pagina l van 10 Documentair Informatie Management Van: Gerritsen N. Verzonden: woensdag 25 juli 2007 13:39 Aan: Documentair Informatie Management Onderwerp: FW: vragen kerncentrales 25jul07.doc provincie groningen. r. SP Statenfractie Groningen Ing.d.d: 26 JUL 2007 Turfsingel 83 9712 KL Groningen T 050-311 45 69 sp@provinciegroningen.nl Corr.nr.: Afd: yv\ (fo Zaaknr.: www.provinciegroningen.sp.nl BIJL j JThK Groningen, 25-07-2007 Aan het College van Gedeputeerde Staten van Groningen Betreft schriftelijke vragen onderzoek locaties Kerncentrales. vragen te stellen. De SP-fractie van Provinciale Staten Groningen vindt dit onderzoek overbodig om minstens drie redenen. zout geefteen explosief mengsel en Duitse zoutkoepels met kernafval storten,n. - de regering eerst een onbeperkte aansprakelijkheid moeten regelen. de vestigingsplaatsen.
pagina 2 van l O Aangezien vanuit Provinciale Staten door de jaren heen moties en andere signalen naar Den Haag zijn gegaan waarin gesteld werd dat de provincie Groningen niets wil doen met kernenergie en de opslag van kernafval en wij constateren dat in het huidige collegeprogramma de volgende passage staat; "Kernenergie blijven we afwijzen zolang er geen adequate oplossing is voor het kernafvalprobleem. Daarom blijven we tegen de vestiging van een kernenergiecentrale in onze provincie en tegen opslag van kernafval in onze bodem", willen wij de volgende vragen stellen ; 1. Kan het college van Gedeputeerde Staten zich vinden in de onder punten 1,2 en 3 gegeven visie van de SP en is het college bereid deze visie over te brengen naar de regering? 2. Mocht het college hiertoe niet bereid zijn, wil zij dan aangeven waarom niet? Wij verzoeken het college van Gedeputeerde Staten dan ook om middels de beantwoording van deze vragen duidelijkheid te verschaffen en eventueel de gevraagde actie te ondernemen. Namens de SP fractie ; C. Swagerman Bijlage ; toelichting w 1. Opslag kernafval onoplosbaar probleem 1a. Explosief zout
pagina 3 van l O "Als we bestraald zout opwarmen doen zich explosieve reacties voor. Soms is bij onze experimenten waargenomen dat een vrij zwaar platina dekseltje weg werd geblazen." Dat stelt professor H.W. den Hartog van het Laboratorium voor Vaste Stof Fysica van de Rijksuniversiteit Groningen. Den Hartog studeert al bijna 20 jaar op de invloed van radioactieve straling op zout. Eén van de wetenschappelijke meningsverschillen bij de opslag van atoomafval in zout betreft de stralingsschade. Het radioactieve afval zendt straling uit dat in het zout terecht komt. Daardoor wordt zout gedeeltelijk omgezet in de bestanddelen waaruit het is opgebouwd, namelijk natrium en chloor. Den Hartog wilde hier onderzoek naar verrichten, omdat bij stijging van de temperatuur van het zout er omvorming in omgekeerde richting plaats vindt. Natrium en chloor gaan dan weer samen tot zout. Daarbij komt veel energie vrij met als gevolg dat vaten met kernafval smelten en verdampen. Dit geeft mogelijk een ondergrondse explosie. "De zoutkoepel zal niet uit elkaar spatten", benadrukt Den Hartog, "maar de explosieve kracht die ik heb berekend is niet gering en er kan flinke schade van komen." 