen, gewijzigd bij de wet van 9 juli 1982; Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreet van 28 mei 2010; Gelet op een provinciaal beleid dat het volgende nastreeft: een eenvoudige belasting waarbij rekening gehouden wordt met de effecten op tewerkstelling, leefbaarheid en economische aantrekkelijkheid van de provincie met behoud van de fiscale druk; een belasting die het mogelijk maakt een eigen provinciaal beleid in verband met het gebrek aan industriegronden uit te stippelen; een belasting die eenvoudig te controleren is; een belasting waarbij de administratieve verplichtingen, inzonderheid wat betreft de algemene provinciebelasting op de bedrijfsoppervlakte, tot het absolute minimum worden beperkt met vanzelfsprekende inachtneming van de vigerende wetgeving, en waarbij de klantgerichte dossierbehandeling, gekoppeld aan de gelijke behandeling van alle belastingplichtigen, als speciaal aandachtspunt geldt; Overwegende dat deze belasting gebaseerd is op een meetbare grondslag, namelijk de oppervlakte die gezinnen, bedrijven, zelfstandigen of beoefenaars van een vrij beroep gebruiken of ter beschikking hebben; Overwegende dat deze belasting een bijdrage van burgers, zelfstandigen, beoefenaars van een vrij beroep en ondernemingen beoogt in de algemene bestuurlijke uitgaven van de provincie en dat de verscheidenheid in tarifering rekening houdt met het verschil in invloed van de belastingplichtigen op deze provinciale uitgaven, onder meer wat betreft infrastructuur en algemene dienstverlening; Overwegende dat gezinnen en bedrijven, zelfstandigen en beoefenaars van een vrij beroep aldus op een evenwichtige manier bijdragen tot de financiering van het provinciaal beleid zoals blijkt uit de cijfers van de provinciale rekening; Overwegende dat een tariefonderscheid tussen gezinnen en bedrijven zijn verantwoording vindt in het feit dat gezinnen geen economische activiteit uitoefenen, en als dusdanig geen winstoogmerk hebben; Overwegende dat een tariefonderscheid in de laagste aanslagcategorie tussen gezinnen bestaande uit 2 of meer personen enerzijds en alleenwonenden anderzijds zijn verantwoording vindt in het feit dat laatstgenoemden doorgaans een kleinere leefruimte dan de anderen beschikbaar hebben en hun aanwezigheid op het provinciaal grondgebied in veel mindere mate het geheel van de provinciale organisatie en infrastructuur beïnvloedt; 2

Overwegende dat lagere tarieven voor de gepensioneerden aangewezen zijn, op voorwaarde dat zij slechts een beperkte beroepsactiviteit uitoefenen als aanvulling op hun pensioen, omdat zij een veel kleinere belasting vormen voor het geheel van de provinciale organisatie en infrastructuur dan de vestigingen van niet-gepensioneerden; Overwegende dat de herleiding van de aanslagvoet voor belastingplichtigen die geen personeel in dienst hebben verantwoord wordt door het feit dat betrokkenen doorgaans een lagere economische draagkracht hebben; Overwegende dat een verminderd tarief voor zowel de agrarische als de openluchtrecreatieve sector noodzakelijk is gelet op de specifieke eisen van deze sectoren; deze sectoren dienen voor hun activiteiten noodgedwongen te beschikken over een grote bedrijfsoppervlakte om economisch rendabel te zijn; Overwegende dat een vrijstelling voor de gezinnen die genieten van de voorkeurtarieven inzake gezondheidszorg verantwoord wordt door het feit dat deze reeds een financiële tegemoetkoming genieten op basis van een onderzoek dat werd uitgevoerd door de daartoe wettelijk bevoegde instanties en dat reeds gedurende verschillende jaren naar aanleiding van de inning van de provinciebelastingen wordt vastgesteld dat slechts een klein percentage van de op naam van deze mensen ingekohierde belastingen effectief kan worden geïnd en dan nog slechts nadat reeds een lange procedure werd doorlopen zodat de rentabiliteit hiervan problematisch is; Overwegende dat het eveneens verantwoord is belastingvrijstelling in te voeren voor de gezinnen die, ingevolge het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters, op 