Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Vergelijkbare documenten
OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2440 GEEL, AMOCOLAAN.

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

MLAV1/ /MV/lydr.

MLAV1/ /MV/bd

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

MLVER/ /PAG/sdv

Meetstrategie met betrekking tot stookinstallaties

MLAV1/ /RP/si

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. INDAVER MET BETREKKING TOT EEN AFVALVERWERKEND BEDRIJF, GELEGEN TE 2030 ANTWERPEN, POLDERVLIETWEG 5.

Wijzigingen emissienormen

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

::7 :.~~~ AMV/ /1027

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

veranderen door uitbreiding met : - de lozing van huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering (R 3.3.);

Gewestdirectie Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

MLWV/ /MV/bd OVER EEN VERZOEK TOT WIJZIGING VAN VERGUNNINGSVOORWAARDEN. De bestendige deputatie van de provincieraad van Antwerpen

MLAV1/ /RP/bd

Besluit van de Deputatie

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE BVBA VEVAR MET BETREKKING TOT EEN VARKENSBEDRIJF, GELEGEN IN 2321 HOOGSTRATEN (MEER), SLUISKENSWEG 10.

MLVER/ /RTH/AG/sdv

AFDELING VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT GASTURBINES EN STOOM- EN GASTURBINE- INSTALLATIES

Gelet op het feit dat op datum van 23 november 1992 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard of geacht;

BIJLAGE V. Technische bepalingen inzake stookinstallaties. Deel 1. Emissiegrenswaarden voor de in artikel 32, lid 2, bedoelde stookinstallaties

Bijlage 1.2.2bis bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne

MLAV1/ /MV/lydr.

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

MLAV1/ /RTH/vive

Besluit van de Bestendige Deputatie

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE NV BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2440 GEEL, AMOCOLAAN 2.

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

34013/110/1/W/1. De Bestendige Deputatie van de Provincieraad,

MLAV1/ /jvdm/bd

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd bij decreten van het Vlaams Parlement.

BESLUIT VAN DE BESTENDIGE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIERAAD

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE NV PROVIRON INDUSTRIES MET BETREKKING TOT EEN INRICHTING, GELEGEN TE 2620 HEMIKSEM, G. GILLIOTSTRAAT 60.

AMV/ /1 048/C. De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur,

VLAAMSE REGERING. De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur,

Besluit van de Deputatie

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Overwegende dat het verzoek voldoet aan artikel 45 3 van het voormeld reglement;

Besluit van de Deputatie

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

BIJLAGEN. bij het voorstel. voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE NV BASF ANTWERPEN MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2040 ANTWERPEN, HAVEN 725, SCHELDELAAN 600.

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

36008/127/1/W/1. De Bestendige Deputatie van de Provincieraad,

2/MLAV1/ /JB/AB Milieuvergunningen

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Besluit van de Deputatie

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

VLAAMSE REGERING. AMV/ l/l03lB

Gewestdirectie Dienst Milieuvergunningen

Gewestdirectie Dienst Milieuvergunningen

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

MLAV1/ /MV/pn.

Gewestdirectie Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen

VLAAMSE GEMEENSCHAP AMV/ /1006

Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Bestendige Deputatie

Besluit van de Deputatie

AMV/ /1002. Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking

AMV/ /1001/B. Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking

HOUDENDE VERGUNNING AAN MATTHIJSSEN HERMAN VOOR HET VERANDEREN VAN EEN INRICHTING GELEGEN TE 2960 BRECHT, HOEKSTRAAT 26.

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Vlaamse Regering :~~~= ~ = ',.. "~ AMV/ /1001

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd bij decreten van het Vlaams Parlement.

p r o v i n Ruimte De deputatie van de provincie Limburg

Infoblad. Onderhoud, nazicht en meetverplichtingen van stooktoestellen en andere branders

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

AMV/ /1024. Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd;

MLAV1/ /FL/DL

VLAAMSE GEMEENSCHAP AMV/ /1026

VLAAMSE REGERING. De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur,

Besluit van de Deputatie

Vlaamse Regering : ~ AMV /1 004/B

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A

Dossiernummer 7C/31005/80/3/M/3

VLAAMSE REGERING AMV/ /1001

OVER EEN VERZOEK TOT WIJZIGING VAN VERGUNNINGSVOORWAARDEN MET BETREKKING TOT EEN GLASFABRIEK, GELEGEN IN 2400 MOL, VOORTSTRAAT 27.

VLAAMSE GEMEENSCHAP AMV/ /1011

Ontheffing tot het opstellen van een MER

AMV/ /1001. Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking

Doel van het formulier

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gewestdirectie Dienst Milieuvergunningen

Transcriptie:

Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen /MV/lh BESLUIT VAN DE BESTENDIGE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIERAAD OVER EEN VERZOEK TOT WIJZIGING VAN VERGUNNINGSVOORWAARDEN. De bestendige deputatie van de provincieraad van Antwerpen Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op artikel 45 van het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op de volgende vergunningstoestand met betrekking tot de exploitatie van de inrichting op de datum van de indiening van het hierna vermelde verzoek: - besluit nr. MLAV1/01-423 d.d. 4 april 2002 van de Bestendige Deputatie van de Provincie Antwerpen waarbij vergunning werd verleend tot het verder in bedrijf houden van een chemisch bedrijf met een termijn verstrijkend op 4 april 2022; - besluit nr. MALV1/02-529 d.d. 8 mei 2003 van de Bestendige Deputatie van de Provincie Antwerpen waarbij vergunning werd verleend tot het veranderen van de inrichting met een termijn verstrijkend op 4 april 2022; Gelet op het verzoek van de nv Degussa Antwerpen ingediend op 2 mei 2005 strekkende tot het wijzigen van de bij voormelde vergunningsbesluiten opgelegde voorwaarden, als volgt: wijziging van de bijzondere vergunningsvoorwaarden inzake luchtemissies en meetverplichtingen met betrekking tot de ACA- (acroleïnecyaanhydrine-o-acetaat)), ME-1- (methioninie 1), ME-2- (methionine 2), AC-(acroleïne) en de energie eenheid; Gelet op het feit dat voor de bovenvermelde productie-eenheden de volgende aanpassing van bijzondere vergunningsvoorwaarden wordt gevraagd: ACA-eenheid: Thans opgenomen in de vergunning: (de eerste en tweede bijzondere vergunningsvoorwaarde besluit MLAV1/01-423) De emissies van de brander dienen te voldoen aan de algemene emissienormen vermeld in de Vlarem-voorwaarde V05 waarbij de NO x-norm verstrengd wordt tot 400 mg/nm³. De hoeveelheid ammoniak die geïnjecteerd wordt ter reductie van de NO x-emissie dient bepaald te worden aan de hand van een doeltreffend controle- en regelsysteem volgens de beoogde NO x-grenswaarde. De NO x-waarde is in dit geval de som van de gemeten NO x-waarde en de gemeten ammoniakwaarde, uitgedrukt als NO x (van NH 3 naar NO x is met een factor 2,7 te rekenen). Binnen een termijn van 2 jaar na datum van de vergunning dienen de emissies van de brander bijkomend te voldoen aan de emissienormen voor de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen zoals vermeld in artikel 5.2.3.2.4 van Vlarem II. De emissiewaarden voor resp. Koningin Elisabethlei 22 2018 Antwerpen 1 T 03 240 50 11 F 03 240 57 79

2 / 13 CO, stikstofdioxiden en zwaveldioxiden gelden pas indien de emissievracht van deze stoffen afzonderlijk meer dan 1 kg/u bedraagt." Gevraagde aanpassing: "Binnen een termijn van 2 jaar na datum van de vergunning dienen de emissies van de brander bijkomend te voldoen aan: voor SO 2: 200 mg/nm³ vanaf 1.000 g/uur; voor NO x: 400 mg/nm³ vanaf 1.000 g/u ( de NO x-waarde is in dit geval de som van de gemeten NO x-waarde en de gemeten ammoniakwaarde, uitgedrukt als NO x (van NH 3 naar NOX is met een factor 2,7 te rekenen)); voor CO: 100 mg/nm³ vanaf 1.000 g/uur; voor KWS (als C): 20 mg/nm³; voor HCN: 5 mg/nm³ vanaf 50 g/uur. het voldoen aan deze emissiegrenswaarden kan door discontinue metingen overeenkomstig de algemene bepalingen van Vlarem II gebeuren." ME1-eenheid: Thans opgenomen in de vergunning: (de eerste en tweede bijzondere vergunningsvoorwaarde besluit MLAV1/01-423) De emissies van de brander dienen te voldoen aan de algemene emissienormen vermeld in de Vlarem-voorwaarde V05. Binnen een termijn van 2 jaar na datum van de vergunning dienen deze emissies bijkomend te voldoen aan de emissienormen voor de verbranding van gevaarlijk afvalstoffen zoals vermeld in artikel 5.2.3.2.4 van Vlarem II. De emissiegrenswaarden voor resp. CO, stikstofoxiden en zwaveldioxide gelden pas indien de emissievracht van deze stoffen afzonderlijk meer dan 3 kg/u bedraagt. Gevraagde aanpassing: "Binnen een termijn van 2 jaar na datum van de vergunning dienen de emissies van de brander bijkomend te voldoen aan: voor NO X: 400 mg/nm³ vanaf 3.000 g/uur; voor SO x: 200 mg/nm³ vanaf 3.000 g/uur; voor CO: 100 mg/nm³ vanaf 3.000 g/uur; voor NH 3: 100 mg/nm³ vanaf 2.000 g/uur; voor KWS (als C): 20 mg/nm³; voor HCN: 5 mg/nm³ vanaf 50 g/uur. het voldoen aan deze emissiegrenswaarden kan door discontinue metingen overeenkomstig de algemene bepalingen van Vlarem II gebeuren". ME 2-eenheid: Thans opgenomen in de vergunning: (de eerste en tweede bijzondere vergunningsvoorwaarde besluit MLAV1/02-529) De emissies van de brander (emissiepunt ME/L1) dienen te voldoen aan de algemene emissienormen vermeld in de Vlarem-voorwaarde V05; deze emissies dienen bijkomend te voldoen aan de emissienormen voor de verbranding van gevaarlijk afvalstoffen zoals vermeld in artikel 5.2.3.2.4 van Vlarem II waarbij de emissiegrenswaarden voor resp. CO, stikstofoxiden en zwaveldioxide pas gelden indien de emissievracht van deze stoffen afzonderlijk meer dan 4,25 kg/u bedraagt. Voor de parameter ammoniak geldt een emissiegrenswaarde 100 mg/nm³ vanaf een massastroom van 2 kg per uur. Gevraagde aanpassing: De emissies van de brander van de ME 2-eenheid dienen te voldoen aan:

