Regeling beoordeling reinigbaarheid grond bodemsanering 2000

Vergelijkbare documenten
sectorplan Ernstig verontreinigde grond

tot wijziging van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (stortverbod koud-immobiliseerbare grond)

De Raad van State gehoord (advies van, nr. ); HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Sectorplan 22 Ernstig verontreinigde grond

Beleidsregels aanbesteding van werken 2005

Besluit van 1 februari 2006, houdende regels voor uniforme saneringen (Besluit uniforme saneringen)

baggerspecie van 60% en meer wordt als reinigbare

Door te klikken op bovenstaande link komt u direct op de betreffende pagina.

- beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Locatie gelegen achter Korte Linschoten Westzijde 1 te Linschoten (Montfoort) 1.

tot wijziging van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen (nucleaire drukapparatuur)

3 december 1992, houdende plaatsing in het

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Besluit van 15 november 2007, houdende regels met betrekking tot het lozen vanuit particuliere huishoudens (Besluit lozing afvalwater huishoudens)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van.. augustus 2005, directie Wetgeving, nr. /05/6;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

- beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Oudhuijzerweg 65 Wilnis, gemeente De Ronde Venen

Wet belastingen op milieugrondslag

Beleidsregels voor de uitvoering van artikel 7A van de Woningwet

- beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Hoek van de Singel en de Provincialeweg N201 Vreeland (gemeente Loenen)

- beschikking. ernst en urgentie bodemverontreiniging Amersfoortseweg 9 Bunschoten

Betreft: Advies over de concept-beleidsnota Grond grondig bekeken

Besluit van. tot intrekking Asbestbesluit milieubeheer

de bodemkwaliteitskaart delen Leidschenveen, kenmerk , 17 juli 2003, vast te stellen en bekend te maken.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

- Beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Vinkenkade 7 te Vinkeveen (gemeente De Ronde Venen)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Omgaan met vrijkomende grond. Notitie. Gemeente Heumen

Sectorplan 24 PCB-houdende afvalstoffen

Gezien het advies van de Provinciale adviescommissie leefomgevingskwaliteit d.d. 8 juni 2009;

Toelichting. I. Algemeen. 1. Inleiding

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Deze toelichting op de meldingenprocedure bestaat uit twee delen:

Het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton wordt als volgt gewijzigd:

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

VERZO NOEN 3 1 JUL 2002

Casus workshop 3 Boaregistratiesysteem op PTB 9 november 2010

Tijdelijke opslag van 1 partij grond op 1 locatie

Tijdelijke vrijstellingsregeling eisen grond en baggerspecie

Besluit inzamelen afvalstoffen

Eerste Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RVS:2013:1522

- beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Baambrugse Zuwe 73 te Vinkeveen (gemeente De Ronde Venen) 1. Inleiding

Besluit van 24 maart 2005, houdende regels voor verpakkingen, verpakkingsafval, papier en karton (Besluit beheer verpakkingen en papier en karton)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

-beschikking - vaststelling ernst en urgentie en instemming saneringsplan Buizerdlaan 6-10 Nieuwegein

- beschikking - instemming herzien saneringsplan voormalige zoutloods (Stationsweg ) Breukelen

Vrijstellingsregeling Wet toezicht effectenverkeer 1995

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Op de voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu van, nr., Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

VERORDENING BODEMSANERING HENGELO Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen. Hoofdstuk 2 Bodemsanering. De Raad der Gemeente Hengelo;

Besluit van. De Raad van State gehoord (advies van 8 augustus 2003, nr. W /V);

Het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur wordt als volgt gewijzigd:

Regeling formulieren verpakkingen

Besluit van. Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I. Het Registratiebesluit externe veiligheid wordt als volgt gewijzigd:

- beschikking - ernst, urgentie en instemming saneringsplan Choisyweg 18 Zeist. 1. Inleiding

Gelet op de artikelen 16, 16b, onderdeel c, en 16 c, onderdeel c, van het Besluit bedrijfsvergunning en veiligheidscertificaat hoofdspoorwegen;

Tweede Kamer der Staten-Generaal

sectorplan 30 Accu s

STAATSCOURANT. Nr

Minimum VerwerkingsStandaard (MVS) voor baggerspecie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

- beschikking - vaststelling ernst en urgentie en instemming saneringsplan De Malapertweg 3/5 en 7/7a Nieuwegein. 1. Inleiding

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: a. Onderdeel A wordt als volgt gewijzigd: b. Onderdeel N, onder 2, komt te luiden:

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Afvalstoffenverordening 2017 gemeente Aalten

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

- beschikking - vaststelling ernst en urgentie en instemming saneringsplan Industrielaan 22 Veenendaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

PROCEDUREVERORDENING VOOR ADVISERING TEGEMOETKOMING IN PLANSCHADE GEMEENTE HARDENBERG

Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst van 2013, nr. ;

REGELING INZAKE DE BEHANDELING VAN BEZWAARSCHRIFTEN PERSONEEL

(Voorlopige) verwijdering Uitvoer voor storten is op grond van nationale zelfverzorging in beginsel niet toegestaan.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Gemeente Den Haag. de gemeenteraad

VERORDENING BODEMSANERING GEMEENTE GRONINGEN. gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 augustus 2009;

Integrale tekst Afvalstoffenlijst

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

1. In te trekken de Afvalstoffenverordening 2016 Dronten 2. Vast te stellen de volgende verordening: Afvalstoffenverordening 2019 Dronten

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Pagina 1 van 7. telefoon telefax

- beschikking - vaststelling ernst en urgentie en instemming deelsaneringsplan Breudijk 32 Harmelen, gemeente Woerden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

houdende wijziging van het Voertuigreglement in verband met de invoering van typegoedkeuringseisen voor landbouw- of bosbouwtrekkers categorie T4.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Milieu;

Verordening schade-advisering ruimtelijke ordening Flevoland

Onderwerp van de aanvraag Op 10 april 2008 ontvingen wij een evaluatierapport met het verzoek om hiermee in te stemmen.

Rijnstraat 8 Postbus GX Den Haag Technische Universiteit Delft Interne postcode 645 (Rector Instituut Delft) Postbus 5

Transcriptie:

