Inhoud. 496xxx Issue b 1

Vergelijkbare documenten
Gebruikershandleiding

Installateurshandleiding

HANDLEIDING VOOR DE GEBRUIKER HYBRIDE CONTROLEPANELEN

GALAXY 16 & 16+ GEBRUIKERSHANDLEIDING MK 6. versie 4 oktober

InteGra Gebruikershandleiding 1

GfS Day Alarm. Algemene omschrijving...p. 2. Montage handleiding en functies...p. 3. Instellingen van magneet contacten...p. 4

Beveiligingssysteem. Beknopte. Gebruikershandleiding

CP-508 GEBRUIKERS-HANDLEIDING

CS series LED-gebruikersgids

Gebruikershandleiding

HANDLEIDING VOOR DE GEBRUIKER MK 2 HYBRIDE CONTROLEPANEEL

Beveiligingssysteem. Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

Draadloze signaal overdracht. De communicatie tussen melders en centrale wordt radiografisch geregeld.

Gebruikershandleiding

EV455AM / EV456AM TECHNISCHE GEGEVENS V DC 2 V tt bij 12 V DC 6 ma in rust (EV456AM - 6 ma) 18 ma tijdens alarm (EV456AM - 18 ma) Auto Focus

Gebruikershandleiding CS-175 CS-275 CS-575 LED Codeklavier

CENTRAAL CONTROLE PANEEL EC 6350 LCD

TS 400. Inbraak Alarmcentrale

COPYRIGHT GARANTIEBEPERKINGEN

8136i. Handleiding voor de gebruiker. Uitgave: Oktober Handleiding voor Nederlandse softwareversie 2.xx en hoger.

GEBRUIKERSHANDLEIDING

Brandmeldpaneel FP800 Gebruikershandleiding

SECURIT 800L installateurshandleiding. Installateurshandleiding. Securit 800L HT B 1

CODEKLAVIER PROGRAMMATIE HANDLEIDING

Technische handleiding

FAQ en HANDLEIDINGEN. MEER HANDLEIDINGEN: kijk op faq.koba-groep.com

ADVISOR CD3401. Montage Handleiding. Software versie: vanaf V6.0. Kode: CD II /v6i Datum:

Gebruikershandleiding. Advisor Advanced

Gebruikershandleiding. Bedienpaneel MINI-REP

PUNT MET-LOK Installatie & Programmering

Gebruikershandleiding. Brandmeldcentrale JUNO-NET EN54

Homelink-Prolink. Beveiligingssysteem Gebruikershandleiding. Blz. 1

Syncro AS. Analoge Brandmeldcentrale. Gebruikershandleiding. Man V1.0NL

EV475AM / EV476AM TECHNISCHE GEGEVENS V DC 2 V tt bij 12 V DC 5 ma in rust (EV476AM - 5 ma) 18 ma tijdens alarm (EV476AM - 18 ma) Auto Focus

Syncro. Multi-loop Analoog adresseerbaar Brandmeldpaneel. Gebruikershandleiding. Issue 27 Feb fnv1.1. Product Manuals/Man-1057 Syncro User

FAQ en HANDLEIDINGEN. MEER HANDLEIDINGEN: kijk op faq.koba-groep.com

COPYRIGHT GARANTIEBEPERKINGEN

TS790/TS & groepen Alarmcentrale. Beheerdershandleiding

Gebruikershandleiding. Brandmeldcentrale JUNO-NET EN54

ADVISOR CD7201 CD95/ Manager Handleiding. Software versie: vanaf V

GEBRUIKERSGIDS CP-700 alarmcentrale

Verkorte Gebruiker Handleiding

GEBRUIKERS HANDLEIDING

Vanaf SN : CODEKLAVIER PROGRAMMATIE HANDLEIDING

InteGra Gebruikershandleiding 1 INHOUD 1. ALGEMEEN DE INTEGRA INBRAAKCENTRALE LCD BEDIENDEEL Display Toetsen...

EV435AM / EV436AM TECHNISCHE GEGEVENS V DC 2 V tt bij 12 V DC 5 ma in rust (EV436AM - 5 ma) 18 ma tijdens alarm (EV436AM - 18 ma) Auto Focus


ADVISOR CD3401. Manager Handleiding. Software versie: vanaf V

Technische handleiding

Gebruiker Handleiding Premier 24/48/88/168/640 INS479

INSTALLATIE INSTRUCTIES Alleen geschikt als permanente installatie, onderdelen genoemd in de handleiding kunnen niet buiten gemonteerd worden.

ADEMCO 6128NL. gebruikershandleiding

Lagarde BV - Voorthuizerstraat 69c SC Putten - Tel : info@lagarde.nl

HAM841K ALARMCONTROLEPANEEL VOOR COMMERCIËLE EN RESIDENTIËLE TOEPASSINGEN

Gebruikershandleiding Integra

HANDLEIDING VOOR DE GEBRUIKER VAN DE CP-508AT CENTRALE

OPTISCHE-AKOESTISCHE BUITEN SIRENE/FLITSER SP-4002

FLEXESS AQUA CODETABLEAU EN PASLEZER TC-CS200 CS VERGRENDELINGEN. t f MODELLEN CS200 SPECIFICATIES

Gebruikershandleiding

Installatie handleiding AlphaVision NG Proximity Lezer

ELVA Security

DA-SYSTEMS 6/14- COM. Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding CS-175 CS-275 CS-575 LCD Codeklavier

TS 410 INSTALLATIE & PROGRAMMERING. Inbraak Alarmcentrale

FLEXESS TERRA CODETABLEAU EN PASLEZER TC-CS100 CS VERGRENDELINGEN. t f MODELLEN CS100 SPECIFICATIES

Gebruikershandleiding Inhoudsopgave. 1. Inleiding Verkorte gebruiksinstructie 4

ADVISOR CD 7201 CD9501/15001

Met het MKP-300 bediendeel kunt u het MICRA Alarmsysteem bedienen. Deze werkt alleen als de MICRA module in de alarm module mode is ingesteld.

