Kringstudie 3: Heersen als Koningen Boekje voor kringlid Bijbelstudie.net
Informatie: Heersen als Koningen Jezus predikte het Koninkrijk van God en dat ging gepaard met autoriteit. Zo sprak hij ziekten en demonen aan om te wijken. Hij zegende vijf broden en twee vissen waardoor de wetmatigheden van het Koninkrijk in werking werden gesteld en er genoeg te eten was voor iedereen. In het Koninkrijk heersen allereerst liefde, geloof en hoop. De liefde van God staat in verbinding met zijn genezing, herstel, vrijheid en vreugde. Bij Jezus is te zien dat al deze genoemde dingen plaatsvonden. Nu, wij houden al deze grote wonderen en autoriteit graag bij Jezus zelf. Jezus kan genezen, dus wij bidden tot Jezus en Hij gaat het uitvoeren. Toch zien we iets anders gebeuren in de evangeliën. Jezus stuurt zijn discipelen uit met de volmacht om zieken te genezen, demonen uit te drijven en het Koninkrijk te verkondigen. Ja, zal je misschien zeggen, maar dat waren de discipelen van Jezus. Dat kan je niet vergelijken met ons als kerk vandaag de dag. Daarom dat Jezus nadat hij de twaalf heeft uitgestuurd, opnieuw een groep uitstuurt maar nu zijn het er zeventig (of tweeënzeventig). Dat getal zeventig staat bij de joden en in de Bijbelse traditie voor volheid. Deze zeventig volgelingen van Jezus kregen allemaal dezelfde opdracht als de twaalf discipelen: genees zieken, drijf demonen uit en verkondig het Koninkrijk. De volheid van de gelovigen, ja elke gelovige, krijgt de volmacht van Jezus om deze dingen te doen. De vraag is waarom vandaag de dag niet veel gelovigen meer op die manier leven. Wellicht geloven we niet meer dat Jezus ons werkelijk volmacht geeft om deze dingen te doen. Wij vragen vaak dingen aan God, zoals: Heer, als u het wilt, genees deze man dan. Het zou goed kunnen dat God zegt: ik wil het wel, maar gebruik JIJ je volmacht die ik je heb gegeven. Spreek als een koning die een gebod laat uitgaan. Spreek als een erfgenaam die in de naam van zijn familie een beslissing maakt. Heers als een koning door het geloof dat God jou gemaakt heeft tot een koning. Om van te voren te lezen: Erfgenaam van God zijn. In het oude en nieuwe testament wordt er op een verschillende en tegelijkertijd op een zelfde manier gesproken over erfgenamen en de erfenis. Een erfenis kan in eerste instantie materieel nalatenschap zijn zoals geld, land, boerderijen en goederen. Daarnaast kan het ook een minder materiële erfenis zijn. Denk in onze tijd bijvoorbeeld aan de erfenis van Pim Fortuyn. Het gaat dan niet om zijn geld en huis, maar om zijn gedachten waar aan vastgehouden moet worden en wat doorgegeven moet worden. In de opvoeding van de Joden speelt de erfenis van Gods wetten en machtige daden een hele grote rol. In de wet van Mozes lezen we dat de eerstgeboren zoon een dubbel erfdeel krijgt. Dochters kregen geen erfdeel, maar wel een grote bruidschat die vergeleken kon worden met een erfdeel. Als een familie alleen dochters had dan kregen dochters wel een erfdeel, als zij tenminste trouwden met iemand binnen hun eigen stam. God geeft ook een erfdeel aan zijn volk. Eerst aan Abraham, daarna en Mozes, en nog later aan David. Aan Abraham wordt een land en volk beloofd als erfdeel. Paulus zegt het zelfs zo in Romeinen 4:13:
Immers, niet door de wet ontvingen Abraham enzijn nageslacht de belofte dat ze de wereld in bezit zouden krijgen, maar door de gerechtigheid die het geloof schenkt. Aan het nageslacht wordt beloofd dat ze de wereld zouden bezitten. Dat is nog eens een erfenis! Hou dit in gedachten, want volgens galaten 3 zijn wij nu het zaad van Abraham. Wij zijn gewend in het nieuwe testament om veel van de erfenis van Israel te vergeestelijken. Zo is het beloofde land nu de hemel in plaats van Kanaän. Zo denken we niet snel aan welvaart, rijkdom en grote oogst op het land zoals in de zegen van de wet staat, maar eerder aan geestelijke rijkdom, vrede en troost. De vraag is of dat Bijbels is. Een erfdeel kan je per definitie niet verdienen. Het is een gift behorend bij een familie. Je kan niet door goed genoeg te leven een zoon van iemand worden. Daarom ontvangen wij de adoptie tot zonen van God. Daar komt automatisch een erfenis bij. Een erfenis wordt niet zomaar ontvangen, maar het testament van een erfenis heeft te maken met de dood van de erflater. Als de erflater sterft dan gaat het testament van de erfenis voor de erfgenaam in werking. In Hebreeën 9 staat dat zo: 15 En daarom is Hij (Jezus) middelaar van een nieuw verbond: zijn sterven heeft bevrijding gebracht van de zonden die onder het eerste verbond zijn bedreven; nu kunnen zij die door God geroepen zijn het eeuwig erfdeel ontvangen, dat hun is toegezegd. 16 Waar een testament is, moet de dood van de erflater worden aangetoond. 