Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
B 11 Buitenlandse werknemers 8

Wet op de bijzondere opsporingsdiensten Geldend van t/m heden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

A 2014 N 55 (G.T.) PUBLICATIEBLAD. De Gouverneur van Curaçao, de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curaçao;

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1. In artikel 126nba, eerste lid, onderdeel d, wordt het woord verwerkt telkens vervangen door : opgeslagen.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de aanpassing van het auteurscontractenrecht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Is het toegestaan om zonder toestemming van de docent een hoorcollege op te nemen en op facebook te zetten?

Is het toegestaan om zonder toestemming van de docent een hoorcollege op te nemen en op facebook te zetten? Dirk Visser, Leiden, 17 oktober 2017

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de aanpassing van het auteurscontractenrecht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Artikel 13b, eerste lid Eveneens onder verwijzing naar het voorgaande: of 75 en onderscheidenlijk de Hoge Raad' dient te vervallen.

6.5 WET MELDING ONGEBRUIKELIJKE TRANSACTIES BES (v/h Landsverordening melding ongebruikelijke transacties) HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

Tweede Kamer der Staten-Generaal

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,.

Artikel 1 2. Artikel 2

No.W /II 's-gravenhage, 16 juli 2012

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

College van Procureurs-Generaal

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Voorstel van wet. Artikel 1

WET OP DE MEDISCHE HULPMIDDELEN

ANPR Rotterdam-Rijnmond

Eerste Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

Tweede Kamer der Staten-Generaal

AMBTSINSTRUCTIE COMMISSARIS VAN DE KONING

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

2 Vergaderjaar

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Richtlijn voor strafvordering Arbeidsomstandighedenwet

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/400

Pers. nr Dienst Justis Ministerie van Veiligheid en Justitie. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Besluit van 2 maart 1994, houdende vaststelling van een reglement van orde voor de ministerraad*

WET van 5 januari 1952, tot regeling van de verantwoordelijkheid van de ministers (G.B no. 3).

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

opleiding BOA Besluit BOA

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Klachtenreglement voor klanten Super Sociaal

Reglement Centraal College van Deskundigen IKB Vleeskalveren 2008

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

In artikel 1 worden in de omschrijving van seksbedrijf de woorden of het verrichten van vervangen door: of tot het verrichten van.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109

Hoofdstuk 9 Awb: Klachtbehandeling

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

P5_TA(2002)0269. Toekomstige ontwikkeling van Europol

Tweede Kamer der Staten-Generaal

CONCEPT (versie 5 juni 2012) WET ONAFHANKELIJK NETBEHEER INCLUSIEF VOORGENOMEN WIJZIGINGEN

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus EH DEN HAAG.

Rapport. Datum: 15 augustus 2001 Rapportnummer: 2001/247

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ministerie van Justitie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Advies wetsvoorstel gebruik camerabeelden en meldplicht datalekken.

Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling ONS KENMERK z

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1985-1986 Rijksbegroting voor het jaar 1986 19 200 Hoofdstuk VI Ministerie van Justitie Nr. 26 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-gravenhage, 13 december 1985 Op 29 augustus 1984 heeft de interdepartementale werkgroep piraterij een interimrapport inzake piraterij van auteursrechtelijk beschermde werken uitgebracht. Dit rapport heb ik voor advies voorgelegd aan de Vergadering van Procureurs-Generaal en de Recherche Adviescommissie. Het is voorts toegezonden aan een groot aantal instanties en organisaties, waaronder de Raad voor de Kunst. Met deze brief beoog ik het standpunt van de regering met betrekking tot voornoemd rapport weer te geven. Dit standpunt is enerzijds gebaseerd op de ontvangen commentaren, waarvan sommige onlangs zijn uitgebracht, en anderzijds op een aan mij gerichte brief van 29 augustus 1985 van de interdepartementale werkgroep piraterij, waarin deze haar standpunt nader heeft bepaald over de in het interimrapport verwoorde aanbevelingen. Tevens zijn in deze brief aanbevelingen gedaan met betrekking tot het in het interimrapport nog niet afgeronde onderwerp fotopiraterij. Met betrekking tot de voorkoming van piraterij en de rol van het bedrijfsleven daarbij doet de werkgroep in hoofdstuk 8 van het interimrapport de volgende aanbevelingen: 1. Producenten van auteursrechtelijk beschermde werken dienen te blijven streven naar een zo hoog mogelijke graad van technische beveiliging van hun produkt tegen piraterij. Vooral ten aanzien van voorbespeelde videobanden en computer-software zou hierdoor naar verwachting aan de preventie van piraterij een bijdrage kunnen worden geleverd. 2. Distributeurs van voorbespeelde videobanden en videotheekhouders dienen ernaar te streven de bona fide handelskanalen zo veel mogelijk tegen penetratie van illegale produkten te beschermen door hechtere onderlinge organisatie en bijvoorbeeld door algemene beveiligingsvoorwaarden, de invoering van een keurmerk, centrale distributie en publiciteitscampagnes gericht op het vergroten van de herkenbaarheid van het legale produkt en de legale videotheek. 3. De overheid dient de normvervaging welke de piraterij in de hand werkt te keren door middel van actieve voorlichting aan het publiek omtrent de aard en betekenis van het auteursrecht. 4. De fotograaf dient zijn/haar naam op de foto te vermelden. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986,19 200 hoofdstuk VI, nr. 26 1

