Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties > Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag drs. G de Jong Waarnemend President Algemene Rekenkamer Postbus 20015 2500 EA Den Haag Directie Koninkrijksrelaties Financieel Economische Verhoudingen Schedeldoekshaven 200 2511 EZ Den Haag Postbus 20011 2500 EA Den Haag Contactpersoon Manon van Tintelen T +31 70 426 6651 manon.tintelen@minbzk.nl Datum 16 oktober 2012 Betreft Bestuurlijke reactie conceptrapport "Rijksoverheid en Caribisch Nederland: naleving van afspraken" Uw 12006437 R Geachte heer De Jong, Met belangstelling en waardering heb ik kennisgenomen van de resultaten uw onderzoek naar de rijksoverheid en Caribisch Nederland: naleving van afspraken. U heeft ervoor gekozen onderzoek te doen naar de afspraken over de legislatieve terughoudendheid na de transitiefase, de uitwerking van de afspraken over het voorzieningenniveau en de consultatie van de openbare lichamen over nieuwe wet- en regelgeving, zowel in zijn algemeenheid, als ook in het bijzonder, de naleving op het gebied van de zorg en het onderwijs. De door u gevraagde reactie op uw bevindingen en aanbevelingen wil ik u, mede namens van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, hierbij, graag geven. 1 Legislatieve terughoudendheid In de Slotverklaring van de Miniconferentie van oktober 2006 over de staatkundige positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is afgesproken dat bij de aanvang van de nieuwe staatsrechtelijke positie de Nederiands- Antilliaanse wetgeving op de drie eilanden van kracht zal blijven en dat deze geleidelijk vervangen zal worden door Nederlandse wetgeving. Deze afspraak was niet nader geconcretiseerd en het was niet duidelijk wat de term "geleidelijk" inhield en op welke termijn en in welk tempo (van oorsprong) Nederiands-Antilliaanse wetgeving zou worden vervangen. Wel is steeds duidelijk geweest dat niet was afgesproken dat de volledige Nederlandse regelgeving op den duur in Caribisch Nederland zou worden Pagina 1 van 6
ingevoerd. De veronderstelling in het rapport dat "de" Nederlandse wetgeving op termijn zal worden ingevoerd is derhalve niet juist.^ In de Nota naar aanleiding van het verslag inzake de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (kamerstukken II, 2009-2010, 31957, nr. 6) heeft de regering het standpunt ingenomen dat, gelet op de afspraken in de Slotverklaring^, als uitgangspunt moet worden gehanteerd dat na de transitie een periode van legislatieve terughoudendheid van vijfjaar in acht dient te worden genomen, waarin geen wetgevingsoperaties zullen plaatsvinden met ingrijpende effecten voor het bestuur of voor de burger. De achtergrond hiervan is dat de eilanden met hun nieuwe staatkundige positie, ondanks het voorlopige behoud van een groot deel van de Nederiands-Antilliaanse regelgeving, geconfronteerd zijn met een grote hoeveelheid nieuwe wet- en regelgeving en daarna een periode van rust en gewenning wenselijk is. Ook was het volgens de regering verstandig om eerst enige ervaring op te doen met de bij de transitie ingevoerde nieuwe regelgeving, alvorens over eventuele (nieuwe) wijzigingen na te denken. Bovendien is afgesproken dat vijfjaar na de transitie de uitwerking van de nieuwe staatkundige structuur door Nederland en de drie openbare lichamen gezamenlijk wordt geëvalueerd. Deze uitkomsten van deze evaluatie kunnen gevolgen hebben voor de weten regelgeving. Legislatieve terughoudendheid betekent dat alleen regelgeving zal worden ingevoerd als daartoe een duidelijke noodzaak is. Het op grote schaal invoeren van Europees Nederlandse regelgeving is daarom in ieder geval de eerste vijfjaar na de transitie niet aan de orde. Legislatieve terughoudendheid betekent echter niet dat in het geheel geen nieuwe regelgeving kan worden ingevoerd. Uiteraard moet de nu bestaande regelgeving worden onderhouden en moet het mogelijk zijn eventuele noodzakelijke verbeteringen aan te brengen. Verder moet het uitgangspunt van legislatieve terughoudendheid er niet aan in de weg staan dat nieuwe wetgeving tot stand komt die ertoe bijdraagt dat eventuele misstanden worden opgelost. Verbeteringen zullen in beginsel plaatsvinden vanuit de nu geldende BES-regelgeving: in voorkomende gevallen de noodzaak om tot nieuwe of gewijzigde regelgeving te komen uitdrukkelijk worden gemotiveerd tegen de achtergrond van de legislatieve terughoudendheid. In het rapport wordt in paragraaf 2.1-^ verondersteld, dat sommige wetgeving van het uitgangspunt van legislatieve terughoudendheid is uitgezonderd, zonder dat duidelijk is welke wetgeving dat betreft. Deze veronderstelling berust echter op een misverstand. Het gaat er om burgers en bestuurders na de invoering van het grote pakket regelgeving Datum 16 oktober 2012 ' Ook het cit&at in paragraaf 2.1 is op dit punt niet correct ' BZK (2006), Slotverklaring van de Miniconferentie over de staatkundige positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. ' Onder "Naleving algemene afspraken". Pagina 2 van 6
