Instantie. Onderwerp. Datum

Vergelijkbare documenten
Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

V O N N I S OPENBARE TERECHTZITTING VAN : 18 APRIL de kamer. 1 e blad ARBEIDSRECHTBANK GENT

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Gent Afdeling: Gent --- achtste kamer

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST A.R. 2009/AA/408. Rep. Nr. Vierde kamer OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN JUNI TWEEDUIZEND EN TIEN

Instantie. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Gent Afdeling Brugge --- vijfde kamer

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN ARREST. Afdeling Antwerpen A.R. 2010/AA/15 OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN NOVEMBER TWEEDUIZEND EN ELF

, geboren te op ' met ondernemingsnummer ~ wonende te. eisende p a r tij: vertegenwoordigd door mr te

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

A.R. nr. 2011/AB/663. rep.nr. 2012/1332 ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. OPENBARE TERECHTZITTING VAN 10 MEl 2012

Arbeidshof te Brussel

Instantie. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

6tt161. 4fi HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL. zetelend in burgerlijke zaken, na beraad, wijst volgend arrest

TWEEDUIZEND EN TWAALF. bediendecontract. tegenspraak. definitief. In de zaak : BVBA B.,

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Instelling. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Brussel

Arbeidshof te Brussel

Instelling. Onderwerp. Datum

Fke: 2009/AR/296I EINDAR~~ST. Rep. rif.: Zitting van: Nummer:

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Brussel

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 2 JUNI DE KAMER Arbeidsongeval Tegensprekelijk Definitief.

Instelling. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Brussel

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN ARREST. afdeling Antwerpen AR OPENBARE TERECHTZITTING VAN VIER MEI TWEEDUIZEND EN ZEVEN. In de zaak: M.D.C.

Hof van beroep Antwerpen

Instantie. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST * * A.R.Nr. 2010/AB/187 le blad. ]'0.11 } 2..83~ OPENBARE TERECHTZITTING VAN 31 OKTOBER 2011.

Hof van beroep Antwerpen

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van beroep Antwerpen

Instantie. Onderwerp. Datum

appellante, hebbende als raadsman mr. Eric Pringuet, advocaat met kantoor te 9031 Gent (Drongen), [ ],

Auteur. Arbeidshof te Gent. Onderwerp

ARBEIDSHOF 11 mei 2009 TE GENT

Arbeidshof te Gent Afdeling Gent --- tweede kamer

Instelling. Onderwerp. Datum

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Anatocisme. Copyright and disclaimer

Hof van Cassatie van België

V O N N I S OPENBARE TERECHTZITTING VAN : 8 MAART de kamer. 1 e blad ARBEIDSRECHTBANK GENT

chgf /[ ~30 ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN NEGENTIEN APRIL TWEEDUIZEND EN ZEVEN. 7 de KAMER

Gelet op de stukken van de rechtspleging, meer bepaald op :

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van beroep Antwerpen

Arbeidshof te Brussel

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. A.R.Nr le blad. OPENBARE TERECHTZITTING VAN EENENTWINTIG NOVEMBER TWEEDUIZEND EN ZES.

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Gelet op de stukken van de rechtspleging, meer bepaald op :

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van beroep Antwerpen

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van beroep Antwerpen. Arrest

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. le blad. OPENBARE TERECHTZITTING VAN 4 JANUARI Arbeidsovereenkomst Tegensprekelijk Definitief /3,

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN 23 JUNI 2010

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. A.R.Nr. 2011/AB/1037 OPENBARE TERECHTZITTING VAN 2 NOVEMBER DE KAMER Bediendecontract Tegensprekelijk Definitief

Arbeidshof te Brussel

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. rep.nr OPENBARE TERECHTZITTING VAN VIER JUNI TWEEDUIZEND EN NEGEN. 7e KAMER. socialezekerheidsbijdragen.

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van beroep Antwerpen

Transcriptie:

Instantie Arbeidshof te Gent Onderwerp Sociale zekerheid werknemers - Bijdragen - Invordering - Tergend of roekeloos geding - Schadevergoeding - Begroting ex aequo et bono Datum 27 juni 2003 Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M & D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud. M&D Seminars augustus 2003 M&D CONSULT BVBA HUBERT-FRERE-ORBANLAAN 47 9000 GENT TEL 09/224 31 46 FAX 09/225 32 17 E-mail: info@mdseminars.be www.mdseminars.be

