Natura 2000 Bunder- en Elsloërbosbeken Macrofaunagegevens ter ondersteuning van het concept beheersplan

Vergelijkbare documenten
Macrofaunanieuwsmail 125, 19 oktober 2015

Dood hout in beken en rivieren; kennis en ervaringen uit de praktijk

Bepaling van de biotische index van zoetwater

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Ecologische monitoring; standaardisatie?

Bepaling van de biotische index van zoetwater

Vergelijkende studie en besluitvorming

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

KRW QuickScan macrofauna overige wateren

*Kalktufbronnen met tufsteenformatie Cratoneurion (H7220) Verkorte naam: Kalktufbronnen

Workshop KRW Maatlatten

BIOLOGIE Bovenbouw P.O. Fris viswater

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Egelbeek Vaassen: Hydrobiologische evaluatie van de uitgevoerde herstelmaatregelen in de periode

DNA barcoding, enige ervaringen met Chironomidae

Bronnen van inspiratie

Herinrichting Hemelbeek

Ecologische monitoring

die dit programma zelf willen begeleiden TWEEDE EN DERDE GRAAD SECUNDAIR ONDERWIJS

KRW-doelen voor macrofauna komen langzaam in zicht

klimaatstad water leeft 1 Bio

ANALYSE VAN DE MACROFAUNA VAN DE HIERDENSE BEEK. L.W.G. Higler F.F. Repko. RIN-rapport 88/53. Rijksinstituut voor Natuurbeheer Leersum

Tijdvak < Herstel van het ooibos Watervervuiling organisch, olie, metalen Natuurvriendelijke oevers

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers.

In de troebele sloot kunnen daarentegen geen boten varen en deze zal dus, volgens ons, veel minder vervuild zijn.

Dood hout in beken en rivieren; kennis en ervaringen uit de praktijk

Waterkwaliteitsbepaling m.b.v. Macrofauna

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10.

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen...

Presentatie van Alexander Klink op 15 december 2015 in Lelystad. In opdracht van Rijkswaterstaat

Hierdense Beek: building with nature in een Veluws beeksysteem. Peter van Beers Waterschap Vallei en Veluwe 3 maart 2016

Effecten van droogte op beken

Helder water door quaggamossel

Evaluatie Eco-Inventarisaties Waterschap De Dommel

Macrofaunanieuwsmail 144, 26 september 2018

Steenvliegen (Plecoptera) zijn

Aquatische ecologie. Module 1: Ecologische principes van watersystemen. Lesdag 1. drs. M. Maessen (Grontmij)

Waterleven. Doel: Aan de hand van het determineren van de beestjes die in de sloot voorkomen conclusies trekken over de waterkwaliteit.

Oppervlaktewater in Nederland

FAUNISTISCHE GEGEVENS VANDE HIERDENSE BEEK

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

MWW - Waternood-DAN - EKO. Hanneke Keizer Piet Verdonschot Karin Didderen

KRW- doelen voor de overige wateren in Noord- Brabant: een pragma:sche uitwerking

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Merkelbekerbeek. Herinrichting van het beekdal van de Merkelbekerbeek. Monitoringsresultaten

Meetstrategie en methodiek macrofyten 1 METHODIEK

Errata Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water (STOWA )

Verzilting van zoete wateren: Verlies of winst voor de aquatische natuur?

Macrofaunanieuwsmail 90, 22 maart 2010

Building with Nature: maatregelen In vogelvlucht

Opgesteld door: E. Binnendijk & J.A.J van Mil, Waterschap Peel en Maasvallei

Bronnen aan de basis van een goede natuurkwaliteit Over herstelbeheer in bronsystemen

Lesdag 1: woensdag 15 maart 2017

Herziening macrofaunamaatlat R4

Regionale Implementatie KRW

WATER LEEFT Biologisch wateronderzoek

Waterkwaliteit KRW, 2015

Werken op het laboratorium. Monstername. Proces hydrobiologische analyse. Monstername. Uitzoeken (sorteren) 19/09/2010.

d rm Neder wa e landopg

ugchelse beken de ontwikkeling sinds het beekherstel 1992 tm 1995 een tussenbalans

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe

Kevers van de Habitatrichtlijn,

Monitoring aquatische biodiversiteit met DNA barcoding veelbelovend

Ecologie voedselweb van zoetwater

De Grensmaas en haar problemen zoals blijkt uit hydrobiologisch onderzoek aan makro-evertebraten Alexander Klink en Bram bij de Vaate

SUCCESVOLLE START WINKEWIJERT

BIODIVERSITEIT. RECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS VERsnippering, VER. ONRECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS Klimaatsverandering

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen

Meetrapport Lingsforterbeek 2014

Ecologische doelstelling

Meetrapport Niers 2014

Meetrapport Groote Molenbeek 2013

Ecologische Karakterisering van Oppervlaktewateren (EKO)

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

Factsheets Waardevolle kleine wate Factsheet Waardevolle kleine wateren WGS_1 ven Factsheet Waardevolle kleine wateren WGS_1 ven

Realistische ecologische doelen voor macrofauna in Noord-Brabantse beken

INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING. 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding van het onderzoek 1.2 Doel van het onderzoek 1.3 Leeswijzer

Ecologische Indexen Macrofauna

Hoe ver moet de waterkwaliteit verbeteren om de ecologische KRWdoelen te kunnen halen?

Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek

Macrofauna-onderzoek Rossumermeden

KRW en Gedragscode: Houvast of last? Janneke van Goethem Platform beek- en rivierherstel17 april 2014

Hoofdtabel voor de voornaamste groepen van de macrofauna in het zoete water

Kwaliteit van de natuur. Hoe spoor je aantastingen op?

