Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam. Datum: 07 juni Rapportnummer: 2011/168

Vergelijkbare documenten
Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083

Een onderzoek naar de wijze waarop het LBIO een alimentatiegerechtigde informeert over het (niet) innen van kinderalimentatie.

Rapport. Datum: 14 juli 2005 Rapportnummer: 2005/198

6. Bij brief van 4 mei 2004 gaf het LBIO een incasso- en executieopdracht aan de deurwaarder.

Rapport. Datum: 9 juli 1999 Rapportnummer: 1999/306

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam. Datum: 5 september 2011

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam. Datum: 12 april Rapportnummer: 2012/061

Rapport. Datum: 3 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/344

"Ik kan de kinderalimentatie niet langer betalen, wat kan ik doen?

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/251

Rapport. Datum: 12 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/440

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/047

Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320

Rapport. Datum: 13 juli 1998 Rapportnummer: 1998/273

Rapport. Rapport over een klacht over een gedraging van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam. Datum: 29 juni 2011

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 31 maart 2005 Rapportnummer: 2005/097

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

Rapport. Datum: 27 februari 2007 Rapportnummer: 2007/041

Een onderzoek naar een klacht over het informeren van een burger in het buitenland

Rapport. Datum: 2 mei 2006 Rapportnummer: 2006/178

Rapport. Rapport over een klacht over het gerechtsdeurwaarderskantoor S. te P. Datum: 17 oktober Rapportnummer: 2012/172

Rapport. Rapport over een klacht over Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Datum: 14 mei Rapportnummer: 2012/082

Rapport. Datum: 29 november 2000 Rapportnummer: 2000/365

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Datum: 20 januari Rapportnummer: 2012/005

Rapport. Datum: 3 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/261

Rapport. Datum: 29 januari 2002 Rapportnummer: 2002/017

Rapport. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het LBIO gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk niet gegrond.

Rapport. Datum: 22 juli 2002 Rapportnummer: 2002/218

Verzoeker klaagt er over dat de Kamer van Koophandel Noord-Nederland (hierna KvK):

Rapport. Datum: 21 december 2004 Rapportnummer: 2004/486

Rapport. Datum: 4 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/424

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 25 januari 2006 Rapportnummer: 2006/027

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam. Datum: 09 augustus Rapportnummer: 2011/238

Rapport. Datum: 18 december 2007 Rapportnummer: 2007/313

Wijziging verblijfplaats kind en hoe zit het dan met de kinderalimentatie?

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam. Datum: 5 april Rapportnummer: 2012/057

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Beoordeling. h2>klacht

Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV):

Rapport. Rapport over een klacht over het UWV te Amsterdam. Datum: 19 september Rapportnummer: 2013/0128

Rapport. Datum: 5 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/427

Rapport. Rapport over een klacht over de Kamer van Koophandel Centraal Gelderland uit Arnhem. Datum: 17 februari Rapportnummer: 2011/054

Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) Rotterdam:

Rapport. Datum: 8 mei 2007 Rapportnummer: 2007/087

Rapport. Datum: 31 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/254

Rapport Datum: 6 juni 2013 Rapportnummer: 2013/062

LBIO Kinderalimentatie

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

Rapport. Datum: 25 januari 2001 Rapportnummer: 2001/024

Rapport. Datum: 20 september 2007 Rapportnummer: 2007/197

Beoordeling. h2>klacht. Verzoeker klaagt er over dat:

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) te Rotterdam. Datum: 9 december 2013

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratie Kantoor uit Den Haag. Datum: 04 augustus Rapportnummer: 2011/229

Rapport. Datum: 14 juli 1998 Rapportnummer: 1998/277

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam.

Rapport. Datum: 15 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/282

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/266

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 26 juni 2002 Rapportnummer: 2002/197

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252

Zij klaagt er voorts over dat de SVB de schade en kosten die het gevolg waren van de werkwijze van de SVB niet aan haar wil vergoeden.