ARBEIDSHOF 27 juni 2003 TE GENT Afdeling : Brugge vijfde kamer A.R. nr. : 2002/163 Rep. nr. OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVENENTWINTIG JUNI TWEEDUIZEND EN DRIE. IN DE ZAAK VAN : RIJKSDIENST VOOR SOCIALE ZEKERHEID, met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Waterloolaan 76, APPELLANT, ter openbare terechtzitting vertegenwoordigd door meester B. Van Den Abeele loco meester P. Duyck, advocaat te Ieper, TEGEN : C.D., handelaar, met zetel te, ingeschreven in het handelsregister te Kortrijk onder het nummer 127.103, GEINTIMEERDE, ter openbare terechtzitting vertegenwoordigd door meester H. Lodewijck, advocaat te Roeselare. * * * Gelet op de stukken van het dossier van de rechtspleging en inzonderheid op het voor eensluidend verklaard afschrift van het op tegenspraak gewezen eindvonnis van de Arbeidsrechtbank te Ieper, tweede kamer, d.d. 22 maart 2002 (A.R. nr. 24.127), dat aan de appellant werd betekend bij gerechtsdeurwaarderexploot van 3 mei 2002. Gelet op het verzoekschrift tot hoger beroep, neergelegd ter griffie van het Arbeidshof te Gent, afdeling Brugge, op 6 mei 2002. 1. Nopens de procedure in eerste aanleg. Bij exploot, op 25 september 2000 betekend door gerechtsdeurwaarder Ph. Van Bever met standplaats te Ieper, werd de geïntimeerde door de appellant gedagvaard om zich te horen veroordelen tot het betalen van: - de som van 26.472 frank, zijnde de bijdragen, bijdrageopslagen en intrest verschuldigd voor het kwartaal 95/3, overeenkomstig het rekeninguittreksel afgesloten op 3 augustus 2000, te verminderen met 10.865 frank, betaald op 6 september 2000, vermeerderd met de wettelijke

A.R. nr. : 02/163 27 juni 2003 2 intrest op 18.366 frank vanaf 3 augustus 2000 tot 6 september 2000 en op 7.501 frank vanaf 7 september 2000 tot de dag der betaling; - de kosten van het geding. Er werd gevraagd het vonnis voorlopig uitvoerbaar te verklaren ondanks elk verhaal en zonder borgstelling, en met uitsluiting van de mogelijkheid van kantonnement. De zaak werd op de algemene rol ingeschreven onder nr. 24.027. Bij vonnis, bij verstek ten overstaan van de geïntimeerde gewezen, werd de vordering toelaatbaar en gegrond verklaard, werd de geïntimeerde veroordeeld tot het betalen van 26.472 frank, te verminderen met 10.865 frank, betaald op 6 september 2000, vermeerderd met de wettelijke verwijlintrest op 18.366 frank vanaf 3 augustus 2000 tot 6 september 2000 en op 7.501 frank vanaf 7 september 2000, werd de geïntimeerde in de kosten van het geding verwezen en werd het vonnis voorlopig uitvoerbaar verklaard ondanks elk verhaal en zonder borgstelling, en met uitsluiting van de mogelijkheid van kantonnement. Bij exploot, op 13 november 2000 betekend door gerechtsdeurwaarder S. Sacré, met standplaats te Koekelberg, deed de geïntimeerde verzet tegen het voornoemde verstekvonnis, vroeg hij de oorspronkelijke vordering ontoelaatbaar, minstens onontvankelijk, minstens ongegrond te verklaren, met verwijzing van de appellant in de kosten van het geding, en stelde hij een tegenvordering in tot veroordeling van de appellant tot het betalen van een schadevergoeding van 100.000 frank. Hij vroeg dat het vonnis voorlopig uitvoerbaar zou worden verklaard, ondanks elk verhaal en zonder borgstelling. In zijn conclusie, op 30 november 2000 ter griffie van de arbeidsrechtbank neergelegd, vroeg de appellant dat het verzet onontvankelijk en ontoelaatbaar, minstens ongegrond zou worden verklaard. Hij vroeg de verwijzing van de geïntimeerde in de kosten van het geding. Subsidiair vroeg hij de vernietiging van het vonnis en vroeg hij dat de arbeidsrechtbank zou acteren dat de vordering was voldaan en dat de appellant zelf de kosten van dagvaarding en de andere gerechtskosten van de procedure in eerste aanleg ten laste had genomen, en vroeg hij de tegenvordering onontvankelijk en ontoelaatbaar te verklaren, minstens als ongegrond af te wijzen, minstens tot één symbolische frank te beperken. Bij eindvonnis van 22 maart 2002 - werd het verzet ontvankelijk en gegrond verklaard; - werd het verstekvonnis van 27 oktober 2000 vernietigd; - werd de tegenvordering gegrond verklaard;