3 / 13 voor NO X: 400 mg/nm³ vanaf 4.250 g/uur; voor SO x: 200 mg/nm³ vanaf 4.250 g/uur; voor CO: 100 mg/nm³ vanaf 4.250 g/uur; voor NH 3: 100 mg/nm³ vanaf 2.000 g/uur; voor KWS (als C): 20 mg/nm³; voor HCN: 5 mg/nm³ vanaf 50 g/uur. het voldoen aan deze emissiegrenswaarden kan door discontinue metingen overeenkomstig de algemene bepalingen van Vlarem II gebeuren." AC-eenheid: Thans opgenomen in de vergunning: (de derde bijzondere vergunningsvoorwaarde besluit MLAV1/02-529): De emissies van de brander (emissiepunt AC/1) dienen te voldoen aan de algemene emissienormen vermeld in de Vlaremvoorwaarde V05; deze emissies dienen bijkomend te voldoen aan de emissienormen voor de verbranding van gevaarlijk afvalstoffen zoals vermeld in artikel 5.2.3.2.4 van Vlarem II waarbij de emissiegrenswaarden voor resp. CO, stikstofoxiden en zwaveldioxide pas gelden indien de emissievracht van deze stoffen afzonderlijk meer dan 4 kg/u bedraagt. Gevraagde aanpassing: De emissies van de brander van de AC-eenheid dienen te voldoen aan: voor NO x: 400 mg/nm³ vanaf 4.000 g/uur; voor SO x: 200 mg/nm³ vanaf 4.000 g/uur; voor CO: 100 mg/nm³ vanaf 4.000 g/uur; het voldoen aan deze emissiegrenswaarden kan door discontinue metingen overeenkomstig de algemene bepalingen van Vlarem II gebeuren." Energie-eenheid: Vergunde situatie: De branders van 2 vergunde stoomketels van de Energie-eenheid zijn vergund als 2 stookinstallaties met een warmtevermogen van 32 kw elk en gevoed met gasvormige brandstoffen. De bepalingen van hoofdstuk 5.43 van Vlarem II zijn van toepassing. De omvorming naar een verbrandingsinstallatie op gemengde brandstoffen (oxeno-restgas en tetrabuteen) heeft ook gevolgen naar de meetverplichtingen in die zin dat er bijkomend een meetverplichting voor de parameters stof, nikkel en vanadium van toepassing wordt. De schouwen zijn niet aangepast voor een isokinetische monstername met het oog op een analyse van deze 3 parameters. Gevraagde aanpassing: Er wordt voorgesteld om ter controle driemaandelijks indicatieve stofmetingen (met aansluitend het bepalen van het gehalte Ni en V) uit te voeren op een niet-conforme locatie (nietisokinetische monstername). Indien uit de analyseresultaten blijkt dat de concentraties aan Ni en V steeds ruim onder de emissiegrenswaarde is gelegen, kan de meetfrequentie voor indicatieve metingen van deze parameters worden verlaagd tot eenmaal per jaar; Gelet op volgende motivering van het verzoek: Zowel in de vergunning MLAV1/01-423 van 04.04.2002 (hervergunning Degussa Antwerpen) als in de vergunning MLAV1/02-529 (ME 2-project) werden de branders van de betrokken productieinstallaties onder de indelingsrubriek 43 vergund als procesbranders voor de verbranding van afvalgassen. Voor het verwerken van (waterige) reststromen in de procesbranders werden als bijzondere vergunningsvoorwaarden strengere emissienormen dan de algemene emissienormen van Vlarem II opgelegd zonder dat de productie-eenheid onder de indelingsrubriek 2 (behandeling van

4 / 13 afvalstoffen) werd ingedeeld. Hierdoor werd de gangbare meetstrategie behouden en werden de meetverplichtingen voor de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen niet opgelegd. Voor de emissiewaarden vermeld in artikel 5.2.3.2.4 zijn geen massagrenzen opgelegd zodat deze van toepassing zijn, onafhankelijk van de uitgestoten vracht. Via de bijzondere vergunningsvoorwaarden gelden de emissienormen voor de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen slechts vanaf een bepaalde emissievracht voor deze stoffen afzonderlijk voor wat betreft de parameters CO, No x en SO 2. Om aan te tonen dat aan de emissiegrenswaarden van artikel 5.2.3.2.4 wordt voldaan dienen emissiemetingen te worden uitgevoerd. Dit betekent impliciet dat ook de meetverplichting van artikel 5.2.3.2.6 van toepassing is op de branders van de 4 betrokken productie-eenheden omdat anders niet kan worden aangetoond dat, conform de in artikel 5.2.3.2.5 opgelegde toetsing, aan de emissienormen wordt voldaan. Momenteel worden echter enkel metingen voor een aantal specifieke polluenten discontinu uitgevoerd op de branders van de ACA- en de ME 1- eenheid. De ME 2-eenheid en de ACeenheid zijn nog niet opgestart, doch het was de bedoeling om voor de ME 2-eenheid een identiek meetprogramma te volgen als de ME 1-eenheid en voor wat betreft de AC-eenheid om de parameters CO, NO x en KWS (als C) op te volgen. De schouw van de brander van de ACA-eenheid is niet uitgerust voor het uitvoeren van de metingen opgelegd in artikel 5.2.3.2.6 en aanpassingen van deze schouw vergen een geschatte kost van 250.000. Voor de ME 1-eenheid moet enkel nog een meetplatform worden gebouwd waardoor de kosten lager zullen zijn. Voor de schouwen van de AC- en de ME 2-eenheid zou de uitrusting voor het uitvoeren van de metingen nog in de planning kunnen opgenomen worden waardoor de kosten ook lager zouden uitvallen. Daarenboven is er nog een significante werkingskost voor de bijkomende analyses (175.400 + 70.500 ) Naar de geest van het vergunningsbesluit kan worden geïnterpreteerd dat enkel voor CO, NO x en SO 2 bijkomend aan de emissienomen voor de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen dient voldaan te worden, en dit enkel vanaf het moment dat de uurvracht een bepaalde drempelwaarde overschrijdt. In het AMV advies voor de ME 1- en de ME 2-eenheid wordt vermeld dat er geen dioxinevorming te verwachten is en voor de ACA-eenheid wordt vermeld dat er geen gechloreerde organische stoffen worden verbrand, doch in het vergunningsbesluit is niet vermeld dat de meetverplichtingen voor dioxines niet van toepassing zijn op deze 3 branders. Door een erkend milieudeskundige in de discipline lucht wordt, voor de 4 betrokken productieinstallaties, op basis van metingen en de stromen naar de procesbrander de verwachte rookgassamenstelling berekend en deze waarde wordt vergeleken met de grenswaarde. Hieruit blijkt dat het weinig of geen zin heeft om metingen uit te voeren m.b.t. de parameters stof, zware metalen en dioxines omdat de berekeningen aangeven dat er voldaan wordt aan de grenswaarden. Ook voor wat betreft de 2 branders van de stoomketels wordt de rookgassamenstelling berekend op basis van de karakteristieken van de brandstoffen. Hieruit blijkt dat de concentraties aan stof, Ni en V nooit de emissiegrenswaarden kunnen overschrijden; Gelet op het gunstig advies d.d. 24 juni 2005 van het college van burgemeester en schepenen van Antwerpen (kenmerk AN2005/273/FP); op volgende elementen uit dit advies: 1. Voor de aanvraag tot wijziging van de emissienormen in functie van de massastromen van de verschillende eenheden kan gunstig advies gegeven worden. De controle van de opgelegde emissievoorwaarden kan gebeuren door discontinue metingen i.p.v. continue metingen. Frequentie en tijdstip van de metingen moeten in overleg met de milieu-inspectie bepaald worden. 2. De schoorstenen moeten uitgerust worden om de metingen toe te laten.