VROM Regeling beoordeling reinigbaarheid grond bodemsanering 2000 14 juni 2000/Nr. DBO/2000051935 De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, handelende in overeenstemming met de Minister van Verkeer en Waterstaat; Gelet op de artikelen 23, derde lid, en 24 van de Wet bodembescherming; Besluit: Paragraaf 1. Algemeen Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder: a. bijlage 1, 2, 3 en 4: de bij deze regeling behorende bijlage 1, 2, 3 onderscheidenlijk 4; b. samenstellingswaarden voor schone grond: de in bijlage 1 opgenomen waarden; c. immissiewaarden: de in bijlage 2, kolom 1, opgenomen waarden; d. samenstellingswaarden voor herbruikbare grond: de in bijlage 2, kolom 2, opgenomen waarden; e. interventiewaarden: de in bijlage 2, kolom 3, opgenomen waarden; f. toetsingsregel voor schone grond: de regel, opgenomen in artikel 2, eerste tot en met derde lid, met betrekking tot de toetsing aan de samenstellingswaarden voor schone grond; g. waarden die voldoen aan de samenstellingswaarden voor schone grond: waarden die gelijk zijn aan of liggen beneden de samenstellingswaarden voor schone grond, dan wel die de samenstellingswaarden voor schone grond overschrijden in ten hoogste de door de toetsingsregel voor schone grond toegestane mate. Artikel 2 1. Indien ten aanzien van een partij verontreinigde grond het aantal getoetste stoffen meer is dan negen en minder dan eenentwintig, dan is overschrijding van de samenstellingswaarde voor schone grond voor ten hoogste drie stoffen toegestaan. Indien het aantal getoetste stoffen meer is dan twintig, dan is overschrijding van de samenstellingswaarde voor schone grond voor ten hoogste vier stoffen toegestaan. 2. Bij een overschrijding van de samenstellingswaarde voor schone grond, als bedoeld in het eerste lid, bedraagt de getoetste samenstellingswaarde voor: a. aldrin/endrin/dieldrin en DDT/DDE/DDD: ten hoogste drie maal de samenstellingswaarde voor schone grond; b. elk van de overige stoffen: ten hoogste twee maal de samenstellingswaarde voor schone grond. 3. De getoetste samenstellingswaarde, bedoeld in het tweede lid, overstijgt niet een tussenwaarde die gelijk is aan de helft van de som van de samenstellingswaarde voor schone grond van een stof en de samenstellingswaarde voor herbruikbare grond van die stof. Artikel 3 1. Als categorieën verontreinigde grond waarvoor een adviesaanvrage aan het servicecentrum, als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet bodembescherming, achterwege kan blijven worden aangewezen: a. voorzover afkomstig van gevallen van niet-ernstige verontreiniging: grond, daaronder mede verstaan baggerspecie; b. voorzover afkomstig van gevallen van ernstige verontreiniging: 1 o. grond van een verontreinigingsgehalte dat voor geen van de parameters ligt boven de samenstellingswaarden voor herbruikbare grond, mits die grond als gevolg van uitloging voor geen enkele parameter de immissiewaarden overschrijdt; 2 o. baggerspecie. 2. Voorts kan een adviesaanvrage over grond afkomstig van gevallen van ernstige verontreiniging achterwege blijven, indien betrokkene op een voor het bevoegde gezag genoegzame wijze in het saneringsplan aantoont dat zodanige grond voor alle parameters is te reinigen tot waarden die voldoen aan de samenstellingswaarden voor schone grond. Artikel 4 Bij de adviesaanvraag aan het servicecentrum over de reinigbaarheid van verontreinigde grond worden de gegevens verstrekt die zijn aangegeven in bijlage 4. Paragraaf 2. De beoordeling van de reinigbaarheid van grond niet zijnde baggerspecie Artikel 5 Deze paragraaf is niet van toepassing op baggerspecie. Artikel 6 1. Grond van een verontreinigingsgehalte dat voor enige parameter ligt boven de interventiewaarden is reinigbaar, indien: a. de grond kan worden gereinigd tot waarden die voldoen aan de samenstellingswaarden voor schone grond voor alle parameters; b. de reinigingskosten minder bedragen dan f 160,- per ton, exclusief BTW, en c. de hoeveelheid bij de reiniging vrijkomende te storten reststoffen minder bedraagt dan 20% van de te reinigen grond. 2. Grond als bedoeld in het eerste lid is, indien wordt voldaan aan de onderdelen b en c van dat lid, tevens reinigbaar indien de grond kan worden gereinigd tot waarden die voldoen aan de samenstellingswaarden voor herbruikbare grond en de immissiewaarden voor alle parameters. 3. In het eerste lid, onder a, en het tweede lid, wordt onder alle parameters mede verstaan: de parameters, genoemd in bijlage 3. Artikel 7 1. Grond van een verontreinigingsgehalte dat voor alle parameters gelijk is aan of ligt onder de interventiewaarden, en dat voor enige parameter ligt boven de samenstellingswaarden voor herbruikbare grond of als gevolg van uitloging voor enige parameter de immissiewaarden overschrijdt, is reinigbaar, indien: a. de grond kan worden gereinigd tot Uit: Staatscourant 27 juni 2000, nr. 121 / pag. 19 1

waarden die voldoen aan de samenstellingswaarden voor schone grond voor alle parameters; b. de reinigingskosten minder bedragen dan f 100,- per ton, exclusief BTW, en c. de hoeveelheid bij de reiniging vrijkomende te storten reststoffen minder bedraagt dan 20% van de te reinigen grond. 2. Grond als bedoeld in het eerste lid is, indien wordt voldaan aan de onderdelen b en c van dat lid, tevens reinigbaar indien de grond kan worden gereinigd tot waarden die voldoen aan de samenstellingswaarden voor herbruikbare grond en de immissiewaarden voor alle parameters. 3. In het eerste lid, onder a, en het tweede lid, wordt onder alle parameters mede verstaan: de parameters, genoemd in bijlage 3. Artikel 8 Grond als bedoeld in de aanhef van het eerste lid van de artikelen 6 en 7 is eveneens reinigbaar indien: a. de hoeveelheid bij de reiniging vrijkomende te storten reststoffen 20% of meer bedraagt van de te reinigen grond; b. de grond kan worden gereinigd tot de waarden genoemd in onderdeel a van het eerste lid dan wel in het tweede lid van artikel 6 onderscheidenlijk 7, en c. de reinigingskosten minder bedragen dan f 90,- per ton, exclusief BTW. Artikel 9 Grond als bedoeld in de aanhef van het eerste lid van de artikelen 6 en 7 die bij toepassing van de artikelen 6, 7 en 8 niet-reinigbaar blijkt te zijn, geldt desalniettemin als reinigbaar mits naar het oordeel van het servicecentrum redelijkerwijs kan worden verwacht dat die grond metterdaad kan worden gereinigd binnen 5 jaar te rekenen met ingang van de dag dat die grond niet-reinigbaar werd beoordeeld en tijdens die periode voldoende opslagcapaciteit voor die grond aanwezig is. Artikel 10 1. Ten aanzien van grond als bedoeld in de aanhef van het eerste lid van de artikelen 6 en 7 geeft het advies van het servicecentrum alle reinigingstechnieken aan met de toepassing waarvan voor de betrokken partij grond kan worden voldaan aan de criteria, genoemd in het eerste lid, onderdelen a tot met c, en het tweede lid van artikel 6 onderscheidenlijk 7. 2. Indien geen reinigingstechniek als bedoeld in het eerste lid voor de betrokken partij grond beschikbaar is, geeft het advies van het servicecentrum alle reinigingstechnieken aan met de toepassing waarvan voor de betrokken partij grond kan worden voldaan aan de criteria, genoemd in artikel 8. 3. Indien evenmin een reinigingstechniek als bedoeld in het tweede lid voor de betrokken partij grond beschikbaar is, geeft het advies van het servicecentrum aan of voor de betrokken partij grond kan worden voldaan aan de criteria, genoemd in artikel 9. 4. Indien evenmin kan worden voldaan aan de criteria, genoemd in artikel 9, geeft het servicecentrum in een verklaring aan dat de betrokken partij grond niet-reinigbaar is. Paragraaf 3. Slotbepalingen Artikel 11 1. De Regeling beoordeling reinigbaarheid grond bodemsanering 1 wordt ingetrokken. 2. Op een adviesaanvraag die is ingediend bij het servicecentrum voor het tijdstip waarop deze regeling in werking is getreden en waarop op dat tijdstip nog niet onherroepelijk is beslist, is de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond bodemsanering, zoals die luidde ten tijde van de aanvraag, van toepassing. Artikel 12 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2000. Artikel 13 Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling beoordeling reinigbaarheid grond bodemsanering 2000. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. s-gravenhage, 14 juni 2000. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J.P. Pronk. 1 Stcrt. 1994, 251, laatstelijk gewijzigd bij regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 10 juli 1998, Stcrt. 127. Toelichting 1. Inleiding Aanleiding tot de vaststelling van de regeling Met deze ministeriële regeling worden regels gegeven omtrent de beoordeling van de reinigbaarheid van grond die afkomstig is van bodemsanering. De beoordeling geschiedt door het Service Centrum Grond (hierna: het SCG). De regeling berust op artikel 23, derde lid, en artikel 24 van de Wet bodembescherming (hierna: de Wbb), maar speelt ook een rol in het kader van het Besluit stortverbod afvalstoffen (hierna: het Bsa) en de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: de Wbm). Met de inwerkingtreding van deze regeling is de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond bodemsanering vervallen. Een aantal ontwikkelingen was aanleiding tot het vaststellen van een nieuwe regeling. In de afgelopen jaren is de grondreinigingsbranche uitgegroeid tot een volwassen bedrijfstak. Er is nu een gevarieerd aanbod aan reinigingstechnieken met voldoende capaciteit voor de jaarlijks in Nederland vrijkomende reinigbare verontreinigde grond. De reinigingsprijzen zijn gedaald. Reinigers beschikken over eigen opslagfaciliteiten en de afzet van verontreinigde grond is tot ontwikkeling gekomen. Daarnaast heeft ook de regelgeving zich ontwikkeld. Het Bsa en de Wbm vervullen inmiddels een belangrijke rol bij de sturing op reiniging van verontreinigde grond. Het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming (hierna: het Bouwstoffenbesluit) biedt in aansluiting met de Vrijstellingsregeling grondverzet nieuwe mogelijkheden aan een milieuhygiënisch verantwoorde toepassing van licht verontreinigde grond en gereinigde grond. Met de nieuwe regeling wordt de sturing op de reiniging van verontreinigde grond vereenvoudigd en wordt aangesloten op de stand van de reinigingstechnieken en de ontwikkeling van andere regelgeving. Een aantal aanpassingen is al aangekondigd in de nota Grond grondig bekeken (VROM-99 706, distributienummer 22669; hierna: de Grondnota). Uit: Staatscourant 27 juni 2000, nr. 121 / pag. 19 2

