Vragen betreffende het verstek in strafzaken:

Vergelijkbare documenten
`Voorheen kon ook zonder machtiging de raadsman de verdediging voeren voor zijn afwezige cliënt, sedert het Bouterse-arrest niet meer.

4.2 Rechtspraak met betrekking tot de nieuwe verstekregeling

2. Namens verzoeker heeft mr Lina, advocaat te Venlo, één middel van cassatie voorgesteld.

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

De enkelvoudige kamer: de politierechter

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

De Hoge Raad moet om! Over het recht minderjarige slachtoffers in zedenzaken te ondervragen

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wetsvoorstel tot vaststelling van Boek 4 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering Berechting

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

Reglement van Beroep Licentie Nationale Zwemdiploma s

Skal-Reglement sanctie

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Leidraad voor het nakijken van de toets

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

KBvG, Cie Wetgeving, subcommissie Griffierecht Wet griffierechten burgerlijke zaken Modellen voor aanzeggingen, v4 nieuw tarief

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM5215 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

AANZEGGINGEN DAGVAARDING KANTON

Deze brochure 3. Dagvaarding 3. Bezwaarschrift 3. Rechtsbijstand 4. Slachtoffer 4. Inzage in uw dossier 4. Getuigen en deskundigen 5.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Prof.mr. F.G.H. Kristen

Rapport. Datum: 29 september 1998 Rapportnummer: 1998/406

Wijziging dagvaardingen per 01 april 2013

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

ECLI:NL:GHAMS:2015:3559 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

PROGRAMMA Hoorcollege Pauze Hoorcollege of werkcollege Rondvraag over cursus Rondvraag over actualiteiten

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Klachtreglement Organisatie voor Vitaliteit, Activering en Loopbaan (OVAL)

SAMENSTELLING EN BEVOEGDHEID VAN HET TUCHTGERECHT

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek

ECLI:NL:RBOVE:2016:5187

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV0705

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

van gedaagde bij verschijning in de procedure geen griffierecht zal worden geheven;

RAAD VAN DISCIPLINE. mr. [ ] in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord- Nederland klager

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

REGLEMENT VAN BEROEP STICHTING GARANTIEWONING

De klacht is op 4 april 2014 samen met de klachten en behandeld door een kamer van de commissie, die als volgt is samengesteld:

ECLI:NL:GHDHA:2013:3850

ECLI:NL:RBOVE:2015:3293

Onrust over de gemachtigde raadsman

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

Hof van Cassatie van België

DE RAAD VAN TUCHT VOOR REGISTERACCOUNTANTS EN ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN TE 'S-GRAVENHAGE

ECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Hoge Raad 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496

Datum van inontvangstneming : 11/12/2012

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 10 februari 2015.

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Hof van Cassatie van België

1 Model A1, Rechtbank, 1 gedaagde: natuurlijk persoon Vordering van ,00 met de aanzegging, dat: a. indien gedaagde verzuimt advocaat te stellen

LJN: AR8250, Hoge Raad, 01198/04

KBvG, Cie Wetgeving, subcommissie Griffierecht Wet griffierechten burgerlijke zaken Modellen voor aanzeggingen

KAMER VOOR HET NOTARIAAT KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Het instellen van hoger beroep I

ARRONDISSEMENTSPARKET Oost-Nederland

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

Hof van Cassatie van België

Klachtreglement Geschillencommissie Nationaal Keurmerk Hulpmiddelen. Definities

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

REGLEMENT BD/BJZ PROTOCOL PROCESBESLUIT EN VERTEGENWOORDIGING IN RECHTE

Koepel Nederlandse Traditionele Schutters

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2264

Hof van Cassatie van België

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

3. De afhandeling van de klachten worden uitgevoerd door het onafhankelijke instituut KIGID.

Reglement tuchtrechtspraak

Verzet, verstek en hoger beroep na Potpourri V

De rechter deelt mee dat zij, zoals aangekondigd, vandaag de beslissingen bekend zal maken die ten aanzien van de verzoeken zijn genomen.

