3 April. David maakt verwijten aan het adres van de boosdoener. 1 Sam. 22:6-19 Nob. 1 Sam. 22: Psa. 52

Vergelijkbare documenten
3 April. David maakt verwijten aan het adres van de boosdoener. 1 Sam. 22:6-19 Nob. 1 Sam. 22: Psa. 52

Welk verzoek kreeg David, terwijl hij op de vlucht was en wie raadpleegde David eerst?

Ik verblijd mij in degenen, die tot mij zeggen: Wij zullen in het huis des HEEREN gaan. Onze voeten zijn staande in uw poorten, o Jeruzalem!

Maar ik vertrouw op Uw goedertierenheid; mijn hart zal zich verheugen in Uw heil; ik zal den HEERE zingen, omdat Hij aan mij welgedaan heeft.

Naar welk gebied trok David heen?

2 Zo sprak Abraham tot zijn knecht, den oudste van zijn huis, regerende over alles, wat hij had:

1 April. Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden!

Een psalm van David, voor den opperzangmeester, om te doen gedenken.

Welk volk vertelde Saul waar David zich bevond?

Een psalm, een lied van Asaf, voor den opperzangmeester, op de Neginôth.

En David legde deze woorden in zijn hart; en hij was zeer bevreesd voor het aangezicht van Achis, den koning van Gath.

Voor den opperzangmeester, Altáscheth; een psalm, een lied, voor Asaf.

30 September. Israëls herstel na de straf. Psa. 107

6 Mei Psalmen die Diverse Gevoelens Uitdrukken

29 April Psalmen van Vreugde en Lofzang

De HEERE doet gerechtigheid en gerichten al dengenen, die onderdrukt worden.

Geloof, een zaak van het hart

Goliath. Het tweegevecht tussen Goliath en David wordt beschreven in 1 Samuël 17:

Lucas 23: Gods is, de uitverkorene! 36 Ook de soldaten kwamen naderbij om Hem te bespotten en brachten Hem zure wijn,

De angst van een stervend mens die zich afvraagt of God hem hoort.

EEN BIJBEL DIE GODS NAAM EERT

Liturgie avonddienst op 31 juli uur in de Westerkerk te Veenendaal Voorganger: ds. W.G. Teeuwissen

Aan de rechterhand van de Vader totdat

Assen seizoen Uw koninkrijk kome

0 Daar staat de troon al opgericht, daar zetelt de gezalfde Zoon, in Davids stad, op Davids troon, al wie Hem haatten schamen zich en bloeien zal zijn

Liturgie voor zondagochtend 30 oktober 2016

19 April Het Boek der Psalmen

Welke in Gods ogen juiste handeling had Saul na de dood van Samuel laten uitvoeren?

APOCRIEFEN VAN DE KING JAMES BIJBEL 1611 GEBED van AZARJA en het lied van de drie Joden. Gebed van Azarja en het lied van de drie Joden

A V O N D G E B E D. startzondag. 24 september Protestantse gemeente te Vroomshoop

Liturgie voor de ochtenddienst van zondag 26 november

15 Juli. EGYPTENAREN ZULLEN GOD KENNEN. Alzo zegt de HEERE: MENSEN DIE AFGODEN VEREREN ZULLEN GOD KENNEN. Jes. 45:14. Jes.

Welkom in de Hoeksteen. Voorganger: ds. A. Krijgsheld

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. K. Timmerman

Warffum seizoen Uw koninkrijk kome

Spreuken van Salomo en Gezegden van de Wijzen

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. K. Timmerman

Orgelspel Gemeente gaat staan

Wie kreeg van God de ingeving om de Filistijnen een lesje te leren?

19 Januari. Gen. 42:6-12 Egypte. Gen. 42: Gen. 42: Gen. 42:21-24a. Gen. 42:24b-26. Gen. 42:27,28. Gen. 42:29-34 Berseba. Gen.

Met open armen Schrijvers voor gerechtigheid

Psalmen 36:7 8. uw gericht is een geweldige watervloed. Mens en dier verlost Gij, HERE.

gevaarlijke geest bezeten waren. 1 Psalm 34

Liturgie voor de ochtenddienst op zondag 17 januari 2016 in de Westerkerk te Veenendaal

20 April. Gebed om verlossing uit de handen van vijanden. Gebed om redding van vijanden. Psa. 13. Een psalm van David voor de koordirigent. Psa.