1 januari van het aanslagjaar, enkel een verplicht referentieadres zonder feitelijke vestiging op het provinciaal grondgebied hebben en derhalve praktisch geen gebruik kunnen maken van de provinciale dienstverlening. BESLUIT Hoofdstuk I: algemene bepalingen Artikel 1 Voor het aanslagjaar 2012 wordt door de provincie Antwerpen een algemene provinciebelasting geheven. De belasting wordt gevorderd van: A. elk gezin dat op het grondgebied van de provincie Antwerpen een hoofdverblijf ter beschikking heeft op 1 januari 2012. B. 1. elke natuurlijke persoon die in hoofd- of bijberoep een zelfstandige beroepswerkzaamheid uitoefent of die een of meerdere daden heeft gesteld die de uitoefening van een zelfstandige beroepswerkzaamheid toelaten, kunnen toelaten of doen vermoeden (onder meer elke handelaar, elke zelfstandige diensten- of zorgenverstrekker, elke beoefenaar van een vrij beroep, elke nijverheidsondernemer, elke uitbater van een agrarisch bedrijf) en die op 1 januari 2012, op het grondgebied van de provincie Antwerpen, een of meerdere vestigingen heeft, gebruikt voor de uitoefening van de zelfstandige beroepswerkzaamheid of voorbehouden 3

tot het gebruik voor de (mogelijke) uitoefening van de (een) zelfstandige beroepswerkzaamheid; de natuurlijke persoon die uit hoofde van zijn zelfstandige beroepswerkzaamheid uitsluitend optreedt als werkend vennoot of als bestuurder in een vennootschap wordt niet als belastingplichtig beschouwd in de zin van art. 1 B 1, eerste lid van dit reglement; 2. elke rechtspersoon naar Belgisch of buitenlands recht onderworpen aan de vennootschapsbelasting, inclusief de rechtspersoon die in vereffening is gesteld, en die op 1 januari 2012 op het grondgebied van de provincie Antwerpen een of meerdere vestigingen heeft, door voornoemde rechtspersoon gebruikt of tot zijn gebruik voorbehouden; de rechtspersonen vermeld in de artikelen 180 tot en met 182 van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 zijn niet belastingplichtig in de zin van art. 1 B 2, eerste lid van dit reglement. 3. elke rechtspersoon naar Belgisch of buitenlands recht die een winstoogmerk heeft, maar niet onderworpen is aan de vennootschapsbelasting, inclusief de rechtspersoon die in vereffening is gesteld en die op 1 januari 2012 op het grondgebied van de provincie Antwerpen een of meerdere vestigingen heeft, door voornoemde rechtspersoon gebruikt of tot zijn gebruik voorbehouden; de rechtspersonen vermeld in de artikelen 180 tot en met 182 van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 zijn niet belastingplichtig in de zin van art. 1 B 3, eerste lid van dit reglement. Artikel 2 De belasting ten laste van de belastingplichtigen bedoeld in artikel 1, litt. A, wordt in dit besluit Algemene Provinciebelasting Gezinnen genoemd en afgekort als APB-Gezinnen. De belasting ten laste van de belastingplichtigen bedoeld in artikel 1, litt. B, wordt in dit besluit Algemene Provinciebelasting Bedrijven genoemd en afgekort als APB-Bedrijven. Hoofdstuk II: bepalingen eigen aan de APB-Gezinnen Artikel 3 Als "gezin" wordt beschouwd voor de toepassing van onderhavige belasting: hetzij een persoon die alleen leeft, hetzij twee of meer personen die, al dan niet verwant, gewoonlijk in één en dezelfde woning of woongelegenheid verblijven en er samenwonen. De belasting op de gezinnen wordt gevestigd op naam van de referentiepersoon overeenkomstig de inschrijving in het bevolkingsregister van de gemeente. Bij gebrek aan andersluidend bewijs is de belastbare gezinstoestand deze die op 1 januari 2012 opgenomen is in het bevolkingsregister van de gemeente waar het gezin voor zijn hoofdverblijf werd ingeschreven. Indien het om een niet-ontvoogde minderjarige gaat is de burgerlijk verantwoordelijke persoon hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling. Artikel 4 Elk gezin is de belasting verschuldigd voor het onroerend goed waarop het hoofdverblijf zich bevindt. 4