De regering kan met de hierboven weergegeven aanbevelingen instemmen. Ten aanzien van de door de werkgroep bepleite voorlichting door de overheid aan het publiek omtrent de aard en betekenis van het auteursrecht zij opgemerkt, dat hierover overleg gaande is tussen het Ministerie van Justitie en de Stichting Auteursrechtbelangen. Op het terrein van de burgerrechtelijke wetgeving doet de werkgroep de volgende aanbevelingen: 1. Ineen nieuw onderdeel 11 van artikel 10, eerste lid, van de Auteurswet 1912 dient een computerprogramma in bron- of objectcode als een werk van letterkunde, wetenschap of kunst te worden vermeld. 2. Ten behoeve van de auteursrechthebbende en de licentienemer dient de mogelijkheid tot afgifte van de winst, verkregen door een inbreuk op het auteursrecht, te worden ingevoerd. 3. De in artikel 28 van de Auteurswet 1912 voorziene mogelijkheid tot beslaglegging dient te worden uitgebreid tot de licentienemer. Voornoemd beslag dient tevens te worden uitgebreid tot gelden waarvan aannemelijk is dat zij zijn verkregen door handelingen waardoor inbreuk op het auteursrecht wordt gemaakt alsmede tot de produktiemiddelen. 4. In de Auteurswet 1912 dient de mogelijkheid van een zelfstandige verbodsactie ten behoeve van door de Minister van Justitie aan te wijzen rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid te worden opgenomen. 5. Spoedige indiening van het thans op het departement van Justitie in voorbereiding zijnde wetsontwerp inzake de naburige rechten dient te worden bevorderd. 6. In de Auteurswet 1912 dient de bevoegdheid te worden opgenomen dat de Minister van Justitie en de Minister van Economische Zaken gezamenlijk op verzoek van de branche bepaalde groepen van handelaren in informatiedragers een administratieverplichting kunnen opleggen. Het voorstel van de werkgroep om computerprogramma's uitdrukkelijk te vermelden in artikel 10, eerste lid, van de Auteurswet 1912 neemt de regering over, zij het zonder de toevoeging «in bron- of objectcode», zulks in overeenstemming met het nadere standpunt van de werkgroep zoals verwoord in eerdergenoemde brief. In verband met mogelijke technologische ontwikkelingen verdient het aanbeveling deze toevoeging, die eventueel een wellicht niet wenselijke beperking kan inhouden, niet op te nemen in artikel 10 van de Auteurswet 1912. Hoewel er een duidelijke jurisprudentiële ontwikkeling is, waarin de vraag of een computerprogramma als een werk in de zin van de Auteurswet 1912 kan worden aangemerkt positief wordt beantwoord, is het naar het oordeel van de regering van belang dat door de vermelding van computerprogramma's in eerdergenoemd artikel 10 elke onzekerheid over deze vraag wordt uitgesloten. Een adequate bescherming van computerprogramma's tegen piraterij is, gelet op het financiële en economische belang van de betrokken branche en de toename van de piraterij van dergelijke produkten, noodzakelijk. De regering stemt in met de door de werkgroep gedane aanbeveling strekkende tot invoering van de mogelijkheid ten behoeve van de auteursrechthebbende en de licentienemer tot afgifte van de door inbreuk op een auteursrecht verkregen winst. Naar analogie van artikel 43 van de Rijksoctrooiwet stelt de regering voor dat het afleggen van rekening en verantwoording terzake ook uitdrukkelijk wordt genoemd in het door de werkgroep voorgestelde artikel 27a Auteurswet 1912. De regering kan zich vinden in de door de werkgroep gedane voorstellen met betrekking tot de in artikel 28 van de Auteurswet 1912 voorziene mogelijkheid tot beslaglegging met dien verstande dat aan een zo adequaat mogelijke formulering nog nader aandacht zal worden besteed. De door de werkgroep voorgestelde mogelijkheid van een zelfstandige verbodsactie is inmiddels gerealiseerd door een in de Tweede Kamer bij Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk VI, nr. 26 2