Waarom is het gebed den christenen van node?

2 U geeft mij moed, God! Ik wil muziek maken en zingen, met heel mijn hart.

binnenwerk Licht op het pad Definitief _Opmaak :55 Pagina 9 ARI JANU

9 oktober uur SM Alserda orgel / piano Johan Volk

Hoop in onzekere tijden. Daniël: God Regeert

gevaarlijke geest bezeten waren. 1

26 April Psalmen over Rechtschapenheid en Boosaardigheid

Liturgie 7 augustus 2016 Morgendienst

31 december uur AA Kramer orgel: Jannes Munneke schriftlezing: Jaap Wolters

De zegen uit Numeri 6. Deze zegen-formule is kunstig opgebouwd: zij bestaat uit 15 Hebreeuwse woorden.

- GK gezang 174 = LB 221 (zo vriendelijk en veilig als het licht)

Wat zei Hanna tegen haar echtgenoot Elkana toen hij naar het jaarlijkse offerfeest ging?

Aan wie wilde David zijn goedheid tonen?

27:3 Een steen is zwaar, en het zand gewichtig; maar de toornigheid des dwazen is zwaarder dan die beide.

Zo kwam voor Israël en voor koning David een boze dag, een dag van benauwdheid, zoals in vers 2 staat: Psalm 20

Memoriseer elke dag een tekst. Dit heb ik u geschreven, die gelooft in de naam van de Zoon Gods, opdat gij weet, dat gij eeuwig leven hebt.

Lezen : Jacobus 4. PvN 84 Gezang 160 Opwekking 733 Gezang 161 Opwekking 614 Opwekking 430 Opwekking 544 Gezang 165 Gezang 10

ORDE voor het Avondgebed Stille Zaterdag 19 april 2014 Michaëlskerk uur

Lied 01 Titel: Psalm 108 Eerste componist: Traditional Uitvoering: Samenzang Opname: Bolsward - Martinikerk Tekst:

1 En het geschiedde ten einde van twee volle jaren, dat Farao droomde,

25 februari uur AA Kramer orgel/piano: Jannes Munneke schriftlezing: Frouke IJsselstein

Overwin het kwaad door het goede!

Mededelingen. Opwekking 617 (schoollied) >

Dertig verzen in het Nieuwe Testament zeggen dat. Jezus niet God is, maar een boodschapper van God.

24 mei 2015, uur, Amersfoort-West(+Oost) Pinkstermiddag

Inleiding over Psalm 54 (vrijdag 6 februari 2004) Zingen: Ps. 54:1,2. Gebed

Welkomstwoord. Opening met gebed Ds. J. W. Baan. Samenzang Psalm 21 vers 4, 5, 6 en 13

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. P. Visser (Amsterdam)

Welkom in deze dienst

zondag 25 oktober

"Mijn God, op U vertrouw ik" zo begint hij vers 2. Mijn God, dat klinkt intiem en persoonlijk; "mijn God op wie ik vertrouw.

28 Maart Saul tot Koning Uitgeroepen

Door God geroepen: JESAJA. Jesaja 6:1-13

De richters na Jozua.

Gods verbond met Noach

En zij gingen allen om beschreven te worden, een iegelijk naar zijn eigen stad.

Dankdienst voor het leven van Cornelia van Liere-Mallekote

De belofte is dat Jezus zelf zal wederkomen. Dat is de grondtoon van de Bijbel!

Dienst van woord en gebed op oudejaarsavond > om zegen < Dorpskerk Heemskerk

Waarom stuurde koning Hiram zijn dienaren naar koning Salomo?

Zo kwam voor Israël en voor koning David een boze dag, een dag van benauwdheid, zoals in vers 2 staat: Psalm 20

Wijkgemeente Noord Bevestiging ambtsdrager in de Oude Kerk, zondag 3 juni 2018 om uur

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. K Timmerman

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. K. Timmerman

Dienst van Woord en gebed op oudejaarsavond > in vrede < Dorpskerk Heemskerk

Looft den HEERE der heirscharen, want de HEERE is goed, want Zijn goedertierenheid is in eeuwigheid!