Datum van inontvangstneming : 07/09/2015

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

Hof van Cassatie van België

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

Procederen voor de Kantonrechter

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

ECLI:NL:GHAMS:2017:3023 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

ECLI:NL:RBDHA:2014:8157

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

Rolnummer Arrest nr. 95/2011 van 31 mei 2011 A R R E S T

Transcriptie:

75 Vragen betreffende het verstek in strafzaken: Zittende magistratuur: Aanhouding: 1. Moet er slechts worden besloten tot aanhouding als de raadsman daarom (expliciet) verzoekt of ook bij twijfel omtrent verdachtes afwezigheid? 2. Moet een verzoek om aanhouding door een gemachtigd advocaat die stelt dat hij het woord niet wil voeren, ondanks zijn machtiging, omdat hij nog niet betaald is, zonder meer worden geaccepteerd? 3. Moet de raadsman in de gelegenheid worden gesteld aan te voeren dat en waarom er bijzondere omstandigheden zijn, waardoor de zaak toch aangehouden dient te worden? 4. Moet er gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid van schorsing om de raadsman van de niet aanwezige verdachte de gelegenheid te geven contact op te nemen met de verdachte om een machtiging ter verdediging? 5. Stel: verdachte is tijdens de schorsing niet te bereiken; de raadsman verzoekt om aanhouding. Moet dit ten allen tijde worden geaccepteerd of moet er soms verstek worden verleend? 6. Welke omstandigheden zouden een rol kunnen spelen om niet aan te houden? 7. Verdachte is niet verschenen; zijn raadsman wel, maar deze is niet gemachtigd. Moet er dan slechts worden aangehouden ter effectuering van het aanwezigheidsrecht van de verdachte of om de raadsman in de gelegenheid te stellen alsnog een machtiging te verkrijgen, of kunnen er nog andere doelen/motieven voor aanhouding zijn; bv. (als de raadsman verzoekt om) de oproeping van getuigen? 8. Zou dit dan een bijzondere omstandigheid kunnen opleveren om de zaak toch aan te houden (zie r.o. 4.9 in de Bouterse-zaak: HR 23 oktober 2001, NJ 2002, 77)? 9. Wordt een verzoek tot aanhouding om het aanwezigheidsrecht van verdachte te effectueren eerder afgewezen als de raadsman te kennen geeft subsidiair gemachtigd te zijn (verdedigingsrecht kan dan immers uitgeoefend worden)? Dienen er dan klemmende redenen te zijn voor aanhouding? Spelen hier efficiency-overwegingen een rol? Bv. schaarse zittingsruimte. Machtiging: 10. Moet er aan de raadsman gevraagd worden waarom verdachte niet is verschenen of moet er meteen gevraagd worden naar de machtiging? 11. Moeten rechters zonder meer de mondelinge verklaring van de raadsman dat hij door de afwezige verdachte is gemachtigd de verdediging te voeren accepteren? Oftewel: moet de raadsman ten allen tijde op zijn woord worden geloofd? 12. Stel: de raadsman stelt niet uitdrukkelijk gemachtigd te zijn, maar zich wel gemachtigd te voelen, aangezien hij het te voeren verweer uitvoerig besproken heeft of omdat de verdachte hem een carte blanche heeft gegeven. Moet er in dit geval worden geaccepteerd dat de raadsman gemachtigd is?