Monitoringsverslag Hierdense / Staverdense beek per Bekenwerkgroep Nederland E, van den Dool

Ecologische effecten van droogte en afvoerpieken in beken

Vergulde Hand Vondstzone 1

Beek of beekmoeras? Water stroomt waar het gaan kan, en anders niet. Veldwerkplaats Beekdallandschap Verslag Geeserstroomgebied, Gees, 13 mei 2008

De invloed van veranderingen in temperatuur op beekmacrofauna

Huidige situatie. G2 Totaal stikstof (zomergemiddelde) (mg N/l) 1,57 2,4 2,4. G2 Chloride (zomergemiddelde) (mg Cl/l) 45,

Meetrapport Groote Molenbeek 2010

Macrofaunanieuwsmail 76, 28 januari 2008

Hermeandering en hydromorfologie

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

rijkswaterstaat nza Biologische monitoring: monstername lokatie keuze macrofaunabemonstering

Deel 1: algemene aspecten (door Harry van Buggenum)

Herinrichting Boven Slinge. Eerste inzichten na een jaar meten. Inleiding

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT

Transcriptie:

Natura 2000 Bunder- en Elsloërbosbeken Macrofaunagegevens ter ondersteuning van het concept beheersplan Algemene beschrijving beken Habitattype kalktufbronnen: Hemelbeek zijtak 9.001UT Voeding Roosbeek bron id 295 Habitattype Alluviale bossen Foto: Bronbeken in het Bunderbos Monique Korsten & Barend van Maanen Waterschap Roer en Overmaas september 2010 Waterschap Roer en Overmaas intern rapport macrofauna Bunder- en Elsloërbos 2010

Postbus 185, 6130 AD Sittard (NL), tel. (046) 4205700, fax (046) 4205701, e-mail: info@overmaas.nl, www.overmaas.nl 2/17

Algemene beschrijving van de aquatische macrofauna in de beken van het Bunder- en Elsloërbos. Meer specifiek de kalktufbronnen: Hemelbeek zijtak en Voeding Roosbeek. 1 Inleiding Dit rapport levert een inhoudelijke bijdrage aan het beheersplan Bunder- en Elsloërbos. Slechts weinigen zijn vertrouwd met de toegevoegde waarde en de betekenis van macrofauna. Deze toelichting op de gegevens kan dienen als ondersteuning bij het gebruik ervan voor het beheersplan. Verder dient het als kennisvermeerdering voor een relatief onbekend habitattype: kalktufbronnen. 2. Monitoring Door het Waterschap Roer en Overmaas wordt vanaf 1980 in diverse bronnen en beken van het Bunder- en Elsloërbos onderzoek naar de aquatische macrofauna gedaan. Van de oudere gegevens zijn niet altijd de exacte locaties bekend, recentere meetpunten zijn wel vrij nauwkeurig ingemeten met GPS. Van 1980 tot en met 1982 zijn de Medammerweidebeekbronnen, Poortlossing, Hemelbeek, Armsterbeek, Berghorsbeek, Stalebeek, Bunderbosbeek, Verlengde Broekgraaf en Zavelbeek onderzocht (Bijlage 1). Daarbij is de Poortlossing-Hemelbeek min of meer inventariserend bemonsterd op meerdere locaties van boven- naar benedenloop (intern rapport ZL Ruigrok 1984). In het huidige reguliere meetnet WRO zijn laag frequent de Poortlossing Broekhoven en de Zavelbeek Oostelijk van het spoor opgenomen. Daarnaast volgen we projectmatig de ontwikkelingen in de nieuwe loop van de Hemelbeek, de resultaten hiervan worden nog beschreven in de monitoringsrapportage Herinrichting Hemelbeek. Verder zijn als onderdeel van een intensief bronnenonderzoek in 2009 de goed ontwikkelde kalktufbronnen van de Hemelbeek zijtak Hemelbeek nieuwe loop Geulle Voeding Roosbeek bron id 295 Hemelbeek zijtak 9.001 UT Hemelbeek voor nieuwe loop Brommelen Poortlossing Broekhoven Zavelbeek Oostelijk van spoor Fig. 1 Meetlocaties huidig monitoringmeetnet WRO en project herinrichting Hemelbeek 9.001UT bronloop id 298 en de Voeding Roosbeek bron id 295 bemonsterd (Fig. 1). De onderzoeksinspanning van oudere monsters ligt beduidend lager dan de monsters die na 2000 zijn verzameld, het aantal taxa per locatie is hierdoor lager en de abundanties geringer. In totaliteit leveren de resultaten van al dit onderzoek een schat aan informatie op en hebben 3/17

we een goed beeld van de biologische waterkwaliteit en de soortensamenstelling in het Bunder- en Elsloërbos. We treffen vele zeldzame soorten, karakteristiek voor (bron)beken op meerdere locaties in het gebied aan en dat is een vrij unieke situatie voor Nederland. De afzonderlijke soorten worden hier verder niet besproken met uitzondering van de kokerjuffer Tinodes rostocki waarvan in 2007 een rijpe mannelijke pop werd gevonden in de Poortlossing. Deze soort is niet eerder voor Nederland gemeld, maar aan de hand van de uitgerijpte genitaalaanhangsels is de determinatie met Malicky (1983) als zeker te beschouwen (Nederlandse Kokerjuffer, 2010). Soorten van bronnen leven onder uiterst eng begrensde randvoorwaarden waarbij de dispersie (uitzwerven) vaak niet meer dan 50 tot 100 meter van het aquatische leefmilieu bedraagt. Zoveel geschikte biotopen bij elkaar maakt het Bunder- en Elsloërbos tot een zeer waardevol bronbos: uitwisseling tussen de verschillende populaties is mogelijk en de levenskracht van de (zeer) zeldzame soorten wordt behouden. 3. Toetsing beken en bronnen in het Bunder- en Elsloërbos aan Maatlatten van de Europese Kaderrichtlijn Water De Europese Kaderrichtlijn Water beoogt onder meer de bescherming en verbetering van de aquatische ecosystemen en het duurzaam gebruik van water. In 2015 dienen de oppervlakte wateren een goede toestand te bereiken. De maatlatten voor bronnen van het type R2 zijn (nog) niet gevalideerd, bronbeken type R17 wel. Desondanks zijn de maatlatten bruikbaar voor een indicatie van de waterkwaliteit. Sommige gegevens zijn verkregen uit een externe database en zijn nog niet opgeslagen in de interne database van WRO, hierdoor ontbreken toetsingen van de Stalebeek, Bunderbosbeek en Berghorsbeek. De ondergrens voor de Goede Ecologische Toestand (GET) ligt bij een EKR van 0,6. De bronnen en beken gelegen ten oosten van de spoorlijn scoren alle boven deze grens (Fig. 2). De score voor de oudere gegevens zijn uitzonderlijk hoog en te danken aan het feit dat de weinige taxa vrijwel allemaal als kenmerkende soort gelden. Bij de meer recente gegevens ligt de onderzoeksinspanning Europese Kaderrichtlijn Water Elsloër- en Bunderbosbeken 1980-2009 1,0 0,9 EKR 0,8 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 Meetpuntcode 0,0 OHEME200 OHEME200 OHEME700 OHEME700 OHEME700 OHEME800 OHEME800 OHEME800 OHEME830 OHEME830 OHEME850 OHEME850 OHEME985 OHEME985 OHEME990 OHEME990 OMEDA001 OMEDA001 OMEDA002 OMEDA002 OMEDA003 OMEDA003 OMEDA004 OMEDA004 OMEDA005 OMEDA006 OMEDA007 OMEDA007 OMEDA008 OMEDA008 OARMS700 OPOOR200 OPOOR200 OPOOR700 Hemelbeek van boven- naar benedenloop Medammerweidebeek bronnen Poortlossing OPOOR700 OPOOR700 OPOOR700 OBRON0295 OVBRO500 Bunderbosbeken Fig. 2 De Goede Ecologische Toestand wordt behaald bij een minimale EKR-score van 0,6 op de maatlat van de Europese Kaderrichtlijn Water. Met uitzondering van de nieuw ingerichte benedenloop van de Hemelbeek voldoen vrijwel alle punten hier ruimschoots aan. veel hoger en treffen we veel meer soorten aan. Een aantal van deze kenmerkende bronnentaxa zijn niet als zodanig opgenomen of worden niet in het toetsprogramma herkend waardoor de score minder gunstig uitvalt. De beken ten westen van de spoorlijn zijn minder natuurlijk en de kwaliteit is matig of ontoereikend. De bronnen behalen wel ruim het GET. In het heringerichte gedeelte van de Hemelbeek ontbreekt op dit moment de substraatdiversiteit 4/17

