1 Een (laparoscopische) sacropexie wordt uitgevoerd als uw bekkenbodemorganen, zoals blaas, baarmoeder en endeldarm, ernstig zijn verzakt. Ook bij een opnieuw ontstane verzakking (recidief) en/of een verzakte dunne darm (enterokèle) is een sacropexie vaak een goede methode om een verzakking te corrigeren. Tijdens deze operatie wordt een zacht, synthetisch 'matje' ingebracht waarmee de verzakte bekkenbodemorganen worden opgetrokken. De ligging van de organen wordt hiermee hersteld. Besluit tot een operatie Uw gynaecoloog heeft een verzakking van de bekkenbodemorganen bij u geconstateerd. Een sacropexie kan deze verzakking verhelpen. Of u besluit tot een operatie zal afhankelijk zijn van de ernst van uw klachten en de onderzoeksbevindingen van uw specialist. Samen met uw specialist bespreekt u ook andere mogelijkheden om wat aan uw klachten te doen. Voorbereidingen Wanneer u medicijnen gebruikt die de bloedstolling beïnvloeden, zoals Ascal, Sintrom of Marcoumar, geeft u dit dan door aan uw behandelend arts. Om bloedingen te voorkomen moet er tijdig met deze medicijnen gestopt worden. Stop nooit zelf met uw medicijnen. Bent u overgevoelig voor bepaalde geneesmiddelen of jodium? Het is noodzakelijk dat u dit voor de operatie meldt aan uw behandelend arts. Voor de operatie Voorafgaand aan de ingreep krijgt u soms een kalmerend middel op de verpleegafdeling. De ingreep wordt verricht onder algehele narcose. U wordt op de operatiekamer via een infuus in uw arm in slaap gebracht. De operatie De operatie wordt uitgevoerd via een snede in de buik (laparatomie) of door middel van een kijkbuisoperatie (laparoscopie). Tijdens deze operatieve ingreep worden de verzakte organen in hun eigen positie terug gezet. Dat doet de gynaecoloog door de organen met een zogenaamd mesh-implantaat (een soort matje van gaasachtig materiaal) aan het heiligbeen van het bekken vast te zetten. De verzakte organen kunnen op dit 'matje' rusten en worden op die manier in hun normale positie hersteld. Het mesh-materiaal bevat kleine openingen. Het lichaamsweefsel kan hier doorheen groeien wat de sterkte van het weefsel aanzienlijk vergroot. Als u de baarmoeder nog heeft, hoeft deze niet te worden weggehaald. Duur van de operatie De duur van de operatie via een buiksnede is ongeveer twee uur. Bij een kijkbuisoperatie duurt de ingreep ongeveer drie tot vier uur.
2 Hieronder ziet u hoe de baarmoeder (zie figuur 1) en de top van de schede (zie figuur 2) zijn 'opgehangen' aan het heiligbeen van het bekken. dagen. Daarna wordt met behulp van een echo of een katheter gecontro-leerd of u de blaas bij het plassen voldoende leeg kunt maken. Als dat niet lukt, krijgt u soms opnieuw een katheter voor enkele dagen. De eerste dagen na de operatie kunnen de onderbuik en vagina gevoelig zijn. Daarvoor kunt u pijnstillers krijgen. Ook krijgt u meestal medicijnen om trombose te voorkomen. Deze injecties in buik of bovenbeen worden vaak al voor de operatie gestart. Figuur 1 Situatie na sacropexie met baarmoeder Risico's van de operatie Bij een verzakkingsoperatie komen zelden complicaties voor. Desondanks kunnen er complicaties optreden. Denkt u hierbij aan: Beschadiging van de blaas of endeldarm Een enkele keer kan de blaas of endeldarm beschadigd raken bij het losmaken van de omliggende weefsels of bij het inbrengen van het mesh-implantaat. Er ontstaat dan een gaatje in de blaas of endeldarm. Dit wordt tijdens de operatie weer hersteld. De opnameduur kan langer worden door de beschadiging. Figuur 2 Situatie na sacropexie zonder baarmoeder Na de operatie Tijdens de operatie heeft de arts een blaaskatheter via de plasbuis in uw blaas gebracht. Uit dit soepele, holle slangetje kan de urine afvloeien. De verpleegkundige verwijdert de katheter na drie Nabloeding Een nabloeding is een vrij zeldzame complicatie bij een verzakkingsoperatie. Soms is een tweede operatie noodzakelijk.