De voornaamste wijzigingen ten opzichte van de voorafgaande regeling De voornaamste wijzigingen ten opzichte van de voorafgaande regeling houden het volgende in. Meervoudige advisering in het kader van de Wbb In de eerste plaats is vastgelegd dat het SCG in het kader van de Wbb meervoudig adviseert, dat wil zeggen dat het SCG aan het bevoegd gezag een reinigingsadvies geeft waarbij alle mogelijkheden van reiniging worden aangegeven. Daarbij wordt ook ingegaan op het reinigingsrendement, hetgeen wil zeggen: tot welk niveau wordt gereinigd, met welke methode en tegen welke kosten. De meervoudige advisering vervangt de oorspronkelijke advisering, waarbij het reinigen tot streefwaardenkwaliteit als beleidslijn centraal stond. Hiermee is tegemoetgekomen aan de praktijkervaring dat reiniging tot een andere, maar ook milieuhygiënisch verantwoorde categorie eveneens doelmatig is, zowel qua prijs als qua toepasbaarheid van de gereinigde grond. In feite betreft het overigens het vastleggen van een reeds bestaande praktijk. Bij brief van 1 april 1997 (DBO/97083162) aan de provincies en de vier grote steden (als het bevoegde gezag voor bodemsanering ingevolge de Wbb) heeft de Minister van VROM het SCG toegestaan om meervoudig te adviseren. Oorspronkelijk gold die toestemming bij wijze van experiment tot 1 januari 1998. Gelet op de positieve ervaringen, is nadien besloten om de meervoudige advisering vast te leggen in de onderhavige regeling. Omdat dat niet aanstonds mogelijk was, heeft de Minister van VROM de termijn waarvoor zijn toestemming gold, verlengd tot 1 juli 2000. Door de meervoudige advisering kunnen de saneerder en het bevoegd gezag een keuze maken uit de geschikte reinigingstechnieken. Er is wel een beleidsmatige voorkeur voor reiniging tot schone grond. Er is dan immers een schoon product, dat in principe vrij toepasbaar is. Bij min of meer gelijke kosten zal het bevoegd gezag daarom in principe kiezen voor reiniging tot schone grond. Is reiniging tot schone grond niet haalbaar, dan gaat de beleidsmatige voorkeur uit naar reiniging tot een herbruikbaar product. Indien meer dan één methode hetzelfde resultaat geeft (schone grond respectievelijk herbruikbare grond), gaat de beleidsmatige voorkeur uit naar de methode met het hoogste reinigingsrendement. Het SCG pleegt in zijn meervoudig advies aan te geven welke van de beoordeelde reinigingsmethoden in het betrokken geval de beleidsmatige voorkeur heeft. Afstemming op het Bouwstoffenbesluit, de Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering en het project Evaluatie hantering streefwaarden In de tweede plaats is de beoordeling van de reinigbaarheid van verontreinigde grond tot schone grond of een herbruikbaar product aangepast aan de eisen van het Bouwstoffenbesluit. Het Bouwstoffenbesluit is vastgesteld op 23 november 1995 en op 1 juli 1999 volledig effectief geworden. De samenstellings- en immissiewaarden die de onderhavige regeling hanteert, zijn gelijk aan die van het Bouwstoffenbesluit en de Vrijstellingsregeling samenstellings- en immissiewaarden Bouwstoffenbesluit (hierna: de Vrijstellingsregeling samenstellingsen immissiewaarden). Deze vrijstellingsregeling bevat een aantal wijzigingen van de in het Bouwstoffenbesluit gehanteerde waarden (met name samenstellingswaarden voor schone grond), onder meer als uitvloeisel van het project Evaluatie hantering streefwaarden (HANS). Voorts houdt de onderhavige regeling rekening met de Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering die begin 2000 is verschenen. Bij de beoordeling van de reinigbaarheid van verontreinigde grond zal het SCG ook rekening houden met een aantal stoffen en de daarbij behorende waarden die niet aan het Bouwstoffenbesluit maar aan deze circulaire zijn ontleend. Het project HANS heeft ook geleid tot de introductie van een nieuwe toetsingsregel voor schone grond, als gevolg waarvan een beperkte overschrijding van de samenstellingswaarden voor schone grond wordt geaccepteerd. Deze toetsingsregel is ook in de onderhavige regeling vastgelegd (artikel 2). De introductie van deze toetsingsregel betekent een bijstelling van de notie dat bij toetsing van bodem/grond voor élke stof aan de streefwaarde zou moeten worden voldaan. Op grond van de toetsingsregel is een bepaalde overschrijding toegestaan voor 3 stoffen (indien 10 tot en met 20 stoffen zijn getoetst) dan wel voor 4 stoffen (indien meer dan 20 stoffen zijn getoetst). Voor deze drie respectievelijk vier stoffen mag de getoetste samenstellingswaarde ten hoogste twee maal voor bepaalde stoffen: drie maal de samenstellingswaarde voor schone grond overschrijden. Daarbij geldt als restrictie dat geen enkele stof de tussenwaarde mag overschrijden. De tussenwaarde is gedefinieerd als 1 / 2 x (samenstellingswaarde voor schone grond + samenstellingswaarde voor herbruikbare grond). Bij toetsing van minder dan 10 stoffen wordt geen overschrijding van de samenstellingswaarde voor schone grond van individuele stoffen toegestaan. De eveneens bij het Bouwstoffenbesluit behorende Vrijstellingsregeling grondverzet heeft geen gevolgen voor de onderhavige regeling meegebracht. Deze vrijstellingsregeling betreft niet de gehanteerde waarden maar het gebruik onder voorwaarden van grond als bodem. Daarbij geldt een vrijstelling van met name de terugnameplicht en het verbod om grond te vermengen met de onderliggende bodem uit het Bouwstoffenbesluit. Te beoordelen categorieën verontreinigde grond In de derde plaats bevat de regeling, in tegenstelling tot de nu ingetrokken regeling, geen reinigingscriteria voor herbruikbare licht verontreinigde grond. Een groot deel van deze grond kan worden hergebruikt, zonder dat daarvoor reiniging noodzakelijk is, en zal bovendien in de nabije toekomst niet meer mogen worden gestort. Herziening van de criteria voor reinigbaarheid In de vierde plaats zijn de criteria voor de reinigbaarheid van verontreinigde grond geactualiseerd. De financiële bovengrens voor het reinigen van ernstig verontreinigde grond is verlaagd van f 250,- per ton exclusief BTW tot f 160,- per ton exclusief BTW. Verder is vastgelegd dat ook reinigingsmogelijkheden met een residu van meer dan 20% kunnen worden beoordeeld. Bij de introduc- Uit: Staatscourant 27 juni 2000, nr. 121 / pag. 19 3