die nodig is voor een goed ontwikkelde R17. Verder is het verhang te laag waardoor de stromingscondities minder gunstig zijn voor de macrofauna. 4 Habitattype kalktufbronnen met tufsteenformatie (H7220) Dit habitattype waarbij tufsteen wordt afgezet komt onder bijzondere omstandigheden zeer beperkt in Nederland voor. Het type is slechts voor 3 Natura 2000 gebieden aangewezen. In 2008 is door WRO een intensief bronnenonderzoek gestart. In 2009 zijn als onderdeel hiervan enkele goed ontwikkelde kalktufbronnen in het Bunder- en Elsloërbos op aquatische macrofauna onderzocht. Dit zijn Hemelbeek zijtak 9.001UT bronloop id 298 (180,804-328,035) en Voeding Roosbeek bron id 295 (180,737-325,660). De resultaten van beide kalktufbronnen uit het Elsloër- Bunderbos worden vergeleken met de kalktufbronnen van de Noor (Natura 2000 Hoogbos en Noorbeemden), de zijtak Berkenhofbeek, Terzieterbeek, en de Vliekerwaterlossing (Natura 2000 Geuldal). De resultaten worden daarnaast afgezet tegen gegevens van een geselecteerd aantal goed ontwikkelde gewone bronnen, gelegen bij de Klitserbeek, Hermensbeek en de Cottesserbeek. 4.1.1 Beschrijving Zijtak Hemelbeek De zijtak Hemelbeek ontspringt op de helling van het Elsloërbos ten westen van de spoorlijn. daar wordt ze gevormd door het water dat deels in akrokrenen (puntbronnen) en deels vrij diffuus uittreedt (Fig. 3). De afvoer is matig en de bronloop vrij lineair. Meters na de bron wordt op stenen en plantaardig materiaal kalktufsteen afgezet. Dit is verklaarbaar doordat in de overgang van grondwater naar bronloop de temperatuur enigszins toe neemt en de waterstroom minder laminair wordt. Door het grotere contact met de lucht ontsnapt er meer kooldioxide en kan kalktufsteen neerslaan. Verderop worden terrassen gevormd die veelvuldig zijn begroeid met mossen. Er staan geen hogere waterplanten in de loop maar op de oever groeien o.a. paarbladig goudveil, bittere veldkers, slanke sleutelbloem, dotterbloem, bosanemoon, speenkruid, aronskelk en verderop daslook. Het water stroomt in een dun laagje relatief snel over watervalletjes of zoekt zijn weg over een vrij groot vlak tussen de mossen, er is veel variatie in de stroomsnelheid. De overgangszone tussen land en water Fig. 3 Hemelbeek zijtak 9.001UT bronloop id 298. Links onder paarbladig goudveil met de steen-vlieg Nemoura marginata, rechts onder opwelling in een bronkop van een aangrenzend broncomplex. 5/17

vormt een uniek semi-aquatisch biotoop voor fauna. Vooral wapenvliegen, meniscus-, langpoot- en motmuggen (resp. Stratiomyidae, Dixidae, Limoniidae, Psychodidae) leven in deze hygropetrische zone (met dun laagje stromend water overspoeld) tussen de vochtige bladeren, afbrekend hout, mos of aan de waterlijn en hebben er hun levenswijze op aangepast. De bronmeniscusmug (Dixa sp.) is hier een mooi voorbeeld van, de larve ligt in U- vorm met het lijf aan land terwijl de kop en staart in het water hangen. Het aanwezige substraat bestaat uit voornamelijk zand en mossen en in mindere mate kalktufsteen, fijn en grof grind, steen, fijne en grove detritus. Bovendien is er een redelijke hoeveelheid hout beschikbaar voor de organismen. 4.1.2 Beschrijving Voeding Roosbeek De Voeding Roosbeek ligt in het noordelijk deel van het Bunderbos ter hoogte van Geulle en vormt gevormd door een mooi bronnencomplex onder aan een steilrand waar veel puin en stortafval ligt (Fig. 4). Het bos oogt enigszins verruigd, met vrij veel dood hout in het bos en in de waterloop en dat is weer gunstig voor de aquatische macrofauna. De beekbegeleidende vegetatie bestaat ondermeer uit speenkruid, bosanemoon, aronskelk, slanke sleutelbloem, zegge en brandnetels. De bron (id 295) ontspringt aan de voet van de steilrand in twee akrokrenen in een helocrene (moerasbron) zone, die na enkele meters samenvloeien in een bronloop. De afvoer is matig en al snel voegen meer bronloopjes zich bij de loop en neemt de afvoer toe, het verhang is redelijk en de bronloop meandert. In bulten en terrassen vindt plaatselijk sterke kalktufsteenafzetting plaats, veel meer dan op enige andere locatie is waargenomen. Nabij de bron is de afzetting vaak zeer poreus en zijn blad- en levermossen soms geheel versteend, verder stroomafwaarts worden tientallen centimeters dikke terrassen gevormd door gladde blauwige knobbelvormige afzettingen. Op deze terrassen groeit geen mos en de substaatdifferentiatie is gering. Het substraat van het bemonsterde bovenstroomse deel bestaat uit fijn en grof grind, steen, zand, klei/leem, fijne en grove detritus, hout en mos dat in kussens op de tufsteen afzettingen groeit. Hygropetrische randbiotopen zijn ook hier goed vertegenwoordigd. Fig. 4 De Voeding Roosbeek ontspringt aan een steilrand. Blad- en levermossen zijn soms geheel versteend en in de benedenloop worden dikke terrassen gevormd. Takjes worden omgeven door centimeters dikke afzettingen (inzet). 6/17