dat is ingevoerd in het kader van de transitie voorlopig niet opnieuw te Datum.., 16 oktober 2012 confronteren met een grote hoeveelheid nieuwe wetgeving. Daarom is van belang dat ane nieuwe regelgeving steeds mede tegen de achtergrond van 201T0000567224 de legislatieve terughoudendheid wordt gemotiveerd. In dezelfde paragraaf wordt de stelling van het ministerie van BZK aangehaald dat alle wetgeving die per transitiedatum gewijzigd had moeten worden, uitgezonderd is van de toepassing van het principe van legislatieve terughoudendheid. Ik merk hierover op dat het ministerie heeft beoogd uiteen te zetten, dat het wetgevingspakket dat tot stand is gebracht in het kader van de transitie noodzakelijk was voor de transitie. Sommige wetten uit dit pakket waren echter nog op 10 oktober 2010 echter nog niet gereed en voor enkele andere wetten is om praktische redenen gekozen voor een iets latere inwerkingtreding. Een afzonderlijke motivering in het kader van het uitgangspunt van legislatieve terughoudendheid was niet aan de orde, omdat dit uitgangspunt ziet op de periode na de transitie dus op wetgeving die niet tot het "transitiepakket" behoort. Overigens wordt in het rapport, ten onrechte overigens opgemerkt dat er geen criteria zijn om de noodzaak van de invoering van wetgeving te beoordelen. In het vorenstaande heb ik ai uiteengezet in weike gevallen nieuwe of gewijzigde regelgeving kan worden ingevoerd ondanks het uitgangspunt van de legislatieve terughoudendheid. Het in het kader van de transitie tot stand gekomen wetgevingspakket omvatte enerzijds een aantal basiswetten: de wet die de instelling en inrichting van de openbare lichamen regelt (de WolBES), de wet met betrekking tot de financiële verhoudingen van de drie eilanden tot het Rijk (Wet FinBES), een wijziging van de Kieswet om het kiesrecht voor de inwoners van deze eilanden te regelen, en de Invoeringswet BES, waarin algemene regels zijn opgenomen over het recht dat van toepassing is in de openbare lichamen. Anderzijds omvatte het wetgevingspakket ten behoeve van de transitie de (door middel van verschillende aanpassingswetten) aan de nieuwe staatkundige situatie beleidsarm aangepaste voormalige Nederiands-Antilliaanse regelgeving. Voor verdergaande aanpassing van Nederiands-Antilliaanse regelgeving, invoering van specifieke BES-wetgeving dan wel het van toepassing verklaren van Nederlandse wetten is gekozen hetzij omdat de Grondwet daartoe noopte, hetzij op grond van het criterium dat op een bepaald beleidsterrein geen adequate Nederiands-Antilliaanse regelgeving bestond en de betrokken minister in verband met zijn algemene verantwoordelijkheid op dat terrein daardoor onvoldoende bevoegdheden zou hebben. De afspraak met betrekking tot de legislatieve terughoudendheid is, zoals hiervoor geschetst, een afspraak tussen de regering en het parlement, en Pagina 3 van 6
niet, zoals in het rapport wordt vermeld, tussen de regering en de Datum openbare lichamen. Dat neemt niet weg, dat de afspraak ook in het contact met de openbare lichamen regelmatig onderwerp van gesprek is. In dit 201T0000567224 verband worden de halfjaarlijkse overzichten van regelgeving die in voorbereiding is, ook aan de bestuurders van de openbare lichamen gezonden en besproken tijdens de halfjaarlijkse Caribisch Nederlandweken. Juist uit het overleg met de openbare lichamen zelf, moet immers blijken in hoeverre zij veranderingen aankunnen. Hierbij kan nog worden aangetekend dat sommige wetswijzigingen, juist op verzoek van de openbare lichamen zelf in gang worden gezet. De ministers van OCW en van VWS onderschrijven wat in uw onderzoek over de legislatieve terughoudendheid op het terrein van het onderwijs en zorg wordt opgemerkt en zien hierin een ondersteuning van hun beleid. 2 Voorzieningenniveau In uw rapport geeft u aan dat de afspraken over wat een 'ten opzichte van Nederland aanvaardbaar voorzieningenniveau' inhoudt op hoofdlijnen zijn gemaakt. De formulering 'ten opzichte van Nederland aanvaardbaar voorzieningenniveau' is ingegeven door de wezenlijk andere situatie in Caribisch Nederland ten opzichte van Europees Nederland. Artikel 1, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden biedt de rechtsgrond voor de doorvertaling van deze verschillen naar verschil in regels: "Voor deze eilanden kunnen regels worden gesteld en andere specifieke maatregelen worden getroffen met het oog op de economische en sociale omstandigheden, de grote afstand tot het Europese deel van