BELEIDSNOTA S VLAAMS MINISTER PHILIPPE MUYTERS Onderstaande nota bevat een analyse van de beleidsnota s 2009-2014 van Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport Philippe Muyters. Het VVSG-memorandum is de toetssteun. De nota vermeldt wat volgens VVSG de positieve elementen zijn, de onvoldoende duidelijke en negatieve elementen en wat de ontbrekende elementen zijn. 1. Beleidsnota Financiën en Begroting PPS-constructies zullen kritischer worden bekeken, rekening houdend met de vaak hogere financieringskosten en de nog lang voortdurende beschikbaarheids- en andere vergoedingen. Dat is positief, omdat in een aantal gevallen ook lokale besturen min of meer verplicht in Vlaamse PPSconstructies werden gedwongen (sportinfrastructuur, scholenbouw). De Vlaamse overheid moet blijvend transparantie en eenvoud nastreven in de financiële en fiscale betrekkingen met lokale besturen. We zouden het niet beter kunnen formuleren. Er is een tegenstelling tussen het pleidooi van de minister voor het maximaal benutten en zelfs uitbreiden van de Vlaamse fiscale autonomie, en zijn streefdoel om met de gemeenten tot afspraken te komen om de lokale belastingen op bedrijven die niet meer van deze tijd zijn af te schaffen. De minister heeft het in relatie tot de gemeentelijke fiscaliteit trouwens nergens over het uitbreiden van het fiscale instrumentarium, of het verbeteren van wat bestaat. Er bestaat blijkbaar ook geen bereidheid om met de federale overheid te gaan pleiten voor een gemeentelijk deel in de federale vennootschapsbelasting (cf. de Duitse Gewerbesteuer), conform een afspraak die hierover ooit tussen de VVSG, VOKA en UNIZO is gemaakt. We vrezen ook voor de zin: Bij de uitwerking van deze instrumenten vrijwaren we in globo de inkomsten van de verschillende bestuursniveaus. Als die in globo betekent voor de lokale besturen als geheel, dan is er een probleem: men moet het effect bekijken per gemeente, want elke gemeente op zich moet de financiën onder controle houden. Nergens wordt melding gemaakt van het voornemen om fiscale gegevens op een gestructureerde wijze ook aan lokale besturen ter beschikking te stellen. Nochtans kunnen die gegevens (bv. per bedrijf als het gaat om de onroerende voorheffing) voor gemeenten een meerwaarde betekenen. Een hervorming van de definitie van het klein beschrijf is wegens het totaal achterhaalde karakter van het kadastrale inkomen positief, maar de VVSG vraagt aandacht voor de financiële gevolgen voor de belangrijkste begunstigden van de onroerende voorheffing: de gemeenten. Op zich is het positief dat de eigenaars die een woning via een Sociaalverhuurkantoor (SVK) verhuren, een verlaagde onroerende voorheffing zullen kunnen genieten, maar ook hier wodt totaal geen gewag gemaakt van het financiële effect op de gemeenten, de belangrijkste begunstigden van de onroerende voorheffing. De verkeersbelasting zal vergroend worden (wat positief is), maar nergens wordt gewag gemaakt van de effecten voor de gemeenten. Via de opdeciem krijgen die immers 1/11 de van de totaal betaalde verkeersbelasting of jaarlijks voor de Vlaamse gemeenten een kleine 70 miljoen euro. De VVSG heeft al voorgesteld om dat bedrag gewoon bij het Gemeentefonds te voegen. Ontbrekende elementen Er is nauwelijks of geen aandacht voor het moeilijke probleem van de operationalisering van de evenwichtscriteria op ESR 95-basis op de lokale besturen. Nochtans zal Vlaanderen hierover met de federale overheden en de andere deelentiteiten verdere afspraken moeten maken. Bespreking beleidsnota 2009-2014 Kris Peeters- 1/5