CL-80. Handleiding. Codeslot voor buiten en binnen 1. INTRODUCTIE 2. SPECIFICATIES 3. INSTALLATIE. 3.1 Monteren. 3.2 Draad diktes en draad invoer

MAX-20MC. Gebruikershandleiding. Draadloze PowerCode alarmcentrale met 20 zones 1. INTRODUCTIE. 1.1 Maak kennis met de MAX-20MC

installatiehandleiding Alarmlicht

Het Keypad (met segmenten)

T S INBRAAK ALARMCENTRALE

VERKORT PROGRAMMEER OPSTART HANDLEIDING GALAXY G2-20 en G2-44+ CONCEPT 2015V1

FP400-serie. Klassieke microprocessorgestuurde brandmeld- en detectiepanelen. Gebruikershandleiding

EV645 / EV646 TECHNISCHE GEGEVENS V DC 2 V tt 15 ma in rust (EV ma) 26 ma tijdens alarm (EV ma) 4D-signaalverwerking

04/2015 Vanaf serienummer : CODEKLAVIER PROGRAMMATIE HANDLEIDING

Technische Handleiding CodeAccess10


installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

DRAADLOZE ONTVANGER PC

Installatie instructies

AlphaVision 16. Gebruikershandleiding. Alphatronics b.v.

CODEKLAVIER PROGRAMMATIE HANDLEIDING

K-Steel deuropenermodule 1156/10 met numeriek toetsenbord

DA SYSTEMS. Aplique. Gebruikershandleiding

HANDLEIDING VOOR DE GEBRUIKER VAN DE CP-508LCD CENTRALE

Introductie De Music Control TAA-6604 is een interface tussen de telefoon-, de alarm-,en de geluidsinstallatie.

ATS2000 Controle Paneel Quick Reference Guide

Handleiding Mini deur/raam contact.

Brandmeldcentrale CSP-204 CSP-208 Bedieningshandleiding

Gebruikershandleiding

CODEKLAVIER PROGRAMMATIE HANDLEIDING

ADE Gen4 Accenta/Optima Accenta + Accenta Naam installatiebedrijf: Telefoonnummer: Installatiedatum: Account nummer: EKZ014900A Dutch

Advisor CD 7201S1 CD 9501S1 CD 15001S1

FLEXESS PEBBLE PASLEZER

Inhoudsopgave Issue 2 1

Transcriptie:

Inhoud 1. INTRODUCTIE... 2 Bedieningsfuncties en indicaties... 2 Systeem functies... 3 Detectoren... 3 Geheel inschakelen... 3 Uitlooptijd... 4 Gedeeltelijke inschakeling... 4 Binnenkomen en het systeem uitschakelen... 4 Alarm... 5 Externe en interne sirenes en zoemers... 5 Opnieuw inschakelen... 5 Telefoonkiezeraansluitingen... 6 Overvalalarm (PA)... 6 Overvalknoppen... 6 Deurbelfunctie... 7 Voeding... 7 Bediening door de gebruiker... 7 Logboek... 7 Installateurscode... 7 Technische beschrijving... 8 Specificaties... 8 Voeding... 8 Uitgangen... 8 Zekeringen... 8 2. INSTALLATIE... 9 Montage van het systeem... 9 Montage van het controlepaneel... 9 Montage van een extern codebediendeel type 9427... 9 Montage van een sleutelschakelaar 10 Montage van magneetcontacten... 10 Montage van PIR detectoren... 10 Montage van een externe sirene... 10 Bekabeling van het controlepaneel... 11 Kabeldoorvoeringen... 11 Aansluiting voedingsspanning... 11 Aansluiting accu... 11 Aansluiting codebediendeel type 9427... 11 Toekenning codebediendeel en indirecte verlichting... 11 Aansluiting interface type 9428 voor sleutelschakelaars... 11 Toekenning sleutelschakelaar.. 11 Moment - of continu sleutelschakelaars... 12 Aansluiting detectorcircuits... 12 Aansluiting magneetcontacten... 12 Aansluiting PIR s... 12 Aansluiting telefoonkiezer... 12 Aansluiting sirenes en flitsers... 12 Eerste keer opstarten... 13 3. PROGRAMMEREN... 14 Overzicht van installateur commando s. 14 Terug naar de programmeerstand... 16 Terug naar de fabrieksinstellingen... 16 Installateurslooptest... 17 Inschakeling van de sleutelschakelaar.. 17 NL 496xxx Issue b 1

NL 1. INTRODUCTIE Controlepaneel 9448+, ontwikkeld voor particuliere beveiligingsinstallaties, is volledig programmeerbaar met 7 zones voor gehele of gedeeltelijke inschakeling. Lees eerst deze handleiding voordat u met de installatie begint. 1. Introductie Beschrijft de eigenschappen van het controlepaneel. 2. Installatie Beschrijft de montage van het controlepaneel en de aansluiting van de voeding, detectoren en alarmmelders. 3. Programmeren Beschrijft het programmeren van het controlepaneel voor de individuele gebruikers. Bedieningsfuncties en indicaties Het controlepaneel omvat een moederbord met microprocessor in een stalen behuizing met een scharnierend front. Op het controlepaneel kunnen maximaal vier optionele codebediendelen 9427 en twee interfaces 9428 voor sleutelschakelaars worden aangesloten. (Zie Installatie - Aansluiting interface 9428 voor sleutelschakelaars.) De LED s op een codebediendeel tonen de volgende functies: Brandt continu bij voldoende voedingsspanning. Toont de status van de 'laatste deur' -zone. 1-6 Toont de status van de detectiezones 1-6. Brandt continu bij onderbroken sabotagecircuit. Een codebediendeel bevat de volgende toetsen: Dient voor het gedeeltelijk overbruggen van het systeem. Dient voor bevestiging van opdrachten voor in- en uitschakeling. Gelijktijdig indrukken van de 2 overvaltoetsen ( 1 en 3 ) activeert een overvalmelding (zie 3. Programmeren voor het instellen van deze functie). Dient voor gedeeltelijke inschakeling van het systeem met een voorgeprogrammeerd aantal detectoren Dient voor het testen van sirenes, zoemers en flitsers. Dient voor het testen van detectoren. Dient voor het wijzigen van gebruikerscode. Dient voor het in-/uitschakelen van de deurbelfunctie. 2 496xxx Issue b

