GESTRA Steam Systems OR 52-6. Gebruikershandleiding 818486-00. Olie-/troebelheidsignalering OR 52-5, OR 52-6



Vergelijkbare documenten
PRS 9. Gebruiksaanwijzing Programmaschakelaar PRS 9

GESTRA MK 36/51. Installatie instructies Condenspot MK 36/51

NRS 2-4. Gebruiksaanwijzing HN-schakelaar NRS 2-4

URN 2. Gebruiksaanwijzing Netvoedingsapparaat URN 2

GESTRA. GESTRA Steam Systems BK 212. Inbouwhandleiding Condenspot BK 212

GESTRA. GESTRA Steam Systems NRG Montagehandleiding GESTRA Niveau-elektrode NRG 26-21

URN 1. Gebruiksaanwijzing Stroomomvormer URN 1

NRS 1-8. Gebruikaanwijzing GESTRA Niveauschakelaar NRS 1-8

GESTRA. GESTRA Steam Systems VK 14 VK 16. Gebruikershandleiding Kijkglazen Vaposkop VK 14, VK 16

AK 45 Gebruiksaanwijzing

GESTRA. GESTRA Steam Systems ERL 16-1 LRG Gebruiksaanwijzing Geleidbaarheidselektroden ERL 16-1, LRG 16-4

LRG Gebruiksaanwijzing Geleidbaarheidselektrode LRG 12-2

NRS 2-3. Gebruiksaanwijzing Niveauschakelaar NRS 2-3

NRG NRG NRG Montagehandleiding Niveau-elektrode NRG 16-12, NRG 17-12, NRG 19-12

BK 46 Gebruikershandleiding

GESTRA. GESTRA Steam Systems BB...1 BB...2. Inbouwhandleiding Dubbele terugslagklep BB 1..., BB 2...

GESTRA Steam Systems TRS 5-8. Nederlands. Gebruiksaanwijzing GESTRA temperatuurschakelaar TRS 5-8

Model 42 Verschildrukregelaar (sluitend) Type type Type A type A Type B type B

TRS 5-7. Gebruiksaanwijzing Temperatuurschakelaar TRS 5-7

NRGT 26-1 NRGT 26-1 S. Gebruiksaanwijzing Niveau-elektrode NRGT 26-1, NRGT 26-1 S

Model 240 Pneumatisch open-/dicht-regelventiel Type 3351

3 WEG- OMSCHAKELKLEP. Installatie- en gebruikershandleiding. voor warmtapwaterlading. USV 1" bu USV 5/4" bu USV 6/4" bi

GESTRA Steam Systems AK 45. Gebruiksaanwijzing Opstart-aflaatklep AK 45

GESTRA. GESTRA Steam Systems BK 15. Gebruikershandleiding Condenspot BK 15, DN 40-50

Aanvullende handleiding. Connector ISO voor niveaudetectiesensoren. Document ID: 30380

MK MK Installatie instructies Condenspot

GESTRA Steam Systems BK 15. Gebruikershandleiding Condenspot BK 15, DN 40-50

GESTRA. GESTRA Steam Systems NRG Gebruiksaanwijzing Niveauelektrode NRG 26-40

TRG 5-53 TRG 5-54 TRG 5-55 TRG 5-57

Magneetventielen type 3963

TRS 5-6. Gebruiksaanwijzing Temperatuurschakelaar TRS 5-6

Installatie & onderhouds instructies COMBO-D-LUX. Tijdgestuurde condensaat aftap 02/13

GESTRA. GESTRA Steam Systems NRS 1-9. Gebruiksaanwijzing Waterstandbegrenzer/-regelaar NRS 1-9

Kijkglazen Vaposkop VK 14 VK 16. Vertaling van de originele gebruiksaanwijzing Nederlands

Jaloezie- en rolluikbesturingssysteem Basiselement jaloezie- en rolluikbesturing zonder parallelaansluiting

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Jaloeziemanagement OmzetterWindmeter. Bedieningshandleiding

BK 45 BK 45U. Gebruikershandleiding Condenspot BK 45, BK 45U

Systeem 2000 Trappenhuisverlichtingsautomaat, Basiselement impulsgever. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat

Technische handleiding Versie 01/11 SERVER-CONTROL

GESTRA. GESTRA Steam Systems. NRR 2-2e. Gebruiksaanwijzing Niveauregelaar NRR 2-2e

Installatie & Onderhouds Instructies WARNER-LT 03/11

GESTRA. GESTRA Steam Systems NRS Gebruiksaanwijzing Niveauschakelaar NRS 2-40

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Universeel-seriedimmer-basiselement. Universeel-seriedimmer-basiselement. Best.nr.

GESTRA Steam Systems CB 1..., CB 2... Inbouwhandleiding Terugslagkleppen

D-LUX. Veiligheid. Onderbreek de stroomtoevoer alvorens dit product te installeren of onderhouden!

Aanvullende handleiding. Connector Harting HAN 7D. voor niveaudetectiesensoren. Document ID: 34456

Montage- en gebruiksaanwijzing

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement. Bedieningshandleiding

Introductie Capa Switch KLS Algemeen

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Universeel-dimmer, Basiselement voor parallelaansluiting

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Producteigenschappen. 4 Bediening met 2-voudig toetselement. Systeem 3000

1 Veiligheidsinstructies

...een product van BEKA

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 2183 NL. Veiligheidstemperatuurbewaking (STW) met veiligheidsthermostaat type 2403 K

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Jaloeziemanagement Motorstuureenheid Universeel AC 230 V ~ Art. nr. 232 ME. Bedieningshandleiding

Bedieningshandleiding. Netgelijkrichter 24 V, 5 A met UPS Oproepsysteem 834

Installatie & Onderhoudsinstructies

Beknopte handleiding alarmeringssysteem voor olieafscheiders type WGA 01

Installatie instructies

Magneetklep DN15 t/m DN150

NRGS 11-2 NRGS Gebruiksaanwijzing Niveau-elektrode NRGS 11-2 Niveau-elektrode NRGS 16-2

Algemeen... blz 2. Blokschema... blz 2. Beschrijving besturingseenheid type blz 2 en 3

1. Funddamentele veiligheidsinstructies

BDS-001, besturing voor handbediende schuifdeuren

Systeem-schakelversterkers REG 1 kanaals Art.Nr Systeem-schakelversterkers REG 2 kanaals Art.Nr

Systeem 2000 Systeem 2000 HLK-relais-basiselement. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Best. nr. : Bedieningshandleiding

Handleiding voor ombouw van Aardgas naar Propaan

INSTALLATIE INSTRUCTIES Alleen geschikt als permanente installatie, onderdelen genoemd in de handleiding kunnen niet buiten gemonteerd worden.