1b Instortende Duitse zoutkoepels De Asse-zoutkoepel In de Duitse deelstaat Nedersaksen ligt de zoutkoepel Asse, waarin tot 1978 zo'n 124.000 vaten licht en middel radioactief afval zijn opgeslagen. Rond 1970 was het de bedoeling dat er ook hoog radioactief afval in zou komen. Dit Duitse plan was een belangrijke reden dat de Nederlandse overheid koos voor opslag in zoutkoepels. Het ging echter anders. De zoutmijn heeft drie brede, diepe gangen naar beneden, de schachten, waarvan er twee al lange tijd onder water staan. De derde dreigt nu ook onder te lopen. Uit een rapport van professor Rolf Bertram van november 2006 blijkt dat er vanaf 1988 dagelijks 11,5 kubieke meter water naar binnenstroomt, in totaal dus 52.000 kubieke meter. Hoogradioactief afval is er nooit in gekomen. Wel is eind oktober 2006 bekend geworden dat er het afval in totaal 24 kilo plutonium bevat. In de zoutkoepel is op een diepte tussen 490 en 700 meter een mijn aangelegd die bestaat uit gangen en opslagruimten. De open ruimten in deze mijn verzakken, zodat de opslagmijn instabiel wordt. Op den duur kan de mijn instorten. Daar komt nog bij dat in oktober 2006 bekend werd dat er door roest in de vaten met kernafval brandbare gassen ontstaan die zorgen voor druk. Het kernafval komt vrij uit de lekkende vaten. Door de gasdruk kunnen radioactieve stoffen kunnen naar boven geperst worden en in het grondwater terecht komen. De Duitse overheid heeft in 1995 besloten om de mijn te verstevigen. Daartoe wordt tot 2010 zo'n 2,5 miljoen m 3 zout als navulmateriaal in de mijn gebracht. Het zout is afkomstig van winning in de zoutkoepel Ronnenberg bij Hannover, op honderd kilometer van Asse. Na aankomst in Asse gaat het zout via pijpleidingen naar beneden. Bovengronds staat een turbine die het zout onder hoge druk naar beneden blaast, zodat de Asse-mijn stukje bij beetje wordt opgevuld. Het Duitse ministerie van Wetenschap en Technologie betaalt de stabilisering van de zoutkoepel, die "enkele honderden miljoenen euro's" kost. De Morsleben-zoutkoepel In de Duitse zoutkoepel te Morsleben ligt licht- en middelradioactief afval. Het is de bedoeling de zoutkoepel af te sluiten. Dat kost twee miljard euro. Dat staat in de vergunning tot sluiting die het Bundesamt für Strahlenschutz (BfS) in oktober 2005 heeft aangevraagd. In de mijn in de deelstaat Sachsen-Anhalt zijn tot nu toe 37.000 m 3 meter licht- en middelradioactief afval en 6.700 gebruikte stralingsbronnen opgeslagen. Het gaat hier om definitieve opslag. Omdat de zoutkoepel dreigde vol water te lopen en in te storten stopte de Duitse regering in 2000 met de opslag in Morsleben. In maart 2003 is besloten om zo snel mogelijk 670.000 m 3 opslagruimte van de zoutkoepel op te vullen met een mengsel van zout, steenkoolfilteras, cement en water. Dit mengsel heet zoutbeton. In maart 2004 was het eerste deel van het project, dat 100 miljoen euro kostte, gereed. Om het radioactieve afval voorgoed veilig af te sluiten van milieuinvloeden, moet in totaal 4 miljoen m 3 opgevuld worden. Het BfS schat dat na het verkrijgen van de vergunning 15 jaar nodig is voor het opvullen en definitief sluiten van de zoutkoepel
pagina 4 van l O De Gorleben-zoutkoepel De belangrijkste zoutkoepel in Duitsland is die te Gorleben. Vanaf 1977 wordt hier onderzoek verricht. Men ontdekte daarbij dat de zoutkoepel in contact staat met grondwater. De Duitse geologen Detlef Appel en Jürgen Kreusch laten in hun in november 2006 verschenen rapport zien, dat de afdekkende laag boven het zout op een gebied van 7,5 vierkante kilometer ontbreekt. Daarmee voldoet de koepel niet aan een centrale eis voor geschiktheid. De regering-kohl zette in de jaren-80 en -90 het onderzoek en de aanleg van een gedeeltelijke opslagmijn door met als argument dat er hoop was op gunstige resultaten. De regering-schröder vond Gorleben echter ongeschikt en besloot op 14 juni 2000 het onderzoek te stoppen, dat tot nu toe 1,4 miljard euro heeft gekost. De huidige regering-merkel heeft dat eind 2005 overgenomen. 