1. Introductie Dient voor het bekijken van het logboek. Druk op << ( 1 ) voor het verleden, druk op >>( 3 ) voor meer recente gebeurtenissen. Opm.: Een codebediendeel type 9427 bevat voorts LED s en toetsen die hierboven niet worden vermeld. Zij dienen voor aanvullende functies tbv. het 9449+ systeem. Voor het beheer van het systeem via een sleutelschakelaar dient een voor elke sleutelschakelaar een 9428 interface op het controlepaneel te worden aangesloten. Met de sleutelschakelaar kan de gebruiker kan het controlepaneel geheel of gedeeltelijk inschakelen, uitschakelen en resetten. Voor aansluiting van de interface op het controlepaneel gelden dezelfde aansluitingen en kabelspecificaties als die van een codebediendeel. De interface biedt aansluitingen voor moment en continue schakelaars en bevat LED s voor gereed en ingeschakeld. Op het controlepaneel kunnen 2 interfaces worden aangesloten, echter, elke interface vervangt een codebediendeel. Systeem functies Detectoren Het controlepaneel biedt aansluitingen voor 6 aparte detectiezones (zie fig. 1). Elke zone bestaat uit een gesloten lus die op een magneetcontact of een PIR detector kan worden aangesloten. Vanuit de fabriek worden alle zones geprogrammeerd als normale alarmzones. Indien een aansluiting niet wordt gebruikt dient deze als Niet gebruikt te worden geprogrammeerd (zie 3. Programmeren). Zone 5 kan worden geprogrammeerd voor brandmelders. Als deze zone wordt geactiveerd geeft het systeem een afwijkende, 2-tonige alarmmelding. Zone 6 kan worden geprogrammeerd voor Overvalalarm. Een overvalmelding geeft een volledige alarmmelding, ongeacht of het systeem is in- of uitgeschakeld. Het controlepaneel biedt een aparte 'laatste deur' -zone voor een magneetcontact of PIR bij de ingang. Zonodig kan ook zone 3 als 'laatste deur' -zone worden geprogrammeerd. De gehele bekabeling, detectoren, sirenecircuits en de paneeldeur worden beveiligd door een anti-sabotagelus. Als de anti-sabotagelus wordt onderbroken geeft het controlepaneel een geluidssignaal en gaat de LED branden als het systeem is uitgeschakeld, of een volledige alarmmelding als het systeem is ingeschakeld. Voor de voeding van de aangesloten apparatuur biedt het controlepaneel een positieve en negatieve 12 V aansluiting. Geheel inschakelen Voor het inschakelen van het totale systeem toetst de gebruiker een 4-cijferige toegangscode, of draait de sleutelschakelaar in de stand Volledig inschakelen. Het paneel geeft een uitloopsignaal en de tijdschakelaar gaat NL 496xxx Issue b 3

NL 1. Introductie lopen. Indien een zone tijdens de uitlooptijd open staat, geeft het systeem een onderbroken signaal. Het systeem geeft een alarmsignaal als de zone na afloop van de uitlooptijd nog steeds open staat. Uitlooptijd Het controlepaneel kan met 1 van de 5 uitloopvertragingen worden geprogrammeerd zodat de gebruiker tijdig het pand kan verlaten. De uitlooptijd geldt zowel voor de gehele als gedeeltelijke inschakeling van het systeem. Gedeeltelijke inschakeling De installateur kan het controlepaneel zodanig programmeren, dat de gebruiker bepaalde zones kan overbruggen als het systeem inschakelt met toets 2, ENTER, gebruikerscode, of de sleutelschakelaar in de stand Deelstand draait. (U kunt geen 'laatste deur' -zones overbruggen.) Deze functie kan bv. worden gebruikt om de begane grond te beveiligen, terwijl het gezin op de bovenverdieping slaapt. Het gedeeltelijk ingeschakelde systeem kan een aparte 'laatste deur' -zone noodzakelijk maken. In het voorbeeld zal het gezin het beveiligde gebied binnenkomen via de trap in plaats van via de voordeur. De installateur kan zone 1 als laatste deur -zone programmeren bij een gedeeltelijk ingeschakeld systeem. Indien zodanig geprogrammeerd start de in-/uitloopvertraging na het activeren van zone 1 als het systeem gedeeltelijk is ingeschakeld. Denk er aan dat zone 1 de inlooproute vormt als het systeem geheel wordt ingeschakeld. De installateur kan het systeem ook programmeren voor een stille gedeeltelijke inschakeling. In dat geval geeft het systeem geen signaal tijdens de uitlooptijd (tenzij een detector open staat ). De installateur kan de alarmmelding bij gedeeltelijke inschakeling programmeren voor volledig (interne en externe sirenes en inschakeling van de telefoonkiezer), of alleen intern (geen externe sirenes en geen telefoonkiezer). Zie Telefoonkiezeraansluitingen voor een beschrijving van de aansluitingen van de uitgangen van de telefoonkiezer. Binnenkomen en het systeem uitschakelen Bij binnenkomst via de 'laatste deur' -zone met een ingeschakeld systeem start de in-/uitlooptijd. Tijdens deze periode geeft het systeem een geluidssignaal. Het controlepaneel kan met 1 van de 5 vertragingen worden geprogrammeerd, zodat de gebruiker de gelegenheid heeft om het systeem uit te schakelen. Indien de inlooptijd is verstreken voordat de gebruiker zijn code heeft ingetoetst start het systeem gedurende 30 seconden een Tweede Kans tijdschakelaar en geeft een interne alarmmelding. Binnen deze 30 seconden moet de gebruiker zijn juiste code intoetsen voordat deze tweede kans schakeling afloopt en 4 496xxx Issue b