De belasting wordt vastgesteld op basis van de totale belastbare gebouwde en/of ongebouwde oppervlakte van het in par. 1 vermeld onroerend goed met uitsluiting van het gedeelte dat exclusief als bedrijfs- of beroepsoppervlakte is ingenomen of daarvoor bestemd is. Alle oppervlakten van het goed waarop de woning of woongelegenheid zich bevindt en die door het gezin worden gebruikt of die ter beschikking zijn van het gezin, zijn belastbaar. Om belastbaar te zijn, volstaat het dat de beschikbare oppervlakte eventueel (nog) kan worden gebruikt, ook al wordt deze oppervlakte op 1 januari van het aanslagjaar niet effectief gebruikt. Onder gebruik moet elke vorm van gebruik worden verstaan, met inbegrip van onder meer het gebruik als tuin, bos, vijver, park, grasstrook, groenzone, sportterrein, weiland, op- en afrit, onderbenutte of niet benutte grond. De gebouwde en/of ongebouwde oppervlakte die gemeenschappelijk door meerdere gezinnen gebruikt wordt of te hunner beschikking is, wordt in hoofde van ieder gezin belast pro rata van de exclusief gebruikte of exclusief ter beschikking zijnde gebouwde en/of ongebouwde oppervlakten. Voor de vaststelling van de gebouwde oppervlakte van het goed waarop het hoofdverblijf zich bevindt, wordt de oppervlakte gemeten van elke bouwlaag met inbegrip van de buitenmuren en van het gebruikte of tot gebruik aan te wenden dak. Artikel 5 1. De op 1 januari 2012 gekende belastingplichtigen, vermeld in artikel 1A, ontvangen van het provinciebestuur een aangifteformulier dat, behoorlijk ingevuld en ondertekend, uiterlijk op 30 april 2012 moet worden terugbezorgd aan het Provinciebestuur van Antwerpen, dienst fiscaliteit, Boomgaardstraat 22, bus 111, 2600 Antwerpen, met opgave van de oppervlakte van het goed waarop de hoofdverblijfplaats zich bevindt en voor zover deze de 10.000 m² overschrijdt. 2. Een belastingplichtige is vrijgesteld van de in par. 1 voorgeschreven aangifteplicht op voorwaarde dat hij/zij voor het vorige aanslagjaar werd aangeslagen op basis van een aangifte. Een belastingplichtige kan niettemin worden verplicht een aangifteformulier in te dienen, indien hem/haar dat uitdrukkelijk wordt gevraagd door het provinciebestuur van Antwerpen, dienst fiscaliteit. 3. Voor het hoofdverblijf waarvoor overeenkomstig par. 2, eerste lid, een vrijstelling van de aangifteplicht geldt, wordt aan de belastingplichtige een aangifteformulier met een voorgedrukt voorstel van aangifte ter beschikking gesteld, dat de gegevens vermeldt waarover het provinciebestuur van Antwerpen, dienst fiscaliteit beschikt. 4. Enkel indien op het voorstel van aangifte onjuistheden of onvolledigheden zijn vermeld of indien de voorgedrukte gegevens niet overeenstemmen met de belastbare toestand op 1 januari 2012, moet de belastingplichtige het aangifteformulier terugzenden overeenkomstig de procedure, vermeld in par. 1, met duidelijke en volledige vermelding van de correcte gegevens en verbeteringen. Het is de belastingplichtige die dient te bewijzen dat hij/zij de aangifte tijdig indiende. 5. Het voorstel van aangifte, dat zo nodig wordt verbeterd of vervolledigd binnen de in par. 1 vermelde termijn, heeft dezelfde waarde als een tijdig ingediende aangifte. 6. De belastingplichtige, vermeld in artikel 1A, die geen aangifteformulier heeft ontvangen, moet aangifte doen binnen dertig dagen na verzending van het aanslagbiljet van de oppervlakte van het goed waarop de hoofdverblijfplaats zich bevindt en voor zover deze de 10.000 m² overschrijdt, eventueel op het daartoe voorbestemd formulier dat op verzoek zal worden toegezonden. 5