5 / 13 3. Voor de Methionine-eenheden dient ook de parameter CO (100 mg/nm 3 ) opgenomen te worden. 4. Het bedrijf moet jaarlijks een rapport voorleggen aan de milieu-inspectie met de resultaten van de metingen en van de berekende emissies; Gelet op het deels gunstig-ongunstig advies d.d. 17 juni 2005 van de Afdeling Milieuvergunningen (AMV) van de Administratie voor Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer (kenmerk AMV/A/05/466); op volgende elementen uit dit advies: 1. ACA-, ME-1-, ME-2- en AC eenheden a) In de procesbranders van de ACA-, ME-1-, ME-2- en AC-eenheid worden of zullen ook vloeibare stromen uit de eigen productie-eenheden verwerkt worden. De emissienormen voor de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen werden bijkomend opgelegd in de milieuvergunning omdat de naleving van deze normen een voldoende garantie geeft voor een performante verbranding van deze vloeibare nevenstromen. b) In plaats van een verstrengde norm per betrokken parameter op te nemen is er in het vergunningsbesluit verwezen naar de emissienormen vermeld in artikel 5.2.3.2.4. Deze werkwijze blijkt echter een aantal nadelen te hebben: - De controle op de naleving van deze grenswaarden is enkel mogelijk als er halfuurgemiddelden en daggemiddelden bepaald worden zodat er een andere meetstrategie dient gevolgd dan deze die gebruikelijk is voor chemische installaties. De 2 bestaande schouwen van de procesbranders dienen hiervoor aangepast te worden, wat een aanzienlijke investering vergt. - De van toepassing zijnde emissienormen voor afvalverbranding zijn niet gekoppeld aan een drempelvracht terwijl het op basis van de inputstromen naar de procesbrander duidelijk is dat eventuele emissies van bv. metalen minimaal tot verwaarloosbaar zullen zijn en een intensief meetprogramma op de emissies van zware metalen i.c. niet zinvol is. - De emissies van procesbranders worden bepaald bij het gemeten zuurstofgehalte waardoor er onduidelijkheid is welk zuurstofgehalte moet gehanteerd worden m.b.t. een toetsing aan de emissiegrenswaarden van art. 5.2.3.2.4. - Met ingang van 28 december 2005 wordt afdeling 5.2.3 van Vlarem II (en dus ook art. 5.2.3.2.4) opgeheven. c) De exploitant wenst daarom dat, voor die relevante parameters die strenger zijn dat de algemene emissiegrenswaarden van Vlarem II, per procesbrander een emissiegrenswaarde wordt opgelegd waardoor de bovenvermelde problemen worden verholpen. d) Om te bepalen voor welke parameters er relevante emissies zijn, is er door een erkend milieudeskundige in de discipline lucht een berekening uitgevoerd op basis van de samenstelling en het debiet van de ingaande stromen. Voor de ME 1-eenheid en de ACAeenheid beschikt men over de resultaten van de emissiemetingen en voor de AC-eenheid beschikt men over de resultaten van een gelijkaardige installatie in Duitsland. De berekende waarden worden getoetst aan de emissiegrenswaarden van art. 5.2.3.2.4 (afvalverbranding). e) Uit berekende concentraties in de afgassen blijkt dat de emissiegrenswaarden voor HCl, stof en metalen meestal aanzienlijk lager zijn dan de grenswaarde voor afvalverbranding. Voor de parameter HF geeft de berekening in 2 gevallen wel een relevante waarde doch dit is het gevolg van het gebruik van de detectielimiet voor fluoride als aangenomen concentratie in de vloeibare reststromen. Gezien geen van de reagentia of katalysatoren fluorhoudend zijn, kan gesteld worden de reële concentratie aan fluor in de reststromen vrijwel gelijk is aan nul en bijgevolg ook de emissie van HF verwaarloosbaar zal zijn. f) De deskundige stelt tevens dat de vorming van dioxines bij een goede en volledige verbranding zeer onwaarschijnlijk is gelet op: - het zeer lage chloridegehalte in de vloeibare reststromen (lager dan detectielimiet);