Aanvullende handleiding. Connector Harting HAN 7D. Voor continu metende sensoren. Document ID: 34457

Bedrijfsvoorschriften

Technische handleiding Versie 11/11. PLC-INTERFACE (slave)

Draadloze bussysteem Draadloze jaloezieactor enkelvoudig. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Best.nr. : Bedieningshandleiding

GfS Day Alarm. Algemene omschrijving...p. 2. Montage handleiding en functies...p. 3. Instellingen van magneet contacten...p. 4

Documentatie. magneetventielen

JALOUZIËN. Bedienings- en montagehandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Bediening. Systeem DALI-Power-besturingseenheid inbouwbasiselement

Tectiv 220 Gebruiksaanwijzing

Drukreduceer Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

HANDLEIDING - LEVEL INDICATOR M A N U A L

BES External Signaling Device

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Bediening. LB-management. Power DALI-taststuureenheid TW

GEBRUIKSAANWIJZING WAND AFZUIGKAPPEN

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement Draaidimmer conventioneel. Bedieningshandleiding

GESTRA Steam Systems NRS 1-7. Gebruikershandleiding Niveauschakelaar NRS 1-7

Drukregelaar type voor verhoogde luchtcapaciteit. Afb. 1 Drukregelaar type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Dimmer druk-wissel gloeilamp. Best.nr. : Bedieningshandleiding

Serie 7L - LED-lampen

GESTRA. GESTRA Steam Systems NRS 2-50 NRS Nederlands. Gebruiksaanwijzing Niveauschakelaar NRS 2-50 Niveauschakelaar NRS 2-51

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Funkmanagement Repeater. Bedieningshandleiding

PHONIRO MAIN ENTRANCE

Magneetklep DN10, DN15 en DN20 Kenmerken

1. Fundamentele veiligheidsinstructies

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. LB-management. Jaloeziebasiselement Universeel. Jaloeziebasiselement Universeel Art. nr.

Condensaatafvoerregelaar UBK 46. Vertaling van de originele gebruiksaanwijzing Nederlands

Installatie- en Onderhoudsinstructies KAPTIV-CS-HP-S. Elektronisch niveaugestuurde condensaataftap 06/14

1. Fundamentele veiligheidsinstructies 3 2. Bedoeld gebruik 3

GESTRA Steam Systems VK 14, VK 16. Gebruikershandleiding Kijkglazen Vaposkop

TECHNISCHE HANDLEIDING

NRG NRG Gebruiksaanwijzing Niveau-electrode NRG 16-36

VIESMANN. Montagehandleiding VITOTROL 100. voor de vakman. Vitotrol 100 type UTDB-RF

Transcriptie:

GESTRA Steam Systems OR 52-5 OR 52-6 Gebruikershandleiding 818486-00 Olie-/troebelheidsignalering OR 52-5, OR 52-6

Afzonderlijke onderdelen Y B A I Z X W V U T C D P S R Q O P N M L K G F E J I H 2

Legenda A Dubbele nippel B Kogelkraan G¾" DIN ISO 228 C Deksel D Lichtontvanger met tubus (lenzenbuis) E Spoelkraan G¾" DIN ISO 228 F Beluchtingsnippel G Droogpatroon H Reinigingsinrichting I Zeskantschroef M 8 x 30 EN 24017 J Bodem K Houder reinigingsring L Reinigingsring (schraapring) M Ring N Borgring 19 x 1,2 O Schroef P Connector voor lichtzender/-ontvanger Q Lichtzender R Tubus (lenzenbuis) S Troebelheid ijkmonster T Behuizing U Glascilinder V O-ring 25 x 3 W O-ring 30 x 2 X O-ring 37 x 2 Y Houder Z Koppeling 3

Inhoudsopgave Belangrijke instructies Pagina Correcte toepassing... 6 Veiligheidsinstructie... 6 Gevareninstructie... 7 Verklaringen Levering...8 Toepassing...8 Werking...9 Technische gegevens...10 Inbouw Sensor ORG 12, ORG 22...13 Meetversterker ORT 6...17 Elektrische aansluiting Sensor ORG 12, ORG 22...18 Meetversterker ORT 6...18 Gereedschap...19 Aansluitschema ORG 12/22 - ORT 6...19 Aansluitschema ORG 12/22 - ORT 6 met driewegafsluiter...20 Functie-elementen Meetversterker...21 Inbedrijfname Fabrieksinstellingen...22 Eerste inbedrijfname...23 0% - inregeling...23 100% - inregeling...24 Olie/-troebelheidcurven...25 Aanwijzing bij verschillende stoffen in het medium...25 Grenswaarde alarm 1 instellen...26 Grenswaarde alarm 2 instellen...26 Aanspreekvertraging alarm 1 instellen...27 Aanspreekvertraging alarm 2 instellen...27 Decimale punt instellen...28 Momentele waarde uitgang instellen...28 4

Inhoudsopgave Bedrijf Pagina Start...29 Alarm 1 en 2...29 Onderhoud Functionele test...30 Functionele test relais alarm 1, alarm 2 en storing...30 Functiestoringen...30 Foutcode aanwijzen...31 Foutcode tabel...31 Glascilinder vervangen...33 Glascilinder reinigen...34 Zuiger van de reinigingsinrichting vervangen...34 Droogpatronen vervangen...34 Gloeilamp vervangen...35 Zekering vervangen...35 Gereedschap...35 Reserveonderdelen...36 Appendix Conformiteitverklaring... 37 Certificaat typetoelating...40 Type Approval Certificate...44 Revisies...45 5

Belangrijke instructies Correcte toepassing De olie-/troebelheidsignalering OR 52 is uitsluitend voor het bewaken van transparante vloeistoffen op het binnendringen van niet oplosbare en licht verstrooiende vreemde stoffen bedoeld. De toepassing is alleen binnen de toegestane druk- en temperatuurgrenzen en rekening houdend met de chemische en corrosieve invloeden toegestaan. Voor de inbouw en het bedrijf moet de bestendigheid van de apparatuur tegen het medium onder toepassingsomstandigheden worden gecontroleerd. Ieder ander gebruik geldt als niet conform de correcte toepassing. Het daaruit resulterende risico is alleen voor de gebruiker. De fabrikant is uitdrukkelijk niet aansprakelijk voor schade, die ontstaan is door ondeskundig gebruik. Veiligheidsinstructie Het instrument mag alleen door gekwalificeerd personeel worden geïnstalleerd, gedemonteerd en in bedrijf worden genomen, bediend en onderhouden. Gekwalificeerd vakpersoneel zijn personen die met de montage en inbedrijfname van het product bekend zijn en die voor hun taken over bijbehorende kwalificaties beschikken zoals bijvoorbeeld: 1. Opleiding als elektrotechnicus of elektrotechnisch opgeleid persoon. 2. Opleiding of training in het gebruik van speciale veiligheidsuitrusting conform de veiligheidsnorm voor elektrische circuits. 3. Opleiding of training op het gebied van eerste hulp en ongevallenpreventie. Voor inbouw de inbouw, demontage, inbedrijfname, het bedrijf en het onderhoud moet ieder persoon die met werkzaamheden aan het apparaat is belast, deze complete handleiding gelezen en ook begrepen hebben. Bovendien moeten daarbij de taken en verantwoordelijkheden duidelijk en eenduidig zijn vastgelegd en worden aangehouden. Het aanhouden van de voorschriften en instructies uit deze handleiding betreffende inbouw, demontage, inbedrijfname, bedrijf en onderhoud behoren tot het correcte gebruik van het instrument. De eigenaar moet er zorg voor dragen, dat het instrument altijd in een optimale conditie gebruikt wordt. Alle handelingen, die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten achterwege worden gelaten. 6