76 13. Stel: de raadsman geeft te kennen dat verdachte aanwezig zou zijn; moet er dan worden besloten tot aanhouding of moet de raadsman toegestaan worden het woord ter verdediging te voeren? 14. Moet in dit geval aan de raadsman worden gevraagd of hij wil dat de zaak aangehouden wordt of behandeld? 15. Is het antwoord op deze vraag beslissend of kan er worden afgeweken? 16. Kan er in dit geval überhaupt wel aan het vereiste van een machtiging voldaan zijn? 17. Spelen in dit geval de omstandigheden van het geval ook een rol? Bv. wat voor soort zaak het betreft (bv. bij politierechter of bij het Hof) of de noodzaak/wenselijkheid om verdachte te ondervragen? Moet door dit soort omstandigheden anders worden beslist omtrent de vraag of de raadsman al dan niet het woord wordt gegeven en dus of er aan het vereiste van een machtiging voldaan is? 18. Stel: de raadsman betoogt gemachtigd te zijn. De zaak wordt vervolgens aangehouden. De verdachte verschijnt dan op de volgende zitting en voert aan de raadsman niet uitdrukkelijk gemachtigd te hebben. Wat moet dat voor consequenties hebben voor de eerdere zitting? Het voeren van het woord ter verdediging: 19. Raadsman is niet gemachtigd, moet hem dan toch de gelegenheid worden gegeven het woord ter verdediging te voeren en zo ja: in hoeverre? Is dit slechts om raadsman toe te staan uitleg te geven omtrent de vraag waarom verdachte afwezig is en/of om aanhouding te verzoeken (zoals in de zaak Bouterse wordt aangegeven) of nog meer? 20. Stel: verdachte verschijnt niet, maar wel zijn gemachtigd raadsman. Het wordt wenselijk geacht de verdachte toch ter terechtzitting te horen en daarom wordt het onderzoek geschorst. De verdachte verschijnt echter op de volgende zitting ook niet. Zijn raadsman verschijnt wel en wil het woord voeren. Moet hem dit worden toegestaan? Het arrest inzake Bouterse: 21. Wordt na het arrest in de zaak Bouterse de raadsman in minder gevallen het woord ter verdediging gegeven, dan voor het arrest? 22. Is het arrest in de zaak Bouterse intern besproken en zijn er afspraken gemaakt door het arrest? Ten slotte: 23. Welke positieve elementen, resp. knelpunten worden er gesignaleerd met betrekking tot de huidige regeling en welke suggesties zijn er? 24. Heeft de nieuwe regeling volgens u bijgedragen aan het terugdringen van het aantal behandelingen bij verstek en aan een verruiming van de mogelijkheden voor de verdachte om zijn verdediging door een raadsman te laten voeren?

Staande magistratuur: 25. In welke gevallen moet er geageerd worden tegen een verzoek om aanhouding van een raadsman om een machtiging te verkrijgen of om het aanwezigheidsrecht van de verdachte te effectueren? Aanhouding: 26. Vindt u dat er slechts besloten moet worden tot aanhouding als de raadsman daarom (expliciet) verzoekt of ook bij twijfel omtrent verdachtes afwezigheid? 27. Bent u van mening dat een verzoek om aanhouding door een gemachtigd advocaat die stelt dat hij het woord niet wil voeren, ondanks zijn machtiging, omdat hij nog niet betaald is, zonder meer moet worden geaccepteerd? 28. Bent u van mening dat de raadsman in de gelegenheid moet worden gesteld aan te voeren dat en waarom er bijzondere omstandigheden zijn, waardoor de zaak toch aangehouden dient te worden? 29. Vindt u dat er gebruik moet worden gemaakt van de mogelijkheid van schorsing om de raadsman van de niet aanwezige verdachte de gelegenheid te geven contact op te nemen met de verdachte om een machtiging ter verdediging? 30. Stel: verdachte is tijdens de schorsing niet te bereiken; de raadsman verzoekt om aanhouding. Vindt u dat dit ten allen tijde geaccepteerd moet worden of moet er soms verstek worden verleend? 31. Welke omstandigheden zouden volgens u een rol kunnen spelen om niet aan te houden? 32. Verdachte is niet verschenen; zijn raadsman wel, maar deze is niet gemachtigd. Vindt u dat er dan slechts aangehouden moet worden ter effectuering van het aanwezigheidsrecht van de verdachte of om de raadsman in de gelegenheid te stellen alsnog een machtiging te verkrijgen, of zouden er nog andere doelen/motieven voor aanhouding kunnen zijn; bv. (als de raadsman verzoekt om) de oproeping van getuigen? 33. Zou dit dan volgens u een bijzondere omstandigheid moeten kunnen opleveren om de zaak toch aan te houden (zie r.o. 4.9 in de Bouterse-zaak: HR 23 oktober 2001, NJ 2002, 77)? 34. Vindt u dat een verzoek om aanhouding om het aanwezigheidsrecht van verdachte te effectueren eerder afgewezen moet worden als de raadsman te kennen geeft subsidiair gemachtigd te zijn (verdedigingsrecht kan dan immers uitgeoefend worden)? Bent u van mening dat er dan klemmende redenen moeten zijn voor aanhouding? Vindt u dat hier efficiency-overwegingen een rol dienen te spelen? Bv. Schaarse zittingsruimte. Machtiging: 35. Bent u van mening dat er aan de raadsman gevraagd moet worden waarom verdachte niet is verschenen of moet er meteen gevraagd worden naar de machtiging? 36. Vindt u dat rechters zonder meer de mondelinge verklaring van de raadsman dat hij door de afwezige verdachte is gemachtigd de verdediging te voeren moeten accepteren? Oftewel: vindt u dat de raadsman ten allen tijde op zijn woord moet worden geloofd? 37. Stel: de raadsman stelt niet uitdrukkelijk gemachtigd te zijn, maar zich wel gemachtigd te voelen, aangezien hij het te voeren verweer uitvoerig heeft besproken of omdat de 77