2. NIET TE VERZEKEREN Wie de kleine lettertjes van zijn of haar schadeverzekering heeft bestudeerd, zal daar ongetwijfeld de clausule hebben aangetroffen dat schade "veroorzaakt door, optredende bij of voortvloeiende uit een atoomkernreactie, onverschillig hoe die reactie is ontstaan" uitgesloten is. Deze uitsluiting is niet toevallig. Er is namelijk een afspraak tussen de verzekeringsmaatschappijen dat zij niemand individueel zullen verzekeren tegen de risico's van een kernongeval. De wettelijke aansprakelijkheid van de exploitanten van kerncentrales is beperkt bij de Verdragen van Parijs (1960) en Brussel (1963). Deze verdragen liggen ten grondslag aan de Nederlandse wet aansprakelijkheid kernongevallen. Waarom is de aansprakelijkheid beperkt? In het gemeenschappelijk commentaar bij het Verdrag van Parijs lezen we: "In de eerste plaats omdat volgens het geldende recht de exploitanten van kerninstallaties onbeperkt aansprakelijk zouden zijn terwijl het duidelijk is dat onbeperkte financiële dekking onmogelijk kan worden verkregen." Ook lezen we: "De zeer zware financiële lasten, die het gevolg zouden kunnen zijn van onbeperkte aansprakelijkheid, zouden de ontwikkeling van de kernindustrie ernstig in gevaar kunnen brengen." De wet aansprakelijkheid kernongevallen beschermt dus vooral de kernindustrie. 3. KEUZE LOCATIES NIEUWE KERNCENTRALES: MAAR GROTERE ONGELUKKEN ZIJN MOGELIJK Twee locaties of vijf? De regering gaat onderzoek doen naar de milieugevolgen van de bouw van nieuwe kerncentrales. Dat hebben minister Van der Hoeven van Economische Zaken en Gramer van VROM op 20 juli aan de Tweede Kamer geschreven. De regering noemt vijf mogelijke locaties: Westelijke Noordoostpolderdijk, Moerdijk, Eemshaven, Maasvlakte en Borssele. Aan de hand van hete onderzoek wordt bekeken of er locaties afvallen. Volgens de procedure is het aan de desbetreffende gemeenten, provincies, waterschappen en regionale directies van Rijkswaterstaat om zich uit te spreken over de voorgestelde reikwijdte en het detailniveau van het onderzoek. De termijn van raadpleging duurt tot medio september 2007. Dat de regering vijf locaties noemt is opvallend: de staatssecretaris van Milieu van het vorige kabinet, tevens de huidige CDA fractie-voorzitter, van Geel, noemde in september vorig jaar in zijn brief over de randvoorwaarden voor kernenergie maar twee locaties: Eemshaven en Borsele. Een nieuwe kerncentrale die voldoet aan de randvoorwaarden van de regering is "niet inherent veilig", zo schreef Van Geel. De kans op een groot ongeluk met een grote lozing van radioactieve stoffen is, "alhoewel verwaarloosbaar klein, nog steeds niet nul". Daarom "geldt voor een grote kerncentrale een zone van circa 5 km, waarbinnen met de mogelijkheid van evacuatie van mensen rekening moet worden gehouden". Deze evacuatie moet snel uitgevoerd kunnen worden, stelde Van Geel. Daarom mogen binnen "vijf kilometer rond de centrale geen grote aantallen moeilijk te verplaatsen mensen aanwezig zijn." Tevens dient daarbij een grote bevolkingsomvang in de dichtstbevolkte sector van 45 graden op een afstand van 5 tot 20 km vermeden te worden. Dergelijke grote bevolkingsconcentraties (buiten de 5 km zone) zijn wel aanwezig in de omgeving van de locaties Maasvlakte en Moerdijk", schrijft de staatssecretaris. Ook wil hij in verband met voldoende koelwater een locatie aan zee, zodat de Noordoostpolderdijk aan het IJsselmeer afvalt. Blijven dus over de locaties Borssele en de Eemshaven. Hier kunnen we dus uit concluderen dat het onderzoek van de huidige regering zal leiden tot de keuze voor Borsele en de Eemshaven.