1. Introductie het systeem een volledige alarmmelding geeft. De installateur kan deze tweede kans-schakeling bij voorbaat uitschakelen. Het systeem geeft dan direct na afloop van de inlooptijd een volledige alarmmelding. Normaliter is zone 1 de 'laatste deur' -zone; en wordt tijdens de in-/uitloopperiode niet geactiveerd. Zonodig kan de installateur zone 2 voor een aanvullende inlooproute programmeren. Als de gebruiker van de inlooproute afwijkt start de tweede kans-schakeling en geeft een interne alarmmelding. Als de gebruiker binnen die periode niet zijn juiste code intoetst geeft het systeem een volledige alarmmelding. Indien de installateur de tweede kans-schakeling heeft uitgeschakeld geeft het systeem direct na afloop van de inlooptijd een volledige alarmmelding als de gebruiker van de voorgeschreven route afwijkt. Alarm Externe en interne sirenes en zoemers Het controlepaneel biedt 2 aparte relaisuitgangen voor een externe sirene en flitser. De externe sirene en flitser bestaan meestal uit een sabotagebeveiligde behuizing voor de sirene waarop de flitser is gemonteerd. Een controlemodule in de behuizing bevat een oplaadbare accu zodat de sirene zal blijven klinken ook als de bedrading is doorgesneden, of de behuizing wordt beschadigd. Deze module dient tevens als voeding voor de sirene die meestal niet meer dan 450mA vergt. Het openen van de behuizing of beschadigen van de bekabeling resulteert in een volledige alarmmelding. De sireneschakeling van het controlepaneel is negatief aangestuurd in alarm (zelfactiverend). Het controlepaneel gebruikt een 16 Ohm luidspreker (niet in de behuizing opgenomen) voor inloop-, uitloop- en alarmsignalen. Vanaf het moederbord kan het volume van de in-/uitloopsignalen worden ingesteld (zie fig. 2). In het totaal kunnen twee 16 Ohm luidsprekers (bv. type 9040) in serie op het controlepaneel worden aangesloten. De installateur kan het controlepaneel programmeren om een of meerdere keren gedurende een vastgestelde periode een alarmmelding te geven waarna de meldingen worden gestopt. Opnieuw inschakelen De installateur kan het systeem zodanig programmeren, dat het zichzelf weer inschakelt na een alarmmelding. In dit geval stopt het controlepaneel met alarmmeldingen na de vooraf ingesteld periode en schakelt het systeem opnieuw in voor een eventuele volgende alarmmelding. Als deze functie niet wordt benut stoppen de sirenes na de vooraf ingestelde periode en blijft het systeem inactief totdat de gebruiker zijn code intoetst. Zie 3. Programmeren. Eerste PIR alarmindicatie en herstel schokdetectoren Het controlepaneel beschikt over een Programmeerbare Uitgang (O/P) die kan worden benut voor eerste PIR alarmindicatie of herstel schokdetector. NL 496xxx Issue b 5

NL 1. Introductie Als 2 of meer PIR detectoren op één zone zijn aangesloten kan het controlepaneel niet onderscheiden welke detector een alarmmelding veroorzaakt. Aansluiting van O/P op de Latch ingang van de detectoren binnen de zone lost dit probleem op (zie fig. 9). Als O/P is geprogrammeerd voor eerste PIR alarmindicatie activeert het controlepaneel deze aansluiting als de uitlooptijd is verstreken zodat de detectoren gereset worden. Ingeval van een alarmmelding de-activeert het controlepaneel deze aansluiting. Daardoor gaat alleen het indicatielampje van de betreffende detector branden. Deze aansluiting kan ook voor glasbreukdetectoren worden gebruikt. (Denk er aan dat het controlepaneel de aansluiting ook de-activeert als het systeem wordt uitgeschakeld.) Zelfstandige schokdetectoren houden hun melding vast als zij worden geactiveerd. Om dit type detectoren automatisch te herstellen sluit u de negatieve voeding van de detectoren aan op O/P en programmeer O/P voor het herstellen van schokdetectoren. Na afloop van de uitlooptijd de-activeert het controlepaneel de aansluiting gedurende 6 seconden waardoor alle aangesproken detectoren worden hersteld. (Raadpleeg de handleiding van de betreffende detectoren voor meer informatie over de herstelmethode.) Telefoonkiezeraansluitingen Het controlepaneel beschikt over twee uitgangen die kunnen worden gebruikt voor aansluiting van een spraak- of digitale telefoonkiezer (zie fig. 2). Eén aansluiting is gedefinieerd voor overvalmeldingen, de ander voor inbraakalarm. De aansluitingen zijn normaal +12V in rust, omschakelend naar 0V bij alarm (positief valt weg bij activering). Nadat de gebruiker het systeem herstelt heeft na een alarmmelding schakelen de aansluitingen weer over naar hun ruststand (+12V). De aansluiting voor inbraakalarm kan zodanig worden geprogrammeerd, dat hij actief blijft nadat de ingestelde sireneduur is verstreken, zie 3. Programmeren - Overzicht installateurs programmeercommando s - Inbraak latched (76). Overvalalarm (PA) De installateur kan het systeem zodanig programmeren, dat de gebruiker een overvalmelding kan geven door de toetsen 1 en 3 van het codebediendeel gelijktijdig in te drukken. Het overvalalarm werkt zowel bij ingeschakeld als uitgeschakeld systeem. De fabrieksinstelling van deze functie is uitgeschakeld. Overvalknoppen Naar behoefte kan met behulp van sleutelschakelaar interface type 9428 een extra overvalknop op het controlepaneel worden aangesloten (zie fig. 6). Deurbelfunctie De binnensirene kan een gong-toon geven als bepaalde detectoren worden geactiveerd terwijl het systeem is uitgeschakeld. De installateur selecteert 6 496xxx Issue b