4.2 Resultaten De onderzoeksresultaten van de kalktufbronnen worden hieronder besproken. De werkwijze waarop de gegevens zijn verzameld en de soortenlijsten van de kalktufbronnen in het Bunder- en Elsloërbos zijn terug te vinden onder resp. Bijlage 2 en 3. Uit de voorlopige gegevens van het bronnenonderzoek blijkt dat de samenstelling van de aquatische macrofauna in de kalktufbronnen min of meer vergelijkbaar is met die van de gewone 100% Taxonanalyse procentuele verdeling hoofdgroepen in bronnen 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% Overig Diptera Ephemeroptera Oligochaeta Hydrachnidia Platyhelminthes Coleoptera Plecoptera Trichoptera Amphipoda Bron id 0% OBROL0298 OBRON0295 OBROL0401b OBROL0450 OBRON0676 OBROL0650 OBRON0362 OBRON0506 OBRON0518 OBRON0539a Kalktufbronnen Elsloër- en Bunderbos Overige kalktufbronnen "Gewone bronnen" Fig. 5 Procentuele verdeling van de hoofdgroepen in een selectie bronnen. bronnen (Fig. 5). Kalktufbronnen met een goed ontwikkelde mosvegetatie tonen iets meer variatie. De verschillende bronmossoorten en algen onttrekken bij hun assimilatieproces kooldioxide aan het water en geleidelijk aan wordt een steeds dikkere laag poreus kalktufsteen onder de planten afgezet. Dit vormt voor vele bronbewoners een goede schuilplaats waardoor het hygropetrische milieu in de kalktufbronnen beter is ontwikkeld. Soorten die in dit semi-aquatische overgangsgebied leven zoals motmuggen en wapenvliegen zijn daardoor in de kalktufbronnen wat nadrukkelijker aanwezig. Kalktuf vergroot dus de habitatdiversiteit. Soortenrijkdom en verdeling van de hoofdgroepen De macrofaunalevensgemeenschap in beide kalktufbronnen uit het Elsloër- Bunderbos bronnen bestaat voornamelijk uit Vlokreeften (Amphipoda). Als karakteristieke ondergrondse soort wordt de blinde vlokreeft Niphargus schellenbergi aangetroffen. Verder vele bijzondere soorten Kokerjuffers (Trichoptera) zoals Plectrocnemia brevis die als specifieke soort is aangewezen voor het habitattype. Deze kokerjuffer waarvan de determinatie nog niet zo lang mogelijk is, werd ook in de kalktufbron van de Noor en de gewone bron van de Klitserbeek gevonden. Verdere gegevens over de verspreiding ontbreken op dit moment, de uitkomsten van het intensieve WRO bronnenonderzoek zal een completer beeld geven. Andere zeer zeldzame soorten zijn de naakte kokerjuffers Tinodes unicolor en Wormaldia occipitalis en alleen in de Hemelbeek Chaetopteryx major met huisje. Stenen zijn vaak bedekt met blauwalgen, diatomeeën en kalksteen, de kokerjuffer Tinodes unicolor graast ze af en gebruikt de zand-, steen- en kalkdeeltjes om in lange galerijen (Fig. 6) zijn huisje te bouwen (Wesenberg Lund, 1943). Volgens Dr. W. Graf (mond. med) is Tinodes unicolor een karakteristieke soort voor kalktufbronnen. De koudstenotherme (koudwaterminnend) Wormaldia occipitalis is voor het voltooien van de levenscyclus 7/17

afhankelijk van een permanent lage temperatuur en komt uitsluitend voor in xenosaproob Fig. 6 Kokerjuffers op stenen: boven water pijl links galerijen van de naakte kokerjuffer Tinodes unicolor, onder water pijl rechts Agapetus fuscipes met koepelvormig huisje in de Voeding Roosbeek. (zeer schoon) water. De larve leeft onder stenen en filtert met zijn als bezem gevormde bovenlip in de geringe stroming fijne deeltjes organisch materiaal (mond.med. W.Graf). Bij de Platwormen (Plathelminthes) vinden we alleen de habitatsoort Dugesia gonocephala. Van alle kalktufbronnen is de Vliekerwaterlossing het meest soortenrijk voor deze groep, daar worden ook de habitatsoorten Crenobia alpina en Polycelis felina gevonden en mogelijk Phagocata vitta. Crenobia alpina is wel eerder uit het gebied bekend: Poortlossing 1982. Steenvliegen (Plecoptera) vormen in de Hemelbeek zijtak en ook in de meeste andere bronnen een aanzienlijk deel van de bronnenfauna. Dit in tegenstelling tot de Voeding Roosbeek waar om onverklaarbare reden slechts één exemplaar wordt gevonden. Vervuiling wordt door steenvliegen niet getolereerd. Zij kunnen niet overleven als er iets mankeert, het is Fig. 7 Li: De zeer zeldzame Alpenplatworm Crenobia alpina is een habitatsoort voor kalktufbronnen, in beide kalktufbronnen is de soort niet aangetroffen. Re: Wel wordt de zeldzame habitatsoort Dugesia gonocephala op beide locaties gevonden. Deze platworm is algemener H:\01 Themas in - projecten\natura Zuid-Limburg 2000\153 en wordt Bunder- in uiteenlopende & Elsloërbos Beheerplan\Mafa watertypen gevonden; Elsloër- en Bunderbos ook in rivieren. WRO.doc 8/17