tie van de meervoudige advisering was de 20%-residugrens overigens al voorlopig opgeheven. Voor reinigingsmogelijkheden met meer dan 20% residu is nu bovendien een afzonderlijke, lagere financiële bovengrens ingevoerd. Verdere ontwikkelingen Onlangs is het rapport Wie betaalt, bepaalt, Over intermediaire organisaties, milieucriminaliteit, organisatiecriminaliteit en integriteit in het complexe milieuveld, van Van den Anker, 1999 verschenen (isbn 90 5749 386 1). Hierin wordt, wat betreft onderhavige regeling, de aandacht gevraagd voor het feit dat bij een adviesaanvraag, of het achterwege blijven hiervan niet hoeft worden aangeven op welke wijze het verontreinigingsgehalte van de grond bepaald moet worden, en evenmin dat deze bepaling dient te geschieden door een Sterlab-geaccrediteerd laboratorium. Onderkend wordt dat hierin met name vanuit handhavingsoogpunt risico s zijn gelegen. De oplossing moet echter in de totale samenhang van het kwaliteitsborgingssysteem worden bezien. Het zal dan ook onderdeel uitmaken van ontwikkelingen die in gang worden gezet naar aanleiding van de Grondnota. Een van de uit te werken acties is gericht op het komen van een certificatie- en registratiesysteem. Tevens wordt in het Kabinetsstandpunt over de functiegerichte en kosteneffectieve aanpak van bodemverontreiniging (kamerstukken 1999/00, 25 411, nr. 7) ingegaan op initiatieven die bedoeld zijn om de kwaliteitsborging voor het gehele proces van besluitvorming en uitvoering van bodemsanering te versterken. Het kabinet zet bijvoorbeeld in op certificatie/accreditatie van laboratoria, adviesbureaus en aannemers voor de uitvoering van onderzoek en sanering. Er wordt naar gestreefd dat uitsluitend zal worden gewerkt met genormaliseerde methoden, inclusief afspraken dat er een organisatorische voorziening komt die het bevoegd gezag in staat stelt snel en eenvoudig te beoordelen of aan de normalisatie-eisen is voldaan. De door- en uitwerking van deze initiatieven zal in een volgende aanpassing van deze regeling worden meegenomen. 2. De werkingssfeer van de regeling Beoordeling van de reinigbaarheid van verontreinigde grond De regeling heeft betrekking op de beoordeling van de reinigbaarheid van verontreinigde grond die vrijkomt bij gevallen van bodemsanering. Beoordeeld wordt of ernstig verontreinigde en licht verontreinigde, niet herbruikbare grond kunnen worden gereinigd tot schone grond of tot een nuttig toepasbaar product. Ernstig verontreinigde grond is grond waarvan gehalten voor een of meer stoffen de interventiewaarden overschrijden. Licht verontreinigde grond is verontreinigde grond die voor geen van de stoffen de interventiewaarden overschrijdt. Licht verontreinigde grond is herbruikbaar indien zij voor alle parameters voldoet aan de samenstellingswaarden voor herbruikbare grond en de immissiewaarden. In termen van het Bouwstoffenbesluit kan deze herbruikbare grond worden onderscheiden in categorie 1- grond en categorie 2-grond. Dit onderscheid heeft te maken met de mate van uitloging en de voorwaarden voor het gebruik. Grond is schoon als zij voldoet aan de samenstellingswaarden voor schone grond. Zoals is vastgelegd in de Grondnota, wordt onder reinigen verstaan: het bewerken van grond, waarbij verontreinigende stoffen worden gescheiden van de grondmatrix, leidend tot een daling in de concentraties van de verontreinigende stoffen in die grond. Het immobiliseren van de verontreiniging valt hier niet onder, omdat de concentraties daarbij als zodanig niet dalen. Een en ander laat onverlet dat immobilisatie in bepaalde gevallen een goede oplossing kan bieden voor het bewerken van niet-reinigbare grond. Beoordeling in het kader van drie regelingen De (niet-)reinigbaarheid van verontreinigde grond wordt niet alleen beoordeeld in het kader van de Wbb, maar ook in het kader van het Bsa en de Wbm. Voor alle drie de regelingen wordt gebruik gemaakt van de criteria van de onderhavige regeling. In artikel 23 van de Wbb is bepaald dat advies van het SCG moet worden gevraagd voordat wordt overgegaan tot het afgraven van verontreinigde grond. Ook in het kader van de artikelen 27, 28, 29 en 43 van de Wbb wordt het advies van het SCG voorgeschreven. Op grond van artikel 27 van de Wbb moet degene die op of in de bodem bepaalde handelingen verricht en daarbij kennis neemt van een verontreiniging of aantasting van de bodem die door die handeling wordt veroorzaakt, dit aan gedeputeerde staten melden. Gedeputeerde staten kunnen de betrokkene aanwijzingen geven met betrekking tot de te nemen maatregelen. Deze maatregelen kunnen ook het verplicht inwinnen van advies bij het SCG inhouden. Gedeputeerde staten geven in principe geen aanwijzing tot het afgraven van verontreinigde grond voordat zij van het advies hebben kennisgenomen. Op grond van artikel 28 van de Wbb moet degene die voornemens is de bodem te saneren dan wel handelingen te verrichten ten gevolge waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd of verplaatst, dat voornemen melden bij gedeputeerde staten (behoudens in een aantal gevallen waarin het niet om ernstige verontreiniging gaat). Krachtens artikel 29 mogen de betrokken handelingen pas worden uitgevoerd nadat onder meer advies aan het SCG is gevraagd. Bij een melding krachtens artikel 28 van een geval van ernstige verontreiniging moet onder andere een saneringsplan worden overgelegd. Dat plan behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten (artikel 39). Op grond van artikel 43 van de Wbb kunnen gedeputeerde staten bevelen geven. Daartoe kan ook het verplicht inwinnen van advies bij het SCG behoren. Gedeputeerde staten geven in principe geen aanwijzing tot het afgraven van verontreinigde grond voordat zij van het advies hebben kennisgenomen. Het Bsa bevat een verbod op het storten van ernstig verontreinigde grond, die reinigbaar is tot een nuttig toepasbaar product. Het verbod geldt niet voor het storten van niet-reinigbare grond, mits de niet-reinigbaarheid blijkt uit een advies van het SCG (Onderdeel 24 van artikel 1 en onderdeel f van artikel 2). Er is een wijziging van het Bsa in voorbereiding, waarbij genoemd verbod zal worden uitgebreid met licht verontreinigde, Uit: Staatscourant 27 juni 2000, nr. 121 / pag. 19 4