gelegenheid van de behandeling van wetsontwerp 16740 (Aanpassing van de Auteurswet 1912 aan de Akte van Parijs van de Berner Conventie) aangenomen amendement terzake, dat aan dit voorstel ontleend was (Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985,16740, nr. 24). De vijfde aanbeveling van de werkgroep op het terrein van de burgerrechtelijke wetgeving houdt in spoedige indiening van het op het Departement van Justitie in voorbereiding zijnde wetsontwerp inzake de naburige rechten. Over deze materie zal in verband met de kwestie van eventuele ratificatie van het Verdrag van Rome inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, grammofoonplatenproducenten en omroeporganisaties binnenkort een nader standpunt van de regering kenbaar worden gemaakt. De regering stemt in met de zesde aanbeveling van de werkgroep op het terrein van de burgerrechtelijke wetgeving, zij het dat aan de formulering van het karakter van de hier bedoelde rechtspersonen nader aandacht zal moeten worden besteed. Voorts zal een strafbepaling moeten worden geformuleerd met betrekking tot het niet-naleven van de administratieverplichting. De regering kan zich vinden in de nadere voorstellen die de werkgroep in haar bovengenoemde brief heeft gedaan met betrekking tot de fotopiraterij, inhoudend dat in de Auteurswet 1912 het recht op naamsvermelding expliciet zal worden vastgelegd en dat de ontwikkelingen in de nabije toekomst moeten worden afgewacht voor de beantwoording van de vraag of verdergaande maatregelen nodig zijn. Op het terrein van het opsporings- en vervolgingsbeleid doet de werkgroep de volgende aanbevelingen: 1. Bij het Korps Rijkspolitie en bij de gemeentelijke politiekorpsen dienen contactfunctionarissen te worden aangewezen met als taak de communicatie tussen de opsporingsdienst Buma/Stemra en het desbetreffende politiekorps te verzorgen. 2. De reguliere politie dient, ongeacht de eigen mogelijkheden van de opsporingsdienst Buma/Stemra, de dagelijkse controle op de verkoop en verhuur van beeld- en geluidsdragers uit te oefenen. 3. De opsporingsdienst Buma/Stemra dient haar specifieke deskundigheid via voorlichting ter beschikking te stellen van de reguliere politie. 4. Bij de uitvoering van grootschalige acties dan wel acties waarbij mogelijk strafvorderlijke dwangmiddelen moeten worden toegepast, behoort de leiding steeds te berusten bij de reguliere politie. 5. De opsporingsdienst Buma/Stemra dient de door haar opgemaakte processen-verbaal door tussenkomst van een hulpofficier van justitie in het district of de gemeente waar het vermoedelijk gepleegde strafbare feit is begaan in te zenden. De onder punt 1 geformuleerde aanbeveling heeft de instemming van de regering met dien verstande dat, voor wat de gemeentelijke politiekorpsen betreft, deze aanbeveling nadrukkelijk onder de aandacht zal worden gebracht van de betreffende korpsbeheerders. Met de onder 2 tot 5 aanbevelingen kan de regering geheel instemmen. Met betrekking tot de communicatie tussen het openbaar ministerie en de opsporingsdiensten, doet de werkgroep de volgende aanbevelingen: 1. In elk arrondissement dient een contactofficier van justitie te worden aangewezen voor overtredingen van de Auteurswet. 2. Een landelijk contactofficier van justitie dient te worden aangewezen als aanspreekpunt voor de opsporingsdienst Buma/Stemra. 3. Aan de vergadering van de procureurs-generaal bij de gerechtshoven dient in overweging te worden gegeven een ressortelijke adviescommissie te belasten met het formuleren van aandachtspunten welke bij de opsporing en vervolging van overtredingen van de Auteurswet in acht moeten worden genomen. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk VI, nr. 26 3