1. Introductie deze zones tijdens het programmeren. De gebruiker kan deze functie in- en uitschakelen. Voeding Overeenkomstig de geldende voorschriften dient de voeding van het controlepaneel te komen van een niet-geschakelde, 1A gezekerde netspanningsleiding. Alle elektrische aansluitingen dienen door een daartoe bevoegde vakman te worden uitgevoerd. Het controlepaneel dient te worden voorzien van een oplaadbare noodstroom accu zodat het systeem ook tijdens een stroomstoring continu kan blijven functioneren. Bediening door de gebruiker Het controlepaneel voorziet in twee onafhankelijke 4-cijferige toegangscodes (fabrieksinstelling 1234 en 0000). De gebruiker kan beide codes op elk gewenst moment wijzigen, echter, hij kan met deze codes het systeem niet (her)programmeren. De fabrieksinstelling van de tweede code 0000 is een inactieve code. De gebruiker kan het systeem in de volgende standen schakelen: Geheel ingeschakeld: Alle zones functioneren zoals tijdens de installatie geprogrammeerd. Gedeeltelijk ingesch.: Gekozen zones worden overbrugd. Deze zones moeten door de installateur daarvoor geprogrammeerd zijn. Tijdelijk overbrugd: Eén of meer zones zijn tijdelijk overbrugd. De gebruiker kiest deze zones tijdens het inschakelen. De gebruiker kan zone 6 niet overbruggen als deze bestemd is voor overvalalarm. Hetzelfde geldt voor zone 5 als deze bestemd is voor brandmeldingen en elke 'laatste deur' -zone. Logboek Het controlepaneel onthoudt de laatste 10 alarm- en sabotagemeldingen. Met commando 90 kan de installateur kan het logboek inzien als het systeem in de programmeerstand staat (zie 3. Programmeren ). Het systeem toont de meldingen door het oplichten van de betreffende LED s op het codebediendeel. Druk op toets << (1) voor meldingen in het verleden, toets >> (3) voor latere meldingen. Installateurscode De installateur komt in de programmeerstand van het systeem door het toetsen van 0, daarna, gevolgd door een 4-cijferige installateurscode (fabrieksinstelling 7890). De installateur kan deze code op elk gewenst moment wijzigen als het systeem in de programmeerstand staat. Met de installateurscode kan het systeem niet worden in- of uitgeschakeld. NL 496xxx Issue b 7

NL 1. Introductie Technische beschrijving Specificaties Arbeidstemperatuur Rel. vochtigheidsgraad = 80% Afmetingen Gewicht = -10 to +50 C = 210mm B, 210mm H, 65mm D = ca. 1,1 kg (zonder noodstroom accu) Voeding Systeemvoeding = 230VAC (Omgevingstemp. 20º C) Stroomverbruik paneel = 50mA nominaal (in rust) Codebediendeel 9427 Sleutelschakelaarinterface 9428 Noodstroom accu Ruimte voor accu Uitgangen Sirene (Bell) Flitser (Strobe) 150mA nominaal (actief) = 20mA = 5mA = 12 Volt, 2,1Ah type oplaadbaar lood-zuur, gel = 185mm B, 55mm H, 30 mm D = enkelpolig relais = enkelpolig relais O/P en AUX zijn open collector transistor uitgangen. O/P AUX (voor detectoren) Uitg. telefoonkiezer Zekeringen F1 - Accu F2-12V AUX F3-21 VAC = 100mA, 12VDC. negatief aangestuurd = 300mA, 12VDC = Overval en Inbraak, 12V positief wegvallend. = 1A Traag = 1A Snel = 1A Traag Waarschuwing: Hanteer de bovenstaande waarden bij het vervangen van een zekering. 8 496xxx Issue b

2. INSTALLATIE Het installeren van het beveiligingssysteem omvat de volgende stappen: 1. Voer de kabels vanaf de positie van de detectoren, codebediendelen, sleutelschakelaar en externe sirene naar de plaats van het controlepaneel 2. Monteer het controlepaneel, de detectoren, codebediendelen, sleutelschakelaars en de in- en externe sirene op de gewenste plaats. 3. Sluit de UITGESCHAKELDE voeding aan en plaats de noodstroomaccu. Sluit de accu in dit stadium nog niet aan. 4. Sluit de (eventueel aanwezige) externe codebediendelen aan. 5. Sluit de (eventueel aanwezige) sleutelschakelaar aan. 6. Sluit de detectoren aan, echter, in dit stadium nog NIET op de 12V AUX. 7. Sluit de in- en externe sirene aan, echter, in dit stadium nog niet verbinden met de 12V aansluiting van het onderste aansluitblok. 8. Schakel de netspanning en de accu nu voor de eerste keer in. 9. Sluit de externe sirene aan op de 12V aansluiting van het onderste aansluitblok en de detectoren op de 12V AUX aansluiting. 10. Programmeer het systeem (zie 3. Programmeren ). 11. Draag de installatie over aan de gebruiker. Montage van het systeem Montage van het controlepaneel (a) (b) (c) Haal het controlepaneel uit de verpakking. Draai de schroeven op het front los en neem het front af. Maak de groene aardedraad los van de afstandshouder voor het moederbord tegen de achterwand van de behuizing. Let op het centrale sleufgat bovenaan in de achterwand van de behuizing. Markeer en boor dit centrale gat en plaats het controlepaneel tijdelijk tegen de wand. Markeer nu de overige gaten, verwijder het paneel en boor de gemarkeerde gaten. (d) Monteer het controlepaneel aan de wand met minimaal 30mm x No 8 bolkopschroeven. Opm.: Boor geen gaten met het controlepaneel tegen de wand aangezien hierdoor de elektronica ernstige schade kan oplopen. Montage van een extern codebediendeel type 9427 1. Licht de flappen aan het front van het codebediendeel en draai de 4 schroeven los waarmee de achterzijde van de behuizing is bevestigd. NL 496xxx Issue b 9