Nederland, hun insulaire karakter, kleine oppervlakte en bevolkingsomvang, geografische omstandigheden, het klimaat en andere factoren waardoor deze eilanden zich wezenlijk onderscheiden van het Europese deel van Nederland". Caribisch Nederland ligt in een ander werelddeel, te midden van eilanden met vergelijkbare sociaaleconomische omstandigheden, en onderscheidt zich in tal van aspecten van het Europese deel van Nederland. Het stelsel van voorzieningen zoals dat historisch gezien is ontstaan, en de bijbehorende niveaus, sluit op deze specifieke omstandigheden aan. Bovendien hebben Caribisch Nederland en het Europese deel van Nederland elk een eigen ontwikkeling doorgemaakt, en nog door te maken, economisch en maatschappelijk. Die verschillen zijn niet in het kader van de staatkundige hervorming van de ene op de andere dag weggenomen. Dit neemt niet weg dat er legitieme behoefte kan zijn om de situatie in Caribisch Nederland te verbeteren. De rijksoverheid onderkent dat ook. ' Zie Samenvatting, onder Tegislatieve temghoudendheld" en paragraaf 2.1, onder "Algemene afspraken". Pagina 4 van 6
zoals blijkt uit de vele verbeteringen en inspanningen zoals die zichtbaar Datum 1.... «I I 16oktober2012 Zljn geworden op en sinds 10 oktober 2010. De definitie van wat een "ten opzichte van Nederland aanvaardbaar voorzieningenniveau" is, verschilt echter per beleidsveld en behoort tot de verantwoordelijkheid van de betreffende vakminister. Daarvoor is geen algemeen kader te schetsen. Elk beleidsveld kent zijn specifieke context en omstandigheden die een eigen afweging noodzakelijk maken. Op alle terreinen geldt echter de wens om in Caribisch Nederland verdergaande verbeteringen tot stand te brengen. Deze verbeterstappen bewegen zich soms op het vlak van de uitvoering, maar kunnen ook een meer fundamentele dimensie hebben. In dat laatste geval kan de evaluatie in 2015 houvast bieden voor het bepalen van de vervolgroute. Ik kan mij vinden in uw gedachte, dat het wenselijk is dat ieder departement voor de evaluatie in 2015 een voorzieningenniveau zou vastgestellen. Echter, zoals gezegd is dat telkens een afweging per beleidsveld van de verantwoordelijke vakminister; een 'overkoepelende' (rijksbrede) beleidslijn is in dezen niet opportuun. De ministers van OCW en VWS onderschrijven wat in uw onderzoek over het voorzieningenniveau op het terrein van onderwijs en zorg wordt opgemerkt en zien hierin een ondersteuning van hun beleid. 3 Consultatie openbare lichamen over nieuwe wet- en regelgeving Ik herken mij in de bevindingen dat het voor de BES eilanden gezien de beperkte capaciteit van het overheidsapparaat lastig is om tijdig en adequaat te kunnen reageren op wetgevingsvoorstellen. In overleg met de openbare lichamen zijn daarom richtlijnen opgesteld voor het consultatieproces, waarbij het Ministerie van BZK de andere departementen adviseert over het nut en de noodzaak om wetgeving tijdig voor te leggen. Ik zie uw aanbevelingen dan ook als ondersteuning bij de ingeslagen weg om het consultatieproces tussen de openbare lichamen en departementen te optimaliseren. Zoals hierboven al geschetst, wordt halfjaarlijks tijdens de Caribisch Nederland week het overzicht van regelgeving die in voorbereiding is besproken met de bestuurders van de openbare lichamen. Tijdens dit overleg kunnen de departementen en de openbare lichamen aangeven welke wetgeving zij als prioritair beschouwen, en op welk moment in het wetgevingproces zij geconsulteerd wensen te worden. Tevens kunnen eventuele implementatieproblemen die besproken worden en kan waar mogelijk ook departementale expertise aangeboden om de eilanden te ondersteunen. De wetgevingsoverzichten Pagina 5 van 6
worden tevens, als uitvoering van het verzoek van de Eerste Kamer^, aan de Eerste Kamer en Tweede Kamer gestuurd. 4 Conclusie Datum De hierbij deze gegeven reactie op uw conclusies en aanbevelingen is nogal omvangrijk. U geeft aan dat 'de kernpunten' van de gezamenlijke reactie van de betrokken ministeries in uw rapport zullen worden opgenomen. Ik vertrouw erop dat u de gezamenlijke inzet van de Ministers van OCW, van VWS en van BZK zo begrijpt, dat ik in uw onderzoek een aansporing zie om voort te gaan op de ingeslagen weg om de betrokkenheid van de Openbare Lichamen, bij het opstellen van nieuwe wet- en regelgeving en de implementatie daarvan op de eilanden, verder te bevorderen. Ik hoop in deze reactie op uw rapport duidelijk te hebben gemaakt dat daartoe al het een en ander gebeurd, zoals u mij duidelijk maakte dat er nog een weg te gaan is. Hoogachtend, De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, namens deze. G.J. Buitendijk Directeur-generaal Bestiiur en Koninkrijksrelaties kamerstukken 1, 2011-2012, 33 000 IV, K. Pagina 6 van 6