Fig. 7 Li: Larve van de steenvlieg Nemoura gr. marginata, een karakteristieke soort van bronnen. Re: De motmug Pericoma trifasciata, hier met opvallende kalkafzettingen, komt voor in alle kalktufbronnen en leeft tussen rottende bladeren. in elk geval een indicatie dat er iets in het systeem mis is. In deze selectie van bronnen komt op vrijwel alle locaties Nemoura gr. marginata als enige steenvlieg voor. De bijvangst van volwassen dieren bij de Hemelbeek zijtak zijn alle als de soort N. marginata gedetermineerd. In de bronnen van de Cottesserbeek komt tevens een zeer bijzondere kleine steenvlieg voor die pas in 2005 als zodanig is herkend namelijk Protonemoura risi, vooralsnog bekend van nog één andere bronbeek in Zuid-Limburg (Koese, 2008). Naast deze hoofdgroepen vormen Vliegen en Muggen (Diptera) een belangrijk deel van de fascinerende bronnenfauna. Bij de Hemelbeek bron zijn maar liefst 26 soorten gevonden waarvan de meeste tot de Veder- of Motmuggen behoren (Chironomidae en Psychodidae). Opvallend detail: de beharing op de rug van motmuggen maakt gewoonlijk dat ze er wollig uitzien, bij de hier aangetroffen larven zijn de haren bezet met kalktufsteen (Fig. 7). Dit wordt door assimilatieprocessen gestimuleerd (Wesenberg-Lund, 1943). Motmuglarven leven amfipneumatisch (zuurstof wordt zowel uit de lucht als het water gehaald) en hangen horizontaal met hun stigmata aan het wateroppervlak. Bij de Voeding Roosbeek ligt het aantal soorten beduidend lager al treffen we hier wel de vedermug Orthocladius lignicola en de langpootmug Lipsotrix sp. Beide soorten leven in hout en vormen daarmee een icoon voor de natuurlijkheid van het aquatische systeem. De brondruppelmug Thaumalea sp. is zoals de naam al doet vermoeden een karakteristieke soort van bronnen, ze leeft de dunne waterfilm waar het water over gladde stenen of kalktufsteen sijpelt. In het kalktufmonster van de Hemelbeek zijtak ontbreekt de soort. Het substraat bestaat hier vooral uit zand, mos en hout dus wellicht is de hoeveelheid hard substraat te gering aanwezig. De soort is overigens wel bekend uit het Hemelbeeksysteem (o.a. Poortlossing). Een groot deel van vedermuggen leeft in de vochtige zone net boven het wateroppervlak, soms in of op mossen. De larve van de kever (Coleoptera) Elodes sp komt in alle bronnen voor en dient, samen met de Watergaasvlieg (Megaloptera) Osmylus fulvicephalus, als indicator voor een goede structuur van de oevers. Bij de Weekdieren (Mollusca) treffen we de Gemaskerde erwtenmossel Pisidium personatum, de typische bronnenmossel die als kwetsbaar staat genoteerd op de Rode lijst. Aan Watermijten (Hydracarina) zijn beide bronnen niet rijk maar wel bijzonder: we treffen o.a. de krenobionte (alleen in bronnen levend) en zeer zeldzame Atractides fonticolus in de Hemelbeek en Atratides pennatus in de Voeding Roosbeek. De groep van de Wormen (Oligochaeta) is niet tot op soort gedetermineerd. Aanwezig waren regenwormen en borstelwormen van de familie Lumbriculidae. 9/17

4.3 Toetsing van bronnen aan de Europese Kaderrichtlijn Water De Europese Kaderrichtlijn Water beoogt onder meer de bescherming en verbetering van de aquatische ecosystemen en het duurzaam gebruik van water. In 2015 dienen de oppervlakte wateren een goede toestand te bereiken. De maatlatten voor bronnen type R2 zijn (nog) niet gevalideerd. Diverse soorten worden op dit moment niet meegenomen in de beoordeling waardoor deze te laag uit valt. Deels als gevolg van taxonomische afstemming en naamgeving en deels door het eenvoudigweg ontbreken van kenmerkende soorten. Larven van de Nemoura marginata groep kunnen niet van elkaar worden onderscheiden, terwijl in het KRW-toetsprogramma QBWat Nemoura marginata is opgenomen. Karakteristieke zeldzame bronnensoorten zoals Plectrocnemia brevis, Chaetopteryx major, Tinodes unicolor, Osmylus fulvicephalus, Dixa submaculata, Rheocricotopus atripes en nog vele andere zijn niet opgenomen in de lijst van kenmerkende soorten. Desondanks zijn de maatlatten bruikbaar voor een indicatie van de waterkwaliteit en voldoen nu al alle bronnen aan de goede ecologische toestand (Fig. 8) Europese Kaderrichtlijn Water kalktufbronnen 2008-2009 1,000 0,900 Kalktufbronnen Elsloër- en Bunderbos Overige kalktufbronnen "Gewone" bronnen 0,800 0,700 0,600 EKR 0,500 0,400 0,300 0,200 0,100 0,000 OBROL0298 OBRON0295 OBROL0401b OBROL0450 OBRON0676 OBROL0650 OBRON0362 OBRON0506 OBRON0518 OBRON0539a Meetpuntcode Fig. 8 De Goede Ecologische Toestand wordt behaald bij een EKR-score van 0,6 op de maatlat van de Europese Kaderrichtlijn,Water. De maatlat voor het R2-type is nog niet gevalideerd en op basis van expert judgement scoren deze mooie bronnen in werkelijkheid veel beter. 10/17