NL 2. Installatie 2. Houd de achterwand van het codebediendeel op de gewenste plaats, markeer de plaats van het centrale gat, neem de achterwand weg en boor het gat. 3. Monteer de achterwand van het codebediendeel tijdelijk met 1 schroef via het centrale gat. 4. Markeer en boor de overige twee montagegaten. 5. Monteer de achterwand van het codebediendeel met de drie schroeven. Montage van een sleutelschakelaar Volg bij het monteren van een sleutelschakelaar de daarbijbehorende handleiding. Denk er aan dat in de behuizing van de sleutelschakelaar voldoende ruimte is voor het onderbrengen van de benodigde interface type 9428. Montage van magneetcontacten Een magneetcontact bevat een magnetische reed switch in een kunststof behuizing en een separate magneet. Voor particuliere toepassingen kan uit twee type magneetcontacten worden gekozen (zie fig. 3 en 4). Het opbouwcontact wordt geplaatst op de deurpost met de magneet daar tegenover en er op aansluitend op de deur. Het inbouwcontact wordt in een voorgeboord gat in de deurpost bevestigd, de magneet daar tegenover en er op aansluitend verzonken in de deur. Montage van PIR detectoren Volg bij het monteren van PIR detectoren de technische gegevens en montage instructies van de bijbehorende handleiding. Montage van een externe sirene (a) (b) Voer de 6-aderige kabel naar de uiteindelijke positie van de sirene. Voer de kabel rechtstreeks door de muur door de achterwand van de sirenebehuizing. Voer de kabel NIET langs de buitenzijde van de muur naar de sirene aangezien dit in strijd is met alle beveiligingsprincipes. Scheidt de achterwand van de rest van de behuizing en monteer de gewenste module en sirene op de achterwand. Bevestig de flitser op de behuizing. Monteer de achterwand tegen de muur met minimaal 40mm x 8 schroeven. Bij voorkeur met 10mm schroeven met verzonken kop. Voor overige informatie zie de handleiding van de sirene. Bekabeling van het controlepaneel Kabeldoorvoeringen De achterwand van het controlepaneel bevat een aantal kabeldoorvoeringen. 10 496xxx Issue b

2. Installatie Aansluiting voedingsspanning Het controlepaneel dient continu aangesloten te zijn op ongeschakelde netspanning met een 1A zekering. Sluit de voedingsspanning aan op het controlepaneel via het 3-weg aansluitblok dat zich op de achterwand bevindt (zie fig. 4). Denk eraan dat het controlepaneel niet over een zekering op de voedingsspanning beschikt. Overeenkomstig de geldende voorschriften dienen alle elektrische aansluitingen door een daartoe bevoegde vakman te worden uitgevoerd. Waarschuwing: In dit stadium de voedingsspanning niet aansluiten. Aansluiting accu Het controlepaneel dient te beschikken over een 2,1 Ah oplaadbare accu. Waarschuwing: In dit stadium de accu niet aansluiten. Aansluiting codebediendeel type 9427 Figuur 3 toont de aansluitingen voor een 9427 codebediendeel. Toekenning codebediendeel en indirecte verlichting U kunt maximaal vier codebediendelen aansluiten. (Echter, met vier codebediendelen kunnen geen sleutelschakelaars meer worden aangesloten.) Geef elk codebediendeel een eigen adres. Met LK1, LK2 en LK3 stelt u het adres in zoals afgebeeld in fig. 5. Gebruik LK4 voor het in en uitschakelen van de indirecte verlichting. Opm.: Door de fabriek is het codebediendeel ingesteld voor verlichting AAN. Knip de verbinding als afgebeeld in fig. 2 voor het uitschakelen van de verlichting. Aansluiting interface type 9428 voor sleutelschakelaars Figuur 6 toont de aansluitingen voor een 9428 interface voor een sleutelschakelaar. Toekenning sleutelschakelaar U kunt maximaal 2 interfaces voor sleutelschakelaars aansluiten. U kunt NIET twee sleutelschakelaars EN vier codebediendelen tezamen aansluiten. U kunt kiezen uit de volgende maximum aantallen: Codebediendelen Sleutelschakelaars 4 en 0 3 en 1 2 en 2 Geef elke sleutelschakelaar een individueel adres door de ADR-brug op de interface te plaatsen of te verwijderen, zoals getoond in fig. 6. NL 496xxx Issue b 11