17 Een testament is immers pas bindend na overlijden; zolang de erflater leeft, is het nog niet van kracht. Het punt dat wordt gemaakt door de schrijver van de brief is dat Jezus de erflater is die is gestorven zodat voor ons de erfenis van kracht gaat. Het gaat om een eeuwige erfenis. Johannes 17:3 zegt: dit is eeuwig leven: dat zij u kennen God, en Hem die u gezonden hebt, Jezus Christus. Vanuit dat perspectief kunnen we zeggen dat we nu al eeuwig leven. Dus nu al mogen we leren om het erfdeel van God te ontvangen in ons leven. Het hele punt van Paulus in Galaten 4 is dat we nu erfgenamen zijn en geen onmondige kinderen of zelfs slaven of knechten. Maar zolang je niet spreekt als een erfgenaam ben je wel eigenaar van de hele erfenis, maar zie je de manifestatie ervan niet in je leven. Een verhaal waar deze tragedie duidelijk te zien is, vinden we in Lucas 15 in de gelijkenis van de verloren zoon. Nadat de jongste zoon is teruggekeerd naar zijn vader en met open armen wordt ontvangen ontsteekt de oudste broer in woede tegen zijn vader: Ik dien u nu al zoveel jaren en nooit heb ik een gebod van u overtreden, maar mij hebt u nog nooit een bokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. 30 Maar nu die zoon van u is thuisgekomen, die uw vermogen met hoeren heeft verbrast, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht. 31 Maar hij zei : Jongen, jij bent altijd bij me en alles wat ik heb is van jou. 32 We moeten feestvieren en blij zijn, want die broer van je was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden. De oudste zoon was een volledige erfgenaam maar hij probeerde nog steeds de goedkeuring en erfenis van zijn vader te verdienen door zich als een dienstknecht op te stellen. Hij koos ervoor zich niet op te stellen als een zoon en niet te spreken als een zoon, waardoor hij niet
leefde in het erfdeel dat volledig beschikbaar was. Hij dacht dat zijn vader het erfdeel naar hem toe kwam brengen, maar de vader zei: het is al van jou! Waarom neem je er niet van? De eerste stap die wij als gelovigen kunnen leren is om werkelijk te geloven dat we zonen van God zijn geworden die recht hebben op de erfenis. Dat kan oneerbiedig klinken, maar het is wat God beloofd heeft. Paulus zegt zelfs: zolang je niet spreekt als een erfgenaam verschil je in niets van een slaaf. Zo wil ik niet leven! Ik wil geen leven van een slaaf leven als ik eigenlijk erfgenaam ben van alles waarover Jezus erfgenaam is (zie ook 1 korintiers 3:21-23). Ik wil de les van de oudste zoon in Lucas 15 niet vergeten. Pas als we geloven dat we recht hebben op de erfenis durven we ook te spreken zonder angst en twijfel omdat we weten dat het ons toebehoord. Wat behoort ons dan toe? Wat is dat erfdeel? Dan kijken we ten eerste naar het volbrachte werk van het kruis, waar de hele erfenis uit voortkomt. In Jesaja 53 lezen we daarover dat hij werd gestraft voor onze ongerechtigheid, dat hij werd doorboord voor onze zonden en dat hij gegeseld werd voor om onze ziekten te dragen. Als dat is wat Jezus kwam doen en wat Hij dus ook werkelijk volbracht heeft, dan mogen we als erfgenamen op dat erfdeel staan. Ik ontvang geen straf meer voor ongerechtigheid, want daarvoor is Jezus doorboord. Ik ben volledig vergeven voor alle zonden, want dat droeg Jezus aan het kruis. Ik ben gezond, want Jezus droeg mijn ziekten. Nu zijn dit geloofsuitspraken, want als we kijken naar de realiteit zien we vaak anders. Ik ben wel vrij van zonde, maar ik doe soms nog zonden. Ik ben wel genezen, maar heb nog steeds last van pijnen in mijn lichaam. Het makkelijkste is om dan te zeggen: we schuiven alle beloften van God door naar de hemel. De vraag die ik daarbij heb is: waarom moeten we ons nu dan nog opstellen als erfgenamen? Volgens mij heeft het spreken als een erfgenaam alles te maken met een ervaring die anders is dan waar je recht op heb. Ik zie zonden, maar mijn erfdeel is vrijheid van zonde. Ik zie ziekte, maar mijn erfdeel is gezond zijn. Daarom mogen we leren om als erfgenamen te spreken tegen die dingen die door de ogen van het kruis illegaal zijn in ons leven. Hoofd-Bijbeltekst: Galaten 4:1-7 1 Ik bedoel dit: zolang een erfgenaam onmondig is, verschilt hij in niets van een slaaf, ook al is hij reeds de eigenaar van de hele erfenis. 2 Hij staat onder voogdij en toezicht tot het door zijn vader vastgestelde tijdstip is gekomen. 3 Op dezelfde manier waren ook wij, toen we nog onmondig waren, onderworpen aan de machten van de wereld.4 Maar toen de tijd gekomen was zond God zijn Zoon, geboren uit een vrouw en onderworpen aan de wet, 5 maar gezonden om ons vrij te kopen van de wet opdat wij zijn kinderen zouden worden. 6 En omdat u zijn kinderen bent, heeft God ons de Geest van zijn Zoon gegeven, die Abba, Vader roept. 7 U bent nu geen slaven meer, u bent kinderen van God en als zijn kinderen bent u erfgenamen, door de wil van God.
Tegen welke dingen wil jij spreken als een erfgenaam? Schrijf die hier op Aantekeningen bij filmpjes Koornstra: Zichtbaar geloof Ouweneel Autoriteit : Ouweneel Romeinen 5 vers 17 :
Overige aantekeningen