reinigbare grond, herbruikbare grond en schone grond. De Wbm kent een belasting op het storten van afvalstoffen (artikelen 12 tot en met 19). Vrijstellingen gelden voor verontreinigde grond die niet reinigbaar is tot een nuttig toepasbaar product, en voor baggerspecie. Uit een verklaring van het SCG moet blijken dat de verontreinigde grond nietreinigbaar is dan wel dat inderdaad sprake is van baggerspecie. In de Grondnota worden voorstellen gedaan om de verplichte toetsing op reinigbaarheid van grond die vrijkomt bij bodemsanering, zoals de Wbb die kent, op termijn te laten vervallen. Dat zal echter pas gebeuren als het eerder genoemde systeem van kwaliteitsborging in werking is getreden. Naar verwachting zal dat over enige jaren het geval zijn. De beoordeling door het SCG van de reinigbaarheid van grond in het kader van het Bsa en de Wbm zal blijven bestaan. Baggerspecie Op grond van artikel 3 van de onderhavige regeling geldt voor baggerspecie een vrijstelling van de verplichte adviesaanvraag bij het SCG krachtens de Wbb. Het Bsa kent geen verbod op het storten van baggerspecie (Vanuit de individuele vergunningvoorwaarden van stortplaatsen kan overigens een dergelijk verbod wel gelden). In het kader van de Wbm is het storten van baggerspecie tot uiterlijk 1 januari 2002 vrijgesteld van de afvalstoffen-belasting. Een en ander betekent dat het SCG thans geen beoordeling van de reinigbaarheid van baggerspecie uitvoert. Daarentegen geeft het SCG wel baggerspecieverklaringen af. De vrijstelling in het kader van de Wbm kan namelijk uitsluitend worden verleend als bij het aanbieden van baggerspecie aan een stortplaats zo n verklaring wordt overgelegd, behalve bij aanbieding aan een stortplaats waar via de vergunningvoorwaarden is geregeld dat uitsluitend baggerspecie mag worden gestort. Het gaat om een verklaring waaruit blijkt dat inderdaad sprake is van baggerspecie. Een en ander is geregeld in de Wet van 23 december 1994 tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met het aanbrengen van een permanente verfijning alsmede twee tijdelijke verfijningen (Stb. 925). Het SCG is door de Minister van VROM aangewezen als instantie om deze verklaring af te geven. 3. De taak van het SCG Taakomschrijving De onderhavige regeling werkt door in de Wbb, Bsa en in de Wbm. Hoe deze regeling doorwerkt, dus wat de consequenties (kunnen) zijn wordt in dit hoofdstuk weergegeven. De beoordeling van de reinigbaarheid van verontreinigde grond is zowel voor de Wbb als voor het Bsa en de Wbm opgedragen aan het SCG. Daarnaast is het SCG op verzoek beschikbaar om overheden te adviseren bij de aanbesteding van hun reinigbare grond via informatieverschaffing, kennisoverdracht en gerichte advisering. Andere taken van het SCG komen blijkens de Grondnota te liggen op het gebied van het faciliteren van overheden bij kwaliteitsborging van (ernstig) verontreinigde grondstromen. Het SCG zal de betrokken overheden gaan ondersteunen bij de ontwikkeling en toepassing van nieuwe kwaliteitsborgingsinstrumenten voor (ernstig) verontreinigde grondstromen. Bij een aanpassing van de circulaire Saneringsregeling Wet bodembescherming: beoordeling en afstemming is de aanbiedingsplicht komen te vervallen. Deze plicht hield in dat de reinigbare, ernstig verontreinigde grond die vrijkomt bij Wbb-saneringen, door tussenkomst van het SCG aan grondreinigers moest worden aangeboden. De advisering in het kader van de Wbb ziet er schematisch uit als volgt. Als het SCG de grond in het kader van de Wbb reinigbaar oordeelt, spreekt het formeel alleen een verwachting omtrent de reinigbaarheid uit, omdat het hier gaat om een voorspelling van de kwaliteit van de grond na reiniging. De grond is op het moment van beoordeling door het SCG uiteraard nog niet gereinigd. De uiteindelijke beoordeling van de toepasbaarheid van de grond nadat deze daadwerkelijk is gereinigd, ligt bij de daartoe in het Bouwstoffenbesluit aangewezen bestuursorganen. Afhankelijk van de situatie, zijn dat burgemeester en wethouders, gedeputeerde staten, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer of de waterkwaliteitsbeheerder. Bij deze uiteindelijke beoordeling moet worden voldaan aan de protocollen en andere regels die op grond van het Bouwstoffenbesluit gelden voor de beoordeling van de toepasbaarheid van grond. Uit: Staatscourant 27 juni 2000, nr. 121 / pag. 19 5

In onderstaand schema is weergegeven wat de werkingssfeer is van het Bsa en de Wbm in verschillende situaties. Onder de periode januari 1995 tot en met oktober 1999 heeft het SCG voor 3600 verschillende locaties adviezen uitgebracht. Deze adviezen hadden betrekking op 6600 partijen met een totale omvang van 41 miljoen ton grond. Rechtsbescherming Tegen het advies van het SCG in het kader van het Bsa staat bezwaar bij het SCG en vervolgens beroep op de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State open. Tegen een besluit van het SCG inzake het al dan niet afgeven van een verklaring in het kader van de Wbm staat bezwaar bij het SCG en vervolgens beroep bij de rechtbank open. De adviezen van het SCG in het kader van de Wbb zijn niet vatbaar voor beroep. 4. De criteria voor de beoordeling van de reinigbaarheid van verontreinigde grond De beoordeling van de reinigbaarheid geschiedt aan de hand van een aantal criteria die in de onderhavige regeling zijn vastgelegd. De beoordeling van de reinigbaarheid ziet er schematisch als volgt uit. De met de reiniging te bereiken resultaten Bij het reinigen van grond gaat het om: reiniging tot waarden die voldoen aan de samenstellingswaarden voor schone grond (reiniging tot schone grond), of reiniging tot waarden die voldoen aan de samenstellingswaarden voor grond en de immissiewaarden (reiniging tot herbruikbare ofwel categorie 1- of 2-grond). In dit geval kan de gereinigde grond worden toegepast overeenkomstig het Bouwstoffenbesluit. Voor een toelichting op de toepasselijke waarden wordt verwezen naar de toelichting op de bijlagen 1, 2 en 3. De kosten van het reinigen (financiële bovengrens) Een partij grond wordt slechts als reinigbaar beoordeeld als de kosten van reiniging een financiële bovengrens niet overschrijden. Het bedrag van de financiële bovengrens zal regelmatig worden geëvalueerd en eventueel aangepast. Voor ernstig verontreinigde grond bedroeg de bovengrens oorspronkelijk f 250,- per ton (exclusief BTW). Het dalen van de reinigingstarieven en de technische ontwikkelingen in de reinigingsbranche hebben geleid tot een verlaging naar f 160,- per ton (exclusief BTW). Het bedrag van f 160,- is gebaseerd op de praktijkervaring van het SCG met bestaande reinigingsmethoden. In de twee jaar vóór de aanpassing van het bedrag zijn er geen partijen meer voor reiniging aanbesteed tegen een prijs boven f 160,-. Dit betekent tevens dat de reinigingsbranche niet wordt benadeeld door de verlaging van de financiële bovengrens. Het bedrag van voor niet ernstig verontreinigde, niet herbruikbare grond bedraagt f 100,-. Dit bedrag was in de nu ingetrokken regeling al van toepas- Uit: Staatscourant 27 juni 2000, nr. 121 / pag. 19 6