NL 2. Installatie Moment - of continu sleutelschakelaars Interface 9428 kan worden aangesloten op zowel moment - als continu sleutelschakelaars (zie fig. 6). Bij toepassing van een moment sleutelschakelaar verwijdert u de brug van de pennen M/C. Voor continu sleutelschakelaars plaatst u de brug op de pennen M/C. Aansluiting detectorcircuits In de rechterhoek van het moederbord bevindt zich een aansluitblok voor 6 zones en de 'laatste deur' -zone (zie fig. 3). Elke zone (of circuit) behoort over een bijbehorend anti-sabotagecircuit te beschikken. Verbindt alle anti-sabotagecircuits van de zones in serie en sluit ze aan op de A/T-aansluiting van het moederbord. Aansluiting magneetcontacten Figuur 3 toont de aansluitingen voor 1 magneetcontact per zone. Gebruik een 4-aderige kabel voor de sabotage- en detectie-aansluitingen. Denk eraan dat de reed switch in het magneetcontact is aangesloten op de schroeven (zwart afgebeeld). Figuur 8 toont hoe meerdere magneetcontacten op 1 zone kunnen worden aangesloten. Aansluiting PIR s Figuur 3 toont de aansluitingen voor 1 PIR per zone. Gebruik een 6-aderige kabel voor de voeding-, sabotage- en detectie-aansluitingen. Figuur 9 toont hoe meerdere PIR s op 1 zone kunnen worden aangesloten. Gebruik dan een 8-aderige kabel. Denk eraan dat de programmeerbare uitgang van het controlepaneel aangesloten moet zijn op de latch ingang van de detectoren. De voeding voor de detectoren wordt geleverd via de aansluitingen + - 12 V AUX op het moederbord (max. stroomverbruik 300 ma). Aansluiting telefoonkiezer Voor het aansluiten van de telefoonkiezer op de COM aansluiting gebruikt u kabelnr. 485127. Aansluiting sirenes en flitsers Figuur 3 toont de aansluitingen voor de externe sirene, flitser en interne sirene. Waarschuwing: In dit stadium sluit u de +ve Hold off van de sirene nog NIET aan op de 12V aansluiting van het controlepaneel. Aansluitingen voor de interne sirenes zijn met LS gemerkt. Eén (1) extra luidspreker van 16Ohm - 12 W (Type 9040) kan in serie op het systeem worden aangesloten. 12 496xxx Issue b

2. Installatie Eerste keer opstarten Voordat u de voedingsspanning op het controlepaneel aansluit controleert u eerst of alle codebediendelen, sleutelschakelaars en detectoren zijn aangesloten. In dit stadium sluit u de 12V aansluiting tbv. de externe sirene en de 12V AUX aansluiting tbv. de detectoren NOG NIET AAN (zie fig. 3). 1. Sluit het controlepaneel aan op de voedingsspanning. De groene LED brandt en de paneelzoemer geeft een signaal. Negeer alle andere brandende LED s. 2. Toets de fabrieksmatig ingestelde gebruikerscode: 1234. De paneelzoemer stopt. Negeer alle andere brandende LED s. 3. Toets 0, daarna, gevolgd door de fabrieksmatig ingestelde installateurscode: 7890. Alle LED s knipperen behalve. U bent nu in de programmeerstand 4. Open het controlepaneel, sluit de accu aan en voltooi de verbindingen tussen de 12V aansluiting van het onderste aansluitblok en de externe sirene. De externe sirene moet nu stoppen. Opm.: De zelfactiverende module in de externe sirene blijft klinken totdat de hold off voeding is aangesloten, of totdat de sabotageschakelaar onder het deksel van de behuizing wordt gesloten 5. Waarschuwing: Sluit de groene aardedraad van het front van het controlepaneel aan op de afstandshouder voor het moederbord tegen de achterwand van de behuizing (zie fig. 2). 6. Plaats het front nadat alle aansluitingen zijn voltooid. Vervolg met het programmeren van het systeem als beschreven in 3. Programmeren. NL 496xxx Issue b 13

NL 3. PROGRAMMEREN Bij aflevering van de fabriek is het controlepaneel per commando voorgeprogrammeerd met standaard instellingen. Een in de rechter kolom geeft in onderstaand overzicht deze fabrieksinstelling aan. Voor het wijzigen van deze instellingen moet het systeem in de programmeermode staan. Daarna: 1. Toets het 2-cijferige commando gevolgd door. Bij commando 35 en 76 zal een LED gaan branden die de huidige stand weergeeft. Als de LED niet brandt is de functie 0. 2. Toets het cijfer voor de gewenste optie gevolgd door. Het systeem geeft twee signaaltjes ten teken dat het commando geaccepteerd is. Alle LED s knipperen en het systeem is gereed voor het volgende commando. Het systeem geeft een enkel signaal als u een verkeerd commando intoetst. Toets daarna het juiste commando. 3. Toets 99 om de programmeerstand te verlaten. U bent dan terug in de gebruikersstand. Overzicht van installateur commando s Wijzigen: Toets: daarna: Opmerkingen Fabr. instell. Zones overbruggen 10 zone n..n LED s AAN bij geen bij gedeeltelijk inschak.* betreffende zones (zie opm. 1) Deurbelfunctie 11 zone n..n LED s AAN bij zoemer geen ( laatste deur -zone = toets 7 ) Zones niet gebruikt 15 zone n..n LED s UIT bij geen betreffende zones (zie opm. 2) Installateurscode 20 nieuwe code 4 cijfers 7890 Gebr. code 1 21 nieuwe code 4 cijfers (zie opm. 3) 1234 Gebr. code 2 22 nieuwe code 4 cijfers (zie opm. 3 en 4) 0000 Stille gedeeltelijke 35 0 Geluidssignaal inschakeling 1 Stil Zone 2 inlooproute 36 0 Normaal alarm 1 Inlooproute Automatisch 40 1 Nooit automatisch her-inschakelen herstel 2 1x automatisch her-inschakelen 3 2x automatisch her-inschakelen 4 3x automatisch her-inschakelen 5 Altijd automatisch her-inschakelen Sireneduur 42 1 90 seconden 2 3 minuten 3 10 minuten 4 20 minuten 14 496xxx Issue b