Belangrijke instructies Gevareninstructie Gevaar Bij ondeskundig gebruik of door gebruik niet conform de correcte toepassing door niet gekwalificeerd personeel kunnen door de sensor en door de meetversterker aanmerkelijke gevaren ontstaan voor lijf en leden van de gebruiker of derden, onder bepaalde omstandigheden met de dood tot gevolg. De sensor staat tijdens bedrijf onder druk. Het losmaken van schroeven of moeren is onder deze omstandigheden verboden. Heet water of damp kan uitstromen en zware verbrandingen over het gehele lichaam veroorzaken. De sensor kan tijdens bedrijf heet zijn. Bij het aanraken in bedrijfstoestand zijn zware verbrandingen mogelijk. Alle montage- of demontagewerkzaamheden mogen alleen in drukloze en afgekoelde toestand worden uitgevoerd. Daarbij moeten de leidingen voor en achter de sensor drukloos zijn geschakeld en moet de sensor voldoende zijn afgekoeld. De klemmenstroken van de meetversterker staan tijdens bedrijf onder spanning! Zwaar letsel als gevolg van elektrische stroom is mogelijk. Voor het openen van het deksel van de behuizing en voor de montage en de demontage van de klemmenstroken, moet het instrument spanningsloos worden geschakeld. Er moet worden gewaarborgd dat tijdens de werkzaamheden een onbedoelde inbedrijfname van het drukloos geschakelde systeemdeel uitgesloten is. De daarvoor noodzakelijke afsluitkranen moeten afzonderlijk worden geborgd en als zodanig worden gemarkeerd. De verbinding met de energietoevoer moet worden verbroken en worden geborgd tegen onbedoeld inschakelen. Een of meerdere waarschuwingsborden met bijv. het opschrift "NIET INSCHAKELEN" moeten duidelijk zichtbaar op ieder bedieningselement worden aangebracht. 7

Verklaringen Omvang van de levering < 1 meetversterker ORT 6, < 1 sensor ORG 12 of ORG 22 afhankelijk van de opdracht, < 3 kogelkranen, < 3 inschroefkoppelingen en dubbele nippel, < 1 beluchtingsnippel (ingeschroefd in de ORG), < 1 troebelheid ijkmonster 20ppm (meegeleverd), < 1 droogpatroon (meegeleverd), < 1 handleiding, < 1 set afnamecertificaten conform opdracht Toepassing De olie-/troebelheidssignalering bestaat uit een sensor van het type ORG 12 of ORG 22 en de meetversterker type ORT 6 als bedienings- en aanwijsinstrument. De keuze van de sensor is afhankelijk van het te meten medium. De olie-/troebelheidssignalering OR 52-5/ -6 wordt voor het herkennen van verontreinigingen in transparante vloeistoffen gebruikt. Vooral in de industriële en de voedingsmiddelentechnologie wordt het instrument toegepast, waar een hoge betrouwbaarheid en onderhoudsvriendelijkheid zijn vereist. De instrumentcombinatie kan ook op zeeschepen ter bewaking van de fijnfilterinstallaties conf. IMOresolutie MEPC.60(33) en EG richtlijn 96/98/EG (MED) als 15 ppm oliegehalte-alarmering worden toegepast. In stoomketelinstallaties voor condensaat- en voedingswaterbewaking kan het binnendringen van oliën en vetten worden bewaakt. Conf. TRD 604 Blad 1 par. 2.1.1 met 3/5 ppm. Bovendien is de olie-/troebelheidssignalering zeer geschikt voor de controle in vuilwaterbewaking en de waterbehandeling (omgekeerde osmose installatie, ontziltingsinstallaties) en ook voor afvalwatercontrole. Binnen de levensmiddelenindustrie wordt de OR52 in brouwerijen en de drankindustrie (filtratie, controle smaakstoffen, kwaliteitsbewaking, enz.) toegepast en binnen de spijsoliefabricage als bewaking bij de filtratie. Let op Bij toepassing als 15 ppm oliegehalte-alarmering conform IMO moet op het volgende worden gelet: fijnfilterinstallaties bestaan meestal uit een separator voor olie-/waterscheiding en een nageschakeld filter (Coalescentieafscheiders). Zwaartekracht coalescentie-systemen kunnen geen stabiele water-olie emulsies opslaan, die door gebruik van bepaalde koudreinigers ontstaan en zich in de lens- /bilgeruimte ophopen. Aanbevolen wordt daarom het gebruik van snelafscheidende koudreinigers, die geen stabiele water-olie emulsies tot gevolg hebben. 8

OIL ALARM 1 2 Tes t ppm ca l sec 0 Verklaringen Werking De sensor is een fotometrisch meetapparaat. Deze bestaat uit een lichtbron (lichtzender Q) en twee fotoelementen, samengebouwd in een lichtontvanger D. Een constant gehouden lichtstraal doorstraald de transparante vloeistof. Niet opgeloste vreemde deeltjes veroorzaken strooilicht, die met de 15 strooilicht-meetmethode wordt gemeten. Omgezet in een elektrische stroom wordt dit strooilicht in de meetversterker als maat voor het gehalte vreemde stoffen verwerkt. De actuele troebelheidswaarde wordt continu met de ingestelde grenswaarde vergeleken en het resultaat wordt optisch en eventueel akoestisch weergegeven. De meetversterker is het bedienings- en aanwijsinstrument voor de aansturing van de sensor en de signaalverwerking. Deze dient voor het optisch aanwijzen van de meetresultaten en voor de instelling van de meetapparatuur. Aangewezen wordt de actuele momentele waarde, het activeren van de grenswaardemeldingen ALARM1 en ALARM2 en de meldingen bij storingen in de meetversterker. Op de meetversterker kunnen de grenswaarden worden ingesteld en worden aangewezen. ORT 6 P E ORG 12/22 Fig.1 Typisch toepassingsvoorbeeld van een olie-/troebelheidssignalering OR 52-5/ -6 9

Verklaringen Technische gegevens Sensor ORG 12/22 Nominale druk PN [bar] 10 Nominale doorlaat DN 10, aansluitingen G 3 /8" DIN ISO 228 Doorstroming [l/min] 0,5-50 Drukverlies [mbar] 1) 5 Mediumbestendigheid water, condensaat, drank, enz. Max. ph-waarde medium 2) 10,5 Mediumtemperatuur [ C] 3) 0-60 (met droogpatroon) 60-120 (met beluchtingsnippel) Omgevingstemperatuur [ C] 0-60 Gewicht [kg] ca. 6,8 Materialen ORG 12 ORG 22 Behuizing 0.6025 verzinkt 0.6025 verzinkt Deksel behuizing 0.6025 verzinkt 1.4580 Onderdelen in aanraking met medium 0.6025 verzinkt 1.4580 Kogelkraan Ms 58 1.4436 Koppelingen St 1.4571 Glascilinder Duran 50 Duran 50 Afdichtingen Siliconen Siliconen Reinigingsring EPDM EPDM Lichtzender Gloeilamp 12 V/10 W BA15s Beschermingsklasse IP 65 Lichtontvanger 2 silicium-fotoelementen Beschermingsklasse IP 65 1) Bij 2 l /min in v-vormige doorstroming met 4 bochten, 1 m leiding DN 10 en ζ = 6,1. 2) Vanaf ph-waarde >10,5 kan afhankelijk van de temperatuur het glas slijten. 3) Standaard wordt de sensor met ingeschroefde beluchtingsnippel F geleverd. 10