2. Beleidsnota Werk De geïntegreerde arbeidsmarktvisie met oog voor een versterkte partnerschappen met andere beleidsdomeinen (lokale economie, onderwijs, welzijn, inburgering, ). Het belang van een stevig lokaal verankerd werkgelegenheidsbeleid is voor de VVSG eveneens een belangrijke doelstelling. In de beleidsnota wordt herhaaldelijk verwezen naar het Europese beleid en de Europese richtlijnen. Het Verdrag van Lissabon ging recent van kracht. In dit Verdrag is expliciet vastgelegd dat lokale overheden formeel deel uitmaken van de bestuurlijke inrichting van de Europese Unie. Er is een duidelijke een erkenning van de rol van lokale overheden in de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel. Lokale besturen komen als betrokken partij te weinig naar voor in de beleidsnota Werk. VVSG benadrukt het belang van een sterke betrokkenheid van het lokale bestuursniveau bij het tot stand brengen van een geïntegreerde arbeidsmarktvisie. Vlaanderen blijft hier steken in oude patronen (enkel sociale partners) terwijl een van de succesfactoren van de kampioenen in het behalen van de Lissabon-doelstellingen net die landen zijn waar de lokale besturen rechtstreeks betrokken werden in het actief arbeidsmarktbeleid. VVSG vraagt eveneens betrokkenheid van de lokale besturen bij de voorbereiding van het nieuwe Vlaamse Hervormingsprogramma dat de vertaling van de vernieuwde Lissabonstrategie post 2010 moet worden. De afstemming en samenwerking tussen het lokaal werkgelegenheidsbeleid en de subregionale advies-en overlegorganen moet volgens de beleidsnota steviger. Dit wenst men te realiseren door een betere afstemming tussen de RESOC s en de lokale fora werkgelegenheid. Het is vaag en onduidelijk wat deze stelling exact inhoudt. De partners van de fora hebben de keuzevrijheid over de manier waarop Resoc betrokken wordt met het lokaal Werkgelegenheidsforum. Dit dient vastgelegd te worden in de Lokale Samenwerkingsovereenkomst. Gezien het lokaal bestuur voorzitter is van dit werkgelegenheidsforum en via decreet werd aangeduid als regisseur lokale diensteneconomie, vragen we ook hier een sterke betrokkenheid. Betere samenwerking van de diverse partners in de lokale werkwinkels. Het lokale bestuur is, naast de VDAB als arbeidsmarktregisseur, een evenwaardige partner als regisseur van het lokaal werkgelegenheidbeleid. Beide regisseurs dienen deel uit te maken van het Dagelijks Bestuur van de Werkwinkel. Aangaande deze thematiek eveneens de vraag naar betrokkenheid, open communicatie en samenwerking met het lokale bestuursniveau en de VVSG. Duidelijke taak- en samenwerkingsafspraken tussen het Vlaamse niveau, het subregionale (SERRs, RESOCs, Provincies) en het lokale niveau van Gemeenten en OCMW s zijn noodzaak bij de uitbouw van een stevig lokaal verankerd werkgelegenheidsbeleid. De VVSG wenst hier dan ook actief aan mee te werken. Ook de werking van de lokale fora werkgelegenheid in dit kader verdient zeker de nodige aandacht. De beleidsnota zet sterk in op competentiebeleid, erkenning van verworven competenties (EVC s), persoonlijke ontwikkelplannen (POP s) en wil werk maken van de voorbeeldfunctie van de Vlaamse overheid met betrekking tot EVC en het valoriseren van het ervaringsbewijs in het eigen HR-beleid. Beperk deze voorbeeldfunctie niet enkel tot de Vlaamse overheid maar zorg voor uitbreiding naar lokale besturen via een nauwe samenwerking met de minister voor Binnenlands Bestuur. Zorg dat de ingezette middelen voor competentiebeleid ook door lokale besturen kunnen gebruikt worden, maak geen opdeling privé-publiek binnen dit beleid. Competentieontwikkeling van kortgeschoolde (en andere) medewerkers bij lokale besturen (1 op 2 is kortgeschoold) is belangrijk. De minister wil de systemen van deeltijds leren-werken versterken. Het kluwen aan systemen, regels per sector en gebrek aan uniformiteit is een oud zeer. Lokale besturen scoren goed op het vlak van deeltijds leren deeltijds werken. De onduidelijkheid rond de beroepsinlevings-overeenkomst blijft een drempel. Werk de beroepsinlevingsovereenkomst tot een volwaardig statuut uit, analoog aan het industrieel leercontract. Bespreking beleidsnota 2009-2014 Kris Peeters- 2/5