4.4 Zeldzaamheid Bronnen vormen een zeer bijzondere habitat voor een al even zo fascinerende gespecialiseerde fauna. Een groot deel van de voorkomende soorten is krenobiont of krenofiel dus strikt gebonden aan of met grote voorkeur voor het bronnenbiotoop. Deze soorten hebben een zeer smalle amplitude van milieuvariabelen en zijn erg kwetsbaar bij verstoring. De meeste soorten kunnen niet of nauwelijks vliegen en leven in de onmiddellijke nabijheid van de bron. Een natuurlijke bron kenmerkt zich door permanent koud, voedselarm uittredend water in een schaduwrijke natuurlijke omgeving en heeft een grote substraatdiversiteit. In Nederland nemen bronlopen een zeer bijzondere plaats in. Het voorkomen is beperkt tot de provincies Overijssel, Gelderland en Limburg. De afgelopen decennia is dit biotoop flink onder druk komen te staan en zijn er nog maar weinig ongestoorde natuurlijke bronnen en bronlopen over gebleven. Dat houdt in dat de meeste karakteristieke bronnensoorten tegenwoordig zeldzaam of zeer zeldzaam Fig. 9 Hemelbeek zijtak 9.001UT zijn en op de Rode lijst staan vermeld. Bronnen met kalktufsteenafzettingen zijn een verschijnsel dat in Nederland uitsluitend in het reliëfrijke Zuid-Limburg kan voorkomen op plaatsen waar grote hoeveelheden kalk in het grondwater zijn opgelost. Ze zijn daardoor nog unieker. Zeldzaamheid 60 50 N soorten 40 30 O ZA A VA VZ Z ZZ 20 10 Mpcd 0 OBROL0298 OBRON0295 OBROL0401b OBROL0450 OBRON0676 OBROL0650 OBRON0362 OBRON0506 OBRON0518 OBRON0539a Kalktufbronnen Elsloër- en Bunderbos Overige kalktufbronnen "Gewone bronnen" Fig. 10 Het aantal vrij- tot zeer zeldzame soorten in de Hemelbeek zijtak en de Voeding Roosbeek is hoog. Legenda zz = zeer zeldzaam, z = zeldzaam, vr = vrij zeldzaam, va = vrij algemeen, a = algemeen, za = zeer algemeen en o = onbekend. 11/17

De hier beschreven bronnen behoren tot de mooiste bronnen die in het intensieve WRO bronnenonderzoek zijn opgenomen. Ze hebben hoge mate van natuurlijkheid en zijn gelegen in het bos, er is veel hout beschikbaar voor de organismen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het aantal aangetroffen vrij- tot zeer zeldzame soorten hoog is (Fig. 10). De kalktufbron van de Terzieterbeek zijbeek spant de kroon met 25 soorten. De Hemelbeek zijtak en Voeding Roosbeek vormen met 21 en 19 soorten eveneens een bijzonder resultaat. De Elsloër- en Bunderbronnenbossen zijn vooral voor Trichoptera (Schietmotten) van uiterst belang vanwege de enorme hoeveelheid aan bronnen die een aaneenschakeling van geschikte biotopen vormen. Als biotoop voor de aquatische macrofauna zijn kalktufbronnen met hun rijkdom aan microhabitats zeer waardevol. In een van de onderzochte kalktufbronnen is een nieuwe keversoort voor Nederland aangetroffen (publicatie volgt). In de gewone bronnen zijn diverse soorten aangetroffen die slechts van enkele vindplaatsen in Nederland worden gemeld. 4.5.1 Habitatsoorten Kalktufbronnen met tufsteenformatie H7220 Van de 4 habitatsoorten die voor kalktufbronnen worden opgevoerd zijn er 2 aangetroffen: De naakte kokerjuffer Plectrocnemia brevis en de platworm Dugesia gonocephala. Alle macrofaunasoorten voor het habitattype kalktufbronnen worden hieronder toegelicht: Plectrocnemia brevis De soort wordt eerder in 2004 in Nederland aangetroffen als larve in de Hemelbeek (Higler 2008). Verder werden in het verleden nabij Vijlen en Cottessen enkele adulten gevangen. In zowel de Hemelbeek zijtak 9.001UT als de Voeding Roosbeek bron id 295 treffen we de kokerjuffer aan. Daarnaast is ze in een kalktufbron van de Noor en een gewone bron van de Klitserbeek gevonden. Door de lastige determinatie van de larve en de specifieke bronhabitat is gericht onderzoek nodig om de verspreiding van de soort goed in beeld te brengen. Vooralsnog lijkt het voorkomen beperkt tot de fraaist ontwikkelde bronnen. Dugesia gonocephala De elders zeldzame maar in Zuid-Limburg algemene platworm Dugesia gonocephala is gebonden aan snelstromend, redelijk schoon water. De soort komt het meest voor in bronnen en kleinere beekjes en is daar wijd verspreid, maar komt zelfs in de grotere beken voor bij een redelijke goede waterkwaliteit. In de Bunder- en Elsloërbosbeken en bronnen wordt hij in vrijwel alle monsters aangetroffen en in beide onderzochte kalktufbronnen is de platworm veelvuldig aanwezig. De soort is niet specifiek gebonden aan kalktufbronnen. In bronmilieus heeft de soort een duidelijke voorkeur voor plaatsen met een vrij krachtige stroming (Cuppen & van der Velde, 1981). Crenobia alpina Deze zeer zeldzame platworm komt het meest voor in de krachtigere (punt)bronnen en vermoedelijk met een voorkeur voor beschaduwing. De soort is zeer gevoelig voor temperatuur en ontbreekt als die zelfs tijdelijk boven de 14 o C stijgt. In de twee door het Waterschap Roer en Overmaas onderzochte kalktufbronnen treffen we de soort niet aan. Eerder in 1982 wordt de platworm wel gemeld van de Poortlossing. Polycelis felina De vrij zeldzame platworm Polycelis felina komt regelmatig voor in zuidelijk Zuid-Limburg en in het bijzonder het Geuldal (Cuppen, 1978). Opmerkelijk is daarbij de vermelding dat de soort juist het meest voorkomt in de kalkarmere brontypen die dagzomen op de Vaalser groenzanden en Akens zand. Dat roept de vraag op of deze soort geschikt is als kenmerkende soort voor kalktufbronnen. Door het Waterschap Roer en Overmaas werd de soort niet aangetroffen in de kalktufbronnen van het Bunder- en Elsloërbos. Wel komt de soort voor in een kalktufbron van de Vliekerwaterlossing. 4.5.2 Habitatsoort voor Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) H91E0_C Lepidostoma hirtum Als kenmerkende macrofaunasoort voor het habitattype Alluviale bossen wordt de kokerjuffer Lepidostoma hirtum opgevoerd (Fig. 11). De larve is gebonden aan in het water hangende boomwortels en bladpakketten (vooral van els) in de oeverzone van snelstromende grotere beken en riviertjes (Higler, 2008). Daardoor is dit een bijzonder geschikte indicator voor natuurlijke overgangen van bos naar de waterloop bij beekbegeleidende bossen. In de veelal snelstromende bronnen en bovenlopen van het Bunder- en Elsloërbos wordt de soort niet aangetroffen en is ze ook niet te verwachten. Het 12/17