Verklaringen Technische gegevens Typeplaatje GL 11

Verklaringen Technische gegevens Meetversterker ORT 6 Ingangen Uitgangen Meetbereik [ppm] Doorgaand licht (D), Strooilicht (S) 1 spanningsuitgang voor lichtzender Q, 1-12 V pulsbreedte gemoduleerd 3 potentiaalvrije omschakelcontacten (alarm 1 en 2, storing), Contactmateriaal AgNi 0,15 Max. schakelstroom bij schakelspanningen 24 V AC/DC, 115 V en 230 V AC: Ohms/ inductief 4A 1 stroomuitgang 0 /4-20 ma, belasting max. 500 Ohm 0-25 ppm Momentele waarde uitgang [ma] 0/4 ma 0 ppm, 20 ma 25 ppm Instelbereik grenswaarde alarm 1 en 2 Aanwijs- en bedieningselementen Instelbereik opkomvertraging alarm 1 en 2 Netspanning Opgenomen vermogen [VA] Zekering Behuizing Materiaal Instelbaar tussen 0 en 15 ppm. Andere bereiken op aanvraag 4 folietoetsen, 8 lichtdioden voor het aanwijzen van de bedrijfstoestanden en dimensies, 1 driecijferig 7-segment display voor momentele waarde, grenswaarde en storingweergave, 3 interne lichtdioden voor de bewaking van de systeemspanningen 0... 20 seconde. Andere bereiken op aanvraag 230 V + 10/-15 %, 50-60 HZ 115 V + 10/-15 %, 50-60 Hz (optie) 24 V + 10/-15 %, 50-60 Hz (optie) 25 VA Smeltzekering M 0,2 A 5 x 20 bij 230 V Smeltzekering M 0,4 A 5 x 20 bij 115 V Smeltzekering M 1,0 A 5 x 20 bij 24 V Veldbehuizing voor wandmontage Behuizing gietaluminium Beschermingsklasse IP 65 (DIN EN 60529) Toel. omgevingstemperatuur [ C] 0 55 Gewicht [kg] ca. 3,6 12

Inbouw Sensor ORG 12, ORG 22 Het verdient aanbeveling, de montagewerkzaamheden aan de hand van deze handleiding door gekwalificeerd vakpersoneel te laten uitvoeren. Voor schade, die vanwege ondeskundige montage ontstaat, is de leverancier niet aansprakelijk. De meetversterker is bedoeld voor wandmontage en moet in de buurt van de sensor worden geïnstalleerd. De opstelling van de sensor en het leggen van de leidingen wordt uitgevoerd conform de inbouwvoorbeelden in de figuren 2 t/m 7. In de hoofdleiding moet een doorstroomhindernis worden ingebouwd, bijv. een terugslagklep (GESTRA type RK86). De sensor moet in een bypass worden geïnstalleerd die lager ligt dan de hoofdleiding, om gasbellen en naverdamping in de sensor te voorkomen. Het medium moet aan de zijkant van onderen uit de hoofdleiding worden afgetapt zodat er geen lucht en geen vervuiling in de bypass terecht kan komen. Bij mediumtemperaturen die hoger zijn dan de maximale omgevingstemperatuur moet de beluchtings nippel F worden ingeschroefd. Bij lagere mediumtemperaturen dan de omgevingstemperatuur moet het kunststof deksel van het droogpatroon G (kleur blauw) worden verwijderd en moet het droogpatroon G worden ingeschroefd. Bij zeer hoge mediumtemperaturen: Langere, niet geïsoleerde toevoerleiding naar de ORG 12/ORG 22 toepassen, om te waarborgen, dat de mediumtemperatuur voor de ORG 12/ORG 22 tot de maximale toegestane temperatuur van <120 C afneemt. Bij groot gasaandeel: Aftappen onder - inlasstuk DIN 2618 aanbrengen (zie blz. 14 fig. 5). Bij groter vervuilinggevaar en grove vervuiling: Doorstroming van de glascilinder U (krassen van de glascilinder) in de langsrichting, inbouw zie blz. 14 fig. 3. Wanneer dit geen oplossing biedt en/of sterke ontspanningsdamp voor de sensor optreedt, moet een scheidingsvat worden opgenomen (zie blz. 15 fig. 6). Let op Uitgassingen en naverdampingen door drukreductie voor de sensor moeten worden voorkomen! Overige aansluitingen op het deksel C vrijhouden, om naar keuze spoelwater of kalibratiemedium toe te kunnen voeren. 13

Inbouw Sensor ORG 12, ORG 22 Toevoer Afvoer Inbouwvoorstel voor monsterleiding van bijv. waterbehandeling, bierfiltratie, permeaat achter omgekeerde osmose. Fig. 2 Reinigingsinrichting, V-doorstroming, automatische ontluchting Aanvoer Fig. 3 Afvoer Reinigingsinrichting Inbouwvoorstel wanneer vaste stoffen in het condensaat aanwezig zijn. Bij de inbouwpositie conform fig. 4-6 kunnen vaste stoffen bij de reinigingsinrichting zich afzetten, deze zullen bij bediening van de schuifstand de glascilinder in korte tijd bekrassen. Inbouwvoorstel voor de sensor naast van beneden naar boven doorstroomde productleiding. Fig. 4 Fig. 5 *) H 500 Inbouwvoorstel voor productleiding met geringe gashoeveelheid, bijv. voldoende gedimensioneerde condensaatleiding (vanwege naverdamping) achter condensaataftap. *) Medium aan zijkant van onderen (45 ) uit hoofdleiding tappen, zodat er geen lucht en geen vervuiling in de bypass terecht kan komen. 14

NRGS 16-1 NR G S 16-1 OI L P pp m cal sec 0 ALARM 1 2 E Test Inbouw Sensor ORG 12, ORG 22 H 250 Scheidingsvat DN100-300 DN > aanvoer Ontspanningsdamp Condensaat Inbouwvoorstel voor waterdampcondensaat met hoog naverdampingsaandeel. Fig. 6 Axiale doorstroming van het monster bij sterk vervuild condensaat van boven naar beneden. Fig. 7 Voorbeeld voor een lenswater (bilgewater)-olieafscheidingssysteem met olie- en troebelheidssignalering OR52 als 15 ppm-oliegehalte-alarmering. 15

Inbouw Sensor ORG 12, ORG 22 Het deksel C van de behuizing en de bodem J van de meetversterker kunnen in stappen van 90 verdraaid worden opgeschroefd. 1. De meegeleverde dubbele nippel A, koppelingen Z en kogelkranen B inschroeven. In het deksel C en de bodem J of direct op de aftap-, toevoer- of afvoerlocatie (met teflonband of hennep afdichten). 2. De kogelkranen B met de koppelingen Z zodanig uitlijnen dat de hefboom zich aan de voorkant bevindt en de stand goed kan worden waargenomen. 3. De ORG 12/ORG 22 onder de houder Y op een goed toegankelijke plaats bevestigen. Bij inbouw op schepen moet de houder Y vastgelast worden. 4. Toevoer- en afvoerleidingen installeren. Materiaal: Ermeto-buis 12 x 1, gasbuis DN 10 of geschikte slang (voor eenvoudige reiniging). 5. Lichtontvanger D op goed toegankelijke plaats opstellen, zodat na demontage de doorstroming visueel kan worden gecontroleerd. Voor het verwisselen van lichtzender Q en -ontvanger D moeten de inwendige wartelmoeren (op de behuizing T) worden losgemaakt waarna de lichtzender Q en -ontvanger D kunnen worden verwisseld. Bij opnieuw plaatsen moet erop worden gelet dat de paspennen in de behuizing T in de groef van de lichtzender Q en -ontvanger D vallen. De wartelmoeren moeten vast worden aangedraaid. Zorg voor absolute vochtdichtheid, want vochtaanslag buiten op de glascilinder U resulteert in hoge meetwaarden. 80 140 135 70 90 315 7 78 135 40 5 200 175 Fig. 8 16 375