6 / 13 - de afwezigheid van katalytisch actieve elementen zoals Cu; - de goede verbranding wat blijkt uit het lage CO-gehalte. Voor NO x, SO x en CO worden de grenswaarden van artikel 5.2.3.2.4 voorgesteld (resp. 400 mg/nm³, 200 mg/nm³ en 100 mg/nm³ ), die van toepassing worden vanaf de drempelvracht zoals opgenomen in de milieuvergunning. Voor KWS wordt een waarde van 20 mg/nm³ (uitgedrukt als totaal koolstof) opgelegd en deze waarde stemt overeen met de emissiegrenswaarde voor gas- en dampvormige organische stoffen uit artikel 5.2.3.2.4. Voor de parameter blauwzuur wordt de algemene emissiegrenswaarde van 5 mg/nm³ vanaf 50 g/u bijkomend opgelegd (stemt overeen met de algemene emissiegrenswaarde). Voor de methionine-eenheden wordt voor de parameter ammoniak een waarde van 100 mg/ Nm³ vanaf 2 kg/u voorgesteld, zoals reeds voorzien voor ME-2. Voor ME-1 betekent dit een verstrenging aangezien er thans geen emissiegrenswaarde voor ammoniak is opgelegd. g) Voor de AC-eenheid is er in de voorgestelde aanpassing geen emissiegrenswaarde voor de paramater KWS (als totaal C) opgenomen. De emissiegrenswaarde voor KWS van art. 5.2.3.2.4.(afvalverbranding) dient ook opgenomen te worden. h) Zowel artikel 4.4.4.3 als hoofdstuk 5.43 van Vlarem II (middelgrote stookinstallatie) laten discontinue metingen toe. i) Door het opleggen van de bovenvermelde emissiegrenswaarden voldoen de emissies van de relevante parameters aan de emissiegrenswaarden voor de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen zodat er voldaan wordt aan de geest van de aan te passen vergunningsvoorwaarden en wordt er bovendien vermeden dat er aanzienlijke investeringen dienen te gebeuren voor het intensief meten van niet relevante parameters zoals zware metalen en stof. 2. Energie-eenheid: a) De gevraagde wijziging van vergunningsvoorwaarden heeft betrekking op een omvorming naar een verbrandingsinstallatie op gemengde brandstoffen en volgens tabel 6.2.2 zou het aandeel van het nominaal thermisch vermogen ca. 70% bedragen voor gasvormige brandstoffen en ca. 30% voor vloeibare brandstoffen. b) Artikel 5.43.2.2.3 2 van Vlarem II stelt dat de concentraties in de rookgassen van stof, zwaveldioxide, stikstofoxiden en koolmonoxide, alsmede van de betrokken procesparameters bedoeld in 2 van art. 5.43.1.3 (o.a. zuurstofgehalte, temperatuur, druk, waterdampgehalte) ten minste om de drie maanden moeten gemeten worden en voor de parameter stof zijn deze metingen niet vereist als het gaat om in hoofdzaak met gasvormige brandstoffen gevoede installaties. c) Aangezien de aanvraag betrekking heeft op een gemengde stookinstallatie met een belangrijke bijdrage van vloeibare brandstoffen dient gesteld dat stofmetingen wel vereist zijn volgens artikel 5.43.2.2.3. 2 en een eventuele ontheffing van deze meetverplichting kan enkel door de bevoegde minister verleend worden. d) Er dient tevens opgemerkt te worden dat Degussa Antwerpen momenteel niet vergund is voor het inzetten van tetrabuteen als brandstof. In het hervergunningsdossier van Degussa Antwerpen is aardgas vermeld als hoofdbrandstof en eveneens dat de restgassen van de OX-eenheid naar de EN-eenheid zouden gestuurd worden voor de valorisatie van de warmte-inhoud. Ook in het MER bij de hervergunning is enkel rekening gehouden met het gebruik van gasvormige brandstoffen voor de stoomketels. e) Sinds de hervergunning is er geen nieuwe vergunningsaanvraag of melding voor de ENeenheid ingediend. In het MER opgemaakt naar aanleiding van de uitbreiding van de OX-eenheid (vergunning MLAV1/02-103) was de mogelijkheid om tetrabuteen te gebruiken als brandstof voor de 2 branders van de stoomketels wel behandeld doch er is hiervoor nooit een melding of vergunningsaanvraag ingediend;

Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de Cel Ruimtelijke Ordening van de Afdeling ROHM van de Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen (AROHM); op volgende elementen uit het laattijdig gunstig advies d.d. 18 juli 2005 van de AROHM (kenmerk N/105.241(66)): 1. Het goed ligt in het gewestplan Antwerpen, vastgesteld bij Koninklijk besluit van 3 oktober 1979, en volgens dit van kracht zijnde gewestplan in industriegebied. 2. De aanvraag is principieel in overeenstemming met het geldende plan, en het wijzigen van de voorwaarden inzake luchtemissies heeft geen ruimtelijke impact op de omgeving; Gelet op het gunstig advies d.d. 8 juli 2005 van de VMM (kenmerk FDC/ME/AK/P(26250)/05/8769); op volgende el1ementen uit dit advies: 1. De gevraagde veranderingen betreffen een wijziging van de bijzondere vergunningsvoorwaarden inzake emissies naar de lucht opgelegd aan de ACA-, de ME1-, de ME2- en de AC-eenheid. In de oorspronkelijke vergunning werd voor deze installaties bepaald dat twee jaar na datum van de vergunning de emissies bijkomend dienden te voldoen aan de emissienormen voor de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen. 2. Het bedrijf wenst deze vrij algemene benadering vertaald te zien in emissiegrenswaarden al dan niet gebonden aan massastromen een zuurstofgehalte en een meetstrategie en dit dan ook enkel voor deze stoffen die kunnen verwacht worden aan de vermelde eenheden. 3. In een nota opgemaakt door een erkend deskundige Lucht wordt enerzijds verklaard met welke bedoeling deze voorwaarden destijds werden opgelegd aan de ACA- de ME1-, de ME-2- en de AC-eenheid en wordt anderzijds op basis van de samenstelling van de te verbranden afvalstromen en rekening houdende met de resultaten van reeds aan deze eenheden uitgevoerde emissiemetingen periode 2000-2004 ) aangetoond dat emissies van o.m. stof, zware metalen en dioxines zeer weinig relevant zijn m.a.w. dat toepassing van de grenswaarden voor gevaarlijke afvalstoffen hiervoor niet aan de orde is. 4. Er wordt besloten dat enkel voor de relevante parameters o.a. SO 2, NO x, CO en KWS een verstrenging van de algemene grenswaarden van toepassing dient te zijn met inachtneming van een vooropgestelde massastroom; daarnaast blijven ook de reeds in de vergunning opgenomen bijzondere voorwaarden voor NH 3, HCN en benzeen behouden. Aanvullend wordt vermeld dat deze emissiegrenswaarden gelden bij het reëel gemeten zuurstofgehalte en dat de controle op het voldoen aan deze grenswaarden kan geschieden door het opvolgen van de algemene meetverplichtingen. 5. Overwegende dat de gevraagde wijzigingen van voorwaarden gebaseerd zijn op enerzijds de samenstelling van de te verbranden afgasstromen en anderzijds op de analyses van de rookgassen cf. meetresultaten perioden 2000-2004 kunnen de door het bedrijf geformuleerde gewijzigde voorstellen van bijzondere voorwaarden voor de ACA-, de ME-, de ME-2-, de AC-eenheid houdende vastlegging van emissiegrenswaarden voor de relevante parameters om SO 2, NO x, CO, KWS, NH 3, HCN en benzeen gekoppeld aan een vooropgestelde massastroom en toepasselijk bij reëel gemeten O 2-gehalte en het voorstel voor het behoud van de algemene meetverplichting aanvaard worden; de VMM verleend derhalve een gunstig advies; Gelet op het deels gunstig-ongunstig advies d.d. 19 juli 2005 van de Provinciale Milieuvergunningcommissie (PMVC); op volgende elementen uit dit advies: 1. Horen van partijen De heer P. Van Stappen, intern milieucoördinator van nv Degussa en extern milieucoördinator van nv Reilly Antwerp, en de heer K. Devoldere van Ecolas, worden gehoord namens de exploitant. M.b.t. de Energie-eenheid: 7 / 13