Artikel 6 Het bedrag van de verschuldigde belasting wordt als volgt bepaald: 28 euro voor een alleenwonende voor een hoofdverblijf met een belastbare oppervlakte tot 10.000 m² (1 ha); 36 euro per gezin voor een hoofdverblijf met een belastbare oppervlakte tot 10.000 m² (1 ha); 154 euro per hoofdverblijf met een belastbare oppervlakte van meer dan 10.000 m² (1 ha) tot 15.000 m² (1,5 ha); 230 euro per hoofdverblijf met een belastbare oppervlakte van meer dan 15.000 m² (1,5 ha) tot 20.000 m² (2 ha); 304 euro per hoofdverblijf met een belastbare oppervlakte van meer dan 20.000 m² (2 ha). De toestand op 1 januari van het aanslagjaar is bepalend voor de belastingplicht en de belasting is ondeelbaar verschuldigd voor het gehele jaar. De vermindering van de belastbare oppervlakte of het verlaten van het grondgebied van de provincie in de loop van het aanslagjaar geeft geen aanleiding tot enige belastingvermindering. Artikel 7 Zijn van deze belasting vrijgesteld, voor zover aan de vrijstellingsmodaliteiten is voldaan op 1 januari 2012: 1 de gerechtigden, bedoeld in art. 37 1 en 19, eerste lid, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. Deze vrijstelling wordt slechts verleend voor zover binnen de twee maanden na verzending van het aanslagbiljet daartoe een schriftelijk verzoek toekomt bij de deputatie van de provincie Antwerpen, Boomgaardstraat 22, bus 111, 2600 Antwerpen, en mits voorlegging van een attest van het ziekenfonds. 2 de gezinnen die ingevolge het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters enkel een referentieadres op het provinciegrondgebied hebben. Hoofdstuk III: bepalingen eigen aan de APB-Bedrijven Artikel 8 Elke belastingplichtige is de belasting verschuldigd per afzonderlijke vestiging hoe ook genoemd, die door hem/haar wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden en op het grondgebied van de provincie Antwerpen is gelegen. Een belastbare vestiging is elke oppervlakte die voor beroeps- of bedrijfsdoeleinden is bestemd of in het kader van beroeps- of bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, tot gebruik is voorbehouden of bijdraagt tot de realisatie/uitvoering van de beroeps- of bedrijfsdoeleinden. Onder een oppervlakte wordt het volgende verstaan: elk (gedeelte van een) onroerend goed, elke lokaliteit of ruimte onder gelijk welke vorm en die individueel of collectief worden gebruikt of kunnen gebruikt worden, met inbegrip van de plaats of het adres waarop een maatschappelijke of administratieve zetel gevestigd is. 6

Aan elkaar grenzende oppervlakten worden als één vestiging beschouwd, op voorwaarde dat deze oppervlakten niet van elkaar gescheiden zijn door een openbare weg of een openbare waterloop. Twee of meer oppervlakten met elkaar verbonden door het bestaan van een wegvergunning, worden beschouwd als één enkele vestiging. Elke belastingplichtige, vermeld in artikel 1, litt. B, wordt geacht over een belastbare vestiging te beschikken, waarvoor minstens de minimumbelasting verschuldigd is. Een belastingplichtige van wie de beroeps- of bedrijfsdoeleinden uitsluitend een ambulant karakter hebben, heeft een belastbare vestiging op het adres van zijn/haar in de provincie Antwerpen gelegen verblijfplaats (waar in het kader van de beroeps- of bedrijfsdoeleinden de opslag van goederen of materiaal, de voorbereiding, de planning, de organisatie, de administratieve ondersteuning of het beheer in de ruimste zin gebeuren of kunnen plaatsvinden). Artikel 9 De belasting wordt vastgesteld rekening houdend met de totale belastbare gebouwde en/of ongebouwde oppervlakte van het goed waarop de vestiging zich bevindt. Onder gebruik moet elke vorm van gebruik worden verstaan, met inbegrip van onder meer het gebruik als (toegangs)weg, parking, plantsoen, grasstrook, groenzone, vijver, sportterrein, laad-, los- of stortplaats, opslag- of overslagruimte, bufferzone, weiland, conciërgewoning. Om belastbaar te zijn, volstaat het dat een oppervlakte eventueel (nog) kan worden gebruikt, ook al wordt deze oppervlakte op 1 januari van het aanslagjaar niet effectief gebruikt (bv. braakliggende of woeste gronden, improductieve oppervlakte, oppervlakte zonder economisch rendabel gebruik). De oppervlakte die gemeenschappelijk door meerdere belastingplichtigen gebruikt wordt of ter beschikking is, wordt in hoofde van iedere belastingplichtige belast pro rata van de door hem/haar exclusief gebruikte of ter beschikking zijnde gebouwde en ongebouwde oppervlakten. Indien de gemeenschappelijke oppervlakte