Te st Inbouw Meetversterker ORT 6 Na het losmaken van de schroeven van het deksel en het openklappen daarvan zijn de bevestigingsgaten toegankelijk. De afstanden van de bevestigingsgaten zijn op de achterzijde van de behuizing aangegeven. De meetversterker moet met geschikte schroeven en pluggen op de betreffende ondergrond worden bevestigd. OIL ppm cal sec 0 ALARM 1 2 240 P E 260 91 110 Fig. 9 160 17

Elektrische aansluiting Sensor ORG 12, ORG 22 Waarborg dat de spanning is afgeschakeld bij de installatie van de sensor! De aansluiting van de lichtzender Q en van de lichtontvanger D wordt uitgevoerd met de bijbehorende connector P. 1. De lichtzender Q met afgeschermde (afscherming niet aansluiten), 2-aderige kabel aansluiten (bijv. LIYIC 2 x 0,75 mm 2, lengte max. 50 m). 2. De lichtontvanger D met afgeschermde (afscherming niet aansluiten), 4-aderige kabel aansluiten (bijv. LIYIC 4 x 0,5 mm 2, lengte max. 50 m). Meetversterker ORT 6 Waarborg dat de spanning is afgeschakeld bij de installatie van de meetversterker! 1. Dekselschroeven losmaken en het deksel openen. 2. Alle 3-polige klemmenstroken aftrekken en de aansluitkabels door de kabelwartel trekken. 3. Aansluitkabels met net, alarm 1, alarm 2 enz. markeren! 4. Kabelmantel over ca. 40 mm lengte verwijderen, isolatie over ca. 5 mm van de ader verwijderen. 5. Klemmenstroken conform aansluitschema aansluiten en afschermingen aansluiten. 6. PE met de aardingschroef in de behuizing verbinden. 7. Klemmenstroken weer plaatsen. 8. Kabeldoorvoer door het aandraaien van de kabelwartels afdichten. Niet benodigde kabelwartels met de bijgevoegde afblindpluggen afsluiten. 9. Deksel behuizing sluiten en dekselschroeven vastdraaien. 10. Scheidingsinrichting (scheidingsschakelaar) installeren. Let op Ter beveiliging moeten de uitgangscontacten van de stroomcircuits met een zekering T 2, 5 A worden gezekerd. Aangesloten schakelaars en aandrijvingen moeten door RC-combinaties conform de specificaties van de leverancier worden ontstoord. Als scheidingsinrichting voor de meetversterker, een scheidingsschakelaar goed bereikbaar in de buurt van het instrument installeren (EN 61010-1). Schakelaar als scheider voor de meetversterker markeren. 18

Elektrische aansluiting Gereedschap < Kruiskop schroevendraaier grootte 1 en 2 < Schroevendraaier grootte 2,5, volledig geïsoleerd conform VDE 0680 < Adereind hulstang < Striptang Aansluitschema ORG 12/22 - ORT 6 Sensor ORG... 0/4-20 ma R 500 Ω Meetversterker ORT 6 S D L Alarm 2 Alarm 1 L N Storing Aardingschroef in behuizing Scheidingsschakelaar Fig. 10 PE L N 19

Elektrische aansluiting Aansluitschema ORG 12/22 - ORT 6 met driewegafsluiter Sensor ORG... Meetversterker ORT 6 0/4-20 ma R 500 Ω S D L Alarm 2 Alarm 1 L N Storing PE L N Scheidingsschakelaar Aardingschroef in behuizing Ventiel OPEN: Ventiel DICHT: medium stroomt door. medium wordt afgevoerd resp. tegengehouden. A Z L N Fig. 11 20

Functie-elementen Meetversterker 7-segmentdisplay Gele OIL ppm sec cal 0 Dimensie-LED Kalibratie-LED ALARME 1 2 Storings-LED Gele P-LED P E Test De afzonderlijke toetsen hebben de volgende functies: P = Programmatoets = Plustoets = Minustoets E = Bevestigingstoets/testmodus Deel basisprinkaart Deel dekselprintkaart P10 DHL-016-S100-11 R16 LED1 2K7 R17 LED2 6K8 R18 LED3 6K8 LED indicatie systeemspanning L1 = + 5 V L2 = +12 V L3 = lamp Codeerschakelaar 7 voor decimale punt ON = decimale punt ingesteld OFF = geen decimale punt Jumper 2 voor momentele waarde uitgang Jumper ingesteld: 0-20 ma Jumper open: 4-20 ma Jumper 1 ingesteld: fabrieksinstelling L4 L3 L2 L1 10uH 10uH 10uH 10uH SDIX-10-XS 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 S5 on JP2 JP1 P1 21

Inbedrijfname Fabrieksinstellingen De meetversterker wordt af fabriek geleverd met de volgend instellingen: < Grenswaarde alarm 1: 3 ppm < Grenswaarde alarm 2: 5 ppm < Opkomvertraging alarm 1: 1 seconde < Opkomvertraging alarm 2: 1 seconde < Momentele waarde uitgang: Jumper 2 ingesteld = 0-20 ma < 7-segment display zonder decimale punt Let op De klemmenstroken van de meetversterker staan tijdens bedrijf onder spanning! Zwaar letsel als gevolg van elektrische stroom is mogelijk. Voor het openen van het deksel van de behuizing moet het instrument spanningsloos worden geschakeld! Voor de inbedrijfname is doorspoelen van de apparatuur noodzakelijk. Eventuele zuurspoelingen mogen uitdrukkelijk alleen na toestemming van de leverancier worden uitgevoerd. Opmerking Met verschillend ingestelde grenswaarden kan bijv. alarmcontact 1 voor een vooralarm en alarmcontact 2 voor het hoofdalarm gebruikt worden. Voor de condensaat- en lenswater (bilgewater)- bewaking kan zo via alarmcontact 1 een driewegafsluiter worden aangestuurd, dat in geval van te hoge troebelheid (alarm door binnendringen olie of startbeveiliging) het onbruikbare condensaat afvoert. Met alarmcontact 2 volgt dan het activeren van het hoofdalarm / een afschakeling. Afsluiters met eenfase-wisselstroommotor zijn direct aansluitbaar, vermogen max. 50 VA (zie aansluitschema blz. 20 fig. 11 ). Bij draaistroommotoren moet een omkeerschakelaar worden opgenomen. Pneumatisch aangedreven afsluiters kunnen via magneetventielen worden aangestuurd. 22