8 / 13 De AMV verwijst ter zitting naar haar advies. Artikel 5.43.2.2.3 2 van Vlarem II stelt dat de concentraties in de rookgassen van stof, zwaveldioxide, stikstofoxiden en koolmonoxide, alsmede van de betrokken procesparameters bedoeld in 2 van art. 5.43.1.3 (o.a. zuurstofgehalte, temperatuur, druk, waterdampgehalte) ten minste om de drie maanden moeten gemeten worden en voor de parameter stof zijn deze metingen niet vereist als het gaat om in hoofdzaak met gasvormige brandstoffen gevoede installaties. Aangezien de aanvraag betrekking heeft op een gemengde stookinstallatie met een belangrijke bijdrage van vloeibare brandstoffen dient gesteld dat stofmetingen wel vereist zijn volgens artikel 5.43.2.2.3. 2 en een eventuele ontheffing van deze meetverplichting kan enkel door de bevoegde minister verleend worden. Daarnaast merkt de AMV nog op dat sinds de hervergunning van nv Degussa er geen nieuwe vergunningsaanvraag of melding voor de ENeenheid is ingediend. De heer K. Devoldere verklaart zich akkoord met het advies van de AMV m.b.t. de Energieeenheid en stelt dat de exploitant eerst een regularisatieaanvraag voor deze eenheid zal indienen en aan de bevoegde minister de afwijking van artikel 5.43.2.2.3 2 van Vlarem II zal vragen. M.b.t. de AC-eenheid (opname emissiegrenswaarde voor de parameter KWS als totaal C): Zoals vermeld in haar advies, wijst de AMV er op dat voor de AC-eenheid er in de voorgestelde aanpassing geen emissiegrenswaarde voor de paramater KWS (als totaal C) is opgenomen en dat de emissiegrenswaarde voor KWS, zoals voorzien in art. 5.2.3.2.4 van Vlarem II, ook dient opgenomen te worden. De heer P. Van Stappen stelt dat deze parameter bij vergetelheid niet werd opgenomen in het verzoek tot wijziging voorwaarden, zodat de exploitant geen probleem heeft met het voorstel van de AMV om voor deze eenheid de sectorale emissiegrenswaarde voor de parameter KWS (als totaal C) op te nemen. 2. Beoordeling verzoek tot wijziging van de voorwaarden De PMVC volgt het deels ongunstig/gunstig advies van de AMV. De gevraagde wijziging van vergunningsvoorwaarden m.b.t. de ACA-, ME-1-, ME-2- en ACeenheden kunnen toegestaan worden, mits er voor de AC-eenheid ook een emissiegrenswaarde van 20 mg/nm³ voor KWS (als C) wordt opgenomen. De gevraagde wijziging van vergunningsvoorwaarden met betrekking tot de Energie-eenheid dient onontvankelijk verklaard te worden. Deskundige M. Wevers merkt op dat het advies van de AMV m.b.t. het vermogen van de branders van 2 vergunde stoomketels van de Energie-eenheid verkeerdelijk een vermogen van 32 kw vermeldt. Dit dient 32 MW te zijn. De volgende bijzondere vergunningsvoorwaarden van de besluiten MLAV1/01-423 en MLAV1/02-529 worden als volgt aangepast: ACA-eenheid: De eerste en tweede bijzondere vergunningsvoorwaarde van het besluit MLAV1/01-423: - "De emissies van de brander dienen te voldoen aan de algemene emissienormen vermeld in de Vlarem-voorwaarde V05 waarbij de NO x-norm verstrengd wordt tot 400 mg/nm³. De hoeveelheid ammoniak die geïnjecteerd wordt ter reductie van de NO x-emissie dient bepaald te worden aan de hand van een doeltreffend controle- en regelsysteem volgens de beoogde NO x-grenswaarde. De NO x-waarde is in dit geval de som van de gemeten NO x-waarde en de gemeten ammoniakwaarde, uitgedrukt als NO x (van NH 3 naar NO x is met een factor 2,7 te rekenen). - Binnen een termijn van 2 jaar na datum van de vergunning dienen de emissies van de brander bijkomende te voldoen aan de emissienormen voor de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen zoals vermeld in artikel 5.2.3.2.4 van Vlarem II. De emissiewaarden voor resp. CO, stikstofdioxiden en zwaveldioxiden gelden pas indien de emissievracht van deze stoffen afzonderlijk meer dan 1 kg/u bedraagt."

