Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-1991 21 287 Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen tot aanpassing van de administratieve verplichtingen ten dienste van de belastingheffing en in verband daarmee wijziging van enige andere wetten (aanpassing van administratieve verplichtingen) Nr. 6 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 26 oktober 1990 1. Artikel I wordt gewijzigd als volgt A. In het in onderdeel C opgenomen artikel 53, eerste lid, wordt «artikel 52, eerste lid» vervangen door: artikel 52. B. In het in onderdeel D opgenomen artikel 68, eerste lid, onderdeel f, wordt «artikel 52, vierde lid» vervangen door: artikel 52, vijfde lid. 2. Artikel II wordt vervangen door: ARTIKEL II In de gemeentewet (Stb. 1931, 89) worden de volgende wijzigingen aangebracht. A. In artikel 284 worden de volgende wijzigingen aangebracht. A.1. In het eerste lid wordt «48, 49, 49a, 53a, 56» vervangen door: 48, 52, 53, 54, 55. A.2. In het tweede lid wordt «51» vervangen door: 50. B. Na artikel 290 wordt ingevoegd: Artikel 290a. 1. Met betrekking tot gemeentelijke belastingen kunnen bij algemene maatregel van bestuur: a. regels worden gesteld waarbij de artikelen 48, 52, 53, 54 of 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, alsmede de artikelen 59 of 62 van de Invorderingswet 1990 geheel of gedeeltelijk van toepassing worden verklaard, dan wel b. regels worden gesteld die overeenkomen met die in de in onderdeel a genoemde artikelen. 2. De in het eerste lid bedoelde regels bevatten in elk geval een omschrijving van degene op wie de verplichting rust, alsmede van de belasting ten behoeve waarvan de verplichting geldt. Voorts vermelden deze regels naar gelang de aard van de verplichting een omschrijving van de aard van de te verstrekken gegevens en inlichtingen, van de aard van de gegevens welke uit de administratie dienen te blijken of van het doel 015338F ISSN0921 7371 SDU uitgevenj 's Gravenhage 1990
waarvoor het voor raadpleging beschikbaar stellen van informatiedragers kan geschieden. C. In artikel 295 wordt «60» vervangen door: 62. 3. In artikel III wordt «Stb. 1956, 323» vervangen door: Stb. 1983, 61. 4 Artikel VIII vervalt. 5. Artikel IX wordt vervangen door: ARTIKEL IX In de Bevoegdhedenwet waterschappen (Stb. 1978, 285) worden de volgende wijzigingen aangebracht. A. In artikel 13, eerste lid, wordt «48, 49, 49a, 53a, 56» vervangen door: 48, 52, 53, 54, 55. B. Na artikel 19 wordt ingevoegd: Artikel 19a. 1. Met betrekking tot waterschapsbelastingen kunnen bij algemene maatregel van bestuur: a. regels worden gesteld waarbij de artikelen 48, 52, 53, 54 of 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, alsmede de artikelen 59 of 62 van de Invorderingswet 1990 geheel of gedeeltelijk van toepassing worden verklaard, dan wel b. regels worden gesteld die overeenkomen met die in de in onderdeel a genoemde artikelen. 2. De in het eerste lid bedoelde regels bevatten in elk geval een omschrijving van degene op wie de verplichting rust, alsmede van de belasting ten behoeve waarvan de verplichting geldt. Voorts vermelden deze regels naar gelang de aard van de verplichting een omschrijving van de aard van de te verstrekken gegevens en inlichtingen, van de aard van de gegevens welke uit de administratie dienen te blijken of van het doel waarvoor het voor raadpleging beschikbaar stellen van informatiedragers kan geschieden. C. In artikel 25, eerste lid, wordt «60» vervangen door: 62. 6. Na artikel XII wordt ingevoegd ARTIKEL XIIA De Invorderingswet 1990 (Stb. 221) wordt gewijzigd als volgt. A. HOOFDSTUK VII wordt vervangen door: HOOFDSTUK VII. VERPLICHTINGEN TEN BEHOEVE VAN DE INVORDERING Artikel 58. De belastingschuldige of een aansprakelijk gestelde is gehouden desgevraagd aan de ontvanger: a. de gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de invor dering te zijnen aanzien van belang kunnen zijn; b. de boeken, bescheiden en andere informatiedragers of de inhoud daarvan - zulks ter keuze van de ontvanger - waarvan de raadpleging van belang kan zijn voor de vaststelling van de feiten welke invloed kunnen dit doel beschikbaar te stellen.