78 verdachte hem een carte blanche heeft gegeven. Moet er in dit geval volgens u worden geaccepteerd dat de raadsman gemachtigd is? 38. Stel: de raadsman geeft te kennen dat verdachte aanwezig zou zijn; vindt u dat er dan moet worden besloten tot aanhouding of vindt u dat de raadsman toegestaan moet worden het woord ter verdediging te voeren? 39. Vindt u dat er in dit geval aan de raadsman gevraagd moet worden of hij wil dat de zaak aangehouden wordt of behandeld? 40. Bent u van mening dat het antwoord op deze vraag beslissend is of moet er kunnen worden afgeweken? 41. Vindt u dat er in dit geval überhaupt wel aan het vereiste van een machtiging voldaan kan zijn? 42. Spelen in dit geval volgens u de omstandigheden van het geval ook een rol? Bv. wat voor soort zaak het betreft (bv. bij politierechter of bij het Hof) of de noodzaak/wenselijkheid om verdachte te ondervragen? Vindt u dat door dit soort omstandigheden anders moet worden beslist omtrent de vraag of de raadsman al dan niet het woord wordt gegeven en dus of er aan het vereiste van een machtiging voldaan is? 43. Stel: de raadsman betoogt gemachtigd te zijn. De zaak wordt vervolgens aangehouden. De verdachte verschijnt dan op de volgende zitting en voert aan de raadsman niet uitdrukkelijk gemachtigd te hebben. Wat moet dat volgens u voor consequenties hebben voor de eerdere zitting? Het voeren van het woord ter verdediging: 44. Raadsman is niet gemachtigd, vindt u dat hem dan toch de gelegenheid moet worden gegeven het woord ter verdediging te voeren en zo ja: in hoeverre? Moet dit volgens u dan slechts om raadsman toe te staan uitleg te geven omtrent de vraag waarom verdachte afwezig is en/of om aanhouding te verzoeken (zoals in de zaak Bouterse wordt aangegeven) of nog meer? 45. Stel: verdachte verschijnt niet, maar wel zijn gemachtigd raadsman. Het wordt wenselijk geacht de verdachte toch ter terechtzitting te horen en daarom wordt het onderzoek geschorst. De verdachte verschijnt echter op de volgende zitting ook niet. Zijn raadsman verschijnt wel en wil het woord voeren. Vindt u dat dit hem toegestaan dient te worden? Het arrest inzake Bouterse: 46. Wordt na het arrest in de zaak Bouterse de raadsman in minder gevallen het woord ter verdediging gegeven, dan voor het arrest? 47. Vindt u dat de Bouterse-zaak in overeenstemming met de zaak Lala van het EHRM is? Oftewel: worden er door de Bouterse-zaak onevenredig zware eisen gesteld en wordt zo het verdedigingsbelang geschaad? Ten slotte: 48. Welke positieve elementen, resp. knelpunten worden er gesignaleerd met betrekking tot de huidige regeling en welke suggesties zijn er?