A.R. nr. : 02/163 27 juni 2003 3 - werd de appellant veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van 2.400 euro; - werd de appellant veroordeeld tot het betalen van de kosten van het geding; - werd het vonnis voorlopig uitvoerbaar verklaard ondanks elk verhaal en zonder borgstelling. De eerste rechter was inzonderheid van oordeel: - dat er geen redenen waren het verzet onontvankelijk te verklaren; - dat de arbeidsrechtbank bevoegd was om van het geschil kennis te nemen vermits de tegenvordering voortvloeide uit het verstekvonnis en met het verzet samenhing; - dat de appellant op 17 november 2000 had erkend dat de dagvaarding een vergissing was nu de betaling al op 25 juli 2000 was gebeurd; - dat de appellant op 21 september 2000 nog een staat had opgesteld waarin de rekening van de geïntimeerde een nulstand vertoonde terwijl op 25 september 2000 toch nog tot dagvaarding werd overgegaan; - dat de geïntimeerde door deze foutieve dagvaarding schade had geleden nu hij werd opgenomen in de databank van de NV G.B., iets waartegen de geïntimeerde op 24 en 25 oktober 2000 had geprotesteerd; - dat het kwaad intussen was geschied nu C.L.E. geen krediet meer wilde verlenen voor leveringen van de NV D. aan de geïntimeerde en deze laatste een aantal facturen aanstonds moest betalen; - dat de kredietwaardigheid van de geïntimeerde werd geschaad; - dat ook zijn goede reputatie als handelaar werd geschaad; - dat de omvang van de schade niet gemakkelijk kon berekend worden doch zeker niet tot één euro kon verminderd worden; - dat de schade ex aequo et bono op 2.400 euro kon bepaald worden. 2. Nopens de procedure in hoger beroep. In zijn akte van hoger beroep vordert de appellant dat het hoger beroep ontvankelijk en gegrond zou worden bevonden, dat het bestreden vonnis zou worden tenietgedaan en dat het Arbeidshof, opnieuw wijzende, zou zeggen voor recht dat de eerste rechter materieel onbevoegd was om van het geschil kennis te nemen, in elk geval de vordering in verzet als onontvankelijk, ontoelaatbaar, minstens ongegrond zou afwijzen, in meer ondergeschikte orde de schadevergoeding in billijkheid op één euro zou begroten, vermeerderd met gerechtelijke intrest, één en ander met verwijzing van de geïntimeerde in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep.

A.R. nr. : 02/163 27 juni 2003 4 Bij conclusie, op 26 juni 2002 neergelegd, vraagt de appellant dat de geïntimeerde zou veroordeeld worden om de door hem na het bestreden vonnis betaalde bedragen terug te betalen, vermeerderd met gerechtelijke intrest. Bij conclusie, neergelegd op 11 juli 2002, vordert de geïntimeerde dat het hoger beroep als ongegrond zou afgewezen worden en dat het bestreden vonnis zou bevestigd worden. Gevraagd wordt de appellant te veroordelen tot het betalen van de kosten van het hoger beroep. De partijen worden gehoord in de uiteenzetting van hun middelen en conclusies op de openbare terechtzitting van 25 april 2003. 3. Nopens de grieven van het hoger beroep. De appellant acht zich gegriefd door het bestreden vonnis. Hij stelt inzonderheid: - dat de arbeidsrechtbank niet bevoegd was om van de vordering tot betaling van schadevergoeding kennis te nemen nu enkel de rechtbank van eerste aanleg hiervoor bevoegd was; - dat hij geen fout heeft begaan die in causaal verband stond met door de geïntimeerde geleden schade; - dat de oorspronkelijke dagvaarding hem niet te kwade kon geduid worden nu de invordering van bijdragen zijn wettelijke opdracht is en de geïntimeerde ter terechtzitting zou hebben kunnen verschijnen en er verweer zou hebben kunnen voeren; - dat de geïntimeerde niet aantoont dat de dagvaarding tot een vermelding heeft geleid in de bestanden van diverse organisaties; - dat er zeker geen bewijs is van de datum waarop dit zou zijn gebeurd; - dat de geïntimeerde hiertegen kennelijk laattijdig heeft geprotesteerd; - dat de schade is ontstaan door het verstek van de geïntimeerde op de inleidende zitting; - dat, nadat de appellant aan de geïntimeerde liet weten dat er geen openstaande schuld meer was, de geïntimeerde dit schrijven ten overstaan van derden zou hebben kunnen gebruiken; - dat de geïntimeerde zelf de verantwoordelijkheid draagt wanneer hij dit niet zou hebben gedaan; - dat er andere redenen moeten zijn geweest die de kredietwaardigheid van de geïntimeerde in het gedrang hebben gebracht. 4. Bespreking. 4.1. Nopens de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het hoger beroep werd tijdig en regelmatig naar de vorm ingesteld.