We stimuleren een duurzaam HR-beleid in de bedrijven op het vlak van specifieke thema s zoals competentiebeleid, sociale innovatie, gezinsvriendelijke organisatie en diversiteit. Deze thema s zijn ook binnen een overheidscontext belangrijk (voorbeeldfunctie). Momenteel kunnen besturen op heel wat incentives (Ervaringsfonds, ESF-middelen, ) tot stimulering van deze thema s geen beroep doen. Zorg voor een verbreding van de doelgroep binnen deze maatregelen en verhoog de kwaliteitsdrempel ( minder maar beter ). Binnen de diverse vormen van actief arbeidsmarktbeleid is vooral de gesubsidieerde tewerkstelling van werklozen in de non-profitsector en de (gesubsidieerde) tewerkstelling van personen met een arbeidshandicap relatief sterk uitgebouwd in Vlaanderen. Deze maatregelen zijn vaak onbeperkt in de tijd en gezien de geringe doorstroom, zijn ze te weinig activerend. Gooi het kind niet met het badwater weg. Financiële stimuli hebben effect. Via de VOP werden bij lokale besturen in één jaar tijd meer dan 200 nieuwe doelgroepwerknemers aangeworven. De beleidsnota geeft aan werk te zullen maken van de versterking van partnerschappen werk en sociale economie, werk-economie, werk-onderwijs en werk-inburgering. Bij deze onderdelen van de beleidsnota ontbreekt de link met het lokale bestuursniveau. Enkel aangaande het partnerschap werk-welzijn wordt dit expliciet vernoemd. Ieder van deze partnerschappen kan en dient doorgetrokken te worden tot op het lokale niveau. Er bestaan heel wat waardevolle praktijkvoorbeelden van reeds bestaande partnerschappen op gemeentelijk niveau. VVSG vraagt ook hier ruimte voor experimenten en disseminatie van goede praktijken. Bespreking beleidsnota 2009-2014 Kris Peeters- 3/5
3. Beleidsnota Ruimtelijke Ordening : De beleidsnota Ruimtelijke Ordening beschrijft de verschillende ruimtelijke behoeften als gevolg van grote maatschappelijke uitdagingen. De aangehaalde zaken als klimaatwijziging, demografische veranderingen, economische transities en het energievraagstuk spelen evengoed of zelfs bij uitstek op het lokale vlak. De steden en gemeenten zijn dan ook tevreden dat deze grote uitdagingen centraal staan in het Vlaams ruimtelijk beleid voor de komende jaren. De steden en gemeenten zijn blij dat de minister het belang van een goede ruimtelijke planning inziet. In een dichtbevolkte regio als Vlaanderen is het zorgvuldig afwegen van de verschillende ruimteclaims immers een absolute noodzaak. De ruimtelijke planning dient visionair te zijn. Dit pleit ervoor om de ruimtelijke structuurplannen meer strategisch te maken. Het in de Beleidsnota aangekondigde plannen met scenario s biedt daartoe mogelijkheden. De steden en gemeenten steunen het idee van een interne staatshervorming op vlak van de ruimtelijke ordening. Het is zinvol na te gaan hoe een kwaliteitssprong kan worden gemaakt én tijdswinst kan worden geboekt op het vlak van planning door twee, in plaats van de huidige drie bestuursniveaus daarvoor verantwoordelijk maken. De idee om bijkomende bevoegdheden te geven aan sterke stads- en streekregio s is daarbij een interessante, nader uit te werken piste. Tegelijkertijd wijze we erop dat de ontvoogding van de lokale besturen eigenlijk ook een manier is om bijkomende bevoegdheden te geven. Het merendeel van de lokale besturen is nog altijd niet ontvoogd. Het blijvend stimuleren van die ontvoogding en het versterken van de voordelen van een ontvoogding dient een blijvende prioriteit te zijn voor de Vlaamse regering. VVSG staat volledig achter een gefaseerde uitvoering van de Vlaamse Codex RO en een voortdurend streven naar vereenvoudiging, afstemming en inkorting van de procedures, onder de randvoorwaarde dat een goede ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd kan worden. Voortdurend overleg over lange termijn aanpassingen en concrete voorstellen met de betrokken besturen is daarbij noodzakelijk. Ontbrekende elementen : Gemeenten vragen om betrokken te worden bij de concrete uitwerking van de plannen over de grote uitdagingen. Twee concrete acties overigens die de klimaatadaptatie op lokaal vlak kunnen ondersteunen zijn een verderzetting van het Rubiconfonds en een aanpassing van de gewestelijke stedenbouwkundige regenwaterverordening. Het Rubiconfonds ondersteunt de versnelde uitvoering van bescherming van gebouwen tegen wateroverlast. Een afstemming van de regenwaterverordening met Vlarem II zal het vasthouden van regenwater aan de bron (door hergebruik, infiltratie en buffering) versterken. Een maatregel