Rapport. Datum: 9 februari 2007 Rapportnummer: 2007/027

RAPPORT 2006/263, NATIONALE OMBUDSMAN, 4 AUGUSTUS 2006

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 5 september 2003 Rapportnummer: 2003/292

Rapport. Datum: 25 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/335

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het LBIO gegrond. Datum: 24 juli 2017 Rapportnummer: 2017/089

Rapport. Datum: 13 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/316

Rapport. Rapport over een klacht over de Kamer van Koophandel Midden-Nederland uit Utrecht. Datum: 11 oktober Rapportnummer: 2011/298

Rapport. Publicatiedatum: 15 oktober Rapportnummer: 2014 / /139 d e Natio nale o mb ud sman 1/6

Rapport. Datum: 30 juli 2004 Rapportnummer: 2004/299

Rapport. Rapport over een klacht over gerechtsdeurwaarder X te Rotterdam. Datum: 6 april Rapportnummer: 2012/058

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam. Datum: 3 januari Rapportnummer: 2013/001

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Oost-Brabant te Oss. Datum: 2 oktober Rapportnummer: 2013/138

Rapport. Rapport over een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaanstad. Datum: 5 februari 2015 Rapportnummer: 2015/021

Samenvatting 1 Klacht 2 Beoordeling 2 Conclusie 4 Aanbeveling 5 Onderzoek 5 Bevindingen 5

Rapport. Datum: 28 september 2007 Rapportnummer: 2007/205

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de directeur Belastingdienst/Zuidwest uit Roosendaal. Datum: 1 juni Rapportnummer: 2011/163

Rapport. Datum: 12 juli 2007 Rapportnummer: 2007/149

Rapport. Datum: 14 januari 2011 Rapportnummer: 2011/013

Rapport. Datum: 13 september Rapportnummer: 2012/149

1.327,20 als hoofdsom in verband met achterstallige verzekeringspremies; 42,49 als tot op dat moment vervallen wettelijke rente over de hoofdsom;

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van het College voor zorgverzekeringen. Datum: 10 mei Rapportnummer: 2012/078

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 9 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/309

Rapport. Datum: 26 maart 2002 Rapportnummer: 2002/088

Rapport. Datum: 2 maart 2000 Rapportnummer: 2000/077

Rapport. Publicatiedatum 4 juli 2016 Rapportnummer 2016/059

Rapport. Datum: 9 december 2002 Rapportnummer: 2002/374

Rapport. Datum: 20 december 2001 Rapportnummer: 2001/395

Rapport. Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/016

Transcriptie:

Rapport Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam. Datum: 07 juni 2011 Rapportnummer: 2011/168

2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) sinds de overname van de inning kinderalimentatie 22 december 2008 onvoldoende heeft gedaan om de betalingsachterstand te innen. Bevindingen en beoordeling Algemeen Met het (regelmatig) betalen van onderhoudsbijdragen voor kinderen gaat nogal eens wat mis en dat kan voor grote problemen zorgen bij degenen die recht hebben op die bijdragen. Die kunnen dan ook flink in de financiële problemen komen. De overheid heeft daarvoor oog gehad en het LBIO ingesteld: het LBIO kan, daar om verzocht de inning van de onderhoudsbijdragen over te nemen wanneer de betalingsplichtige zes maanden in gebreke is gebleven en niet alsnog de zaak in orde maakt. Maar ook dan gaat het soms niet van een leien dakje. Wat doe je bijvoorbeeld als LBIO als een betalingsplichtige zichzelf en zijn bezittingen op alle mogelijke manier onzichtbaar heeft gemaakt en ook de deurwaarder met lege handen blijft staan. Hoe ver ga je daarbij en moet en kan je daarbij gaan als LBIO. I Bevindingen Visie mevrouw D. Met ingang van 1 jan 2006 heeft verzoekster, mevrouw D. recht op alimentatie voor haar dochtertje. Omdat de vader, de heer M., in gebreke blijft met de betalingen verzoekt zij het LBIO in 2008 om de inning over te nemen. Op 9 maart 2010 dient zij een klacht omdat het LBIO daar niet in slaagt. Mevrouw D. begrijpt dat het moeilijk is voor het LBIO, omdat M. niet staat ingeschreven, geen vaste woon- en verblijfplaats heeft en zijn bezittingen heeft ondergebracht onder andere namen, maar Mevrouw D. is het zat: zij heeft het LBIO verteld waar M. woont, maar er gebeurt gewoon niets. De klacht van mevrouw D. is ter behandeling doorgestuurd aan het LBIO. Nadat het LBIO de klacht heeft behandeld komt mevrouw D. op 10 januari 2011 terug, omdat het LBIO er nog steeds niet in slaagt de alimentatie te innen. Mevrouw D. denkt dat er toch een manier moet zijn om wel te incasseren. Zij heeft het LBIO een aantal voorstellen gedaan, maar daarop is het LBIO niet ingegaan, schrijft ze. Zo heeft zij verteld dat M. dagelijks met een taxi naar de kroeg rijdt; kosten 700. Mevrouw D. heeft tijdens de telefonische hoorzitting in het kader van de klachtbehandeling ook op Google-maps aangewezen waar M. woont. De financiële nood is zo langzamerhand hoog: mevrouw D. heeft nog 42.000 te goed, en staat op het punt haar huis te worden uitgezet. Daarnaar gevraagd liet mevrouw D. in de