A.R. nr. : 02/163 27 juni 2003 5 4.2. Nopens de gegrondheid van het hoger beroep 4.2.1. Nopens de ontvankelijkheid van het verzet Het verzet van de geïntimeerde was zonder meer ontvankelijk. De geïntimeerde had het vereiste belang bij het instellen van het rechtsmiddel dat ertoe strekte het verstekvonnis te vernietigen en te horen zeggen dat de oorspronkelijke vordering bij gebrek aan openstaande schuld ongegrond was. De appellant heeft maar afstand gedaan van het bekomen verstekvonnis in een schrijven van 23 november 2000, gericht aan het sociaal secretariaat van de geïntimeerde (stuk 4 van de appellant). De akte van verzet gaat zelfs vooraf aan het schrijven van de appellant van 17 november 2000 waarin deze aan de geïntimeerde meedeelde dat de dagvaarding een vergissing was geweest en dat de betaling al op 25 juli 2000 was gebeurd (stuk 1 van de appellant). 4.2.2. Nopens de volstrekte bevoegdheid. De eerste rechter heeft de door de appellant opgeworpen exceptie van onbevoegdheid terecht afgewezen. Artikel 563, tweede lid, Ger. W. bepaalt dat de arbeidsrechtbank kennis neemt van de tegenvorderingen die, ongeacht hun bedrag, onder hun volstrekte bevoegdheid vallen of die ontstaan uit de overeenkomst, hetzij uit het feit dat ten grondslag ligt aan de oorspronkelijke vordering. Volgens het derde lid van deze bepaling worden tegenvorderingen gegrond op het tergend of roekeloos karakter van een vordering, gebracht voor de rechter voor wie deze tegenvordering aanhangig is. De geïntimeerde stelde in zijn akte van verzet een tegenvordering in (art. 14 Ger. W.). Deze tegenvordering is duidelijk gesteund op het tergend of roekeloos karakter van de oorspronkelijke vordering zodat de arbeidsrechtbank volstrekt bevoegd was om van deze vordering kennis te nemen. 4.2.3. Over de grond van de zaak. 4.2.3.1. De rechtsgrond van de tegenvordering van de geïntimeerde wordt gevormd door de artikelen 1382-1383 B.W. zodat de geïntimeerde moet aantonen dat de appellant een fout heeft begaan die in een oorzakelijk verband staat met door hem geleden schade. 4.2.3.2. De appellant heeft bij het op 25 september 2000 betekende dagvaardingsexploot een vordering ingesteld waarvan hijzelf, enkele dagen voordien, schriftelijk had bevestigd dat hij niet bestond (zie inderdaad de stand van de rekening tot en met het tweede kwartaal 2000, op 21 september 2000 aan de geïntimeerde meegedeeld, waarin melding wordt gemaakt

A.R. nr. : 02/163 27 juni 2003 6 van een laatste betaling van 10.865 frank op 6 september 2000 stuk 2 van de geïntimeerde). Het instellen van zo n vordering is een fout. De appellant heeft inderdaad niet gehandeld zoals een normaal zorgvuldig en omzichtig (publiek rechts)persoon in dezelfde omstandigheden zou gehandeld hebben (zie VANDENBERGHE, H., VAN QUICKENBORNE, M., WYNANT, L., en DEBAENE, M., Overzicht van rechtspraak. Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (1994-1999), T.P.R., 2000, 1551, nrs. 12 en 23/f; zie ook Arbrb. Namen, 22 februari 1989, J.T.T., 1990, 383). De appellant kan zich in een tijdperk van verregaande informatisering niet verschuilen achter de ingewikkelde structuur van zijn administratie. 4.2.3.3. De geïntimeerde heeft duidelijk schade geleden. Uit de door hem overgelegde stukken blijkt dat de NV G.B. die daartoe het volste recht had - hem na de betekening van de dagvaarding meteen heeft opgenomen in haar bestand (zie het schrijven van de NV G.B. van 13 oktober 2000 stuk 4 van de geïntimeerde en de fax van dezelfde vennootschap van 26 oktober 2000 stuk 6 van de geïntimeerde) en dat ingevolge dit feit door de N.V. C.L.E. geen kredietlijn meer werd toegestaan aan een leverancier van de geïntimeerde, de NV D., waardoor de geïntimeerde verplicht was om een tweetal maanden zijn facturen rechtstreeks aan die leverancier te betalen, en wel bij de levering (zie de stukken 10, 12-14 van de geïntimeerde). Pas begin december 2000 was één en ander rechtgezet. Zolang de appellant zijn brieven van 17 en 23 november 2000 niet had verstuurd, kon de geïntimeerde niet aantonen dat er in werkelijkheid niets aan de hand was. Afgezien van de verstoorde relatie met de voornoemde leverancier en de administratieve rompslomp (scripsit het Openbaar Ministerie) moet aangenomen worden dat de goede naam van de geïntimeerde in het algemeen werd geschaad. Het wordt niet betwist dat hij voor het overige geen betalingsmoeilijkheden had. 4.2.3.4. Het oorzakelijk verband tussen de fout en de schade staat ook vast. Zonder die fout zou de schade zich niet hebben voorgedaan (BOCKEN, H., en BOONE, I., Causaliteit in het Belgische recht, T.P.R., 2002, 1625, nr. 7). Het is de dagvaarding en niet het verstek van de geïntimeerde op de inleidende zitting of het hieropvolgende verstekvonnis - die de schade heeft veroorzaakt. Alle overwegingen omtrent de mogelijkheid/verplichting van de geintimeerde om zich ter zitting te laten vertegenwoordigen zijn aldus niet relevant. Het blijkt niet dat de schade hierdoor onbestaande of kleiner zou zijn geworden. De geïntimeerde is niet zelf verantwoordelijk voor de door hem geleden schade en de appellant insinueert ten onrechte

