DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

Vergelijkbare documenten
DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE. Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur;

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE. Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur;

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

Beroepsinstantie inzake de openbaarheid van bestuur DE BEROEPSINSTANTIE

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie

Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie

DE BEROEPSINSTANTIE. Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur;

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

ons kennlerk llaa4/ba/u-04- OVB/2011/79

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

Beroepsinstantie inzake de openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie

DE BEROEPSINSTANTIE. Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur;

Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie

Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

Openbaarheid van bestuur decreet van 26 maart 2004

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

BEROEPSINSTANTIE INZAKE DE OPENBAARHEID VAN BESTUUR

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Beroepsinstantie inzake de openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie DE BEROEPSINSTANTIE

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

DECREET VAN 26 maart 2004 BETREFFENDE DE OPENBAARHEID VAN BESTUUR

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

DE BEROEPSINSTANTIE. Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur;

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Transcriptie:

Uitspraak beroepsinstantie OVB/2015/4 Vlaamse overheid Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie afdeling openbaarheid van bestuur Boudewijnlaan 30 bus 20 1000 BRUSSEL T : 02 553 57 25 F : 02 553 57 02 Mail: openbaarheid@vlaanderen.be Dossiernummer: OVB/2015/4 DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot oprichting van de beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie; Gelet op het oorspronkelijke verzoek van xxx d.d. 24 november 2014, gericht aan het agentschap Onroerend Erfgoed, waarbij werd verzocht om een afschrift te verlenen van de juridische adviezen die door het agentschap werden ingewonnen naar aanleiding van het arrest van het Hof van Cassatie van 23 februari 2012 (ivm kosten rond archeologische opgravingen); Gelet op de beslissing van het agentschap Onroerend Erfgoed d.d. 23 december 2014 waarbij het openbaarheidsverzoek werd afgewezen; Gelet op het beroepschrift van xxx d.d. 29 december 2014 tegen de voormelde weigeringsbeslissing van het agentschap Onroerend Erfgoed; Gelet op de registratie van het beroepschrift op 5 januari 2015; Wat de ontvankelijkheid betreft: Overwegende dat de bestreden beslissing d.d. 23 december 2014 van het agentschap Onroerend Erfgoed geen melding maakt van de beroepsmogelijkheden en -modaliteiten, zoals voorgeschreven in artikel 35, lid 1 van het openbaarheidsdecreet; Overwegende dat artikel 35, lid 2 van het openbaarheidsdecreet stipuleert dat in dat geval de termijn voor het indienen van een beroep een aanvang neemt vier maanden nadat de betrokkene in kennis werd gesteld van de beslissing; dat het beroep bijgevolg tijdig werd ingediend op 29 december 2014; Overwegende dat het ingestelde beroep dan ook als ontvankelijk wordt beschouwd; www.vlaanderen.be/openbaarheid