Inbedrijfname Eerste inbedrijfname 1. Meetversterker inschakelen (scheidingsschakelaar). 2. Sensor ORG 12/22 minimaal 15 minuten doorspoelen en de reinigingsinrichting H indien nodig bedienen. 3. Waarborg, dat de ORG 12/22 volledig ontlucht is. Voor visuele inspectie de wartelmoer (intern) losmaken en de lichtontvanger D afnemen. Bij weer opschroeven waarborgen, dat de paspen in de betreffende groef aan de voorzijde van de lichtontvanger D valt. OIL P ppm cal sec 0 ALARM 1 2 E Test 0% - inregeling Troebelheidsnulpunt: Leidingwater (bij lage mediumtemperatuur) of olieloos condensaat. 1. P indrukken, de gele P-LED brandt. 2. zolang indrukken tot de kalibratie-led gaat branden. De laatst opgeslagen kalibratiewaarde (digits) wordt getoond. 3. P indrukken, de gele P-LED en het 7-segment-display knipperen. OIL 4. E indrukken, de 0%-waarde als basistroebelheid wordt overgenomen, de gele P-LED en het 7-segment-display branden. Bij te hoge basistroebelheid ontstaat een foutmelding! 5. E indrukken, het instrument schakelt naar normaal bedrijf, er wordt 0 ppm getoond en de dimensie-led ppm brandt. P Onderbreken: P tweemaal indrukken, de gele P-LED brandt weer. ppm cal sec 0 ALARM 1 2 E Test 23

Inbedrijfname 100% - inregeling Het meegeleverde 20 ppm troebelheid ijkmonster S moet op de lichtzender G van de sensor worden aangebracht. De wartelmoer (intern) op de tubus (lenzenbuis) R losmaken, om de lichtzender Q van de behuizing T van het apparaat af te nemen. Het troebelheid ijkmonster S op de zichtbare zwarte tubus (lenzenbuis) R zodanig plaatsen, dat de opening in het troebelheid ijkmonster S exact de opening in de tubus (lenzenbuis) R afdekt. Lichtzender Q weer plaatsen. De paspen op de behuizing T moet in de groef van de tubus (lenzenbuis) R vallen. Wartelmoer (intern) vastdraaien. Waarborg dat in het apparaat nog het medium voor de nulinregeling aanwezig is. Overige instellingen op de meetversterker: 1. P indrukken, de gele P-LED brandt. 2. zolang indrukken tot de kalibratie-led cal gaat branden. ppm cal OIL De laatst opgeslagen kalibratiewaarde (digits) wordt weergegeven. sec ALARM 0 1 2 3. P indrukken, de gele P-LED en het 7-segment-display knipperen. 4. E indrukken, de 100%-waarde wordt overgenomen, de gele P E Test P-LED en het 7-segment-display branden. 5. E indrukken, het instrument schakelt naar normaal bedrijf, er wordt 20 ppm getoond en de dimensie-led ppm brandt. Onderbreken: tweemaal P indrukken, de gele P-LED brandt weer. Op de sensor moet het troebelheid ijkmonster S weer worden gedemonteerd en zorgvuldig worden bewaard, zodat deze niet bekrast kan raken. 24

Inbedrijfname Olie-/troebelheidcurven Bij de strooilichtmeting wordt uit de strooilichtintensiteit het vaste stofgehalte in de vloeistof bepaald. Bij hetzelfde vaste stofgehalte is de strooilichtintensiteit resp. de troebelheid echter ook afhankelijk van: < deeltjesgrootte (emulgatiegraad) < deeltjesvorm < optische eigenschappen van de deeltjes Wanneer olie en vet de troebelheid veroorzaken, is de emulgatiegraad van wezenlijk belang. Aanwijzing bij verschillende stoffen in het medium Aanwijzing [ppm] 25 3 5 2 20 4 15 10 5 8 6 9 7 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 Concentratie [µl/l] = [ppm]! 1 0 1 Verwarmingsolie EL, 15 ºC, grof geëmulgeerd 7 Xylol, 80 ºC, fijn geëmulgeerd 2 Verwarmingsolie EL, 15 ºC, fijn geëmulgeerd 8 Rode bessensap, geconcentreerd 3 Verwarmingsolie EL, 80 ºC, fijn geëmulgeerd 9 Zwarte bessensap, geconcentreerd 4 Motorolie SAE15W40, 15 ºC, fijn geëmulgeerd 0 Magere melk met 0,1 % vetgehalte, betrokken op de vetconcentratie 5 Plantaardige olie, 15 ºC, fijn geëmulgeerd! Turbineolie T 68, transmissieolie M 68 6 Xylol, 20 ºC, fijn geëmulgeerd 25

Inbedrijfname Grenswaarde alarm 1 instellen 1. P indrukken, de gele P-LED brandt. 2. zolang indrukken, tot Alarm 1 LED en dimensie-led ppm branden; de laatst ingestelde waarde verschijnt. ppm cal OIL 3. P indrukken, de gele P-LED knippert en het tweede cijfer van sec 0 het 7-segment-display. ALARM 4. Door indrukken van kan het cijfer worden gewijzigd en 1 2 door indrukken van E wordt de instelling overgenomen en versprongen naar het derde cijfer, welke gaat knipperen. P E 5. Door indrukken van kan het cijfer worden gewijzigd en Test door indrukken van E wordt de instelling overgenomen. De gele P-LED en het 7-segment-display branden. Als vertragingstijd mag max. 15 ppm worden ingesteld. 6. E indrukken, het instrument schakelt naar normaal bedrijf, de momentele waarde wordt getoond en de dimensie-led ppm brandt. Grenswaarde alarm 2 instellen 1. P indrukken, de gele P-LED brandt. 2. zolang indrukken, tot Alarm 2-LED en dimensie-led ppm branden; de laatst ingestelde waarde verschijnt. ppm cal OIL 3. P indrukken, de gele P-LED knippert en het tweede cijfer van sec 0 het 7-segment-display. ALARM 4. Door indrukken van kan het cijfer worden gewijzigd en 1 2 door indrukken van E wordt de instelling overgenomen en versprongen naar het derde cijfer, welke gaat knipperen. P E 5. Door indrukken van kan het cijfer worden gewijzigd en Test door indrukken van E wordt de instelling overgenomen. De gele P-LED en het 7-segment-display branden. Als grenswaarde mag max. 15 ppm worden ingesteld. 6. E indrukken, het instrument schakelt naar normaal bedrijf, de momentele waarde wordt getoond en de dimensie-led ppm brandt. 26