A.R. nr. : 02/163 27 juni 2003 7 dat er andere redenen kunnen zijn geweest voor het verlies van kredietwaardigheid. Ook het geringe bedrag van de oorspronkelijke vordering is zonder belang. 4.2.3.5. De appellant is gehouden de door de geïntimeerde geleden schade te vergoeden. In casu kan de begroting van die vaststaande schade niet anders dan ex aequo et bono gebeuren vermits de precieze omvang ervan niet kan worden bepaald. In geen geval kan de appellant gevolgd worden waar hij stelt dat de schade slechts symbolisch is of uiterst miniem. De eerste rechter heeft de te vergoeden schade terecht bepaald op 2.400 euro. 4.2.3.6. De eerste rechter heeft het verstekvonnis evident ook terecht vernietigd en de oorspronkelijke vordering ongegrond verklaard, met verwijzing van de appellant in de gerechtskosten. Met het Openbaar Ministerie moet worden besloten dat het hoger beroep geheel ongegrond is en dat het bestreden vonnis moet bevestigd worden. De nieuwe voor het eerst voor dit Arbeidshof ingestelde vordering van de appellant is ontvankelijk doch ongegrond. HET ARBEIDSHOF Gelet op de voornoemde gronden, Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken en inzonderheid op artikel 24 van die wet. Alle andere en strijdige conclusies verwerpende. Gelet op het eensluidend schriftelijk advies van het Openbaar Ministerie, uitgebracht door Substituut-generaal Antoine Lievens en neergelegd ter griffie op 13 mei 2003. Rechtdoende op tegenspraak. Verklaart het hoger beroep ontvankelijk doch ongegrond. Bevestigt dienvolgens het bestreden vonnis van de Arbeidsrechtbank te Ieper, tweede kamer, d.d. 22 maart 2002 (A.R. nr. 24.127), in al zijn onderdelen. Verklaart de nieuwe vordering van de appellant ontvankelijk doch ongegrond. Veroordeelt de appellant overeenkomstig artikel 1017, eerste lid, Ger. W., tot het betalen van de kosten van de procedure in hoger beroep. Bepaalt de te vereffenen gerechtskosten als volgt: - aan de zijde van de appellant:

A.R. nr. : 02/163 27 juni 2003 8 - uitgavenvergoeding: 55,78 euro - vaste rechtsplegingsvergoeding hoger beroep: 267,73 EUR - aan de zijde van de geïntimeerde (zoals gevorderd): - vaste rechtsplegingsvergoeding hoger beroep: 261,78 euro Aldus uitgesproken op vrijdag zevenentwintig juni tweeduizend en drie in openbare terechtzitting door de vijfde kamer van het Arbeidshof te Gent, zetelend te Brugge, en waarin zitting hadden: Herman Jan, raadsheer in het Arbeidshof, voorzitter, Blomme Marc, raadsheer in sociale zaken benoemd als werkgever, Van Poucke Eric, raadsheer in sociale zaken, benoemd als werknemer-arbeider en Mathys Myriam, eerstaanwezend adjunct-griffier. get. : M. Mathys - E. Van Poucke - M. Blomme - J. Herman.