worden vervangen door de volgende voorwaarde: - "Binnen een termijn van 2 jaar na datum van de vergunning dienen de emissies van de brander bijkomend te voldoen aan: voor SO 2: 200 mg/nm³ vanaf 1.000 g/uur; voor NO x: 400 mg/nm³ vanaf 1.000 g/u (de NO x-waarde is in dit geval de som van de gemeten NO X-waarde en de gemeten ammoniakwaarde, uitgedrukt als NO x (van NH 3 naar NO x is met een factor 2,7 te rekenen)); voor CO: 100 mg/nm³ vanaf 1.000 g/uur; voor KWS (als C): 20 mg/nm³; voor HCN: 5 mg/nm³ vanaf 50 g/uur. ME 1-eenheid: De eerste en tweede bijzondere vergunningsvoorwaarde besluit MLAV1/01-423: - "De emissies van de brander dienen te voldoen aan de algemene emissienormen vermeld in de Vlarem-voorwaarde V05. - Binnen een termijn van 2 jaar na datum van de vergunning dienen deze emissies bijkomend te voldoen aan de emissienormen voor de verbranding van gevaarlijk afvalstoffen zoals vermeld in artikel 5.2.3.2.4 van Vlarem II. De emissiegrenswaarden voor resp. CO, stikstofoxiden en zwaveldioxide gelden pas indien de emissievracht van deze stoffen afzonderlijk meer dan 3 kg/u bedraagt." worden vervangen door de volgende voorwaarde: - "Binnen een termijn van 2 jaar na datum van de vergunning dienen de emissies van de brander bijkomend te voldoen aan: voor NO x: 400 mg/nm³ vanaf 3.000 g/uur; voor SO x: 200 mg/nm³ vanaf 3.000 g/uur; voor CO: 100 mg/nm³ vanaf 3.000 g/uur; voor NH 3: 100 mg/nm³ vanaf 2.000 g/uur; voor KWS (als C): 20 mg/nm³; voor HCN: 5 mg/nm³ vanaf 50 g/uur. ME 2-eenheid: De eerste en tweede bijzondere vergunningsvoorwaarde besluit MLAV1/02-529: - "De emissies van de brander (emissiepunt ME/L1) dienen te voldoen aan de algemene emissienormen vermeld in de Vlarem-voorwaarde V05; deze emissies dienen bijkomend te voldoen aan de emissienormen voor de verbranding van gevaarlijk afvalstoffen zoals vermeld in artikel 5.2.3.2.4 van Vlarem II waarbij de emissiegrenswaarden voor resp. CO, stikstofoxiden en zwaveldioxide pas gelden indien de emissievracht van deze stoffen afzonderlijk meer dan 4,25 kg/u bedraagt. - Voor de parameter ammoniak geldt een emissiegrenswaarde 100 mg/nm³ vanaf een massastroom van 2 kg per uur." worden vervangen door de volgende voorwaarde: - "De emissie van de brander van de ME-2 eenheid dienen te voldoen aan: voor NO x: 400 mg/nm³ vanaf 4.250 g/uur; voor SO x: 200 mg/nm³ vanaf 4.250 g/uur; voor CO: 100 mg/nm³ vanaf 4.250 g/uur; 9 / 13

10 / 13 voor NH 3: 100 mg/nm³ vanaf 2.000 g/uur; voor KWS (als C): 20 mg/nm³; voor HCN: 5 mg/nm³ vanaf 50 g/uur. AC-eenheid: De derde bijzondere vergunningsvoorwaarde besluit MLAV1/02-529: - "De emissies van de brander (emissiepunt AC/1) dienen te voldoen aan de algemene emissienormen vermeld in de Vlarem-voorwaarde V05; deze emissies dienen bijkomend te voldoen aan de emissienormen voor de verbranding van gevaarlijk afvalstoffen zoals vermeld in artikel 5.2.3.2.4 van Vlarem II waarbij de emissiegrenswaarden voor resp. CO, stikstofoxiden en zwaveldioxide pas gelden indien de emissievracht van deze stoffen afzonderlijk meer dan 4 kg/u bedraagt." wordt vervangen door de volgende voorwaarde: - "De emissies van de brander van de AC-eenheid dienen te voldoen aan: voor NO x: 400 mg/nm³ vanaf 4.000 g/uur; voor SO x: 200 mg/nm³ vanaf 4.000 g/uur; voor CO: 100 mg/nm³ vanaf 4.000 g/uur; voor KWS (als C): 20 mg/nm³. overeenkomstig de algemene bepalingen van Vlarem II gebeuren"; Overwegende dat voor de evaluatie van de elementen die de exploitant/verzoeker heeft aangebracht tijdens de zitting van de PMVC, verwezen wordt naar het advies van de PMVC; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde wijziging mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; behalve voor wat betreft de gevraagde wijziging van voorwaarden m.b.t. de Energie-eenheid, waarvan het verzoek onontvankelijk wordt verklaard; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde wijziging gedeeltelijk toe te staan; B E S L U I T : ARTIKEL 1 - Voorwerp 1. Ingevolge het verzoek van de nv Degussa Antwerpen worden de voorwaarden opgelegd bij besluit van de Bestendige Deputatie d.d. 4 april 2002 (MLAV1/01-423) en d.d. 8 mei 2003 (MLAV1/02-529), voor de exploitatie door de aanvrager van een chemisch bedrijf, gelegen te 2040 Antwerpen, Tijsmanstunnel West z.n., gewijzigd als volgt: ACA-eenheid: De eerste en tweede bijzondere vergunningsvoorwaarde van het besluit MLAV1/01-423: - "De emissies van de brander dienen te voldoen aan de algemene emissienormen vermeld in de Vlaremvoorwaarde V05 waarbij de NO x-norm verstrengd wordt tot 400 mg/nm³. De hoeveelheid ammoniak die geïnjecteerd wordt ter reductie van de NO x-emissie dient