49. Heeft de nieuwe regeling volgens u bijgedragen aan het terugdringen van het aantal behandelingen bij verstek en aan een verruiming van de mogelijkheden voor de verdachte om zijn verdediging door een raadsman te laten voeren? 79

80 Advocatuur: 50. Wordt de verdachte al dan niet gestimuleerd tot het aanwezig zijn? 51. Wordt hij soms juist gestimuleerd tot het niet aanwezig zijn, bv. bij slechte indruk, voorkoming van confrontatie met getuigen? 52. Wordt het te voeren verweer intensief met de verdachte/volmachtgever besproken? 53. Op grond van welke expliciete of impliciete uitingen van de verdachte baseert de raadsman zijn machtiging? Wat bv. als de verdachte de raadsman een carte blanche geeft? Wordt dat verstaan als een machtiging of moet daar expliciet over worden gesproken? Oftewel: welke mate van overleg voordat er gesproken kan worden van een machtiging? 54. Wordt de machtiging op enigerlei wijze schriftelijk vastgelegd? 55. In hoeverre wordt aan cliënten geadviseerd een volmacht af te geven om de raadsman namens de cliënt de verdediging te laten voeren? 56. Wordt er wel eens geweigerd om bij afwezigheid van de verdachte ondanks de machtiging het woord ter verdediging te voeren? Bv. bij niet-betaling? 57. Wordt er van tevoren over gesproken dat wanneer de verdachte er (tegen de verwachting in) op de zitting niet is, de raadsman gemachtigd is het woord te voeren? 58. Wordt er van tevoren gesproken over een mogelijk afstand doen van een openstaand rechtsmiddel of het aanbieden van onbetaalde arbeid? 59. Stel: verdachte verschijnt tegen verwachting in niet. Wordt er dan per definitie verzocht om aanhouding? Als het te voeren verweer grondig is besproken en verdachte was het daar mee eens, wordt er dan aangevoerd dat er een machtiging is of slechts als daar expliciet over gesproken is? 60. Stel: de raadsman van verdachte is gemachtigd door zijn cliënt. Ter terechtzitting moet de verdachte echter bijgestaan worden door een kantoorgenoot van de raadsman. Hoe moet daar mee omgegaan worden? Moet deze kantoorgenoot ook uitdrukkelijk gemachtigd zijn/worden? 61. Wordt bij een vordering wijziging tenlastelegging een verzoek gedaan om schorsing om een nieuwe machtiging te verkrijgen of acht u zich nog steeds gemachtigd? 62. Bestaat er een verschil van benadering bij het omgaan met het machtigingsvereiste bij een toevoeging resp. een gekozen advocaat? 63. Vindt u dat de Bouterse-zaak in overeenstemming met de zaak Lala van het EHRM is? Oftewel: worden er door de Bouterse-zaak onevenredig zware eisen gesteld en wordt zo het verdedigingsbelang geschaad? 64. Welke positieve elementen, resp. knelpunten worden er gesignaleerd met betrekking tot de huidige regeling en welke suggesties zijn er? 65. Heeft de nieuwe regeling volgens u bijgedragen aan het terugdringen van het aantal behandelingen bij verstek en aan een verruiming van de mogelijkheden voor de verdachte om zijn verdediging door een raadsman te laten voeren? Aanhouding: 66. Vindt u dat er slechts besloten moet worden tot aanhouding als de raadsman daarom (expliciet) verzoekt of ook bij twijfel omtrent verdachtes afwezigheid?