Artikel 59. 1. De in artikel 58, onderdeel b, bedoelde verplichting geldt onverminderd voor een derde bij wie zich informatiedragers bevinden van degene die gehouden is deze, of de inhoud daarvan, aan de ontvanger voor raadpleging beschikbaar te stellen. 2. De ontvanger stelt degene wiens informatiedragers hij bij een derde voor raadpleging vordert, gelijktijdig hiervan in kennis. Artikel 60. 1. De gegevens en inlichtingen dienen duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te worden verstrekt, desgevraagd schriftelijk en binnen een door de ontvanger te stellen redelijke termijn. 2. Toegelaten moet worden, dat kopieën, leesbare afdrukken of uittreksels worden gemaakt van de voor raadpleging beschikbaar gestelde informatiedragers of de inhoud daarvan. Artikel 61. Voor een weigering om te voldoen aan de in de artikelen 58, 59 en 60 omschreven verplichtingen kan niemand zich met vrucht beroepen op de omstandigheid dat hij uit enigerlei hoofde tot geheim hc jding verplicht is, zelfs niet indien deze hem bij een wettelijke bepaling is opgelegd Artikel 62. 1. Met betrekking tot administratieplichtigen als bedoeld in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, zijn de in de artikelen 58, 59 en 60 geregelde verplichtingen van overeenkomstige toepassing ten behoeve van de invordering van derden. 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op de personen en lichamen als bedoeld in artikel 55 van de Algemene wet inzake rijks belastingen, voor zover het de in dat artikel bedoelde gegevens en inlich tingen betreft. 3. Artikel 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van toepassing met dien verstande dat voor inspecteur wordt gelezen ontvanger en voor belastingwet wordt gelezen Invorderingswet 1990. Artikel 63. Voor een weigering om te voldoen aan de verplichtingen ten behoeve van de invordering van derden kunnen alleen bedienaren van de godsdienst, notarissen, advocaten, procureurs, geneeskundigen en apothekers zich beroepen op de omstandigheid, dat zij uit hoofde van hun stand, ambt of beroep tot geheimhouding verplicht zijn. Artikel 63a. De verplichtingen welke volgens dit hoofdstuk bestaan jegens de ontvanger, gelden mede jegens iedere door of vanwege Onze Minister aangewezen andere ambtenaar van de rijksbelastingdienst. B. Artikel 64, eerste lid, onderdeel b, wordt vervangen door: b. ingevolge deze wet verplicht zijnde tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere informatiedragers of de inhoud daarvan, geen, valse of vervalste informatiedragers, voor raadpleging beschikbaar stelt, dan wel de inhoud daarvan niet, in valse of vervalste vorm, voor dit doel beschikbaar stelt;. Toelichting De wijzigingen in onderdeel 1.A, in onderdeel 2 inzake Artikel II sub A en B en die in het vijfde onderdeel, inzake Artikel IX sub A en B, van deze nota van wijziging zijn reeds toegelicht in de memorie van antwoord. Onderdeel 1.B herstelt een misstelling betreffende de verwijzing naar artikel 52 in artikel 68, eerste lid, onderdeel f, van de AWR. De derde wijziging vervangt de onjuiste Staatsbladaanduiding in Artikel III van het wetsvoorstel.