eveneens gebruikt wordt door, of ter beschikking is van, niet-belastingplichtigen, dan wordt bij de vaststelling van de belastbare oppervlakte het gedeelte van de gemeenschappelijke oppervlakte dat pro rata kan worden toegewezen aan niet-belastingplichtigen in mindering gebracht. Voor de vaststelling van de belastbare gebouwde oppervlakte van het goed waarop de vestiging zich bevindt, wordt in voorkomend geval de oppervlakte gemeten van elke ondergrondse en bovengrondse bouwlaag met inbegrip van de buitenmuren, evenals van het gebruikte of tot gebruik aan te wenden dak, doch met uitsluiting van het gedeelte dat uitsluitend als woongelegenheid van de belastingplichtige natuurlijke persoon wordt gebruikt. Artikel 10 1. Elke belastingplichtige vermeld in artikel 1B moet per afzonderlijke vestiging aangifte doen op een aangifteformulier dat het provinciebestuur van Antwerpen ter beschikking stelt. De correct ingevulde, gedag- en gehandtekende aangiften moeten uiterlijk op 30 april 2012 toekomen bij het Provinciebestuur van Antwerpen, dienst fiscaliteit, Boomgaardstraat 22 bus 111 te 2600 Antwerpen. 2. Een belastingplichtige is voor een vestiging vrijgesteld van de in par. 1 voorgeschreven aangifteplicht op voorwaarde dat hij/zij voor het vorige aanslagjaar voor deze vestiging 7

werd aangeslagen op basis van een aangifte. Een belastingplichtige kan niettemin worden verplicht voor een dergelijke vestiging - waarvan sprake is in het eerste lid - een aangifteformulier in te dienen, indien hem/haar dat uitdrukkelijk wordt gevraagd door het provinciebestuur van Antwerpen, dienst fiscaliteit. 3. Voor de vestiging waarvoor overeenkomstig par. 2, eerste lid, een vrijstelling van de aangifteplicht geldt, wordt aan de belastingplichtige een aangifteformulier met een voorgedrukt voorstel van aangifte ter beschikking gesteld, dat de gegevens vermeldt waarover het provinciebestuur van Antwerpen, dienst fiscaliteit, beschikt, onder meer inzake de ligging van de vestiging en de oppervlakte. 4. Enkel indien op het voorstel van aangifte onjuistheden of onvolledigheden zijn vermeld of indien de voorgedrukte gegevens niet overeenstemmen met de belastbare toestand op 1 januari 2012, moet de belastingplichtige het aangifteformulier terugzenden overeenkomstig de procedure, vermeld in par. 1, met duidelijke en volledige vermelding van de correcte gegevens en verbeteringen. Het is de belastingplichtige die dient te bewijzen dat hij/zij de aangifte tijdig indiende. 5. Het voorstel van aangifte, dat zo nodig wordt verbeterd of vervolledigd binnen de in par. 1 vermelde termijn, heeft dezelfde waarde als een tijdig ingediende aangifte. 6. Voor elke vestiging waarvoor een belastingplichtige, vermeld in par. 1, geen aangifteformulier heeft ontvangen is hij/zij verplicht, uiterlijk op 30 april 2012, aan de in par. 1 vermelde dienst de voor aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen, eventueel op het formulier dat daartoe op verzoek zal worden toegezonden. 7. Tevens moet de belastingplichtige, vermeld onder art. 1 B, binnen de maand uit eigen beweging aangifte doen, vergezeld van de nodige bewijsstukken, bij de in par. 1 vermelde dienst van: Artikel 11 elke nieuwe of bijkomende vestiging in de provincie Antwerpen; elke wijziging van de beschikbare oppervlakte, in principe dus elke verwerving of vervreemding van onroerend goed, elk begin of einde van huur, pacht, en elke andere wijze waardoor de beschikbare oppervlakte op het grondgebied van de provincie Antwerpen wijzigt; elke verandering in de uitbating; de definitieve stopzetting van bedrijf, handelszaak of zelfstandige beroepsactiviteit in de provincie Antwerpen. Het bedrag van de verschuldigde belasting wordt als volgt bepaald: 149 euro per vestiging met een oppervlakte tot 1.000 m² (10 are); deze aanslagvoet wordt herleid tot 56 euro indien de belastingplichtige, vermeld onder artikel 1 B, geen personeel in dienst heeft; 372 euro per vestiging met een oppervlakte van meer dan 1.000 m² (10 are) tot 5.000 m² (50 are); 