pagina 5 van l O Locaties stammen uitjaren-80 Begin jaren tachtig hadden we de brede maatschappelijke discussie over kernenergie. Resultaat: de meerderheid van de bevolking wilde geen nieuwe kerncentrales. De regering zag het anders en besloot in januari 1985 tot de start van de Planologische Kernbeslissing (PKB) Vestigingsplaatsen [uil raakbijeenkomsten pjjrinjanuari 1986 volgde het. <en over de gevolgen vatïtsjerriobyrvóörlmedërland hebbeni dan ook als titét "Vestigingsplaatsen voor kerncentrales". Op 18 september 1986 stelde de ministervan VROM, Winsemius, dat een nieuwe discussie over de bouw van nieuwe kerncentrales niet voor het voorjaar van 1988 plaats zou vinden [viii] van Economische zaken, de Korte, zei toen expliciet net zogeheten waarborgingsbeleid van de lix] P^ëHi a^llwi 0 riai?dto%?i. E R Ö^^je^St flèg^ótoe dag van heden: dit waarborgingsbeleid is de Betekenis waarborgingsbeleid "Gewaarborgd moet worden dat bovenbedoelde lokaties ook later nog zoveel mogelijk voldoen aan de belangrijkste criteria van de selectie van de vestigingsplaatsen"..."in het gebied van O tot 5 kilometer rond een (geplande) kerncentrale is het beleid gericht op het handhaven van gunstige lage bevolkingsdichtheden en op het vermijden van de vestiging van voorzieningen die tot aanwezigheid van grote aantallen moeilijk te verplaatsen mensen kunnen leiden"..."in een gebied van 5 tot 20 kilometer rond een (geplande) kerncentrale is een ontwikkeling volgens de ruimtelijke doelstellingen voor dat gebied in beginsel toegestaan. Dit beleid wordt gevoerd door toetsing van streek-, structuur- en bestemmingsplannen voor het betreffende gebied" (PKB, deel d, pagina 8). Ook zijn explosiegevaarlijke inrichtingen binnen 3 kilometer verboden. Dit alles betekent dat toekomstige, "nu nog niet bekende ontwikkelingen met betrekking tot woningbouw, bevolking, recreatie, voorzieningen en/of industriële bedrijvigheid, enige praktische consequenties zullen ondervinden van het waarborgingsbeleid." (PKB, deel d, p 64) Het waarborgingsbeleid komt er dus op neer dat de regering wil voorkomen dat vooral binnen een straal van vijf kilometer nieuwe fabrieken met veel werknemers of grote wooncomplexen (bv bejaardenflats) of recreatiegebieden worden aangelegd. En dit beleid is nog steeds van kracht. Grotere ongelukken zijn mogelijk De PKB Vestigingsplaatsen uit de jaren-80 gaat uit van de aanvaardbaarheid van kernenergie. Nader toegespitst: de regering acht een bepaald type ongeval aanvaardbaar. Dit is een niet uit te sluiten ongeval, waarvan het risico van optreden wordt aanvaard. Wanneer we dit aanvaardbare risico vergelijken met wat er bij het Tsjernobyl-ongeval is vrijgekomen luidt de conclusie: de regering M Ig«8l?XW&^ neerkwam in Ben geoied van Zwedeh via Engeland; Zwitserlana en Italië naar Turkije; een gebied met een straal van 30 kilometer is voorgoed en gebieden tot op 200 kilometer gedurende enkele generaties onbewoonbaar. De door de regering aanvaardbaar genoemde ramp is dus minder ernstig dan die in Tsjernobyl. De omvang van het besmette gebied hangt af van het weer en de windsnelheid. Wind landinwaarts geeft het volgende resultaat: een gebied tot op 150 kilometer van de vestigingsplaats raakt voor lange tijd onbewoonbaar door de radioactieve stof cesium. De regering ging bij de beschouwingen overigens niet zozeer uit van de gevolgen op lange termijn. Centraal stond en staat het aantal directe doden na een kernramp, de dode mensen, mensen die binnen een paar dagen overlijden. Gevolgen voor de ecologie wegen veel minder sterk. En de directe doden vallen vooral binnen een beperkte straal om de kerncentrale. Kankerdoden op termijn wegen eveneens veel minder zwaar. Het beleid van de regering is erop gericht het aantal directe doden zo laag mogelijk te houden. En: hoe minder mensen er in de omgeving wonen of werken, hoe minder doden. "De
pagina 6 van l O bevolkingsdichtheid in het gebied om een vestigingsplaats bepaalt in belangrijke mate of deze in aanmerking komt voor een kerncentrale" (PKB deel d, p 6). Evacuatie oefenen De overheden gaan ter dege uit van een mogelijke ramp met de kerncentrale. Daarvoor is er namelijk een rampenplan gemaakt. Als men er van overtuigd zou zijn dat er nooit wat zou kunnen gebeuren, zou een dergelijk plan overbodig zijn [xj] Op 21 februari 1990 is het rampenplan voor Borssele verschenen. Het rampenplan is gemaakt op basis van een ongeval waarbij 3% van het in de reactorkern aanwezige jodium vrijkomt. Maar bij Tsjernobyl kwam 30% vrij, terwijl bij de Duitse kerncentrale Biblis een ongeluk met een lozing van 50% jodium wordt beschreven (deze reactor is net als Borssele door Siemens gebouwd maar kwam 4 jaar later in bedrijf) Volgens het rampenplan moet in een omgeving van 5 kilometer geëvacueerd worden. Milieuorganisaties als Natuur en Milieu hebben echter uitgerekend dat bij een ongeluk in ieder geval heel Walcheren, Noord- en Zuid-Beveland en groot deel van Zeeuws-Vlaanderen en een stuk Schouwen-Duivenland moeten worden ontruimd. Een gebied van 250 bij 50 km zal voor zeker vijf [xiii] jaar onbewoonbaar en onbruikbaar zijn. Voordat de regering overgaat tot de keuze van locaties zal daarom eerst op basis van bijvoorbeeld de lozing zoals in Tsjernobyl gebeurde, een rampenplan gemaakt moeten worden, dat met alle betrokkenen geoefend gaat worden. Dus geen papieren oefening, maar daadwerkelijke evacuatie van het gebied rond te Eemshaven.