die wateroverlast bij hevige zomeronweer zal verminderen. Lokale besturen moeten vooraf weten wat een nieuw Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen voor concrete consequenties heeft voor de gemeentelijke structuurplannen. Een nieuw RSV mag geen trein van veranderingen op lokaal niveau met zich meebrengen. Naast visie, is het tegelijkertijd belangrijk dat de grote principes ook concreet ruimtelijk vertaald worden door bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen wel en andere juist niet toe te staan. Een ruimtelijke ordening op ritme van de maatschappij mag dan ook niet zo worden opgevat dat elke ruimtelijke behoefte wordt ingevuld zoals de sector het wenst. Juist omwille van de schaarste aan beschikbare ruimte is een doordacht, kwalitatief antwoord door de overheid een noodzakelijk. Naast sterke stadsregio s zijn er evengoed sterke streekregio s. Bij het uitwerken van het idee over de stadsregio s zou ook altijd gekeken moeten worden of hetzelfde niet kan gelden voor streekregio s. Behalve op het vlak van planning kan ook op het vlak van vergunningverlening nog efficiencywinst worden geboekt. We denken hierbij aan het invoeren van een systeem waarbij alle Vlaamse adviesorganen één gecoördineerd advies geven aan de gemeenten, in plaats van de huidige situatie dat de gemeente verschillende elkaar soms tegensprekende adviezen ontvangt van dezelfde Vlaamse overheid. Ook de beslissing om in beroep te gaan tegen een vergunningsbeslissing zou beter via één gewestelijke (stedenbouwkundige) ambtenaar gaan. Bespreking beleidsnota 2009-2014 Kris Peeters- 4/5
4. Beleidsnota Sport Sport wordt ook in de beleidsnota vanuit een brede bril bekeken ; het sportbeleid wordt met tal van andere beleidsdomeinen gelinkt. Het lokaal sportbeleid krijgt op een aantal vlakken een cruciale rol toebedeeld. Een samenwerkingsakkoord met de verschillende bevoegde overheden moet leiden tot een versterking van het Vlaams (top)sportbeleid. De beleidsnota predikt bestuurlijke rust m.b.t. het lokaal sportbeleid en wil gemeenten in de eerste plaats de kans geven om de lopende sportbeleidsplannen te realiseren. De uitvoering van de via het Vlaams Sportinfrastructuurfonds opgestarte inhaalbeweging wordt bevestigd. Er wordt een opening gemaakt om na verdere studie en evaluatie - een nieuwe inhaalbeweging op te starten. Naast de aandacht voor nieuwe infrastructuur vermeldt de beleidsnota ook het streven naar het optimaal gebruik en de instandhouding van de bestaande sportinfrastructuur. Het openstellen van de schoolsportinfrastructuur voor buiten- en naschoolse sportactiviteiten komt hierbij uitdrukkelijk in het vizier, al blijft het onduidelijk op welke manier men de onderwijssector hiertoe zal stimuleren. Het overlegplatform Sport-voor-Allen wordt heropgestart en zal werken aan een nieuw actieplan 2010-2014. In het kader van Vlaanderen in Actie komt er een strategisch plan 2020 voor Sportend Vlaanderen. Er is aandacht voor dossiers m.b.t. werkgelegenheidsmogelijkheden en BTW-knelpunten in de sportsector. De rol van Bloso inzake de ondersteuning van gemeenten wordt beperkt tot begeleiding bij het vervullen van de opgelegde decretale verplichtingen. Nochtans werd uitdrukkelijk gepleit voor een volwassen partnerschap waarbij niet met het vergrootglas naar futiele details gekeken wordt. Ondanks een aantal positieve berichten m.b.t. het Vlaams Sportinfrastructuurplan wordt nog niet echt gedacht aan een omslag naar een rollend infrastructuurfonds. Ontbrekende elementen De beleidsnota zwijgt in alle talen over de optie uit het regeerakkoord om de verschillende sectorale lokale beleidsplannen te integreren in één overkoepelend meerjarenplan. Aangezien in de beleidsnota Binnenlands Bestuur de optie herhaald wordt om tegen de volgende legislatuur tot één plan- en rapporteringscyclus te komen en een expertencommissie tegen mei volgend jaar hieromtrent met aanbevelingen moet komen, dringt de tijd om ook vanuit het Vlaams sportbeleid hieromtrent een visie te ontwikkelen. Brussel, 27 november 2009 Bespreking beleidsnota 2009-2014 Kris Peeters- 5/5