929 euro per vestiging met een oppervlakte van meer dan 5.000 m² (50 are) tot 10.000 m² (1 ha); 2.786 euro per vestiging met een oppervlakte van meer dan 10.000 m² (1 ha) tot 50.000 m² (5 ha); 9.285 euro per vestiging met een oppervlakte van meer dan 50.000 m² (5 ha) tot 100.000 m² (10 ha); 18.571 euro per vestiging met een oppervlakte van meer dan 100.000 m² (10 ha) tot 200.000 m² (20 ha). De fractie van 1m² wordt als 1 m² beschouwd Vestigingen met een oppervlakte van meer dan 200.000 m² (20 ha) worden belast op basis van 18.571 euro voor de eerste 200.000 m² (20 ha), verhoogd met 8 euro per 100 m² (1 are) 8

of gedeelte van 100 m² (1 are) voor de schijf van de oppervlakte boven de 200.000 m² (20 ha). Artikel 12 In afwijking van het bepaalde in artikel 11 gelden voor de agrarische bedrijven volgende heffingen: Basisbedrag: 158 euro, vermeerderd met: 8 euro per 10.000 m² (1 ha) of gedeelte ervan boven 200.000 m² (20 ha) landbouwoppervlakte; 30 euro per 10.000 m² (1 ha) of gedeelte ervan boven 50.000 m² (5 ha) tuinbouwoppervlakte in open lucht; 4 euro per 100 m² (1 are) of gedeelte ervan boven 5.000 m² (50 are) tuinbouwoppervlakte in serres. Artikel 13 Voor de toepassing van artikel 12 wordt het volgende verstaan onder: agrarisch bedrijf: een bedrijf waarvan de werkzaamheden uitsluitend bestaan uit landbouw en/of tuinbouw; landbouw- en/of tuinbouwoppervlakte: oppervlakte voor landbouw en/of tuinbouw; serre: elke duurzame constructie die gebruikt wordt of bestemd is voor de tuinbouwteelt. Artikel 14 Voor de begrippen van artikel 13 gelden volgende bepalingen: landbouw: een zelfstandige beroeps- of bedrijfsactiviteit gericht op akkerbouw en/of weidebouw en/of bosbouw en/of veeteelt; voor de hierboven vermelde begrippen gelden volgende bepalingen: akkerbouw: een zelfstandige beroeps- of bedrijfsactiviteit gericht op het telen van granen, nijverheidsgewassen, voedergewassen, aardappelen, peulvruchten, pootgoed, landbouwzaden en/of aanverwante gewassen; weidebouw: een zelfstandige beroeps- of bedrijfsactiviteit gericht op het exploiteren van blijvend grasland; bosbouw: een zelfstandige beroeps- of bedrijfsactiviteit gericht op het aanleggen en exploiteren van bossen, met inbegrip van de bosboomkwekerij; veeteelt: een zelfstandige beroeps- of bedrijfsactiviteit gericht op het houden van dieren voor de vlees-, melk- of eierproductie en/of het kweken/fokken van dieren voor de vacht of het bekomen van jongen; tuinbouw: een zelfstandige beroeps- of bedrijfsactiviteit gericht op groenteteelt, fruitteelt, boomkwekerij andere dan bosboomkwekerij, sierteelt, kweek van tuinbouwzaden, plantgoed en/of aanverwante teelten. Artikel 15 In afwijking van het bepaalde in artikel 11 gelden voor de openluchtrecreatieve bedrijven volgende heffingen: 375 euro per vestiging met een oppervlakte tot 50.000 m² (5 ha); 937 euro per vestiging met een oppervlakte van meer dan 50.000 m² (5 ha) tot 100.000 m² (10 ha); 2.398 euro per vestiging met een oppervlakte van meer dan 100.000 m² (10 ha) tot 200.000 m² (20 ha). 9

Vestigingen met een oppervlakte van meer dan 200.000 m² (20 ha) worden belast op basis van 2.398 euro voor de eerste 200.000 m² (20 ha), verhoogd met 38 euro per 10.000 m² (1 ha) of gedeelte van 10.000 m² (1 ha) voor de schijf van de oppervlakte boven de 200.000 m² (20 ha). Artikel 16 Voor de toepassing van artikel 15 wordt het volgende verstaan onder: openluchtrecreatief bedrijf: een bedrijf waarvan de activiteiten bestaan uit het exploiteren van kampeerterreinen en/of kampeerverblijfparken en/of sportinfrastructuur in open lucht bestemd voor het gebruik door niet-professionele sportbeoefenaars. Artikel 17 Voor de begrippen van artikel 16 gelden volgende bepalingen: kampeerterrein: een kampeerterrein zoals bepaald in het Besluit van de Vlaamse regering betreffende de exploitatie van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven; kampeerverblijfpark: een kampeerverblijfpark zoals bepaald in het Besluit van de Vlaamse regering betreffende de exploitatie