Inbedrijfname Opkomvertraging alarm 1 instellen 1. P indrukken, de gele P-LED brandt. 2. zolang indrukken, tot Alarm 1 LED en dimensie-led sec branden; de laatst ingestelde waarde verschijnt. ppm cal OIL 3. P indrukken, de gele P-LED knippert en het tweede cijfer van het 7-segment-display. sec ALARM 0 1 2 4. Door indrukken van kan het cijfer worden gewijzigd en door indrukken van E wordt de instelling overgenomen en versprongen naar het derde cijfer, welke gaat knipperen. P E Test 5. Door indrukken van kan dit cijfer worden gewijzigd en door indrukken van E wordt de instelling overgenomen. De gele P-LED en het 7-segment-display branden. Als grenswaarde mag max. 20 ppm worden ingesteld. 6. E indrukken, het instrument schakelt naar normaal bedrijf, de momentele waarde wordt getoond en de dimensie-led ppm brandt. Opkomvertraging alarm 2 instellen 1. P indrukken, de gele P-LED brandt. 2. zolang indrukken, tot het Alarm 2 LED en dimensie-led sec branden; de laatst ingestelde waarde verschijnt. ppm cal OIL 3. P indrukken, de gele P-LED knippert en het tweede cijfer van het 7-segment-display. sec ALARM 0 1 2 4. Door indrukken van kan het cijfer worden gewijzigd en door indrukken van E wordt de instelling overgenomen en versprongen naar het derde cijfer, welke gaat knipperen. P E Test 5. Door indrukken van kan dit cijfer worden gewijzigd en door indrukken van E wordt de instelling overgenomen. De gele P-LED en het 7-segment-display branden. Als vertragingstijd mag max. 20 seconden worden ingesteld. 6. E indrukken, het instrument schakelt naar normaal bedrijf, de momentele waarde wordt getoond en de dimensie-led ppm brandt. 27

Inbedrijfname Decimale punt instellen In het 7-segment-display kan een decimale punt worden getoond. ppm OIL sec 0 Deze instelling heeft geen effect op de ingestelde grenswaarden en opkomvertragingen. decimale punt Instrument spanningsloos schakelen! Open het deksel van de behuizing van de meetversterker en schakel de codeerschakelaar 7 op de dekselprintkaart naar de positie ON. Momentele waarde uitgang instellen De momentele waarde uitgang kan van 0-20 ma in 4-20 ma worden gewijzigd. Instrument spanningsloos schakelen! Open het deksel van de behuizing en verwijder de jumper 2 op de dekselprintkaart. Jumper 2 ingesteld = momentele waarde uitgang 0-20 ma Jumper 2 open = momentele waarde uitgang 4-20 ma Gevaar De klemmenstroken van de meetversterker staan tijdens bedrijf onder spanning! Zwaar letsel als gevolg van elektrische stroom is mogelijk. Voor het openen van het deksel van de behuizing moet het instrument spanningsloos worden geschakeld! cal 28

Bedrijf Start Netspanning inschakelen. Op het 7-segment-display verschijnt kortstondig het versienummer van de software. Aansluitend loopt de aanwijzing op tot de momentele waarde. De dimensie-led ppm brandt. OIL ppm cal sec 0 ALARM 1 2 Alarm 1 en 2 Bij het overschrijden van de grenswaarden alarm 1 of alarm 2 wordt eerst de ingestelde opkomvertraging actief. Bovendien knippert LED alarm 1 of LED alarm 2. Na afloop van de vertragingstijd brandt LED alarm 1 of de LED alarm 2. Het relaiscontact alarm 1 of alarm 2 opent. OIL ppm cal sec 0 ALARM 1 2 Let op Bij het overschrijden van de grenswaarden vergrendelt de meetversterker niet automatisch. Wanneer vanuit de installatie om een vergrendelingsfunctie wordt gevraagd, dan moet deze in de navolgende schakeling (veiligheidscircuit) worden uitgevoerd. Deze schakeling moet aan de eisen van DIN VDE 0116 voldoen. 29

Onderhoud Functionele test 1. Reinigingsinrichting H langzaam in de middenpositie schuiven; daarmee wordt een storing gesimuleerd. 2. De LED storing gaat branden en het relaiscontact storing opent. ens wordt eerst de foutcode E03 getoond en daarna de foutcode E08. 3. Reinigingsinrichting H weer in de uitgangspositie brengen. Het instrument moet automatisch weer overschakelen naar normaal bedrijt. Functietest relais alarm 1, alarm 2 en storing 1. E kort indrukken. De testmodus is gedurende 10 seconden actief. Op het 7-segment-display verschijnt. 2. P indrukken. Gedurende het indrukken van de toets brandt LED alarm 1 en het relaiscontact alarm 1 opent. OIL ppm sec cal 0 3. indrukken. Gedurende het indrukken van de toets brandt LED alarm 2 en het relaiscontact alarm 2 opent. ALARM 1 2 4. indrukken. Gedurende het indrukken van de toets brandt de LED storing en het relaiscontact storing opent. P E Test Functionele storingen 1. De meetversterker werk niet - geen functie, geen aanwijzing. Fout: zekering instrument defect. Oplossing: zekering vervangen, netaansluiting controleren. Fout: interne systeemspanning uitgevallen. De drie groene LED's op de basisprintkaart branden niet tegelijkertijd. Oplossing: netaansluiting controleren of meetversterker vervangen. 2. Meetwaarde neemt constant toe met 1 ppm/dag of langzamer (binnendringen vreemde stoffen is uitgesloten). Fout: toenemende vervuiling van de glascilinder U. Oplossing: reinigingsinrichting H vaker bedienen. 30

Onderhoud Aanwijzing foutcode Wanneer storingen optreden, dan brandt de gele LED storing, het relaiscontact storing opent en op het 7-segment-display verschijnt voor de storing de bijbehorende foutcode. Het activeren van alarmen wordt door een storing niet beïnvloed. OIL ppm sec cal 0 ALARM 1 2 P E Test Foutcode tabel Foutcode Mogelijke fout Oplossing E01 Gloeilamp in lichtzender Q vervuild Glascilinder U vervuild Troebelheid te sterk Bedrijfsspanning te laag Reinigingsinrichting H niet in de uitgangspositie Vaste stoffen in het medium Gloeilamp vervangen Glascilinder U reinigen of vervangen Voorreiniging medium d.m.v. bijv. filter/ zeef uitvoeren Voedingsspanning controleren Reinigingsinrichting H in uitgangspositie brengen Voorreiniging medium d.m.v. bijv. filter/ zeef uitvoeren 31

Onderhoud Foutcode tabel Foutcode Mogelijke fout Oplossing E03 Gloeilamp in lichtzender Q defect (wanneer deze fout vaker optreedt, is er warmtestuwing in de lichtzender Q, omdat de mediumtemperatuur hoger ligt dan 60 C en toch het droogpatroon G ingeschroefd is). Leidingverbinding naar lichtzender Q onderbroken Reinigingsinrichting H niet in de uitgangspositie Vaste stoffen in het medium Gloeilamp vervangen, droogpatroon G uit- en beluchtingsnippel F inschroeven. Leidingverbinding controleren Reinigingsinrichting H in uitgangspositie brengen Voorreiniging medium d.m.v. bijv. filter/zeef uitvoeren. Foutcode Mogelijke fout Oplossing E05 Basistroebelheid groter dan 10 ppm Glascilinder U sterk bekrast (vaste stoffen in het medium) Glascilinder U vervuild Vaste stoffen in het medium Sterke belvorming door uitgassen of naverdamping Voorreiniging medium d.m.v. bijv. filter/zeef uitvoeren Glascilinder U vervangen. Sensor conform inbouwvoorstel fig. 3 inbouwen Glascilinder U reinigen of vervangen Voorreiniging medium d.m.v. bijv. filter/zeef uitvoeren Afvoer smoren Foutcode Mogelijke fout Oplossing E06 Lichtontvanger D defect of verkeerd aangesloten Meetversterker defect Lichtontvanger D vervangen of leidingverbinding controleren Meetversterker vervangen 32