67. Bent u van mening dat een verzoek om aanhouding door een gemachtigd advocaat die stelt dat hij het woord niet wil voeren, ondanks zijn machtiging, omdat hij nog niet betaald is, zonder meer moet worden geaccepteerd? 68. Bent u van mening dat de raadsman in de gelegenheid moet worden gesteld aan te voeren dat en waarom er bijzondere omstandigheden zijn, waardoor de zaak toch aangehouden dient te worden? 69. Vindt u dat er gebruik moet worden gemaakt van de mogelijkheid van schorsing om de raadsman van de niet aanwezige verdachte de gelegenheid te geven contact op te nemen met de verdachte om een machtiging ter verdediging? 70. Stel: verdachte is tijdens de schorsing niet te bereiken; de raadsman verzoekt om aanhouding. Vindt u dat dit ten allen tijde geaccepteerd moet worden of moet er soms verstek worden verleend? 71. Welke omstandigheden zouden volgens u een rol kunnen spelen om niet aan te houden? 72. Verdachte is niet verschenen; zijn raadsman wel, maar deze is niet gemachtigd. Vindt u dat er dan slechts aangehouden moet worden ter effectuering van het aanwezigheidsrecht van de verdachte of om de raadsman in de gelegenheid te stellen alsnog een machtiging te verkrijgen, of zouden er nog andere doelen/motieven voor aanhouding kunnen zijn; bv. (als de raadsman verzoekt om) de oproeping van getuigen? 73. Zou dit dan volgens u een bijzondere omstandigheid moeten kunnen opleveren om de zaak toch aan te houden (zie r.o. 4.9 in de Bouterse-zaak: HR 23 oktober 2001, NJ 2002, 77)? 74. Vindt u dat een verzoek om aanhouding om het aanwezigheidsrecht van verdachte te effectueren eerder afgewezen moet worden als de raadsman te kennen geeft subsidiair gemachtigd te zijn (verdedigingsrecht kan dan immers uitgeoefend worden)? Bent u van mening dat er dan klemmende redenen moeten zijn voor aanhouding? Vindt u dat hier efficiency-overwegingen een rol dienen te spelen? Bv. Schaarse zittingsruimte. Machtiging: 75. Bent u van mening dat er aan de raadsman gevraagd moet worden waarom verdachte niet is verschenen of moet er meteen gevraagd worden naar de machtiging? 76. Vindt u dat rechters zonder meer de mondelinge verklaring van de raadsman dat hij door de afwezige verdachte is gemachtigd de verdediging te voeren moeten accepteren? Oftewel: vindt u dat de raadsman ten allen tijde op zijn woord moet worden geloofd? 77. Stel: de raadsman stelt niet uitdrukkelijk gemachtigd te zijn, maar zich wel gemachtigd te voelen, aangezien hij het te voeren verweer uitvoerig besproken heeft of omdat de verdachte hem een carte blanche heeft gegeven. Moet er in dit geval volgens u worden geaccepteerd dat de raadsman gemachtigd is? 78. Stel: de raadsman geeft te kennen dat verdachte aanwezig zou zijn; vindt u dat er dan moet worden besloten tot aanhouding of vindt u dat de raadsman toegestaan moet worden het woord ter verdediging te voeren? 79. Vindt u dat er in dit geval aan de raadsman gevraagd moet worden of hij wil dat de zaak aangehouden wordt of behandeld? 80. Bent u van mening dat het antwoord op deze vraag beslissend is of moet er kunnen worden afgeweken? 81

82 81. Vindt u dat er in dit geval überhaupt wel aan het vereiste van een machtiging voldaan kan zijn? 82. Spelen in dit geval volgens u de omstandigheden van het geval ook een rol? Bv. wat voor soort zaak het betreft (bv. bij politierechter of bij het Hof) of de noodzaak/wenselijkheid om verdachte te ondervragen? Vindt u dat door dit soort omstandigheden anders moet worden beslist omtrent de vraag of de raadsman al dan niet het woord wordt gegeven en dus of er aan het vereiste van een machtiging voldaan is? 83. Stel: de raadsman betoogt gemachtigd te zijn. De zaak wordt vervolgens aangehouden. De verdachte verschijnt dan op de volgende zitting en voert aan de raadsman niet uitdrukkelijk gemachtigd te hebben. Wat moet dat volgens u voor consequenties hebben voor de eerdere zitting? Het voeren van het woord ter verdediging: 84. Raadsman is niet gemachtigd, vindt u dat hem dan toch de gelegenheid moet worden gegeven het woord ter verdediging te voeren en zo ja: in hoeverre? Moet dit volgens u dan slechts om raadsman toe te staan uitleg te geven omtrent de vraag waarom verdachte afwezig is en/of om aanhouding te verzoeken (zoals in de zaak Bouterse wordt aangegeven) of nog meer? 85. Stel: verdachte verschijnt niet, maar wel zijn gemachtigd raadsman. Het wordt wenselijk geacht de verdachte toch ter terechtzitting te horen en daarom wordt het onderzoek geschorst. De verdachte verschijnt echter op de volgende zitting ook niet. Zijn raadsman verschijnt wel en wil het woord voeren. Vindt u dat dit hem toegestaan dient te worden? Het arrest inzake Bouterse: 86. Wordt na het arrest in de zaak Bouterse de raadsman in minder gevallen het woord ter verdediging gegeven, dan voor het arrest?