watertype is niet geschikt. Wellicht vormt de in bladpakketten en mos levende koudstenotherme kokerjuffer Crunoecia irrorata een goede vervangende indicator voor bronbossen, ze komt voor in beide kalktufbronnen. Fig. 11 De kokerjuffer Lepidostoma hirtum is een soort die voorkomt in grotere beken en riviertjes. 5 Conclusie De bronnen van het Bunder- en Elsloërbos behoren tot de mooiste bronnen in Nederland. Ze hebben hoge mate van natuurlijkheid en zijn gelegen in het bos. Daardoor vormen ze een geschikt leefmilieu voor de krenobionte en krenofiele bronnenfauna die afhankelijk is van permanent koud water in een schaduwrijke natuurlijke omgeving. Als biotoop voor de aquatische macrofauna zijn vooral de kalktufbronnen zeer waardevol. Kalktuf vergroot de habitatdiversiteit. Het beheersgebied vormt een leefgebied voor vele zeldzame - en Rode lijst soorten. Soorten die leven onder uiterst eng begrensde randvoorwaarden waarbij de dispersie vaak niet meer dan 50 tot 100 meter van het aquatische leefmilieu bedraagt. Zoveel geschikte biotopen bij elkaar maakt het Bunder- en Elsloërbos tot een zeer waardevol bronbos waarin uitwisseling tussen de verschillende populaties mogelijk is. Dat is van groot belang voor de levenskracht van de soorten. Het is dus zeer belangrijk het gebied intact te houden en de bestaande knelpunten op te lossen. De antropogene invloed is duidelijk merkbaar in het gebied (Royal Haskoning, 2009). Ontoereikende fysisch-chemische waterkwaliteit, vervuiling, verdroging, versnippering en vertrapping vormen een bedreiging voor het leefmilieu. Door het beheer zorgvuldig af te stemmen kan het leefgebied voor de vele zeldzame soorten worden verbeterd. Behoud van schaduw dus geen kapwerkzaamheden, vooral de bronzones behoeden tegen betreding, het terugdringen van erosie en verlagen van de hoge nitraatgehaltes kunnen hieraan bijdragen. 13/17

6 Literatuur Cuppen, H.P.J.J., 1978. De verspreiding en oecologie van Polycelis felina (Dalyell) (Turbellaria, Tricladida) in zuidelijk Zuid-Limburg. Natuurhistorisch Maandblad 67(5): 76-80. Cuppen, H.P.J.J. & G. van der van der Velde, 1981. De platwormen (Tricladida) van de Nederlandse provincie Limburg, Deel 1: op het land, in grondwater en in beken aangetroffen soorten. Natuurhistorisch Maandblad 70(9): 135-143. Higler, L.W.G., 2005. De Nederlandse kokerjufferlarven. Determinatie en ecologie. KNNVuitgeverij, Utrecht. p.159. Higler, L.W.G., 2008. Verspreidingsatlas Nederlandse kokerjuffers (Trichoptera). EIS- Nederland, Leiden. Higler, L.W.G., 2010. De Nederlandse kokerjuffer jaargang 6 nummer 10 maart 2010. Digitale nieuwsbrief van de EIS werkgroep Trichoptera. Koese, B., 2008. De Nederlandse steenvliegen (Plecoptera). Entomologische Tabellen 1: 1-158. Malicky, H., 1983. Atlas of European Trichoptera. Series Entomologica 24: 1-298. Molen, D. van der & R. Pot (red.), 2007. Referentie en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water. Stowa rapport 32 - RWS-WD rapport 018. Stowa, Utrecht. Royal Haskoning,2009. Antropogene invloeden en systeemanalyse Natura2000-gebied Bunder- en Elsloërbos. Eindrapport 9V3983 Wesenberg-Lund, C., 1943. Biologie der Süsswasserinsekten. Gyldendalske Boghandel, Kopenhagen. p.682. 14/17

BIJLAGE 1 Oude meetlocaties Medammerweidebronnen Poortlossing Hemelbeek Armsterbeek Bosbeek Verlengde broekgraaf Berghorsbeek Stalebeek Bunder(bos)beek Zavelbeek BIJLAGE 1 Meetlocaties 1980-1982 15/17

BIJLAGE 2 Korte toelichting op de werkwijze bij de kalktufbronnen in het Bunder- en Elsloërbos. Met een appelmoeszeef worden kleine schepjes genomen over de vele habitats die het systeem rijk is. Waar mogelijk wordt tevens met het standaardmacrofaunanet verzameld (Werkwijze macrofaunaonderzoek Waterschap Roer en Overmaas). Hout en stenen worden afgezocht met een pincet en tevens met een harde borstel en veel water in een witte bak afgeborsteld. Houtmineerders zijn soms lastig te verzamelen dus wordt het hout deels meegenomen naar het lab. De organismen die er later uit kruipen kunnen alsnog worden geconserveerd; hetzelfde geldt voor de mossen. Om te kunnen beoordelen of het monster beantwoordt aan de verwachtingen wordt het materiaal vluchtig in een witte bak in het veld uitgezocht. Platwormen determineren we meteen levend, watermijten worden op Koenicke geconserveerd en de overige organismen opgeslagen in een veldpotje met ongeveer 80% ethanol. Kwetsbare organismen worden in het veld al apart opgeslagen, de overige groepen tijdens het verder uitzoeken op het lab. In het veld worden tevens enkele adulte steenvliegen gevangen, larven van de Nemoura gr. marginata zijn niet van elkaar te onderscheiden en de volwassen dieren geven uitsluitsel bij de determinatie. BIJLAGE 3 Soortenlijsten kalktufbronnen Bunder- en Elsloërbos Legenda Meetpuntcode Meetpuntomschrijving X-coordinaat Y-coordinaat Monsterdatum Monsternemer OBROL0298 Hemelbeek zijtak 9.001UT bronloop id 298 180804 328035 30-03-2009 B. van Maanen & M. Korsten OBRON0295 Voeding Roosbeek bron id 295 180737 325660 30-03-2009 B. van Maanen & M. Korsten Zeldzaamheid (Zeld.) Rode lijst za zeer algemeen G Gevoelig va vrij algemeen K Kwetsbaar a algemeen B Bedreigd vz vrij zeldzaam z zeldzaam zz zeer zeldzaam Als basis voor de soortenlijsten is de selectie van bronnen opgenomen die in het rapport wordt beschreven. Is de abundantie bij een soort nul dan betekend dit dat de soort niet in de kalktufbronnen van het Bunder- en Elsloërbos is aangetroffen maar in een van de andere bronnen uit de selectie. 16/17