pagina 7 van l O l Herman Damveld, Basiskennis kernafval, november 2006, staat op de website van de Milieufederatie Groningen. 11. G.E. van Maanen, Pleidooi voor verbetering van de rechtspositie van slachtoffers van kernongevallen", lezing op het NVMP-symposium 'Wat leert Tsjernobyl ons?' op 13 september 1986 in Amsterdam, in verkorte versie afgedrukt in: Nederlands Juristenblad, 29 november 1986, pp. 1342-1345. De citaten in deze paragraaf komen uit deze lezing. 111 Tweede Kamer, 18830, nrs 1-4. v. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 18830, nrs. 46-47. voor Economische Zaken, PKB/Kerncentrales, UCV vl. 198^I_inisterie van Economische Zaken, brief E/EK/386/II/0545, l mei vil. > Handelingen 26, 74ste vlll. Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 18830, nr. 78. lx. UCV ^ste l7 c 9ïS 1 v^ts9e%: v $& > Economische Zaken, vergaderjaar 1986-1987, 1? van een kernramp in de Xl. Nationaal Plan voor de Kernongevallenbestrijding, Implementatie Kernenergiecentrale Borssele; Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21015. nr. 7. xl l Stichting Natuur en Milieu, brief van 19 februari 1990. xl 1 1 Stichting Natuur en Milieu, brief van 19 februari 1990. Fractievoorzitter: Kees Swagerman, Oosterweg 20, 9751PH Haren. E: kswagerman@sp.nl Mobiel: 06 22949835 Fractiesecretaris: Lian Veenstra, Heiligenlaan 65, 9636EC Zuidbroek. E: lveenstra@sp.nl Mobiel: 06 14347821
pagina l O van l O [i] Herman Damveld, Basiskennis kernafval, november 2006, staat op de website van de Milieufederatie Groningen. [ii]. G.E. van Maanen, Pleidooi voor verbetering van de rechtspositie van slachtoffers van kernongevallen", lezing op het NVMP-symposium 'Wat leert Tsjernobyl ons?' op 13 september 1986 in Amsterdam, in verkorte versie afgedrukt in: Nederlands Juristenblad, 29 november 1986, pp. 1342-1345. De citaten in deze paragraaf komen uit deze lezing. [iii] [iv] Tweede Kamer, 18830, nrs 1-4. [v] Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 18830, nrs. 46-47. ' [vi] mei vas%% r "commiss'ie voor Economische Zaken, PKB/Kerncentrales, UCV '-Ministerie van Economische Zaken, brief E/EK/386/II/0545, l [vii] vergade.rin e ^mei^ 1986^^4963 -^^1986, Handelingen 26, 74ste [vüi] L ix j Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 18830, nr. 78. 1987 'vs'sye 2 commissie 6 vfesr Economische Zaken, vergaderjaar 1986- [X] kernramp in de [xi]. Nationaal Plan voor de Kernongevallenbestrijding, Implementatie Kernenergiecentrale Borssele; Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21015. nr. 7. xii]. Stichting Natuur en Milieu, brief van 19 februari 1990. xiii]. Stichting Natuur en Milieu, brief van 19 februari 1990.