Gemeente van onze Heer, Jezus Christus, Het woord is aan jou! Met dat thema sturen de Letse kerken ons de week van gebed voor de eenheid van de kerk in. Ze koppelen dat thema aan de tekst uit de eerste brief van Petrus, waarin staat dat wij wat wij zijn. Wij, samen met alle christenen wereldwijd. Hoe worden wij dan genoemd door Petrus? Wij zijn een uitverkoren geslacht, wij zijn een koninkrijk van priesters, wij zijn een heilige natie, wij zijn een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van hem die ons uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaar licht. Herkennen we onszelf in die omschrijving? Misschien niet, misschien nog niet. Maar toch mogen we dat waar maken. Wij zijn dat ene volk dat hoort bij die ene God. En daarom is het woord aan jou! Welkom in die grote eenheid waar we deze week bij uitstek voor bidden; hier in Nederland, maar ook overal op aarde. Met al die christenen wereldwijd, met al die kerken wereldwijd, vormen wij een eenheid. Eén volk toebehorend aan de ene God. Onvoorstelbaar. En daarom gaan we vanochtend rustig terugtellen, van twaalf naar dat heilige getal: één. In twaalf korte schetsjes werken we toe naar die onvoorstelbare eenheid. Bij de meeste van de getallen zijn nog veel meer bijbelse woorden te vinden. Natuurlijk is dit niet een compleet overzicht. Maar wel een waardevolle teloefening. We onderbreken het tweemaal voor het zingen van een lied. Twaalf. Ruben, mijn oudste zoon ben jij. Simeon en Levi zijn altijd samen. Juda, jou zullen je broers bejubelen. Zebulon, aan de zee zal hij wonen. Dan, hij handhaaft het recht van zijn stam. Gad, hij achtervolgt zijn belagers. Aser, rijk aan de fijnste spijzen. Naftali, een hinde in vrijheid. Een vruchtbare wijnstok is Jozef. Benjamin, een verscheurende wolf. Dit waren alle stammen van Israël, twaalf in getal, en met deze woorden gaf hun vader Jakob elk van hen een eigen zegen. (Gen. 49) In de twaalf stammen is het hele volk vertegenwoordigd. In het getal twaalf is ook de hele wereld present. Zo beginnen we dit aftelrijtje met alles en iedereen. Ook wij maken deel uit van een groter geheel. Zoals de twaalf broers het met elkaar moesten rooien ook al ging dat lang niet altijd gemakkelijk, zo moeten wij het op aarde ook met elkaar zien uit te houden. Elf. Galileërs, wat staan jullie naar de hemel te kijken? Jezus, die uit jullie midden in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde wijze terugkomen als
jullie hem naar de hemel hebben zien gaan. Toen ze in de stad waren aangekomen, gingen ze naar het bovenvertrek waar ze verblijf hielden: Petrus en Johannes, Jakobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon de IJveraar en Judas, de zoon van Jakobus. Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed. (Hand. 2) Elf leerlingen zijn er nog over om het wonder van Pasen mee te maken, om de levende Heer nog een tijdje te mogen ontmoeten, totdat hij uit hun midden opgenomen wordt in de hemel. Elf is er eentje tekort. Ze kiezen er één bij. Het is niet perfect in deze wereld. Er vallen mensen af. Door eigen of andermans schuld of door botte pech. Judas Iskariot doet niet meer mee. En toch moeten de leerlingen doorzetten. Doorgaan. Ook al zijn ze maar met z'n elfen. En dat doen ze: doorgaan. Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed, zelfs nu ook hun heer Jezus er niet meer is. Dat is een voorbeeld om na te volgen. Doorgaan, ook al voelen we ons niet compleet. Doorzetten, ook al missen we mensen van wie we afscheid hebben moeten nemen. Verder gaan, ook al kunnen we bijvoorbeeld in het kerkenwerk niet altijd meer alle vacatures vervullen. Elf is een les in doorzettingsvermogen voor christenen. Tien. Tien woorden ten leven, tien geboden, tien richtlijnen. De Heer heeft deze woorden deze, en niet meer tot u gesproken toen u daar bijeen was. Met een geweldige stemgeluid kondigde hij op de berg zijn geboden af, vanuit vuur en dreigende, donkere wolken, en hij schreef ze op twee stenen platen en gaf die aan Mozes. (Deut. 5) Tien is het getal dat ons op weg helpt. Voor elke vinger een leefregel. Niet als opgeheven vingertjes die terechtwijzen, maar als richtingaanwijzers van het leven. Zo geeft God ons zijn geboden. Negen. Een lastig getal. Het lijkt geen bijzondere waarde te hebben. Toch heb ik er een verhaal bij gevonden. Jezus geneest tien melaatsen op het grensgebied van Samaria en Galilea. Eén van hen, die zag dat hij genezen was, keerde terug en loofde God met luide stem. Toen zei Jezus: 'Zijn er niet tien gereinigd? Waar zijn de negen anderen? Wilde niemand anders terugkomen om God eer te bewijzen dan deze vreemdeling?' Hij zei tegen de Samaritaan: 'Sta op en ga. Uw geloof heeft u gered.' (Lc. 17) Negen leren ons hoe het niet moet. Gods goedheid wordt ons dag aan dag gegeven. Het is haast vanzelfsprekend. Het is zo gemakkelijk om net als die negen te zijn. Maar natuurlijk is al het goede dat God voor ons doet een wonder. Een wonder dat we telkens opnieuw mogen belijden. Acht. Diezelfde dag gingen Noach, zijn zonen Sem, Cham en Jafet, zijn
vrouw en de drie vrouwen van zijn zonen de ark in, samen met alle soorten wilde dieren, vee en kruipende dieren, en ook met alle soorten vogels en wat er verder maar vleugels heeft. (Gen. 7) Acht mensen werden gered op de ark, samen met een afvaardiging van heel de schepping die de grote Schepper met zoveel liefde had gemaakt. Acht is hier een getal van redding en van de mens temidden van de dieren. Het is dan vast ook niet toevallig dat juist Psalm 8 de mens temidden van de schepping bezingt; de mens die gered wordt door God. We onderbreken deze opsomming en zingen verder van die Psalm 8, de coupletten 4, 5 en 6. Na 8 zingen Ps. 8:4, 5, 6 Zeven. Genade zij u en vrede van hem die is, die was en die komt, en van de zeven geesten voor zijn troon, en van Jezus Christus, de betrouwbare getuige, de eerstgeborene van de doden, de heerser over de vorsten van de aarde. (Opb. 1) Zeven. Het getal van de volheid. Het getal dat in het bijbelboek Openbaring telkens weer terug komt. Deze zeven geesten voor Gods troon, de zeven brieven die naar de zeven gemeenten worden gestuurd, zeven zegels die verbroken worden op de zeven boekrollen, zeven bazuinen die schallend klinken en zeven offerschalen. Zeven wijst vooruit naar de toekomst, naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Dat is Gods volheid; die ook voor ons is klaargemaakt. Vanuit die belofte mogen we als christenen leven. Zes. God zei: 'Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken.' Hij zegende hen. God keek naar alles wat hij had gemaakt en zag dat het zeer goed was. Het werd avond en het werd morgen. De zesde dag. (Gen. 1) Zes is de schepping en in het bijzonder de mens. Net bij het getal acht, zagen we vooral God als redder. Nu ligt het accent meer op de zegen van God. Hij zag dat het zeer goed was. Of met het Hebreeuwse woord voor goed: tof. Zes: God is tof. En wij ook, want wij zijn naar zijn beeld geschapen. Vijf. Maar Jezus zei: 'Geven jullie hun maar te eten. Hoeveel broden hebben jullie bij je? Ga eens kijken.' En nadat ze waren gaan kijken wat ze bij zich hadden, zeiden ze: 'Vijf, en twee vissen.' (Mc. 6) Vijf broden is voldoende om van uit te delen. We kunnen nooit als excuus aanvoeren: mijn bijdrage is niet zo groot, daarom hoef ik niets te doen. Ook met het weinige dat we misschien kunnen missen, hebben we een opdracht om goed te doen. Vijf is het begin van overvloed. Overvloed omdat Jezus Christus er zijn