BIJLAGE 3 vervolg: Soortenlijsten Meetpuntcode OBROL0298 OBRON0295 Meetpuntcode OBROL0298 OBRON0295 Naam Zeld. Rode lijst Abundantie Abundantie Naam Zeld. Rode lijst Abundantie Abundantie Platyhelminthes (Platwormen) Limnius volckmari z Dugesia gonocephala z 30 50 Elodes 34 73 Polycelis felina vz K Diptera (Vliegen) Crenobia alpina zz B DIPTERA Phagocata vitta zz Tipulidae (Langpootmuggen) Hirudinea (Bloedzuigers) Tipulidae 7 1 Dina punctata Limoniidae (Langpootmuggen) Glossiphonia complanata za Limoniidae Oligochaeta (Borstelwormen) Pedicia rivosa z 8 ENCHYTRAEINA Tricyphona Naididae Dicranota a 1 4 Tubificidae zonder haarchaetae Paradelphomyia Enchytraeidae a 1 Eloeophila 1 2 Lumbriculidae 29 8 Pilaria Stylodrilus heringianus va 1 1 Limoniidae (Langpootmuggen) Lumbricidae a 8 Molophilus Isopoda (Pissebedden) Gonomyia Gammarus 9 23 Rhypholophus Gammarus fossarum va 405 684 Lipsothrix 19 4 Gammarus pulex za Psychodidae (Motmuggen) Niphargus Psychodidae 35 Niphargus schellenbergi z 2 28 Pericoma trifasciata 34 10 Hydrachnidia (Watermijten) Satchelliella canescens 18 2 Protzia eximia zz Satchelliella compta 5 1 Sperchon Satchelliella mutua Sperchon denticulatus zz Satchelliella palustris Sperchon longissimus zz Ulomyia fuliginosa 25 4 Sperchon setiger z Tonnoiriella pulchra 1 Sperchon thienemanni z 10 7 Jungiella Lebertia Peripsychoda Lebertia lineata z 2 22 Ptychopteridae (Langpootmuggen) Lebertia salebrosa zz Ptychoptera a 1 Lebertia fimbriata z Dixidae (Meniscusmuggen) Atractides Dixa submaculata 15 1 Atractides fonticolus zz 4 Chironomidae (Vedermuggen) Atractides nodipalpis pennatus zz 1 Chironomidae 1 Heteroptera (Wantsen) Krenopelopia vz 2 1 Velia caprai caprai a Macropelopia notata zz Plecoptera (Steenvliegen) Trissopelopia longimana zz Nemoura marginata zz K 6 Prodiamesa olivacea za 2 Nemoura marginata gr zz K 127 1 Orthocladiinae Protonemura risi zz Brillia modesta a 1 Trichoptera (Kokerjuffers) Chaetocladius TRICHOPTERA Chaetocladius dentiforceps agg zz Beraea maurus z 4 1 Chaetocladius gr piger 13 6 Agapetus fuscipes vz 45 Corynoneura celeripes z Adicella reducta z Eukiefferiella brevicalcar z Adicella filicornis zz G Eukiefferiella gracei zz Limnephilidae Heleniella ornaticollis z Drusus annulatus zz G Limnophyes za Chaetopteryx major zz 3 Metriocnemus fuscipes 4 Potamophylax Metriocnemus hirticollis agg a Potamophylax cingulatus z Metriocnemus hygropetricus agg z Potamophylax nigricornis z 11 Parametriocnemus 2 Philopotamidae Parametriocnemus stylatus vz 4 Wormaldia occipitalis zz G 58 22 Rheocricotopus fuscipes va 1 Plectrocnemia 8 Rheocricotopus atripes zz 1 Plectrocnemia conspersa va Smittia gr aquatilis Plectrocnemia brevis zz 10 24 Tanytarsus gr. excavatus Lype reducta vz 3 Symposiocladius lignicola zz 1 Tinodes Tvetenia calvescens z 7 4 Tinodes assimilis z Tvetenia discoloripes agg Tinodes unicolor zz G 3 8 Microtendipes chloris agg za Rhyacophila Microtendipes gr chloris 24 Rhyacophila fasciata z Polypedilum convictum zz Crunoecia irrorata z 8 11 Polypedilum scalaenum a Sericostoma personatum va 4 23 Micropsectra za 6 8 Silo pallipes z Stempellinella brevis zz 7 Neuroptera (Gaasvliegen) Ceratopogonidae (Knutten) Osmylus fulvicephalus z 1 Ceratopogonidae 4 Ephemeroptera (Eendagsvliegen) Simuliidae (Kriebelmuggen) Baetis Simulium costatum z 13 Baetis rhodani va 1 Thaumaleidae (Druppelbronmuggen) Baetis vernus a Thaumalea zz 5 Electrogena ujhelyii zz Stratiomyidae (Wapenvliegen) Rhithrogena picteti z Oxycera Coleoptera (Kevers) Oxycera nigricornis 4 7 Hydroporus planus za Oxycera meigenii meigenii Hydroporus ferrugineus zz Oxycera pardalina 44 21 Hydraena assimilis zz Empididae (Dansvliegen) Helophorus obscurus a 1 Chelifera 1 Helophorus gr flavipes Wiedemannia Cercyon ustulatus Syrphidae (Zweefvliegen) Anacaena globulus za 1 Eristalis va Elmis Bivalvia (Tweekleppigen) Elmis aenea vz Pisidium personatum vz K 2 1 Aantal taxa 53 44 Aantal organismen 1039 1173 17/17