Het vierde onderdeel van deze nota van wijziging behelst het doen vervallen van Artikel VIII van het wetsvoorstel. Deze bepaling bevatte een wijziging van enkele artikelen uit Hoofdstuk V van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Stb. 1990, 422), welk hoofdstuk de heffing van beursbelasting regelde. Wijziging van de desbetreffende bepalingen is overbodig geworden nu de beursbelasting bij de Wet van 21 juni 1990 (Stb. 334) inmiddels is afgeschaft. De onder 2, inzake Artikel II sub C, en onder 5, inzake Artikel IX sub C, opgenomen wijzigingen vloeien voort uit het zesde deel van deze wijzi gingsnota. Dit deel bevat de invoeging in het wetsvoorstel van een artikel XIIA, dat ten doel heeft Hoofdstuk VII en artikel 64 van de Invorde ringswet 1990 (Stb. 221) aan te passen aan de nieuwe wettekst betref fende de administratieve verplichtingen ten dienste van de belasting heffing in de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Met betrekking tot deze aanpassingen kan in het algemeen worden opgemerkt dat bij de wijziging van de artikelen inzake de informatiever plichtingen in de Invorderingswet zo veel mogelijk is aangesloten bij de opzet van deze bepalingen zoals deze is voorzien in de wijziging van de AWR ter zake. Meer in het bijzonder met betrekking tot de afzonderlijke bepalingen kan nog het volgende worden opgemerkt. De tekst van artikel 58 (nieuw) Invorderingswet 1990 dient ter vervanging van artikel 58 (oud) van die wet, welk artikel is afgestemd op artikel 47, eerste lid (oud) AWR. De terminologie van het nieuwe artikel 58 Invorderingswet 1990 komt overeen met die van artikel 47, eerste lid (nieuw) AWR. Artikel 59 (nieuw) Invorderingswet 1990 dient ter vervanging van artikel 60 (oud) van die wet, welk artikel is afgestemd op artikel 49a (oud) AWR. De redactie van het nieuwe artikel 59 Invorderingswet 1990 is ontleend aan het nieuwe artikel 48 AWR, dat in de plaats komt van genoemd artikel 49a (oud) AWR. Het nieuwe artikel 60 Invorderingswet 1990 dient ter vervanging van artikel 61 (oud) van die wet, welk artikel is afgestemd op artikel 50 (oud) AWR. De tekst van artikel 60 (nieuw) Invorderingswet 1990 is op een kleine afwijking na gelijk aan die van artikel 49 (nieuw) AWR, welk artikel in de plaats komt van genoemd artikel 50 (oud) AWR. De afwijking, welke ook al voorkomt in artikel 61 (oud) Invorderingswet 1990, betreft de term «redelijke termijn» in het eerste lid. Artikel 61 (nieuw) Invorderingswet 1990 bevat de regeling die is opgenomen in artikel 62, tweede lid (oud) Invorderingswet 1990, welk artikellid is afgestemd op artikel 53, eerste lid (oud) AWR. De termino logie van artikel 61 (nieuw) Invorderingswet 1990 komt overeen met die van artikel 51 (nieuw) AWR, welk artikel in de plaats komt van genoemd artikel 53, eerste lid (oud) AWR. Artikel 62 (nieuw) invorderingswet 1990 dient ter vervanging van het oude artikel 59 van die wet, welk artikel is afgestemd op de artikelen 49 (oud) en 56 (oud) AWR. De opzet van het eerste en het tweede lid van het nieuwe artikel 62 komt overeen met die van artikel 53, eerste en tweede lid (nieuw) AWR, voor zover deze bepalingen in de plaats treden van artikel 49 (oud) AWR. Voor zover het nieuwe artikel 53, eerste lid, AWR betrekking heeft op verplichtingen betreffende de inhouding van belasting (in onderdeel b) wordt voor de invorderingssfeer uiteraard geen overeenkomstige regeling voorgesteld. Het derde lid van artikel 62 (nieuw) Invorderingswet 1990, dat overeenkomt met het vierde lid van artikel 59 (oud) van die wet en waarin artikel 55 (nieuw) AWR van toepassing wordt verklaard, strekt ertoe om voor (semi-)overheidsdiensten de verplichting vast te leggen ingevolge welke zij, behoudens daartoe door de Minister van Financiën
verleende ontheffing, kosteloos de inlichtingen verstrekken die voor de uitvoering van de wettelijke bepalingen betreffende de invordering worden gevraagd. Artikel 63 (nieuw) Invorderingswet 1990 komt overeen met artikel 62, derde lid (oud) van die wet, welk artikellid is afgestemd op artikel 53, tweede lid (oud) AWR. De tekst van het nieuwe artikel 63 Invorde ringswet 1990 is gelijk aan die van artikel 53a, eerste lid (nieuw) AWR, welk artikelonderdeel in de plaats komt van genoemd artike! 53, tweede lid (oud) AWR. Artikel 63a (nieuw) Invorderingswet 1990 bevat de regeling die is opgenomen in artikel 62, eerste lid (oud) van die wet, welk artikellid is afgestemd op artikel 52 (oud) AWR. De tekst van het nieuwe artikel 63a Invorderingswet 1990 komt overeen met die van artikel 56 (nieuw) AWR, welk artikel in de plaats komt van genoemd artikel 52 (oud) AWR. De wijzing van artikel 64 Invorderingswet 1990, welk artikel is afgestemd op artikel 68 AWR, strekt ertoe de terminologie aan te passen aan de gewijzigde terminologie in artikel 68 AWR. De Staatssecretaris van Financiën, M. J. J. van Amelsvoort