Liturgie voor de ochtenddienst van zondag 3 juli 2016 in de Westerkerk te Veenendaal

Liturgie. zondag 4 juni :30 uur Ds H D Bondt. 13:45 uur Ds R Prins

Orde van dienst. voor zondag 7 oktober 2018 om 9.30 uur. thema: ONZE VADER

Liturgie middagdienst. Gezang 328 vers 1, 2 en 3 Zondag 28 juli 2013

11 februari uur W Quist orgel: Geert Burgler; piano: Theo van Bokkem schriftlezing: Dries de Jager

Orde van dienst voor Eerste Kerstdag

Protestantse wijkgemeente 'Open Hof' te Kampen Morgengebed op nieuwjaarsdag, zondag 1 januari 2017 om uur. Orgelspel - Woord van welkom - Stilte

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. P. Molenaar

APOCRIEFEN SUSANNA VAN DE KING JAMES BIJBEL Susanna

Transcriptie:

3 April 22:6-19 Nob 22:20-23 DOEG DOODT PRIESTERS VAN NOB. En Saul hoorde, dat David bekend geworden was, en de mannen, die bij hem waren. Saul nu zat op een heuvel onder het geboomte te Rama, en hij had zijn spies in zijn hand, en al zijn knechten stonden bij hem. Toen zeide Saul tot zijn knechten, die bij hem stonden: Hoort toch, gij, zonen van Jemini, zal ook de zoon van Isaï u altegader akkers en wijnbergen geven? Zal hij u allen tot oversten van duizenden, en oversten van honderden stellen? Dat gij u allen tegen mij verbonden hebt, en niemand voor mijn oor openbaart, dat mijn zoon een verbond gemaakt heeft met den zoon van Isaï; en niemand is onder ulieden, dien het wee doet van mijnentwege, en die het voor mijn oor openbaart; want mijn zoon heeft mijn knecht tegen mij opgewekt, tot een lagenlegger, gelijk het te dezen dage is. Toen antwoordde Doëg, de Edomiet, die bij de knechten van Saul stond, en zeide: Ik zag den zoon van Isaï, komende te Nob, tot Achimélech, den zoon van Ahítub; die den HEERE voor hem vraagde, en gaf hem teerkost; hij gaf hem ook het zwaard van Goliath, den Filistijn. Toen zond de koning heen, om den priester Achimélech, den zoon van Ahítub, te roepen, en zijns vaders ganse huis, de priesters, die te Nob waren; en zij kwamen allen tot den koning. En Saul zeide: Hoor nu, gij, zoon van Ahítub! En hij zeide: Zie, hier ben ik, mijn heer! Toen zeide Saul tot hem: Waarom hebt gijlieden samen u tegen mij verbonden, gij en de zoon van Isaï, mits dat gij hem gegeven hebt brood en het zwaard, en God voor hem gevraagd, dat hij zou opstaan tegen mij tot een lagenlegger, gelijk het te dezen dage is? En Achimélech antwoordde den koning en zeide: Wie is toch onder al uw knechten getrouw als David, en des konings schoonzoon, en voortgaande in uw gehoorzaamheid, en is eerlijk in uw huis? Heb ik heden begonnen God voor hem te vragen? Dat zij verre van mij, de koning legge op zijn knecht geen ding, noch op het ganse huis mijns vaders; want uw knecht heeft van al deze dingen niet geweten, klein noch groot. Doch de koning zeide: Achimélech, gij moet den dood sterven, gij en het ganse huis uws vaders. En de koning zeide tot de trawanten, die bij hem stonden: Wendt u, en doodt de priesters des HEEREN, omdat hun hand ook met David is, en omdat zij geweten hebben, dat hij vluchtte, en hebben het voor mijn oren niet geopenbaard. Doch de knechten des konings wilden hun hand niet uitsteken, om op de priesters des HEEREN aan te vallen. Toen zeide de koning tot Doëg: Wend gij u, en val aan op de priesters. Toen wendde zich Doëg, de Edomiet, en hij viel aan op de priesters, en doodde te dien dage vijf en tachtig mannen, die den linnen lijfrok droegen. Hij sloeg ook Nob, de stad dezer priesters, met de scherpte des zwaards, van den man tot de vrouw, van de kinderen tot de zuigelingen, zelfs de ossen en ezels, en de schapen sloeg hij met de scherpte des zwaards. DAVID VERNEEMT VAN BLOEDBAD. Doch een der zonen van Achimélech, den zoon van Ahítub, ontkwam, wiens naam was Abjathar; die vluchtte David na. En Abjathar boodschapte het David, dat Saul de priesteren des HEEREN gedood had. Toen zeide David tot Abjathar: Ik wist wel te dien dage, toen Doëg, de Edomiet, daar was, dat hij het voorzeker Saul zou te kennen geven; ik heb oorzaak gegeven tegen al de zielen van uws vaders huis. Blijf bij mij; vrees niet; want wie mijn ziel zoeken zal, die zal uw ziel zoeken; maar gij zult met mij in bewaring zijn. Psa. 52 David maakt verwijten aan het adres van de boosdoener. Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester. Als Doëg, de Edomiet, gekomen was, en Saul te kennen gegeven, en tot hem gezegd had: David is gekomen ten huize van Achimélech. Wat beroemt gij u in het kwaad, o gij geweldige? Gods goedertierenheid duurt toch den gansen dag. Uw tong denkt enkel schade als een geslepen scheermes, werkende bedrog. Gij hebt het kwade liever dan het goede, de leugen, dan gerechtigheid te spreken.