Wat de gegrondheid betreft: Overwegende dat overeenkomstig artikel 7, tweede lid van het decreet van 26 maart 2004 het recht op passieve openbaarheid betrekking heeft op bestuursdocumenten; dat op grond van deze bepaling elke instantie in principe verplicht is aan eenieder die erom verzoekt inzage te geven in, uitleg te verschaffen over of een afschrift te bezorgen van de gewenste bestuursdocumenten; Overwegende dat de openbaarmaking slechts kan geweigerd worden, mits toepassing wordt gemaakt van één of meerdere uitzonderingen, zoals gestipuleerd in de artikelen 11 tot en met 14 van voormeld decreet; Overwegende dat verzoeker in casu een verzoek had ingediend bij het agentschap Onroerend Erfgoed om een afschrift te verlenen van de juridische adviezen die door het agentschap werden ingewonnen naar aanleiding van het arrest van het Hof van Cassatie van 23 februari 2012 (ivm kosten rond archeologische opgravingen); Overwegende dat moet worden vastgesteld dat het agentschap Onroerend Erfgoed in zijn weigeringsbeslissing heeft verwezen naar de toepassing van de uitzonderingsgrond zoals voorzien in artikel 13, 6 van het openbaarheidsdecreet om de twee door hen ingewonnen juridische adviezen niet openbaar te maken; dat luidens deze bepaling een instantie de aanvraag tot openbaarmaking moet afwijzen, als ze van oordeel is dat het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van de informatie die een derde heeft verstrekt zonder dat hij daartoe verplicht werd en die hij uitdrukkelijk als vertrouwelijk heeft bestempeld; Overwegende dat uit een letterlijke lezing van art. 13, 6 van het decreet van 26 maart 2004 blijkt dat deze uitzonderingsgrond slechts kan worden ingeroepen, voor zover voldaan is aan twee cumulatieve voorwaarden: ten eerste moet het gaan om informatie die een derde vrijwillig heeft verstrekt aan de overheid, zonder dat hij daartoe wettelijk, decretaal of anderszins verplicht was, en ten tweede moet die derde die vrijwillig meegedeelde informatie uitdrukkelijk als vertrouwelijk hebben bestempeld; dat het om een cumulatieve voorwaarde gaat, blijkt voldoende uit het gebruik in art. 13, 6 van het woord en ; Overwegende dat de beroepsinstantie vaststelt dat aan één van de vereisten, namelijk dat het gaat om informatie die uitdrukkelijk als vertrouwelijk werd bestempeld op het ogenblik van de mededeling van die informatie, niet is voldaan; dat immers is gebleken uit het onderzoek door de beroepsinstantie dat de auteurs van de beide juridische adviezen op het ogenblik dat ze hun advies hebben bezorgd aan het betrokken agentschap, geen van beiden dat document uitdrukkelijk als vertrouwelijk hebben bestempeld; dat het agentschap Onroerend Erfgoed pas op het moment dat ze werden geconfronteerd met dit openbaarheidsverzoek, de auteurs van beide adviezen hebben gecontacteerd en deze allebei pas op dat ogenblik hun destijds verleend advies als vertrouwelijk hebben bestempeld; Overwegende dat, ook al hebben de auteurs van het advies zich alsnog verzet tegen mogelijke openbaarmaking van hun juridisch advies, dit niet wegneemt dat diezelfde auteurs op het moment dat ze destijds hun advies hebben bezorgd aan het agentschap Onroerend Erfgoed, zich niet uitdrukkelijk hebben verzet tegen mogelijke openbaarmaking aan derden; Overwegende dat degene die informatie meedeelt aan een bestuursinstantie, zich alléén nadrukkelijk op de vertrouwelijkheid ervan kan beroepen op het moment dat die informatie wordt overhandigd of meegedeeld aan die instantie; dat achteraf de informatieverstrekker hierop niet meer kan terugkomen, www.vlaanderen.be/openbaarheid uitspraak beroepsinstantie OVB/2015/4 pagina 2 van 5