De regering heeft overwogen dat de contactofficier van justitie binnen het arrondissement slechts zal optreden als aanspreekpunt voor de opsporingsdienst Buma/Stemra en de reguliere politie inzake het opsporingsbeleid met betrekking tot overtredingen van de Auteurswet. Tevens zal hij desgevraagd optreden als adviseur voor zijn collega's die met de vervolging zijn belast. Een en ander betekent derhalve niet dat uitsluitend de contactofficier van justitie met de behandeling van deze zaken zal worden belast. Met inachtneming van deze overwegingen kan de regering instemmen met de aanwijzing van een contactofficier van justitie. Gelet op de aard van de materie verdient het de voorkeur om de fraude-officier van justitie met deze taak te belasten. Daarmee wordt bovendien aansluiting gezocht bij de bestaande organisatie binnen het openbaar ministerie. Tevens wordt met dit model bereikt dat de contacten met de Buma/Stemra plaatsvinden vanuit de eerste lijn. Aldus zijn voldoende voorwaarden geschapen om het opsporingsbeleid tussen Justitie en Buma/Stemra voldoende op elkaar af te stemmen. Derhalve meent de regering dat vooralsnog geen behoefte bestaat aan de aanwijzing van een landelijk contactofficier van justitie. Vraagstukken van meer algemene aard kunnen worden besproken in de vergadering van voorzitters van de ressortelijke fraudecommissies. Met de hierboven onder 3 genoemde aanbeveling kan de regering instemmen. Aan de vergadering van Procureurs-Generaal zal ik deze aanbeveling in overweging geven. Ten aanzien van de Centrale Recherche Informatiedienst formuleert de werkgroep de volgende aanbeveling: De reguliere politie dient de processen-verbaal terzake van overtredingen van de Auteurswet in kopie te zenden naar de Centrale Recherche lnformatiedienst. De regering ondersteunt deze aanbeveling. Zij wijst er in dit verband op dat in de nota «Samenleving en criminaliteit» 1 en in de notitie over de toekomst van het politiebestel 2 een accentuering van de coördinerende en adviserende taak van de Centrale Recherche Informatiedienst wordt aangekondigd. Uitvoering van de in de aanhef van deze alinea genoemde aanbeveling past naar het oordeel van de regering in haar hierboven vermelde beleidsvisie ten aanzien van de rol van de Centrale Recherche Informatiedienst in het algemeen. Op het terrein van de strafrechtelijke wetgeving stelt de werkgroep voor artikel 31 van de Auteurswet inzake de opzettelijke inbreuk op het auteursrecht te handhaven, doch de bepaling van artikel 32 inzake het verspreiden enz. van een werk waardoor inbreuk wordt gemaakt op eens anders auteursrecht, uit te werken in een opzet- en schuldvariant. Daarnaast stelt de werkgroep een strafbepaling voor met betrekking tot het beroeps- of bedrijfsmatig inbreuk maken op het auteursrecht. 1 Bij brief van 22 mei 1985 aan u aangeboden (Handelingen Tweede Kamer, 1984-1985, 18995). 2 Handelingen Tweede Kamer, 1984-1985, 18874 De regering neemt deze voorstellen over met dien verstande dat op het plegen van inbreuken op het auteursrecht door degeen die daarvan zijn beroep maakt of zijn bedrijf uitoefent door het plegen van zulk een inbreuk gevangenisstraf van vier jaar zal worden gesteld. Hierdoor is het tevens mogelijk, indien nodig, voorlopige hechtenis te gelasten of andere strafvorderlijke bevoegdheden uit te oefenen die hiermee zijn verbonden. Het is dan niet nodig de Auteurswet als bijzonder geval op te nemen in artikel 67, eerste lid, sub d, van het Wetboek van Strafvordering als een afzonderlijk delict waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. In de reacties op het rapport van de werkgroep is het voorstel gedaan, overtredingen van het auteursrecht onder de werking te brengen van de Wet op de economische delicten. De aard van het onderwerp verzet zich naar het oordeel van de regering hiertegen. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk VI, nr. 26 4

De werkgroep stelt verder voor de bevoegdheden met het oog op de opsporing van auteursrechtelijke inbreuken, aan te scherpen. Zij heeft een bepaling ontworpen die opsporingsambtenaren bevoegd maakt inzage te vorderen in alle bescheiden of andere informatiedragers bij hen die beroeps- of bedrijfsmatig auteursrechtelijk beschermde werken openbaar maken of verveelvoudigen. De regering meent dat deze bepaling, die in overeenstemming is met dergelijke bepalingen in andere wetten, in de Auteurswet kan worden opgenomen. De regering stelt zich voor om, voor zover nodig, spoedig terzake van voornoemde aanbevelingen een wetsvoorstel voor te bereiden. De Minister van Justitie a.l, J. G. Rietkerk Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986,19 200 hoofdstuk VI, nr. 26 5