Gij hebt lief alle woorden van verslinding, en een tong des bedrogs. God zal u ook afbreken in eeuwigheid; Hij zal u wegrapen en u uit de tent uitrukken; ja, Hij zal u uitwortelen uit het land der levenden. En de rechtvaardigen zullen het zien, en vrezen; en zij zullen over hem lachen, zeggende: Zie den man, die God niet stelde tot Zijn Sterkte, maar vertrouwde op de veelheid zijns rijkdoms; hij was sterk geworden door zijn beschadigen. Maar ik zal zijn als een groene olijfboom in Gods huis; ik vertrouw op Gods goedertierenheid eeuwiglijk en altoos. Ik zal U loven in eeuwigheid, omdat Gij het gedaan hebt; en ik zal Uw Naam verwachten; want hij is goed voor Uw gunstgenoten. 23:1-6 Kehila DAVID REDT KEHILA. En men boodschapte David, zeggende: Zie, de Filistijnen strijden tegen Kehíla, en zij beroven de schuren. En David vraagde den HEERE, zeggende: Zal ik heengaan en deze Filistijnen slaan? En de HEERE zeide tot David: Ga heen, en gij zult de Filistijnen slaan en Kehíla verlossen. Doch de mannen Davids zeiden tot hem: Zie, wij vrezen hier in Juda; hoeveel te meer, als wij naar Kehíla tegen der Filistijnen slagorden gaan zullen. Toen vraagde David den HEERE nog verder; en de HEERE antwoordde hem en zeide: Maak u op, trek af naar Kehíla; want Ik geef de Filistijnen in uw hand. Alzo toog David en zijn mannen naar Kehíla, en hij streed tegen de Filistijnen, en dreef hun vee weg, en hij sloeg onder hen een groten slag; alzo verloste David de inwoners van Kehíla. En het geschiedde, toen Abjathar, de zoon van Achimélech, tot David vluchtte naar Kehíla, dat hij afkwam met den efod in zijn hand. 23:7-12 DAVID OP ZOEK NAAR GODS LEIDING. Als aan Saul te kennen gegeven werd, dat David te Kehíla gekomen was, zo zeide Saul: God heeft hem in mijn hand overgegeven, want hij is besloten, komende in een stad met poorten en grendelen. Toen liet Saul al het volk ten strijde roepen, dat zij aftogen naar Kehíla, om David en zijn mannen te belegeren. Als nu David verstond, dat Saul dit kwaad tegen hem heimelijk voorhad, zeide hij tot den priester Abjathar: Breng den efod herwaarts. En David zeide: HEERE, God van Israël! Uw knecht heeft zekerlijk gehoord, dat Saul zoekt naar Kehíla te komen, en de stad te verderven om mijnentwil. Zullen mij ook de burgers van Kehíla in zijn hand overgeven? Zal Saul afkomen, gelijk als Uw knecht gehoord heeft? O HEERE, God van Israël, geef het toch Uw knecht te kennen! De HEERE nu zeide: Hij zal afkomen. Daarna zeide David: Zouden de burgers van Kehíla mij en mijn mannen overgeven in de hand van Saul? En de HEERE zeide: Zij zouden u overgeven. 23:13,14 Woestijn van Zif IN DE WOESTIJN VAN JUDA. Toen maakte zich David en zijn mannen op, omtrent zeshonderd man, en zij gingen uit Kehíla, en zij gingen heen, waar zij konden gaan. Toen aan Saul geboodschapt werd, dat David uit Kehíla ontkomen was, zo hield hij op uit te trekken. David nu bleef in de woestijn in de vestingen, en hij bleef op den berg in de woestijn Zif; en Saul zocht hem alle dagen, doch God gaf hem niet over in zijn hand. Psa. 63 David drukt zijn dankbaarheid uit voor Gods bescherming. Een psalm van David, als hij was in de woestijn van Juda. O God! Gij zijt mijn God! Ik zoek U in den dageraad; mijn ziel dorst naar U;