sing voor de reiniging van niet ernstig verontreinigde grond. Het bedrag voor reinigingsmethoden met een reinigingsresidu van 20% of meer is f 90,-. Dit komt overeen met het gemiddelde storttarief. Het reinigingsresidu (het 20%-criterium) Bij de beoordeling van de reinigbaarheid van verontreinigde grond speelt ook de hoeveelheid reststoffen die bij de reiniging vrijkomt en moet worden gestort (het reinigingsresidu) een rol. Ten aanzien van de hoeveelheid residu geldt geen absolute bovengrens. Wel geldt dat het SCG geen reinigingsmethoden bekijkt met een reinigingsresidu van 20% of meer, als er voor de betrokken partij grond reinigingsmogelijkheden zijn met een residu onder 20%. Onder te storten reststoffen (eerste lid van artikel 6 en 7, onder c, en artikel 8, onder a) worden de bij de reiniging vrijkomende niet toepasbare deelstromen verstaan, exclusief het eventueel aanwezige grove puin dat voorafgaand aan de reiniging wordt afgezeefd. Het percentage reinigingsresidu van 20 wordt berekend op basis van droge stof. De kosten van het verwerken van de reststoffen worden betrokken bij de toetsing van het kostencriterium voor de reinigbaarheid. Overwogen is om een nieuwe absolute bovengrens in te voeren voor het percentage reinigingsresidu. Daarvan is afgezien, aangezien deze in de praktijk weinig zou betekenen. In de praktijk geldt al een bovengrens van 50%. Bij een reinigingsresidu van 50% of meer zijn de kosten van het storten van het residu zo hoog dat de reinigingskosten niet onder de f 90,- liggen. Zo nodig zal op een later tijdstip alsnog een bovengrens in de regeling worden opgenomen. Potentieel reinigbare grond Indien de betrokken partij grond niet onmiddellijk na afgraving kan worden gereinigd, omdat een benodigde techniek nog niet operationeel is, maar bij het SCG de verwachting bestaat dat een dergelijke techniek binnen 5 jaar wel beschikbaar zal komen, en er tevens opslagcapaciteit aanwezig is, moet die grond als (potentieel) reinigbaar worden beschouwd (artikel 9). Hierbij gelden dan dezelfde voorwaarden als bij de artikelen 6 tot en met 8. De bepaling dateert uit een tijd toen het reinigen van grond nog in een ontwikkelingsstadium verkeerde en was bedoeld om die ontwikkeling te stimuleren. Inmiddels zijn de ontwikkelingen zozeer gevorderd dat het betrokken artikel in de 5 jaar voorafgaand aan het totstandkomen van de onderhavige regeling niet behoefde te worden toegepast. Het artikel is niettemin gehandhaafd omdat niet valt uit te sluiten dat er in de toekomst (voor bepaalde stoffen) nieuwe reinigingstechnieken ontstaan. Mede met het oog hierop is het artikel, behalve voor ernstig verontreinigde grond, tevens gaan gelden voor licht verontreinigde, niet herbruikbare grond. Het spreekt voor zich dat het SCG zijn verwachting zal baseren op zorgvuldig onderzoek van de in de nabije toekomst hoogstwaarschijnlijk te realiseren reinigingstechnieken. 5. Reinigingstechnieken 5.1 Beschikbare reinigingstechnieken Het SCG betrekt bij de advisering omtrent de reinigbaarheid een drietal technieken: Thermische reiniging Natte reiniging Biologische reiniging Voor de natte en thermische reiniging wordt een intensieve en een extensieve variant betrokken bij de advisering. Voor een uitgebreide beschrijving van de reinigingstechnieken wordt hier verwezen naar het Handboek bodemsaneringstechnieken (een uitgave van de Sdu), onderdeel D verwerken van grond. 5.2 In de advisering betrokken kenmerken van de reinigingstechnieken Op grond van de Wbb (artikel 21, derde lid) omvat het advies van het SCG mede het met de reiniging te bereiken resultaat en de daarmee gemoeide kosten. Ter voldoening daaraan worden in het advies de volgende kenmerken van de toepasbare reinigingstechnieken aangegeven. Het reinigingsresultaat (in engere zin) Dit betreft de kwaliteit van de grond na reiniging: schone grond, categorie 1-grond of categorie 2-grond. Het percentage gereinigde grond Dit percentage wordt berekend door middel van de formule: Gereinigde grond = 100 % - % niet verwerkbare reststoffen. Beide percentages betreffen percentages van de droge stof. De effectiviteit van reinigen 3rHieronder wordt verstaan het verschil (uitgedrukt in procenten) tussen de hoeveelheid vracht aan verontreinigingen voorafgaand aan de reiniging en na reiniging. Dit wordt uitgedrukt door middel van de volgende formule: E = ((A-B)/A) * C Waarin: E = Effectiviteit reiniging (%) A = Som van alle overschrijdingen van de samenstellingswaarde schone grond voorafgaand aan reiniging B = Som van alle overschrijdingen van de samenstellingswaarde voor schone grond na reiniging C = Het percentage gereinigde grond. De kosten van reinigen Bij de toetsing van het kostencriterium zoals genoemd in artikel 6, 7 en 8 van de regeling worden de kosten van reiniging inclusief de kosten voor de verwerking van bij de reiniging vrijkomende reststoffen betrokken. Voor een objectieve vergelijking van de reinigingsmogelijkheden worden bij de meervoudige advisering naast deze kosten tevens de kosten voor aanvoer naar de reinigingsinstallatie en afzet van de gereinigde grond meegenomen. De kosten worden tot 1 januari 2002 uitgedrukt in gulden/ton, daarna in Euro/ton. Zie ook de toelichting bij artikel 9. Het reinigingsrendement Het reinigingsrendement wordt bepaald aan de hand van onderstaande formule: R = E/K Waarin: R = Reinigingsrendement [%/ƒ/ton] E = Effectiviteit reiniging [%] K = Kosten reiniging [ƒ/ton] 6. Voorbereiding van de regeling Aan de voorbereiding van de regeling is meegewerkt door het Interprovinciaal Overleg en het SCG. De regeling is tot stand gekomen in overeenstemming met de Minister van Verkeer en Uit: Staatscourant 27 juni 2000, nr. 121 / pag. 19 7