3 loop van het onderzoek weten dat op dit punt de ergste dreiging met behulp van de gemeente gelukkig kon worden afgewend. Vanwege de urgentie van het geval is eerst geprobeerd om de zaak op te lossen door middel van een interventie bij het LBIO met de vraag of het probleem alsnog kon worden opgelost. Visie LBIO Het LBIO schrijft in reactie op de interventie dat er van alles is gedaan, maar dat noch het LBIO noch de deurwaarder kans zien om de vordering te innen; op incassogebied is het een kansloze zaak. Het LBIO wil voorop stellen dat het een incassobureau is en geen recherchebureau: men moet het doen met de middelen die men heeft en men kan niet op basis van suggesties te werk gaan. Voor zowel het LBIO als de deurwaarder bepaalt de wet in welke gevallen er beslag kan worden gelegd en aan welke voorwaarden moet worden voldaan. Mevrouw D. geeft wel allerlei informatie, maar die is onvoldoende om er iets mee te kunnen doen. Er is op basis van de aanwijzingen van mevrouw D. wel het één en ander uitgezocht en deze informatie is naar de deurwaarder gestuurd. Zo zou M. op een landgoed wonen. Dat landgoed blijkt op naam van een derde blijkt te staan en M. staat daar niet ingeschreven, - en overigens in geen enkele andere gemeente - en de deurwaarder is dan ook niet bevoegd om het erf van het (leegstaande) landgoed te betreden. Dat maakt incasso erg lastig. Verder bezit M. volgens mevrouw D. een paard, maar eigendom kan niet worden aangetoond door middel van een chip of paspoort. De deurwaarder kan niet op de bonnefooi beslag leggen op een paard dat voldoet aan de door mevrouw D. gegeven uiterlijke kenmerken. Verder is M. wel opnieuw getrouwd, maar er is sprake van huwelijkse voorwaarden Ook M. 's auto staat op naam van een derde. Het zou te ver gaan voor het LBIO om aan een derde te vragen of die auto daadwerkelijk van die derde is en of die ook is betaald. Het LBIO heeft het idee dat mevrouw D. het bureau meer ziet in de rol van een recherchebureau. Het zou volgens het LBIO overigens nog niet zo gek zijn als mevrouw D. een dergelijk bureau zou inschakelen, dat wellicht wel het één en ander kan nagaan. Het LBIO is er wel in geslaagd een paspoortsignalering te plaatsen, in de hoop dat dit nog iets oplevert. Ook is er telefonisch contact geweest met M. M. heeft toen verteld dat hij zonder werk zat en net was geopereerd en niet kon betalen. Op de vraag waar de specificatie vordering naartoe kon worden gestuurd heeft M. een postbusnummer opgegeven; hij wilde zich verder niet uitlaten over zijn verblijfplaats. Er kon verder nog worden gekeken naar het taxibedrijf waarvan M. gebruik maakt, maar dan moet de informatie wel erg concreet zijn. Ook moet M. in dienst zijn van het taxibedrijf, maar als dat het geval was, zou het LBIO wel een melding hebben gekregen van het UWV