mijn vlees verlangt naar U, in een land, dor en mat, zonder water. Voorwaar, ik heb U in het heiligdom aanschouwd, ziende Uw sterkheid en Uw eer; Want Uw goedertierenheid is beter dan het leven; mijn lippen zouden U prijzen. Alzo zou ik U loven in mijn leven; in Uw Naam zou ik mijn handen opheffen. Mijn ziel zou als met smeer en vettigheid verzadigd worden, en mijn mond zou roemen met vrolijk zingende lippen. Als ik Uwer gedenk op mijn legerstede, zo peins ik aan U in de nachtwaken. Want Gij zijt mij een hulp geweest; en in de schaduw Uwer vleugelen zal ik vrolijk zingen. Mijn ziel kleeft U achteraan; Uw rechterhand ondersteunt mij. Maar dezen, die mijn ziel zoeken tot verwoesting, zullen komen in de onderste plaatsen der aarde. Men zal hen storten door het geweld des zwaards; zij zullen den vossen ten deel worden. Maar de koning zal zich in God verblijden; een iegelijk, die bij Hem zweert, zal zich beroemen; want de mond der leugensprekers zal gestopt worden. 23:15-18 23:19-25 NIEUW VERBOND MET JONATHAN. Als David zag, dat Saul uitgetogen was, om zijn ziel te zoeken, zo was David in de woestijn Zif in een woud. Toen maakte zich Jónathan, de zoon van Saul, op, en hij ging tot David in het woud; en hij versterkte zijn hand in God. En hij zeide tot hem: Vrees niet, want de hand van Saul, mijn vader, zal u niet vinden, maar gij zult koning worden over Israël, en ik zal de tweede bij u zijn; ook weet mijn vader Saul zulks wel. En die beiden maakten een verbond voor het aangezicht des HEEREN; en David bleef in het woud, maar Jónathan ging naar zijn huis. SAMENZWERING VAN ZIF EN SAUL. Toen togen de Zifieten op tot Saul naar Gíbea, zeggende: Heeft zich niet David bij ons verborgen in de vestingen in het woud, op den heuvel van Hachíla, die aan de rechterhand der wildernis is? Nu dan, o koning, kom spoedig af naar al de begeerte uwer ziel; en het komt ons toe hem over te geven in de hand des konings. Toen zeide Saul: Gezegend zijt gijlieden den HEERE, dat gij u over mij ontfermd hebt! Gaat toch heen, en bereidt de zaak nog meer, dat gij weet en beziet zijn plaats, waar zijn gang is, wie hem daar gezien heeft; want hij heeft tot mij gezegd, dat hij zeer listiglijk pleegt te handelen. Daarom ziet toe, en verneemt naar alle schuilplaatsen, in dewelke hij schuilt; komt dan weder tot mij met vast bescheid, zo zal ik met ulieden gaan; en het zal geschieden, zo hij in het land is, zo zal ik hem naspeuren onder alle duizenden van Juda. Toen maakten zij zich op, en zij gingen naar Zif voor het aangezicht van Saul. David nu en zijn mannen waren in de woestijn van Maon, in het vlakke veld, aan de rechterhand der wildernis. Saul en zijn mannen gingen ook om te zoeken. Dat werd David geboodschapt, die van dien rotssteen afgegaan was, en bleef in de woestijn van Maon. Toen Saul dat hoorde, jaagde hij David na in de woestijn van Maon. Psa. 54 Reactie op mensen die David verraden. Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op de Neginôth; als de Zifieten gekomen waren, en tot Saul gezegd hadden: Verbergt zich David niet bij ons?