Waterstaat. Met de Minister van Financiën heeft overleg plaatsgevonden. De ontwerpregeling is op 29 december 1999 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, notificatienummer 99/0586/NL, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/ EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). De bepalingen die de criteria bevatten voor de beoordeling van de reinigbaarheid van verontreinigde grond (artikelen 5 tot en met 10), zijn mogelijk te kwalificeren als technische voorschriften. Op grond van artikel 8, tweede lid, van de richtlijn 98/34/EG is door Italië een opmerking gemaakt. Van die opmerking, inhoudende dat Italië een communautaire actie op het gebied van grondsanering dienstig acht, heeft de Nederlandse overheid met belangstelling kennis genomen. Nederland heeft geantwoord dat indien er geen geharmoniseerde regelgeving op dit gebied is, terzake nationale eisen gesteld kunnen worden, mits daarbij de uit het communautaire recht volgende vereisten worden gerespecteerd. Bij ontstentenis van dergelijke geharmoniseerde regels acht de Nederlandse overheid het gewenst dat op nationaal niveau terzake eisen gesteld worden. De genotificeerde regeling strekt daartoe. De regeling stelt reinigbaarheidscriteria voor ernstig verontreinigde en niet herbruikbare grond. In de beoordeling van de reinigbaarheidscriteria worden kosten, reinigingstechnieken en chemische criteria meegenomen. Na reiniging is de grond schoon dan wel toepasbaar in het kader van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming (Bouwstoffenbesluit). Het Bouwstoffenbesluit heeft tot doel de milieuhygiënische randvoorwaarden vanuit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming te geven voor het gebruik van secundaire en primaire bouwstoffen op of in de landbodem of in oppervlaktewater of op of in de bodem onder oppervlaktewater, hetgeen betekent dat in ieder geval een minimaal veiligheidsniveau voor de bevolking wordt bereikt. De criteria voor hergebruik zijn overgenomen uit het Bouwstoffenbesluit. Uiteraard zal de Nederlandse overheid ervoor zorg dragen dat, indien communautaire regelgeving terzake tot stand komt, de Nederlandse regeling daarmee in lijn wordt gebracht Aangezien de regeling geen significante gevolgen voor de handel heeft, heeft een melding ingevolge artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie niet plaatsgevonden. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 De benamingen samenstellingswaarden voor schone grond en samenstellingswaarden voor herbruikbare grond zijn ontleend aan (de bijlagen behorende bij) het Bouwstoffenbesluit. De term voldoen aan (bepaalde waarden) moet worden verstaan als: gelijk zijn aan of liggen beneden die waarden. Als gevolg van de toetsingsregel voor schone grond ligt dat voor het voldoen aan de samenstellingswaarden voor schone grond enigszins anders. Met het oog daarop is onderdeel g opgenomen. Daarmee ligt vast dat de toetsingsregel voor schone grond bij de toepassing van de regeling (artikel 3, 6 en 7) wordt gevolgd. Artikel 2 Artikel 2 sluit aan bij artikel 2.4, tweede tot en met vierde lid, van de Vrijstellingsregeling samenstellings- en immissiewaarden. De in artikel 2 opgenomen toetsingsregel is verder al toegelicht in 1. Artikel 3 Bij een geval van ernstige verontreiniging wordt naar het gehele project gekeken. Daarbinnen kunnen partijen grond voorkomen die niet ernstig zijn verontreinigd, en die herbruikbaar zijn. Het eerste lid, onder b, 1 o, heeft daarop betrekking. Het op een genoegzame wijze voor het bevoegd gezag gedeputeerde staten of een der vier grote gemeenten als zijnde de instanties die het saneringsplan moeten goedkeuren aantonen dat de verontreinigde grond voor alle parameters is te reinigen tot waarden die voldoen aan de samenstellingswaarden voor schone grond. Dit kan bijvoorbeeld door te verwijzen naar bepaalde reinigingstechnieken en de ervaringen daarmee. Vooral bij regelmatige aanbieders van verontreinigde grond die over eigen reinigingstechnieken beschikken, kan dit relevant zijn. Indien het bevoegd gezag niet in staat is om een en ander op zijn juistheid te beoordelen, dient alsnog advies aan het SCG te worden gevraagd. In het saneringsplan wordt aangegeven op welke wijze de sanering zal worden uitgevoerd. Dat betekent dat in het plan één optie wordt uitgewerkt. De formulering van het tweede lid dat zodanige grond voor alle parameters is te reinigen tot waarden die voldoen aan de samenstellingswaarden voor schone grond impliceert derhalve dat de betrokken grond daadwerkelijk zal worden gereinigd tot schone grond. Artikelen 6-9 Deze artikelen leggen de criteria voor de beoordeling van de reinigbaarheid van verontreinigde grond vast. Artikel 6 heeft betrekking op ernstig verontreinigde grond, artikel 7 op zonder reiniging niet herbruikbare licht verontreinigde grond. Artikel 8 betreft reinigingsmethoden met meer dan 20% residu, en artikel 9 de potentieel reinigbare grond. Artikel 7 betreft grond van een verontreinigingsgehalte dat: a. voor alle parameters ligt onder de interventiewaarden en voor enige parameter voor organische stoffen ligt boven de samenstellingswaarden voor herbruikbare grond; b. voor alle parameters ligt onder de samenstellingswaarden voor herbruikbare grond, maar als gevolg van uitloging voor enige parameter voor anorganische stoffen de immissiewaarden overschrijdt. In de praktijk gaat het bij artikel 7 vaak om met olie verontreinigde grond. Voor de toelichting op het derde lid van de artikelen 6 en 7 wordt verwezen naar de toelichting op bijlage 3. Bij tijdelijke opslag van verontrei- Uit: Staatscourant 27 juni 2000, nr. 121 / pag. 19 8

nigde grond, als bedoeld in artikel 9, blijven de reinigingscriteria van toepassing, inclusief het kostencriterium. De kosten van reiniging zullen derhalve met inbegrip van de opslagkosten onder de betrokken financiële bovengrens moeten blijven. Artikel 10 Dit artikel legt de meervoudige advisering vast. Het artikel geeft ook aan in welke volgorde diverse reinigingsmogelijkheden worden beoordeeld. Het advies van het SCG behandelt in principe alle reinigingstechnieken waarmee grond wordt gereinigd tot schone of herbruikbare grond met een reinigingsresidu van minder dan 20%. Reinigingsmethoden met een hoger reinigingsresidu komen alleen aan de orde als reinigingsmethoden met minder dan 20% ontbreken. Reiniging na een opslag van ten hoogste 5 jaar wordt pas bezien als ook reinigingsmethoden met meer dan 20% residu ontbreken. Indien ook de mogelijkheid van reiniging na opslag er niet is, wordt de grond gekenmerkt als niet-reinigbaar. Artikel 11 Het tweede lid van dit artikel bevat het overgangsrecht. Lopende adviesaanvragen op het tijdstip van inwerkingtreden van de nieuwe regeling worden afgehandeld conform de oude regeling. Nieuwe adviesaanvragen (ingediend op of na de datum van inwerkingtreding van de regeling) lopen via de nieuwe regeling, ook als zij partijen betreffen die er al waren voordat de nieuwe regeling in werking trad. Toelichting op de bijlagen Bijlagen 1, 2 en 3 De functie van de waarden in de onderhavige regeling In deze regeling worden samenstellingswaarden voor schone en herbruikbare grond, immissiewaarden en interventiewaarden gehanteerd. Deze waarden worden gebruikt voor twee doeleinden: om te bepalen of grond verontreinigd is, en om te beoordelen of verontreinigde grond reinigbaar is. Als zich in de grond een stof bevindt boven de interventiewaarde, is de grond ernstig verontreinigd; als een stof de samenstellingswaarde voor herbruikbare grond of de immissiewaarde overschrijdt, is de grond licht verontreinigd en niet toepasbaar. Of verontreinigde grond reinigbaar is tot schone grond, wordt getoetst aan de samenstellingswaarden voor schone grond. Of de grond reinigbaar is tot een nuttig toepasbaar product, wordt getoetst aan de samenstellingswaarden voor herbruikbare grond en de immissiewaarden. Als een immissiewaarde voor een stof ontbreekt, spelen de uitloogkarakteristieken van de betrokken parameter geen rol en wordt de immissie voor die parameter niet betrokken bij het oordeel over de reinigbaarheid. De opgenomen waarden Aangesloten is bij bijlage 1 bij het Bouwstoffenbesluit, zoals deze luidt na correctie met de gegevens van bijlage A en B van de Vrijstellingsregeling samenstellings- en immissiewaarden, en bij bijlage 2 bij het Bouwstoffenbesluit, zoals deze op enige punten is gewijzigd door genoemde vrijstellingsregeling. Daarnaast is een aantal stoffen (met bijbehorende waarden) opgenomen die in het Bouwstoffenbesluit ontbreken. Bijlage 1 bij de onderhavige regeling bevat de samenstellingswaarden voor schone grond. Tabel 1a bevat de (door de vrijstellingsregeling gewijzigde) samenstellingswaarden voor schone grond van bijlage 1 bij het Bouwstoffenbesluit. Tabel 1b bevat samenstellingswaarden voor schone grond voor de stoffen die wel zijn opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling, maar niet voorkomen in tabel 1a, en waarvoor de Circulaire streefwaarden en interventiewaarden een streefwaarde (grond/sediment) geeft. De waarden die in tabel 1b zijn opgenomen, zijn gelijk aan die streefwaarden. In bijlage 1 is voorts een algemene clausule opgenomen inzake de stoffen uit bijlage 2 die in tabel 1a ontbreken en waarvoor de circulaire geen streefwaarde kent. Voor deze stoffen wordt de aantoonbaarheidsgrens (ook wel aangeduid als de detectiegrens) als samenstellingswaarde voor schone grond aangemerkt. Kolom 1 en 2 van bijlage 2 bevatten de immissiewaarden en de samenstellingswaarden voor herbruikbare grond. Zij zijn gelijk aan de corresponderende (door de vrijstellingsregeling gewijzigde) waarden van kolom 1 en 3 van bijlage 2 bij het Bouwstoffenbesluit. In afwijking van het Bouwstoffenbesluit zijn de samenstellingswaarden voor herbruikbare grond voor cyclohexanon en pyridine echter gelijk aan de interventiewaarde voor deze stoffen. Dit is gedaan omdat de samenstellingswaarde van het Bouwstoffenbesluit voor deze stoffen hoger ligt dan de interventiewaarde. Opgemerkt wordt nog dat conform het Bouwstoffenbesluit geen immissiewaarden zijn bepaald voor organische stoffen in verontreinigde grond. Deze waarden ontbreken onder meer omdat nog geen uitloognormen of testen beschikbaar zijn die het vaststellen van op uitloging gebaseerde immissiewaarden mogelijk maken. Kolom 3 van bijlage 2 bevat de interventiewaarden. Deze worden als zodanig niet gehanteerd door het Bouwstoffenbesluit. Zij zijn ontleend aan de Circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering. Alle stoffen waarvoor de circulaire een interventiewaarde geeft, zijn in bijlage 2 opgenomen. De interventiewaarden zijn gelijk aan de samenstellingswaarden voor herbruikbare grond, behalve voor een aantal organische stoffen. Aan bijlage 2 is een algemene clausule toegevoegd omtrent stoffen uit deze bijlage waarvoor een samenstellingswaarde voor herbruikbare grond ontbreekt. Voor deze stoffen wordt de samenstellingswaarde voor schone grond als samenstellingswaarde voor herbruikbare grond aangemerkt. Daardoor kan worden beoordeeld of verontreinigde grond voor deze stoffen kan worden gereinigd tot herbruikbare grond. Tabel 1b en de algemene clausules van bijlage 1 en 2 vormen een uitwerking van het beginsel dat bij het ontbreken van een waarde gerefereerd wordt aan de naast lagere waarde. In de praktijk wordt het SCG ook geconfronteerd met de aanwezigheid van stoffen in verontreinigde grond die ontbreken in de bijlagen 1 en 2. Een aantal van deze stoffen is opgenomen in bijlage 3, met een samenstellingswaarde voor schone grond en Uit: Staatscourant 27 juni 2000, nr. 121 / pag. 19 9