4 (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen). Het was van meet af aan lastig geweest de vordering te innen. Frequente verhaalsonderzoeken leverden niets op. Zo was de deurwaarder op de diverse door mevrouw D. opgegeven adressen langs gestuurd, ook al stond M. daar niet ingeschreven, maar ook dit leverde niets op, evenmin als acties met betrekking tot het paard. In dit verband zijn ook kosten gemaakt. Het LBIO benadrukte dat het hiertoe wettelijk gezien niet verplicht was: de deurwaarder kan in principe pas langsgaan als een betalingsplichtige zich weer heeft ingeschreven. Van het LBIO kan niet worden verlangd dat het zich de rol van recherchebureau aanmeet, door bijvoorbeeld uit te zoeken hoe M. in staat is op frequente basis een taxi te bekostigen. De voorstellen die mevrouw D. doet om te bewijzen dat M. geld heeft kan het LBIO op basis van de wettelijke taak en bevoegdheid niet behandelen. Het LBIO meent dat er meer dan voldoende inspanning is geleverd om de vordering te incasseren. Het LBIO heeft een overzicht gemaakt waaruit blijkt wat er van oktober 2008 tot februari 2011 zo al is ondernomen om tot inning van de vordering te innen komen (zie Achtergrond). Beoordeling Als je als moeder alleen voor de zorg voor je kind komt te staan, dan is dat soms niet gemakkelijk. Als daar bovenop de betalingen van de onderhoudsbijdragen niet soepel of helemaal niet plaatsvinden, dan komt daar nog eens een financieel probleem bovenop. In Nederland kan men in zo'n geval doorgaans een beroep doen op het LBIO. Ook mevrouw D. had al haar hoop gevestigd op het LBIO. Zij verwacht dat ze met hulp van het LBIO eindelijk zal krijgen waar zij voor haar dochter recht op heeft. Van het LBIO mag worden verwacht dat het binnen de mogelijkheden die de wet biedt in zo'n geval voortvarend te werk gaat. Het vereiste van voortvarendheid houdt in dat overheidsinstanties slagvaardig en met voldoende snelheid optreden. Dit impliceert dat het LBIO bij de inning van kinderalimentatie met het oog op de financiële belangen van de alimentatiegerechtigden de vereiste voortvarendheid betracht en de mogelijkheden tot inning optimaal benut. Dit betekent dat het LBIO actief de mogelijkheden tot inning onderzoekt en hierbij tijdig en effectief actie onderneemt, indien blijkt dat de haar ten dienste staande invorderingsmiddelen niet of niet geheel tot resultaat leiden. Dit betekent verder dat in het geval een deurwaarder is ingeschakeld, het LBIO nieuwe informatie aan hem doorgeeft en regelmatig bij die deurwaarder informeert naar de stand van zaken en behaalde resultaten en hem zo nodig aanstuurt. Het LBIO heeft vanaf het moment dat mevrouw D. een verzoek om de inning over te nemen heeft ingediend, in september 2008, continu aandacht gehad voor de zaak. Zo is in de loop van de jaren daarop regelmatig het bevolkingsregister geraadpleegd, is samen met

5 mevrouw D. gezocht naar aanknopingspunten en is steeds wanneer er aanknopingspunten waren op onder meer het gebied van adressen, bezit van roerend en onroerend goed, al waren die nog zo summier, aan de deurwaarder een opdracht gegeven. Verder is een aantal keren de Kamer van Koophandel om informatie gevraagd. Het LBIO heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken verzocht om een paspoortsignalering, zodat ook bekend zou zijn als M. het land zou verlaten. Verder was er contact met het UWV over eventuele werkgevers van M. Kortom, het LBIO heeft zich in deze zaak niet onbetuigd gelaten en is mevrouw D. ook ter wille geweest en heeft regelmatig telefonisch contact met haar gehad. Gelukkig biedt het LBIO voor veel mensen uitkomst, maar niet altijd: er zullen altijd mensen zoals M. blijven die zich als het ware onzichtbaar en onbenaderbaar maken en zodoende niet kunnen worden gedwongen om aan hun verplichtingen te voldoen. Voor het LBIO is dit frustrerend maar voor mevrouw D. is het schrijnend. De mogelijkheden van het LBIO hebben hun grenzen, maar de mogelijkheden die er waren heeft het LBIO ten volle en voortvarend benut. Hoe wrang de situatie voor mevrouw D. ook is, het LBIO valt in deze zaak niets te verwijten nu het zich zo heeft ingezet voor haar. De gedraging is behoorlijk. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam, is niet gegrond. Onderzoek Op 10 januari 2011 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw D. uit Leiden, met een klacht over een gedraging van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de directeur van het LBIO, werd een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek werd de directeur het LBIO verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Het LBIO en verzoekster gaven binnen de gestelde termijn geen reactie. Informatieoverzicht