tenzij alsnog om in te stemmen met de openbaarmaking; dat dit heel duidelijk blijkt uit het feit dat in artikel 20, 2 van het openbaarheidsdecreet de verplichting wordt voorgeschreven dat een instantie in dergelijke situaties de betrokkene alsnog om toestemming voor openbaarmaking moet aanschrijven; dat deze verplichting heel duidelijk veronderstelt dat de documenten oorspronkelijk als vertrouwelijk werden bestempeld; Overwegende dat het in de lijn ligt van een ruime interpretatie van het openbaarheidsdecreet (algemeen uitgangspunt: alle bestuursdocumenten zijn principieel openbaar) dat een instantie een inspanning doet om de als vertrouwelijk bestempelde documenten alsnog openbaar te kunnen maken, en niet om niet als vertrouwelijk bestempelde documenten alsnog aan de openbaarmaking te onttrekken; Overwegende dat, nu vaststaat dat de auteurs hun juridisch advies niet als vertrouwelijk hebben bestempeld op het ogenblik dat zij dit hebben bezorgd aan het betrokken agentschap, de uitzonderingsgrond van art. 13, 6 van het decreet van 26 maart 2004 in casu dan ook niet van toepassing is op de gevraagde juridische adviezen; dat het agentschap Onroerend Erfgoed dan ook onterecht ernaar heeft verwezen in zijn weigeringsbeslissing d.d. 23 december 2014; Overwegende dat het aan de beroepsinstantie toekomt, nu ze is gevat in beroep, om ook de eventuele toepassing van andere wettelijke en decretale uitzonderingsgronden na te gaan; Overwegende dat de beroepsinstantie daarom van oordeel is dat op grond van artikel 6, 2, 2 van de Wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur dat bepaalt dat een niet-federale overheid de vraag om openbaarmaking van een bestuursdocument dient af te wijzen wanneer de openbaarmaking van dit document afbreuk doet aan een bij wet ingestelde geheimhoudingsverplichting, het niet mogelijk is om verzoeker een kopie van de aan het agentschap verstrekte juridische adviezen te bezorgen; Overwegende dat inderdaad dient te worden vastgesteld dat artikel 458 van het Strafwetboek stipuleert dat alle personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken strafrechtelijk zullen worden gesanctioneerd; Overwegende dat voormeld artikel uit het Strafwetboek wel degelijk van toepassing is ten aanzien van advocaten en het betreft hier dan ook de wettelijke verankering van het beroepsgeheim voor advocaten; Overwegende dat de beroepsinstantie hierbij onmogelijk aan de vaststelling omheen kan dat het belang van voornoemd beroepsgeheim van advocaten t.a.v. het principe van de openbaarheid van bestuur nog expliciet werd bevestigd in het arrest nr. 202.966 van de Raad van State dd. 15 april 2010; dat in dit arrest de Raad van State de toepassing van artikel 6, 2, 2 van de Wet van 11 april 1994 heel expliciet heeft bijgetreden; Overwegende dat de Raad van State in het aangehaalde arrest heeft gesteld dat de geheimhoudingsverplichting er op gericht is om het iedereen mogelijk te maken op de best mogelijke manier bijstand te krijgen van een advocaat, door de waarborg dat alles wat wordt besproken, vertrouwelijk blijft, en niet ter kennis kan komen van derden; dat het beroepsgeheim er is om de vertrouwelijkheid te beschermen, en niet omgekeerd; dat de beroepsinstantie zich dan ook niet kan of mag afvragen of een bestuursinstantie afbreuk zou doen aan het beroepsgeheim van haar raadsman, en of zij de vertrouwensrelatie met deze zou schenden; dat de beroepsinstantie daarentegen moet nagaan of de www.vlaanderen.be/openbaarheid uitspraak beroepsinstantie OVB/2015/4 pagina 3 van 5