O God! Verlos mij door Uw Naam, en doe mij recht door Uw macht. O God! Hoor mijn gebed; neig de oren tot de redenen mijns monds. Want vreemden staan tegen mij op, en tirannen zoeken mijn ziel; zij stellen God niet voor hun ogen. Ziet, God is mij een Helper; de Heere is onder degenen, die mijn ziel ondersteunen. Hij zal dit kwaad mijn verspieders vergelden; roei hen uit door Uw waarheid. Ik zal U met vrijwilligheid offeren; ik zal Uw Naam, o HEERE! Loven, want Hij is goed. Want Hij heeft mij gered uit alle benauwdheid; en mijn oog heeft gezien op mijn vijanden. 23:26-24:1 24:2-8 Woestijn van Engedi DAVID ONTSNAPT TERNAUWERNOOD. En Saul ging aan deze zijde des bergs, en David en zijn mannen aan gene zijde des bergs. Het geschiedde nu, dat zich David haastte, om te ontgaan van het aangezicht van Saul; en Saul en zijn mannen omsingelden David en zijn mannen, om die te grijpen. Doch daar kwam een bode tot Saul, zeggende: Haast u, en kom, want de Filistijnen zijn in het land gevallen. Toen keerde zich Saul van David na te jagen, en hij toog den Filistijnen tegemoet; daarom noemde men die plaats Sela-Machlekôth. En David toog van daar op, en hij bleef in de vestingen van En-gédi. DAVID SPAART SAULS LEVEN. En het geschiedde, nadat Saul wedergekeerd was van achter de Filistijnen, zo gaf men hem te kennen, zeggende: Zie, David is in de woestijn van En-gédi. Toen nam Saul drie duizend uitgelezen mannen uit gans Israël, en hij toog heen, om David en zijn mannen te zoeken boven op de rotsstenen der steenbokken. En hij kwam tot de schaapskooien aan den weg, waar een spelonk was; en Saul ging daarin, om zijn voeten te dekken. David nu en zijn mannen zaten aan de zijden der spelonken. Toen zeiden de mannen van David tot hem: Zie den dag, in welken de HEERE tot u zegt: 'Zie, Ik geef uw vijand in uw hand, en gij zult hem doen, gelijk als het goed zal zijn in uw ogen.' En David stond op, en sneed stilletjes een slip van Sauls mantel. Doch het geschiedde daarna, dat Davids hart hem sloeg, omdat hij de slip van Saul afgesneden had. En hij zeide tot zijn mannen: Dat late de HEERE ver van mij zijn, dat ik die zaak doen zou aan mijn heer, den gezalfde des HEEREN, dat ik mijn hand tegen hem uitsteken zou; want hij is de gezalfde des HEEREN! En David scheidde zijn mannen met woorden, en liet hun niet toe, dat zij opstonden tegen Saul. En Saul maakte zich op uit de spelonk, en ging op den weg. 24:9-16 Daarna maakte zich David ook op, en ging uit de spelonk, en hij riep Saul achterna, zeggende: Mijn heer koning! Toen zag Saul achter zich om, en David boog zich met het aangezicht ter aarde en neigde zich. En David zeide tot Saul: Waarom hoort gij de woorden der mensen, zeggende: 'Zie, David zoekt uw kwaad?' Zie, te dezen dage hebben uw ogen gezien, dat de HEERE u heden in mijn hand gegeven heeft in deze spelonk, en men zeide, dat ik u doden zou; doch mijn hand verschoonde u, want ik zeide: 'Ik zal mijn hand niet uitsteken tegen mijn heer, want hij is de gezalfde des HEEREN.' Zie toch, mijn vader, ja, zie de slip uws mantels in mijn hand; want als ik de slip uws mantels afgesneden heb, zo heb ik u niet gedood; beken en zie, dat er in mijn hand geen kwaad, noch overtreding is, en ik tegen u niet gezondigd heb; nochtans jaagt gij mijn ziel, dat gij ze wegneemt. De HEERE zal richten tussen mij en tussen u, en de HEERE zal mij wreken aan u; maar mijn hand zal niet tegen u zijn. Gelijk als het spreekwoord der ouden zegt: 'Van de goddelozen komt goddeloosheid voort'; maar mijn hand zal niet tegen u zijn.