Onderhoud Foutcode tabel Foutcode Mogelijke fout Oplossing E08 Gloeilamp in de lichtzender Q defect Leidingverbindingen naar lichtzender Q / -ontvanger D onderbroken Reinigingsinrichting H niet in de uitgangspositie Vaste stoffen in het medium Gloeilamp vervangen Leidingverbindingen controleren Reinigingsinrichting H in uitgangspositie brengen Voorreiniging medium d.m.v. bijv. filter/zeef uitvoeren Na oplossen van de fout schakelt het instrument om naar normaal bedrijf. Glascilinder vervangen 1. De kogelkranen B voor de toe- en afvoer sluiten. De spoelkraan E openen. 2. De acht bouten I losmaken (niet uitschroeven). De reinigingsinrichting H in de behuizing T schuiven (bij inbouw zoals op blz. 14 fig. 3 getoond uitnemen), de bovenste vier bouten I uitschroeven en de behuizing T wegnemen. 3. De reinigingsinrichting H uitnemen en de glascilinder U verwijderen. Bij langduriger toepassing kan het voorkomen, dat de glascilinder U vanwege verontreinigingen vastzit aan het deksel C. 4. Controleer of de behuizing T, het deksel C en de bodem J van binnen droog zijn. Indien dit niet het geval is, moet de behuizing T met perslucht worden uitgeblazen, omdat restvochtigheid anders bij koude media beslaan van de glascilinder U kan veroorzaken waardoor een foutmeting ontstaat. 5. De onderste vier bouten I uitschroeven. 6. De O-ringen VWX verwijderen, de afdichtingoppervlakken reinigen en nieuwe O-ringen VWX plaatsen. 7. Nieuwe, droge glascilinder U in de buurt van de kopse kant vastpakken en over de houder op de deksel C schuiven. 8. De behuizing T met de schroeven I op het deksel C bevestigen. 9. De zuiger K van de reinigingsinrichting H in de glascilinder U leiden en de bodem J op de behuizing T vastschroeven. 10. De spoelkraan E sluiten, de kogelkranen B voor toe- en afvoer openen. Op de meetversterker de instellingen voor de 0 % en 100 % inregeling controleren. 33

Onderhoud Glascilinder reinigen 1. De schraapring L van de reinigingsinrichting H op en neer bewegen. Daarbij kan afhankelijk van de ingestelde opkomvertraging alarm 1 en/of alarm 2 of een storing worden geactiveerd. 2. De schraapring L van de reinigingsinrichting H in de uitgangspositie brengen (steekt ca. 70 mm uit het instrument). Wanneer de cilinder nog is vervuild, moet de reinigingsring L van de reinigingsinrichting H worden vervangen. Afhankelijk van de vervuilingsgraad van het medium moet de glascilinder U regelmatig (1 x per week) worden gereinigd. Bij sterke verontreiniging moet de glascilinder U worden vervangen. Zuiger van de reinigingsinrichting vervangen 1. De kogelkranen B voor de toe- en afvoer sluiten. De spoelkraan E openen. 2. De reinigingsinrichting H uitnemen en de vier bouten I van de bodem J uitschroeven; bodem J met reinigingsinrichting H afnemen. 3. Met een schroevendraaier de interne uitstulpingen van de snelbevestigingsring openbuigen en de ring verwijderen. 4. Zuiger K wegnemen en nieuwe zuiger K plaatsen. 5. Nieuwe snelbevestigingsring monteren. De haken daarvan moeten van de zuiger K afwijzen. 6. De O-ringen VWX in de bodem verwijderen, afdichtingoppervlakken reinigen en nieuwe O-ringen VWX plaatsen. 7. De zuiger K van de reinigingsinrichting H in de glascilinder U leiden en de bodem J op de behuizing T vastschroeven. 8. De spoelkraan E sluiten, de kogelkranen B voor toe- en afvoer openen. 9. Op de meetversterker de instellingen voor de 0 % en 100 % inregeling controleren. Droogpatroon vervangen Wanneer de inhoud van het droogpatroon G roze is gekleurd, moet het patroon vervangen worden. Wanneer dit vaak voorkomt, moet de sensor worden gecontroleerd op lekdichtheid op de volgende punten: < O-ringen op lichtzender Q en -ontvanger D < Afdichtingen op de connectoren P, afdichtingen op kopse kant van de glascilinder U < Kabeldoorvoeren op de connectoren P van de lichtzender Q en -ontvanger D 34

Onderhoud Gloeilamp vervangen 1. Wartelmoer (extern) op de tubus (lenzenbuis) R van de lichtzender Q losmaken en afnemen. 2. De gloeilamp vervangen (12 V 10 W). 3. De lichtzender Q weer plaatsen. De paspen op de lichtzender Q moet in de groef van de tubus (lenzenbuis) R vallen. Wartelmoer vastdraaien. 4. Op de meetversterker de instellingen voor de 0 % en 100 % inregeling herhalen. Zekering instrument vervangen 1. Het deksel van de behuizing van de meetversterker openen. 2. De schroefkap van de zekeringhouder naar links draaien en aftrekken. 3. Zekering vervangen. Type: M 0,2 A 5 x 20 bij 230 V, M 0,4 A 5 x 20 bij 115 V, M 1,0 A 5 x 20 bij 24 V 4. Schroefkap plaatsen en naar rechts draaien, deksel weer sluiten. Gevaar De klemmenstroken van de meetversterker staan tijdens bedrijf onder spanning! Zwaar letsel als gevolg van elektrische stroom is mogelijk. Voor het openen van het deksel van de behuizing moet het instrument spanningsloos worden geschakeld! Gereedschap < Steek- of ringsleutel SW 13 < Schroevendraaier grootte 2,5 35

Onderhoud Reservedelen Een set reservedelen met de volgende onderdelen is los leverbaar: Onderdeel Benaming Aantal U Glascilinder 1 V O-ring 25 x 3 2 W O-ring 30 x 2 2 X O-ring 37 x 2 4 Gloeilamp 2 Voor reinigingsinrichting K Zuiger 1 M Ring 1 L Schraapring 1 N Borgring 19 x 1,2 1 Snelbevestigingsring 1 36

Appendix Conformiteitverklaring 37

Appendix Conformiteitverklaring 38

Appendix Conformiteitverklaring 39

Appendix Certificaat typetoelating 40

Appendix Certificaat typetoelating 41

Appendix Certificaat typetoelating 42

Appendix Certificaat typetoelating 43

Appendix Certificaat typetoelating 44

Appendix Revisies Index Beschrijving Datum 00 Handleiding aangemaakt 03-06-17 45

Vertegenwoordigd door: Prometal FCX Ubel & Ventil Coenecoop 19 2741 PG Waddinxveen Postbus 385 2740 AJ Waddinxveen Telefoon 0182-642222 Telefax 0182-642233 E-mail info@fcx.nl Internet www.fcx.nl Prometal n.v. Bredastraat 129/133 B-2060 Antwerpen België Tel: 0032/3/205.13.20 Fax 0032/3/232.84.34 GESTRA AG Postfach 10 54 60, D-28054 Bremen Münchener Str. 77, D-28215 Bremen Telefon +49 (0) 421 35 03-0 Telefax +49 (0) 421 35 03-393 E-Mail gestra.ag@flowserve.com Internet www.gestra.de 818486-00/1204c 2003 GESTRA AG Bremen Printed in Germany