een samenstellingswaarde voor herbruikbare grond. Uit het derde lid van artikel 6 en 7 volgt dat de stoffen uit bijlage 3 worden betrokken bij het oordeel van het SCG over de reinigbaarheid van verontreinigde grond. Als deze stoffen in verontreinigde grond worden aangetroffen, dan is de grond alleen reinigbaar als zij ook voor deze stoffen kan worden gereinigd, en wel tot de in bijlage 3 aangegeven waarden. Voor een goed begrip wordt opgemerkt dat het derde lid van artikel 6 en artikel 7 betrekking heeft op grond die door andere stoffen verontreinigd is, maar waarin tevens een of meer stoffen uit bijlage 3 worden aangetroffen. De stoffen van bijlage 3 spelen dus geen rol bij de vraag of grond verontreinigd is, maar alleen bij de vraag of verontreinigde grond reinigbaar is. In bijlage 3 zijn in de eerste plaats de stoffen opgenomen waarvoor de meergenoemde circulaire in plaats van een interventiewaarde een indicatief niveau voor ernstige verontreiniging geeft (voorzover zij niet al in bijlage 2 voorkomen). De samenstellingswaarden van bijlage 3 voor deze stoffen, zijn gelijk aan de streefwaarden (grond/sediment) die de circulaire voor deze stoffen geeft. Omdat de stoffen geen rol spelen bij de vraag of de grond verontreinigd is, zijn de indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging niet in bijlage 3 opgenomen. Voor hergebruik van met asbest verontreinigde grond geldt de restconcentratienorm van 10 mg/kg voor hechtgebonden asbest. Voor losgebonden asbest wordt de 0-norm (in de vorm van de detectielimiet) aangehouden. Ten aanzien van stoffen die noch in bijlage 1 en 2 noch in bijlage 3 zijn opgenomen, kan het SCG geen toetsing uitvoeren. Wel kan het SCG de aanwezigheid van deze stoffen signaleren. Via de bijlagen is de meergenoemde circulaire voorzover het de streef- en interventiewaarden voor grond/sediment betreft voor een belangrijk deel verwerkt in de onderhavige regeling. De circulaire is echter niet in alle opzichten verwerkt. In de circulaire is de streefwaarde voor een aantal stoffen aangescherpt. Om juridische redenen is deze aanscherping niet verwerkt in de Vrijstellingsregeling samenstellings- en immissiewaarden. In het verlengde daarvan zijn de aangescherpte waarden evenmin opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling. De betrokken waarden zullen te zijner tijd in het Bouwstoffenbesluit en de onderhavige regeling worden opgenomen. Bijlage 4 In vergelijking met de nu ingetrokken regeling vertoont bijlage 4 een aantal verschillen. De onderdelen A, E en F zijn toegevoegd. Ingevolge onderdeel A moet worden aangegeven in het kader van welke regeling of regelingen de aanvraag wordt ingediend. Onderdeel E heeft betrekking op het overleggen van aanvullende gegevens. Van onvoldoende gegevens zal onder meer sprake zijn als de wijze van bemonstering niet aan de gestelde eisen heeft voldaan. Onderdeel F betreft het door het SCG vast te stellen aanvraagformulier. Voorts zijn aan onderdeel D (Partijgegevens) enkele elementen toegevoegd. Ten eerste is aangegeven dat de verontreinigde grond dient te worden ingediend overeenkomstig richtlijnen van het SCG. In de thans vervallen regeling was hieraan een passage in de nota van toelichting gewijd. Het is echter een voorschrift dat thuishoort in (een bijlage bij) de regeling zelf. Ten tweede is een kwaliteitseis toegevoegd voor partijkeuringen waar geen nader onderzoek is verricht. In dat geval gelden voor de wijze van bemonstering dezelfde criteria als voor nader onderzoek. Ten derde is aangegeven dat het SCG een contra-expertise kan verlangen die is uitgevoerd door een onafhankelijke derde. Dat kan bijvoorbeeld een adviesbureau zijn. Over het indelen in partijen wordt nog het volgende opgemerkt. De melding aan het SCG zal in de regel plaatsvinden na afronding van het nader onderzoek of tijdens het saneringsonderzoek. Voor het bepalen van de meest doelmatige verwerking van de grond die vrijkomt bij saneringen is het noodzakelijk dat de locatie wordt ingedeeld in afzonderlijke partijen, zodanig dat elke partij redelijk homogeen is voor wat betreft zowel grondsoort als verontreinigingen, rekening houdend met de verwerkingsmogelijkheden. Het meldingsformulier en de richtlijnen inzake het indelen in partijen zijn op te vragen bij het SCG, Postbus 19, 3990 DA te Houten. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. P. Pronk. Uit: Staatscourant 27 juni 2000, nr. 121 / pag. 19 10