zegen over uitspreekt. Dezelfde zegen waarmee wij aan het einde van de dienst weer de wereld in worden gezonden. Vier. Je zult zo veel nakomelingen krijgen als er stof op de aarde is; je gebied zal zich uitbreiden naar het westen en het oosten, naar het noorden en het zuiden. Alle volken op aarde zullen wensen zo gezegend te worden als jij en je nakomelingen. (Gen. 28) Jakob hoort deze belofte in een droom in Betel. Vele generaties later klinkt dat weer door in de woorden van de schrijver van Psalm 107; wanneer van al die vier de windstreken mensen God loven en prijzen. Loof de HEER, want hij is goed, eeuwig duurt zijn trouw. Zo spreken zij die door de HEER zijn verlost, die hij verloste uit de greep van de angst, bijeenbracht uit alle landen, uit het oosten en het westen, uit het noorden en het zuiden. Heel de aarde, alle vier de windstreken loven God. Van alle vier de windstreken gaan mensen deze week in gebed voor de eenheid van de kerk. Om die eenheid zingen wij nu lied 969: In Christus is noch west noch oost. Na 4 zingen 969 In Christus is noch west noch oost Drie. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb. En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld. (Mt. 28) Drie staat uiteraard voor de drie manieren waarop wij God hebben leren kennen: als Vader, Zoon en heilige Geest. Maar drie is ook een verwijzing naar tijd en eeuwigheid, naar Hij die was, die is en die komen zal. Naar verleden, heden en toekomst. Naar ons verleden, geschapen uit Gods goedheid. Naar ons heden, onze verantwoordelijkheden in het hier en nu. En naar de toekomst die voor ons open ligt, op weg naar de voltooiing van Gods koninkrijk. Twee. Maar Jezus slaakte een luide kreet en blies de laatste adem uit. Toen de centurio, die recht tegenover hem stond, hem zo zijn laatste adem zag uitblazen, zei hij: 'Werkelijk, deze mens was Gods Zoon.' (Mc. 16) Twee verwijst naar de twee naturen van Jezus. Hij was werkelijk mens, maar ook werkelijk God. Deze centurio, een soldaat die niet eens tot het joodse volk behoorde, had dat goed gezien. Jezus was helemaal God, en tegelijkertijd helemaal mens. Moeilijk voor te stellen. En er is in de geschiedenis van de kerk ook vaak over gediscussieerd. Maar het is ook wel een heel mooi beeld. Want doordat
hij werkelijk mens was en werkelijk God, kon Jezus voor ons hemel en aarde met elkaar verbinden, en zo voor ons, menselijke mensen, de weg vrijmaken naar de hemel. Eén. Luister, Israël: de Heer, onze God, de Heer is de enige! Heb daarom de Heer lief met hart en ziel en met inzet van al uw krachten. (Deut. 6) Eén. We zijn eindelijk bij één aangekomen. En toch ook was die ene God al de hele aftelreeks in ons midden, te vinden in de bijbelcitaten. 'Eén' is een oproep aan ons, om als christenen, om als kerken, te werken aan eenheid. Wij allen zijn kinderen van God, van die ene God, en zo vormen we, ondanks al ons kleinmenselijk geharrewar, één lichaam met Jezus Christus aan het hoofd. Die eenheid staat centraal in deze week van gebed. Aan ons de taak om die eenheid waar te maken. Twaalf kleine zetjes in de rug hebben we gekregen, nu is het woord aan ons. Dat geven de Letse kerken ons mee: Het woord is aan jou! Amen.