vertrouwelijkheid, waar een bestuursinstantie kan van genieten in haar overleg met een advocaat, moet wijken voor het beginsel van de openbaarheid van bestuur; dat de Raad van State daarover zegt dat de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur daar op het eerste gezicht ontkennend op antwoordt; Overwegende dat de beroepsinstantie van oordeel is dat deze bescherming van het beroepsgeheim niet enkel wordt geboden voor adviezen of documenten die verband houden met een gerechtelijke procedure; dat de Raad van State heeft gesteld dat de geheimhoudingsverplichting er op gericht is om het iedereen mogelijk te maken op de best mogelijke manier bijstand te krijgen van een advocaat; dat in casu hier het advies werd ingewonnen bij specialisten omtrent de concrete gevolgen en de precieze draagwijdte van een arrest van het Hof van Cassatie van 23 februari 2012 in verband met de kosten van archeologische opgravingen; Overwegende dat het agentschap Onroerend Erfgoed aan de beroepsinstantie nadere uitleg heeft verschaft over de gevraagde adviezen en dat daaruit is gebleken dat het voormelde arrest van het Hof van Cassatie potentieel zeer grote implicaties zou kunnen hebben op de manier van adviseren van het betrokken agentschap voor het aspect van de toepassing van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening inzake de integratie van aspecten mbt. preventief archeologisch vooronderzoek en opgravingen in de stedenbouwkundige vergunningen en dit alles in combinatie met de toepassing van het archeologiedecreet; dat het agentschap daarom twee juridische adviezen heeft ingewonnen; Overwegende dat dan ook moet geconcludeerd worden dat de beide juridische adviezen betreffende het onderzoek naar de precieze draagwijdte en gevolgen van het voormelde arrest van het Hof van Cassatie evenzeer onder de hiervoor aangehaalde wettelijke geheimhoudingsverplichting komt te vallen; Overwegende dat de Raad van State in voormeld arrest voorts ter ondersteuning aanhaalt dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen trouwens ook voorrang geeft aan de vertrouwelijkheid van de briefwisseling tussen advocaat en cliënt op het recht van de Commissie om de overlegging te eisen van alle documenten die zij noodzakelijk acht om 4 overtredingen op de verdragsbepalingen betreffende mededinging op te sporen; dat de eerbiediging van het recht van verdediging - en daarom van de vertrouwelijke aard van deze briefwisseling - immers zwaarder weegt (HvJ 155/79, AM&S Europe Ltd., Jur. 1982, 1575); Overwegende dat het Grondwettelijk Hof in dezelfde zin heeft geoordeeld; dat zij immers van oordeel is dat de regel van het beroepsgeheim van een advocaat niet moet wijken voor de noodzaak van toezicht op misbruiken van het stelsel van collectieve schuldregeling (GwH 3 mei 2000, nr. 46/2000, R.W. 2000-01, 506, noot E. DIRIX; GwH 14 juni 2006, nr. 100/2006), voor de handhaving van de absolute onpartijdigheid van de curator (GwH 24 maart 2004, nr. 50/2004, R.W. 2004-05, 218) of voor de bestrijding van het "witwassen" (GwH 23 januari 2008, nr. 10/2008, R.W. 2008-09, 109, noot J. STEVENS); Overwegende dat daaruit dan ook moet worden afgeleid dat het beroepsgeheim van advocaten dient beschermd te worden; dat het inderdaad een toepassing uitmaakt van de uitzondering op grond van een bij wet ingestelde geheimhoudingsverplichting, zoals voorzien in artikel 6, 2, 2 van de federale openbaarheidswetgeving, zodat dit beroepsgeheim dan ook primeert op de regels inzake de openbaarheid van bestuur; Overwegende dat er voor zoveel als nodig ook nog op gewezen wordt dat de beroepsinstantie tot de toepassing van voornoemde uitzondering uit artikel 6, 2, 2 van de wet van 11 april 1994 kan besluiten, www.vlaanderen.be/openbaarheid uitspraak beroepsinstantie OVB/2015/4 pagina 4 van 5

zonder dat de beroepsinstantie zelf inzage heeft kunnen verkrijgen in het opgevraagde document; dat de Raad van State hierover in voormeld arrest nr.202.966 dd. 15 april 2010 heeft gesteld dat artikel 6, 2, 2 van de wet van 11 april 1994 een absolute uitzondering vormt op de openbaarheid van bestuur, en dat die bepaling een bestuursinstantie en ook de beroepsinstantie er toe verplicht de vraag tot inzage of afschrift af te wijzen; dat de beroepsinstantie daarom het beroep van verzoeker hoe dan ook moet verwerpen, zodat er geen enkele reden bestaat waarom zij zelf wel inzage of een afschrift van de vertrouwelijke briefwisseling met het advocatenkantoor moest krijgen; dat de documenten immers op geen enkele manier dienstig zijn voor de beroepsprocedure, nu het verzoek tot het bekomen van een afschrift zonder meer kan worden afgewezen op grond van het beroepsgeheim t.a.v. de relatie tussen een advocaat en zijn cliënt, zoals geformuleerd als uitzonderingsgrond op de openbaarheid van bestuur; Overwegende dat zelfs als er toch een reden zou zijn waarom de beroepsinstantie wel inzage moest krijgen in de opgevraagde documenten, dan nog had ze niet kunnen beslissen om ook een afschrift ervan te verlenen aan verzoeker, zo stelde de Raad van State nog in haar arrest; Overwegende dat, gelet op wat hiervoor werd uiteengezet, het ingestelde beroep dan ook als ongegrond moet worden beschouwd; Na beraadslaging, BESLUIT: Het beroepschrift van xxx d.d. 29 december 2014 tegen de weigeringsbeslissing van het agentschap Onroerend Erfgoed wordt als ontvankelijk doch ongegrond beschouwd. Brussel, 29 januari 2015 Voor de beroepsinstantie, afdeling openbaarheid van bestuur, Bruno ASSCHERICKX Voorzitter www.vlaanderen.be/openbaarheid uitspraak beroepsinstantie OVB/2015/4 pagina 5 van 5