bepaald te worden aan de hand van een doeltreffend controle- en regelsysteem volgens de beoogde NO x-grenswaarde. De NO x-waarde is in dit geval de som van de gemeten NO x-waarde en de gemeten ammoniakwaarde, uitgedrukt als NO x (van NH 3 naar NO x is met een factor 2,7 te rekenen). - Binnen een termijn van 2 jaar na datum van de vergunning dienen de emissies van de brander bijkomende te voldoen aan de emissienormen voor de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen zoals vermeld in artikel 5.2.3.2.4 van Vlarem II. De emissiewaarden voor resp. CO, stikstofdioxiden en zwaveldioxiden gelden pas indien de emissievracht van deze stoffen afzonderlijk meer dan 1 kg/u bedraagt." worden vervangen door de volgende voorwaarde: - "Binnen een termijn van 2 jaar na datum van de vergunning dienen de emissies van de brander bijkomend te voldoen aan: voor SO 2: 200 mg/nm³ vanaf 1.000 g/uur; voor NO x: 400 mg/nm³ vanaf 1.000 g/u ( de NO x-waarde is in dit geval de som van de gemeten NO x-waarde en de gemeten ammoniakwaarde, uitgedrukt als NO x (van NH 3 naar NO x is met een factor 2,7 te rekenen)); voor CO: 100 mg/nm³ vanaf 1.000 g/uur; voor KWS (als C): 20 mg/nm³; voor HCN: 5 mg/nm³ vanaf 50 g/uur. ME 1-eenheid: De eerste en tweede bijzondere vergunningsvoorwaarde besluit MLAV1/01-423: - "De emissies van de brander dienen te voldoen aan de algemene emissienormen vermeld in de Vlaremvoorwaarde V05. - Binnen een termijn van 2 jaar na datum van de vergunning dienen deze emissies bijkomend te voldoen aan de emissienormen voor de verbranding van gevaarlijk afvalstoffen zoals vermeld in artikel 5.2.3.2.4 van Vlarem II. De emissiegrenswaarden voor resp. CO, stikstofoxiden en zwaveldioxide gelden pas indien de emissievracht van deze stoffen afzonderlijk meer dan 3 kg/u bedraagt." worden vervangen door de volgende voorwaarde: - "Binnen een termijn van 2 jaar na datum van de vergunning dienen de emissies van de brander bijkomend te voldoen aan: voor NO x: 400 mg/nm³ vanaf 3.000 g/uur; voor SO x: 200 mg/nm³ vanaf 3.000 g/uur; voor CO: 100 mg/nm³ vanaf 3.000 g/uur; voor NH 3: 100 mg/nm³ vanaf 2.000 g/uur; voor KWS (als C): 20 mg/nm³; voor HCN: 5 mg/nm³ vanaf 50 g/uur. ME 2-eenheid: De eerste en tweede bijzondere vergunningsvoorwaarde besluit MLAV1/02-529: - "De emissies van de brander (emissiepunt ME/L1) dienen te voldoen aan de algemene emissienormen vermeld in de Vlaremvoorwaarde V05; deze emissies dienen bijkomend te voldoen aan de emissienormen voor de verbranding van gevaarlijk afvalstoffen zoals vermeld in artikel 5.2.3.2.4 van Vlarem II waarbij de emissiegrenswaarden voor resp. 11 / 13

12 / 13 CO, stikstofoxiden en zwaveldioxide pas gelden indien de emissievracht van deze stoffen afzonderlijk meer dan 4,25 kg/u bedraagt. - Voor de parameter ammoniak geldt een emissiegrenswaarde 100 mg/nm³ vanaf een massastroom van 2 kg per uur." worden vervangen door de volgende voorwaarde: - "De emissie van de brander van de ME 2-eenheid dienen te voldoen aan: voor NO x: 400 mg/nm³ vanaf 4.250 g/uur; voor SO x: 200 mg/nm³ vanaf 4.250 g/uur; voor CO: 100 mg/nm³ vanaf 4.250 g/uur; voor NH 3: 100 mg/nm³ vanaf 2.000 g/uur; voor KWS (als C): 20 mg/nm³; voor HCN: 5 mg/nm³ vanaf 50 g/uur. AC-eenheid: De derde bijzondere vergunningsvoorwaarde besluit MLAV1/02-529: - De emissies van de brander (emissiepunt AC/1) dienen te voldoen aan de algemene emissienormen vermeld in de Vlaremvoorwaarde V05; deze emissies dienen bijkomend te voldoen aan de emissienormen voor de verbranding van gevaarlijk afvalstoffen zoals vermeld in artikel 5.2.3.2.4 van Vlarem II waarbij de emissiegrenswaarden voor resp. CO, stikstofoxiden en zwaveldioxide pas gelden indien de emissievracht van deze stoffen afzonderlijk meer dan 4 kg/u bedraagt." wordt vervangen door de volgende voorwaarde: - "De emissies van de brander van de AC-eenheid dienen te voldoen aan: voor NO x: 400 mg/nm³ vanaf 4.000 g/uur; voor SO x: 200 mg/nm³ vanaf 4.000 g/uur; voor CO: 100 mg/nm³ vanaf 4.000 g/uur; voor KWS (als C): 20 mg/nm³ 2. De vraag tot wijziging van de vergunningsvoorwaarden is onontvankelijk voor wat betreft de wijziging van de voorwaarden m.b.t. de Energie-eenheid. ARTIKEL 2 1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis van titel I van het Vlarem. 2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem. 3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem uiterlijk tussen de 18 de en de 12 de maand vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning.

13 / 13 ARTIKEL 3 Tegen elke wijziging of aanvulling van de voorwaarden kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel, overeenkomstig artikel 54 van het Vlarem. Antwerpen, in zitting van 11 augustus 2005. Aanwezig: de heer L. Helsen, voorzitter, de heer J. Geuens, mevrouw M. De Graef, de heer M. Wellens, leden en de heer K. Bonner, waarnemend Provinciegriffier. Verslaggever: Jos Geuens In opdracht: De wd. Provinciegriffier, De Voorzitter, K. Bonner L. Helsen