6 De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie: 1. Verzoekschrift van 9 maart 20010, doorgestuurd ter behandeling naar het LBIO; 2. Verzoekschrift van 10 januari 2011; 3. Reactie van 14 januari 2011 LBIO op interventie; 4. Standpunt LBIO van 16 februari 2011, met als bijlagen: - overzicht acties LBIO; - correspondentie deurwaarder over ondernomen acties. Achtergrond 1. Overzicht acties LBIO "Bp=betalingsplichtige Og= ontvangstgerechtigde 3 oktober 2008 Ontvangst verzoek 7 oktober 2008 Bp komt niet voor in het bevolkingsregister 13&14 oktober 2008 Uitgebreide bevraging bevolkingsregister levert niets op 17 oktober 2008 Bp toch aangeschreven op opgegeven adres, aangetekend + regulier 21 &22 oktober 2008 Brieven retour: geen bus/bus vol 23 oktober 2008 Opdracht openbare betekening naar deurwaarder 20 november 2008 Opdrachtbevestiging openbare betekening retour 18 december 2008 Factuur deurwaarder; beschikking is openbaar betekend 22 december 2008 Overname inning 29 december 2008 Brief overname retour; persoon onbekend op adres 9 januari 2009 Melding KvK (Kamer van Koophandel; No) Bp heeft bedrijf op naam 14 januari 2009 Melding bevolkingsregister Rotterdam: Bp is verhuisd naar Rotterdam 22 januari 2009 Geprobeerd aan te schrijven op adres in Rotterdam

7 13 februari 2009 Nogmaals brief gestuurd naar adres in Rotterdam 17 februari 2009 Melding dat brieven niet zijn afgehaald 27 februari 2009 Uitgebreid verhaalsonderzoek 2 maart 2009 resultaat verhaalsonderzoek: woning geen eigendom, geen voertuigen 5 maart 2009 Adres in Rotterdam wordt door bevolkingsregister bevestigd 10 maart 2009 Op adres in Rotterdam geen KvK inschrijving 13 maart 2009 Uit bevolkingsregister blijkt dat Bp is getrouwd 16 maart 2009 Onderzoek naar huwelijkse voorwaarden bij rechtbank 17 maart 2009 Bedrijf (BV) op naam van Bp. Privé-vordering echter niet verhaalbaar op BV. 27 maart 2009 Zaak naar deurwaarder 7 april 2009 Opdrachtbevestiging deurwaarder 27 april 2009 Bericht rechtbank: er zijn huwelijkse voorwaarden 6 mei 2009 Bericht deurwaarder n.a.v. betekening; Bp niet meer woonachtig op adres in Rotterdam volgens huidige bewoner 8 mei 2009 Geïnformeerd bij bevolkingsregister naar woonadres partner Bp 12 mei 2009 Partner blijkt op geheel ander adres te staan ingeschreven 14 mei 2009 Deurwaarder adressen doorgegeven 16 juni 2009 Melding bevolkingsregister: adres bp in onderzoek gesteld 8 juli 2009 Deurwaarder geeft aan betekening in persoon niet mogelijk; zal bij bedrijf Bp plaatsvinden 28 augustus 2009 Melding bevolkingsregister: Bp uitgeschreven wegens vertrek met onbekende bestemming 4 september 2009 Deurwaarder gaat beschikking openbaar betekenen voor het treffen van executiemaatregelen voor zover mogelijk