3 Blaasontsteking Een blaasontsteking is een veel voorkomend probleem na een verzakkingsoperatie. Om een eventuele infectie tijdig te ontdekken, wordt uw urine regelmatig gecontroleerd in het ziekenhuis. Als het nodig is, krijgt u een antibioticum. Een blaasontsteking is daarmee goed te behandelen. Problemen met het op gang komen van het plassen Na een sacropexie kunt u problemen ondervinden met het legen van uw blaas. Dit komt door de veranderde positie van de blaas en de plasbuis. Als u deze moeilijkheden heeft, krijgt u voor een wat langere tijd opnieuw een katheter of leert u zichzelf te katheteriseren. In een enkel geval gaat u met een katheter of met een instructie voor zelf-katheterisatie naar huis. Vrijwel altijd zijn deze problemen met plassen van tijdelijke aard. Urine-incontinentie Urineverlies is een andere mogelijke complicatie van een verzakkingsoperatie. Het is niet altijd duidelijk waardoor deze complicatie ontstaat. Om die reden is de complicatie ook niet altijd te voorkomen. Het urineverlies is meestal niet ernstig. Mocht het urineverlies toch hinderlijk zijn, dan is het meestal mogelijk om dit met bekkenbodemtraining of een aanvullende kleine ingreep te verhelpen. Ontlasting Enkele dagen na de operatie komt de ontlasting meestal vanzelf weer op gang. Zo nodig kunt u medicijnen krijgen om de ontlasting te bevorderen. Van de operatiewond heeft u weinig last bij de ontlasting. Wel is het beter om flink persen te vermijden. Na de genezingsperiode verloopt de ontlasting na een sacropexie vaak gemakkelijker. Erosie Er bestaat een kleine kans dat het meshimplantaat na verloop van tijd zichtbaar wordt in de vagina. Dit komt door erosie (afslijting) van het implantaat door de vaginawand. Wanneer dit gebeurt, moet het matje geheel of gedeeltelijk worden verwijderd. Vaak is er dan al voldoende nieuw bindweefsel gevormd, dat voorkomt dat er weer een nieuwe verzakking optreedt. Seksuele problemen In het algemeen zijn seksuologische problemen na een sacropexie niet te verwachten. De verzakking wordt gecorrigeerd zonder dat de schede nauwer of korter wordt. Vaak kan gemeenschap weer prettiger verlopen na een sacropexie. Mocht u toch seksuele problemen ervaren, aarzel dan niet om een afspraak met de gynaecoloog te maken om hierover te praten. Deze problemen kunnen vaak verholpen worden.
4 Wat krijgt u mee? adviezen voor herstel; een afspraak voor controlebezoek bij de gynaecoloog op de polikliniek. Deze afspraak vindt rond zes weken na de operatie plaats; een kaartje met informatie over het telefonisch verpleegkundig spreekuur van de afdeling Gynaecologie. Adviezen voor thuis Een operatie is altijd een aanslag is op uw lichaam en op uw reserves. Daarom in het belangrijk om in de herstelperiode goed naar signalen van uw lichaam te luisteren en niet te snel veel te willen doen. Krijgt u koorts hoger dan 38 C of bloedingen, neemt u dan contact op met het ziekenhuis en vraag naar de dienstdoende gynaecoloog. Telefoon (020) 599 91 11. Doe het rustig aan. Dan merkt u dat u geleidelijk aan meer kunt. Het is belangrijk dat u voldoende drinkt, anderhalf tot twee liter per dag. Zwaar tillen en zwaardere huishoudelijke bezigheden kunt u de zes weken na de operatie beter uitstellen. Het is aan te raden om voor deze periode hulp in te schakelen. Wel kunt u meestal na een week weer licht huishoudelijk werk doen, zoals koken en afwassen. Als u buitenshuis werkt, krijgt u over het algemeen het advies minstens zes weken niet te werken. Bij lichamelijk zwaar werk is het verstandig nog iets langer te wachten met weer aan het werk te gaan. U kunt dit al voor de operatie met de gynaecoloog en uw bedrijfsarts bespreken. Het is niet verstandig om seksuele gemeenschap te hebben voordat u uw controleafspraak bij de gynaecoloog heeft gehad. Uw vaginawand kan namelijk beschadigd raken. Tijdens de controleafspraak kijkt de gynaecoloog of de vaginawand goed genezen is. Als dit het geval is, kunt u daarna weer gemeenschap hebben. In de weken na de operatie lossen de hechtingen in de schede uit zichzelf op. De hechtingen kunnen tot ruim zes weken na de operatie naar buiten komen. Tot ongeveer zes weken na de operatie kan het voorkomen dat u bloed verliest. Dit is normaal. Het wordt langzaam minder en gaat vaak over in bruinige of gelige afscheiding.
5 Het kan zijn dat er opnieuw klachten ontstaan. De oorzaak van de verzakking of van het urineverlies (beschadigd steunweefsel, veel hoesten, persen bij ontlasting) kan namelijk niet altijd worden verholpen. Er bestaat geen behandeling die garandeert dat een verzakking definitief uitblijft. Als u denkt dat er sprake is van een nieuwe verzakking, aarzel dan niet om dit met de huisarts te bespreken. Vragen Hoewel mogelijke complicaties en lange termijngevolgen van de operatie hier uitvoerig besproken zijn, is het belangrijk dat u zich bedenkt dat er meestal geen complicaties optreden. De meeste vrouwen zijn na de operatie zeer tevreden en wensen achteraf dat deze eerder was gebeurd. Heeft u nog vragen na het lezen van deze informatie, bespreekt u deze dan met uw behandelend arts. Tijdens de opname kunt u uw vragen stellen aan de verpleegkundige of zaalarts. Redactie en uitgave: Voorlichting en Patientenzaken mei 2007 / Gynaecologie / 301-456