van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven; niet-professionele sportbeoefenaar: de sportbeoefenaar die zich voorbereidt op of deelneemt aan een sportmanifestatie en daarvoor geen arbeidsovereenkomst heeft aangegaan in het kader van de wetgeving betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaar; voor het begrip sportmanifestatie geldt volgende bepaling: sportmanifestatie: elk initiatief tot sportbeoefening met recreatieve, competitieve of demonstratieve doeleinden in georganiseerd verband. Artikel 18 Belastingplichtigen die door de aard en voor de uitvoering van hun bedrijvigheid ook gronden gebruiken voor landbouw en/of tuinbouw en/of openluchtrecreatie zoals bedoeld in artikelen 13,14, 16 en 17 worden - naast de reglementaire taxatie voor de andere belastbare oppervlakten - voor bedoelde gronden belast tegen het tarief voor agrarische bedrijven en/of openluchtrecreatieve bedrijven. Artikel 19 Gepensioneerde zelfstandigen en gepensioneerde uitbaters van agrarische bedrijven met beperkte bedrijfsactiviteit betalen een forfaitair bedrag van 27 euro wanneer hun inkomen lager ligt dan het wettelijk toegelaten inkomen. Gepensioneerde uitbaters van agrarische bedrijven die minder dan 10.000 m² (1 ha) bewerken betalen 12 euro. Artikel 20 De toestand op 1 januari van het aanslagjaar is bepalend voor de belastingplicht en de belasting is ondeelbaar verschuldigd voor het gehele jaar. Het feit dat in de loop van het aanslagjaar een natuurlijke persoon zijn/haar hoedanigheid van zelfstandige beëindigt, een vennootschap ophoudt te bestaan, de belastbare oppervlakte vermindert en/of een belastbare vestiging wordt gesloten of verlaten, geeft geen aanleiding tot enige belastingvermindering. Indien bewezen wordt dat een natuurlijke persoon zijn/haar mogelijkheid tot uitoefening van een zelfstandige beroepswerkzaamheid uiterlijk op 1 januari van het aanslagjaar volledig en definitief beëindigde of indien bewezen wordt dat een vennootschap uiterlijk op 1 januari van het aanslagjaar volledig en definitief ophield te bestaan, gaat de hoedanigheid van 10

belastingplichtige verloren. Bij een tijdelijke onderbreking van de werkzaamheden of bij een inactiviteit of zolang de vereffening van een vennootschap niet is afgesloten, blijft de hoedanigheid van belastingplichtige verder bestaan. Hoofdstuk IV: gemeenschappelijke bepalingen Artikel 21 Deze belasting is een kohierbelasting. De kohierbelasting moet worden betaald binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Artikel 22 De in artikelen 5 en 10 bedoelde aangiften mogen worden ingediend door middel van procedures waarbij informatica- en telegeleidingstechnieken worden aangewend en die het behoud van de integriteit van de elektronische documenten waarborgen evenals de toerekening ervan aan de belastingplichtige. De gegevens van elke aangifte die door het provinciebestuur fotografisch, optisch, elektronisch of volgens elke andere informatica- of telegeleidingstechniek worden geregistreerd, bewaard of weergegeven, evenals hun weergave op een leesbare drager, hebben bewijskracht voor de toepassing van de belasting. Artikel 23 Bij gebrek aan aangifte binnen de in artikelen 5 en 10 gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte, kan de belasting ambtshalve worden ingekohierd. De ambtshalve inkohiering gebeurt met een verhoging, waarbij per vestiging het aangiftegedrag vanaf het aanslagjaar 2001 van de belastingplichtige in aanmerking wordt genomen, en wel als volgt: 1e overtreding: 10% verhoging; 2e overtreding: 40% verhoging; 3e overtreding: 70% verhoging; 4e overtreding: 100% verhoging; 5e en volgende overtredingen: 200% verhoging. Deze verhogingen worden per vestiging, respectievelijk hoofdverblijf, toegepast, ongeacht of het om één of meer overtredingen per aanslagjaar gaat, en met dien verstande dat tijdige en correcte aangifte gedurende twee opeenvolgende jaren de goede trouw in hoofde van de belastingplichtige volledig herstelt, waardoor de aanslag bij de eerstvolgende overtreding