3. Programmeren Wijzigen: Toets: daarna: Opmerkingen Fabr. instell. Inlooptijd 43 1 10 seconden 2 20 seconden 3 30 seconden 4 45 seconden 5 1 minuut Uitlooptijd 44 1 10 seconden 2 20 seconden 3 30 seconden 4 45 seconden 5 1 minuut Zone 6 50 0 Normaal alarm 1 Overvalalarm Prog. O/P 51 0 Eerste PIR indicatie (Latch) 1 Herstel schokdetector Zone 1 bij 52 0 Normaal alarm ged. inschakeling 1 Laatste deur Alarmmelding bij 53 0 Volledig alarm ged. inschakeling 1 Interne sirene Zone 3 54 0 Normaal alarm 1 Laatste deur Zone 5 55 0 Normaal alarm 1 Brandmelding 30-seconden 64 0 Ingeschakeld Tweede kans 1 Uitgeschakeld Overvalmelding via 68 0 Uitgeschakeld 1&3 codebediendeel 1 Ingeschakeld Inbraak latched 76 0 Uitgeschakeld 1 Ingeschakeld Logboek 90 Toets << voor verleden Toets >> voor later Looptest 97 Activeer detectoren Toets OMIT einde test. Fabrieksinstellingen98 De toegangscodes blijven ongewijzigd. Uit programm.stand 99 (Zie opm. 5.) Opm.: 1. n..n = de zonenummers. Toets het zonenummer voor wisseling zone AAN - zone UIT. Toets voor vastlegging van de keuze. 'laatste deur' -zones kunnen niet worden overbrugd bij gedeeltelijke inschakeling. 2. Programmeer niet aangesloten zones als niet gebruikt. 3. De gebruiker kan zelf de gebruikerscodes wijzigen (zie separate gebruikershandleiding). 4. Gebruikerscode 0000 is niet actief. Indien gebruikerscode 2 na gebruik weer wordt gewijzigd in 0000 is deze code weer inactief. 5. Als de interne sirene op dit commando reageert controleert u de sabotageschakelaar van het controlepaneel, van de sirene en van de detectiezones. NL 496xxx Issue b 15

NL 3. Programmeren Terug naar de programmeerstand U kunt terug naar de programmeerstand als het systeem NIET is ingeschakeld en/of GEEN alarmmelding verwerkt. Toets 0, daarna, gevolgd door de installateurscode. Alle LED s, behalve die van de voeding, knipperen. U bent nu in de programmeerstand. Terug naar de fabrieksinstellingen Bij het uitvallen van de voedingsspanning en/of noodstroom accu behoudt het controlepaneel alle geprogrammeerde informatie. Als de voeding weer hersteld is hoeft het controlepaneel alleen maar te worden hersteld met het intoetsen van de gebruikers- of installateurscode. Als de gebruiker zijn code vergeten is, dan: 1. Schakel de voedingsspanning en de accu uit. 2. Zoek de twee Molex pennen gemerkt RESET naast de microprocessor op het moederbord (zie fig. 2). 3. Verbindt deze twee pennen met behulp van een kleine schroevendraaier. 4. Houdt de schroevendraaier op beide pennen en sluit de voedingsspanning en de accu weer aan. Het systeem start nu op met de gebruikerscodes en installateurscode volgens de fabrieksinstellingen. 5. Neem de schroevendraaier van de twee pennen 6. Toets 1234 7. Toets 0, daarna, gevolgd door 7890. 8. Monteer het front van het controlepaneel en denk eraan de groene aardedraad weer aan te sluiten op de kolom aan de achterwand van de behuizing. 9. U dient nu alle toegangscodes opnieuw te programmeren. Als u het controlepaneel weer wilt voorzien van alle fabrieksinstellingen, behalve de reeds geprogrammeerde toegangscodes, dan: 1. Ga, indien dit niet reeds het geval is, naar de programmeerstand. 2. Toets 98, gevolgd door Het systeem wijzigt alle voorgeprogrammeerde waarden in de fabrieksinstellingen, behalve de codes voor gebruiker en installateur. 16 496xxx Issue b

3. Programmeren Installateurslooptest Met deze test kunt u alle aangesloten apparatuur testen. 1. Ga, indien dit niet reeds het geval is, naar de programmeerstand. 2. Toets 97, gevolgd door Het systeem geeft een continu signaal. 3. Open en sluit beurtelings elk contact van de detectoren. Als een detectorcontact wordt geopend geeft het systeem een onderbroken signaal en knippert de betreffende zone LED. 4. Druk op de Overbrug -knop om de looptest te beëindigen. Denk eraan dat met de installateurslooptest alle zones, inclusief overvalzones, zone-sabotagecircuits en de sabotagecircuits van controlepaneel en sirene kunnen worden getest. Dit kan niet met de looptest van de gebruiker. Inschakeling van de sleutelschakelaar Na montage en aansluiting van de sleutelschakelaar moet u vaststellen dat de 9428 interface voor sleutelschakelaars zichzelf kenbaar maakt bij het controlepaneel. Zo niet dan zal de sleutelschakelaar niet functioneren. U handelt daarvoor als volgt: OF u wijzigt gebruikerscode 1 OF u herstelt de fabrieksinstellingen van de toegangscodes als hierboven beschreven onder de stappen 1 t/m 6. Na het uitvoeren van één van deze twee mogelijkheden behoort de sleutelschakelaar correct te functioneren. Daarna kan de gebruikerscode in elke gewenste 4-cijferige combinatie worden gewijzigd. NL 496xxx Issue b 17

NL 3. Programmeren 18 496xxx Issue b