24:17-23 Naar wien is de koning van Israël uitgegaan? Wien jaagt gij na? Naar een doden hond, naar een enige vlo! Doch de HEERE zal zijn tot Rechter, en richten tussen mij en tussen u, en zien daarin, en twisten mijn twist, en richten mij van uw hand. SAUL VRAAGT OM VERBOND. En het geschiedde, toen David geëindigd had al deze woorden tot Saul te spreken, zo zeide Saul: Is dit uw stem, mijn zoon David? Toen hief Saul zijn stem op en weende. En hij zeide tot David: Gij zijt rechtvaardiger dan ik; want gij hebt mij goed vergolden, en ik heb u kwaad vergolden. En gij hebt mij heden aangewezen, dat gij mij goed gedaan hebt; want de HEERE had mij in uw hand besloten, en gij hebt mij niet gedood. Zo wanneer iemand zijn vijand gevonden heeft, zal hij hem op een goeden weg laten gaan? De HEERE nu vergelde u het goede, voor dezen dag, dien gij mij heden gemaakt hebt. En nu, zie, ik weet, dat gij voorzeker koning worden zult, en dat het koninkrijk van Israël in uw hand bestaan zal. Zo zweer mij dan nu bij den HEERE, zo gij mijn zaad na mij zult uitroeien, en mijn naam zult uitdelgen van mijns vaders huis! Toen zwoer David aan Saul; en Saul ging in zijn huis, maar David en zijn mannen gingen op in de vesting. Psa. 57 David prijst God voor verkregen veiligheid. Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altáscheth; als hij voor Sauls aangezicht vlood in de spelonk. Wees mij genadig, o God! Wees mij genadig, want mijn ziel betrouwt op U, en ik neem mijn toevlucht onder de schaduw Uwer vleugelen, totdat de verdervingen zullen voorbij zijn gegaan. Ik zal roepen tot God, den Allerhoogste, tot God, Die het aan mij voleinden zal. Hij zal van den hemel zenden, en mij verlossen, te schande makende dengene, die mij zoekt op te slokken. God zal Zijn goedertierenheid en Zijn waarheid zenden. Mijn ziel is in het midden der leeuwen, ik lig onder stokebranden, mensenkinderen, welker tanden spiesen en pijlen zijn, en hun tong een scherp zwaard. Verhef U boven de hemelen, o God! Uw eer zij over de ganse aarde. Zij hebben een net bereid voor mijn gangen, mijn ziel was nedergebukt; zij hebben een kuil voor mijn aangezicht gegraven; zij zijn er midden ingevallen. Mijn hart is bereid, o God! Mijn hart is bereid; ik zal zingen, en psalmzingen. Waak op, mijn eer! Waak op, gij, luit en harp! Ik zal in den dageraad opwaken. Ik zal U loven onder de volken, o Heere! Ik zal U psalmzingen onder de natiën. Want Uw goedertierenheid is groot tot aan de hemelen, en Uw waarheid tot aan de bovenste wolken.

Verhef U boven de hemelen, o God! Uw eer zij over de ganse aarde. 25:1a Rama DE DOOD VAN SAMUEL. En Samuël stierf; en gans Israël vergaderde zich, en zij bedreven rouw over hem, en begroeven hem in zijn huis te Rama. CHRONOLOGIE EN COMMENTAAR The Daily Bible, Copyright 1984 Harvest House Publishers, Eugene, Oregon 97402 www.harvesthousepublishers.com Met toestemming gebruikt. Nadruk en reproductie is in geen enkele vorm toegestaan. BIJBELTEKSTEN STATENVERTALING, Jongbloed-editie (1637-1888). Public domain.