8 16 december 2009 Beschikking is openbaar betekend; vraagt naar eventuele rekeningnummers 17 december 2009 Rekeningnummers opgevraagd bij Og 21 december 2009 Og belt; geen rekeningnummer bekend 22 december 2009 Bericht naar deurwaarder dat Og geen rekeningnummer bekend is 4 januari 2010 Og belt: Bp bankiert wellicht bij Rabobank 4 maart 2010 Bericht van deurwaarder: beschikking is openbaar betekend, bankbeslag onder Rabobank heeft geen doel getroffen, zaak wordt aangehouden 23 maart 2010 Ontvangst Og klacht via No 28 april 2010 Uitgebreide bevraging bevolkingsregister 28 april 2010 Woning via google maps gevonden 28 april 2010 Uitgebreid verhaalsonderzoek 29 april 2010 Informatie retour: verhaalsonderzoek levert niets op 29 april 2010 Foto naar Og: wijs woning aan 30 april 2010 Bevolkingsregister: Bp nog steeds VOW (vertrokken onbekend waarheen; No), heeft wel paspoort 4 mei 2010 Brief naar Min. Bin. Zaken verzoek paspoortsignalering 20 mei 2010 Foto retour. Og heeft woning aangewezen 2 juni 2010 Brief Og met foto naar deurwaarder gestuurd 7 juni 2010 Bevestiging opname paspoortregister 5 juli 2010 Deurwaarder geeft aan beslag mislukt op door Og aangegeven adres, niemand aangetroffen, deurwaarder kon terrein niet betreden. Gaat nog een poging wagen 5 augustus 2010 Deurwaarder geeft aan meerdere male langs te zijn geweest op adres, pand lijkt onbewoond, wel paard in wei. Deurwaarder ontvangt graag stukken waaruit blijkt dat paard van Bp is. 9 augustus 2010 Informatie mby paard bij Og opgevraagd

9 1 september 2010 Deurwaarder informeert of er al een reactie is van Og 3 september 2010 Brief naar deurwaarder: nog geen reactie Og 17 september 2010 Og belt: zal gegevens mbt paard naar LBIO sturen 23 september 2010 Og belt en geeft nogmaals aan schriftelijk te zullen reageren 23 september 2010 E-mail Og. Geen bewijsstukken. Informatie over landgoed en voertuig op naam van derden. Paard is bruin wit 20 jaar oud, staat bij manege en loopt binnenkort mee in optocht. Geen bewijs dat paard van Bp is. 27 september 2010 Informatie Og naar deurwaarder 1 oktober 2010 Nogmaals geïnformeerd bij bevolkingsregister naar verblijfplaats Bp 1 oktober 2010 Stafmedewerkster belt met Bp. Geeft aan niets te kunnen betalen, geen geld te hebben voor wijziging. Leg maar beslag op AOW over 2 jaar. Gevraagd naar adres maar werd niet verstrekt. Werd verwezen naar postbusnummer, is postbusnummer van BV Bp uit KvK 4 oktober 2010 Bevolkingsregister: situatie ongewijzigd 4 oktober 2010 Informatie KvK 5 oktober 2010 Deurwaarder geeft aan : geen mogelijkheden meer kan zaak worden gesloten? 8 oktober 2010 Geen gegevens KvK, BV van Bp blijkt uitgeschreven 11 oktober 2010 Brief naar deurwaarder sluiten akkoord 3 februari 2011 Deurwaarder vraagt toch nog of er inmiddels nieuwe verhaalsmogelijkheden zijn 4 februari 2011 Bericht naar deurwaarder geen mogelijkheden, dossier sluiten 16 februari 2011 Bp tot op heden VOW, geen verhaalsmogelijkheden bekend. N.B. Naast bovenstaande acties is Bp buiten het systeem om geplaatst op een UWV lijst. Geen melding van een werkgever naar voren gekomen. " 2. Boek 1 Burgerlijk Wetboek, Artikel 408, tweede en vijfde lid 2. Op verzoek van een gerechtigde als bedoeld in het eerste lid, van een onderhouds-plichtige dan wel op gezamenlijk verzoek van een gerechtigde en

10 onderhoudsplichtige neemt het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen de invordering van de onderhoudsgelden op zich. De executoriale titel wordt daartoe door de onderhouds-gerechtigde in handen gesteld van dit Bureau. De overhandiging daarvan machtigt het Bureau tot het doen van de invordering, zo nodig door middel van executie. 5. Alvorens tot invordering met verhaal van kosten over te gaan wordt de onderhouds-plichtige bij brief met bericht van ontvangst in kennis gesteld van het voornemen daartoe en de reden daarvoor, alsmede van het bedrag inclusief de kosten van invordering. Het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen wordt bevoegd tot invordering over te gaan op de veertiende dag na de verzending van de brief. ( )