met slechts 10% wordt verhoogd. Elke belastingverhoging bedraagt minimum 12 euro. De belastingverhoging blijft echter beperkt tot 200% van de verschuldigde belasting. De gegevens van elk document dat verband houdt met een ambtshalve inkohiering die door het provinciebestuur fotografisch, optisch, elektronisch of volgens elke andere informatica- of telegeleidingstechniek worden geregistreerd, bewaard of weergegeven, evenals hun weergave op een leesbare drager, hebben bewijskracht voor de toepassing van de belasting. Goedgekeurd door de provincieraad van Antwerpen in vergadering van 2 december 2011. 11

De provincieraad van Antwerpen, Overwegende dat op 31 december 2011 de heffingsduur verstrijkt van de provinciale belastingverordening inzake opcentiemen op de onroerende voorheffing, hernieuwd bij raadsbesluit van 8 oktober 2010; Overwegende dat het noodzakelijk is voor het evenwicht van het provinciaal budget; Gelet op de artikelen 162 en 170 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994 en de artikelen 42, 144 en 241 tot en met 253 van het provinciedecreet van 9 december 2005; Gelet op artikel 16 van de gewone wet van 9 augustus 1980, houdende de hervorming van de instellingen, gewijzigd bij de wet van 9 juli 1982; BESLUIT Artikel 1 Met ingang van 1 januari 2012 worden voor een termijn van één jaar, eindigend op 31 december 2012, ten behoeve van de provincie Antwerpen, tweehonderd negentig (290) opcentiemen op de onroerende voorheffing geheven. Artikel 2 A Aan nieuw-opgerichte nijverheids-, handels- en landbouwbedrijven wordt teruggave van belasting verleend, wat betreft het gebouwd kadastraal inkomen, indien voldaan wordt aan volgende voorwaarden: a) opgericht zijn na 1 januari 2011; b) in de loop van het aanslagjaar een bezoldiging aan in België gedomicilieerde werknemers betaald hebben, overeenstemmende met ten minste 200 werkdagen, of hiermee gelijkgestelde dagen; c) binnen de twee maanden na verloop van het aanslagjaar of binnen de termijn die gesteld is voor het indienen van een bezwaarschrift een verzoek om ontheffing indienen bij de deputatie van de provincie Antwerpen en het nodige stavingsmateriaal voorleggen. Deze ontheffing kan niet worden genoten: a) door bedrijven die zich binnen het grondgebied van de provincie verplaatsen; b) wanneer een bedrijf gesticht wordt door wijziging, samenvoeging of splitsing, juridisch of hoe dan ook, van bestaande bedrijven in de provincie. Voor landbouwbedrijven evenwel is de splitsing geen reden tot uitsluiting van de ontheffing indien aan de andere voorwaarden is voldaan. B Bij uitbreiding van bedrijf, die blijkt uit een vermeerdering van het kadastraal inkomen der bedrijfsgebouwen, wordt eveneens teruggave van belasting verleend voor het gedeelte waarmee het kadastraal inkomen vermeerderd is wegens de uitbreiding van het bedrijf, onder volgende voorwaarden: a) in de loop van het aanslagjaar een bezoldiging aan in België gedomicilieerde werknemers betaald hebben overeenstemmende met een aantal werkdagen dat ten minste 5% hoger ligt dan dat van het aan de uitbreiding voorafgaande kalenderjaar; b) binnen de twee maanden na verloop van het aanslagjaar of binnen de termijn die gesteld is voor het indienen van een bezwaarschrift een verzoek om ontheffing indienen bij de deputatie van de provincie Antwerpen en het nodige stavingsmateriaal voorleggen. 12

Deze ontheffing kan niet worden genoten wanneer de uitbreiding enkel het gevolg is van inbreng of opslorping van in de provincie bestaande bedrijven. C Deze fiscale voordelen worden slechts verleend gedurende drie opeenvolgende jaren, op voorwaarde dat het oorzakelijk verband is blijven bestaan en voor zover de provincieopcentiemen niet ontheven worden samen met de basisbelasting inzake de onroerende voorheffing ingevolge de wetgeving of decretale bepalingen betreffende de financiële steun door de Staat of het Gewest tot bevordering van de economische expansie. Goedgekeurd door de provincieraad van Antwerpen in vergadering van 2 december 2011. 13