25 Gent 2 0 0 5 N O T A E PRAEHISTORICAE



Vergelijkbare documenten
Vroeg-mesolithicum in zone M van het Deurganckdok te Doel (Oost-Vlaanderen, B)

26 Liège N O T A E PRAEHISTORICAE

25 Gent N O T A E PRAEHISTORICAE

Een Notae mesolithische Praehistoricae vindplaats te : Oudenaarde-Donk: een ruimtelijke, typologische en technologische analyse

Radiokoolstofdateringen van enkele vroeg-mesolithische concentraties te Evergem - De Nest (Oost-Vlaanderen, B)

Boomvallen met debitagemateriaal en enkele secundaire vondsten te Opwijk - Millenniumstraat (Vlaams-Brabant)

Steentijdvondsten langsheen de Winter- en Vleterbeek te Poperinge - Boescheepseweg (Lijssenthoek, B)

(Beveren, Oost-Vlaanderen) in zijn Belgische contex

Maarten BRACKE & Philippe CROMBÉ

Steentjes onder de stad: een kleine concentratie lithische artefacten te Mechelen Stompaertshoek (Prov. Antwerpen, B)

25 Gent N O T A E PRAEHISTORICAE

Opgraving Notae Praehistoricae van de vroegmesolithische : locus 7 te Meer-Meirberg (prov. Antwerpen)

Onderzoek Notae Praehistoricae van een vroegmesolithische : concentratie te Doel-Deurganckdok (zone J/L, concentratie 2)

Vervolgonderzoek op het sitecomplex langs de Molse Nete te Lommel Opgravingscampagne 2012

Figuur 14: Horizontale spreiding van de verschillende grondstoffen per vak. Totaal aantal artefacten per vak in: (A) Vuursteen variant 1 (B)

Verder grootschalig archeologisch onderzoek ter hoogte van het Logistiek Park Waasland Fase West

Voorlopige resultaten van noodopgravingen in het afgedekte dekzandlandschap van Verrebroek - Aven Ackers (Mesolithicum, Neolithicum)

Steentijdvondsten uit het mesolithicum en neolithicum op de meerperioden-site van Aalter Woestijne (Oost-Vlaanderen, B)

Gunther Noens & Philippe Crombé

Op de rand van het prehistorisch landschap? Een vermoedelijk finaal-paleolithische context in Sijsele, Damme (West-Vlaanderen, B)

Een ftanietrijke mesolithische vindplaats te Meeuwen Monnikswijer (Limburg, BE)

OPGRA VINGEN OP DE MICHELSBERGNEDERZETTING VAN ASSENT-HERMANSHEUVEL

Echo s uit de prehistorie: Archeologische onderzoeken in Sombeke, Zele (O-Vl, B) en Kerkhove (W-Vl, B)

Ruimtelijke en typologische analyse van enkele eenheden van een mesolithische vindplaats te Oudenaarde-Donk

26 Liège N O T A E PRAEHISTORICAE

Typologisch onderzoek naar het gebruik van het kwartsiet van Wommersom en het kwartsiet van Tienen tijdens het mesolithicum

Evaluatie van een mesolithische vindplaats te Holsbeek-Rotselaarsebaan 2 (B). Opgravingscampagne 2011

Finaal-paleolithicum, mesolithicum en neolithicum te Lier-Sion (Provincie Antwerpen, BE)

26 Liège N O T A E PRAEHISTORICAE

Averboodse Baan (N165), Laakdal

25 Gent N O T A E PRAEHISTORICAE

Een (vroeg)mesolithische site op de Graanmarkt te Ninove (Oost-Vlaanderen, B)

Een vermoedelijk door mesolithische jager-visser-verzamelaars kortstondig gebruikte site te Maastricht (Nl)

De steentijdvindplaats Leeuwarden - Hempens/N31 (Friesland, NL) Een introductie

ARCHAEOLOGIA BELGICA. EPIPALEOLITHICUI'vl EN MESOLITHICUM TE HELCHTEREN, SONNISSE HEIDE P.M. VERMEERSCH BRUSSEL 1974

Opgraving van een mesolithische wetlandsite te Kerkhove Stuw (Avelgem, West-Vlaanderen, BE) Eerste resultaten

POLYHISTORIAE januari 2016

Kartering & waardering van een steentijdvindplaats met resten uit het mesolithicum te Lier-Duwijck II (prov. Antwerpen, B)

Een vroegmesolithische concentratie uit zone M van Doel Deurganckdok (Beveren, Oost-Vlaanderen)

Lithische artefacten uit de burchtzone te Antwerpen (B)

De finaal-neolithische(?) vindplaats van Hertsberge Papenvijvers 3 (West-Vlaanderen, België): opgravingscampagne 2010

Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Academiejaar

RAPPORTAGE VONDSTMELDING Lier, Kardinaal Mercierplein

Steekkaart. Meer uitleg over de structuur en inhoud van de steekkaarten, vindt u in de leeswijzer.

26 Liège N O T A E PRAEHISTORICAE

26 Liège N O T A E PRAEHISTORICAE

Kartering & waardering van een steentijdvindplaats met resten uit het mesolithicum te Koewacht-Emmabaan (gemeente Terneuzen, provincie Zeeland, NL)

Verkennend en waarderend booronderzoek in het alluvium van de Schelde

Erwin MEYLEMANS. 1. Inleiding. 2. De vindplaatsen. Notae Praehistoricae, 34/2014 :

Een boomval met (vroeg-)mesolithische vondsten langsheen een oude Scheldemeander te Zele (O-Vl., B)

The Zakynthos Survey Verslag van de werkzaamheden en resultaten

Preventief onderzoek in het kader van het Sigmaplan te Wichelen-Bergenmeersen (Oost-Vlaanderen, B)

Twee fragmenten van dissels aan de Steenberg te Bekkevoort (prov. Vlaams-Brabant, BE)

Enkele mesolithische sites tussen Gete en Herk (gem. Herk-de-Stad)

Wie het kleine niet eert Micro-driehoeken in het Mesolithicum van Noord-Nederland

Yves Perdaen, Inger Woltinge, Dimitri De Loecker, Martijn van Putten, Nick Krekelbergh, Piotr Pawełczak & Izabel Devriendt. 1.

Rapportage vondstmelding. Leopold-III laan Ieper (West-Vlaanderen) 01/03/ /03/2011

CLEMENT CATELINE, PEDE RUBEN, CHERRETTÉ BART. Het Domein Mesen: een historische kern te Lede (O.-Vl.)

Van toendrajager tot jager-visser-boer

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Een Notae waterkuil Praehistoricae of -put van de Michelsbergcultuur : te Menen (West-Vlaanderen, België)

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen

Nieuw onderzoek op het sitecomplex langs de Molse Nete te Lommel

Locatie Zandoerleseweg, perceel 845 Datum onderzoek 21 Juni 2010 Datum evaluatieverslag 21 juni 2010 Opstelier evaluatieverslag

Holsbeek Rotselaarsebaan Evaluatie van een mesolithische vindplaats

Prospectie- en evaluatieonderzoek in het kader van het Sigmaplan, deel 3

25 Gent N O T A E PRAEHISTORICAE

1. Inleiding. 2. Geografische situering

25 Gent N O T A E PRAEHISTORICAE

Rapportage vondstmelding Koksijde, Vandammestraat

Opgravingen in Ruien - Rosalinde (gem. Kluisbergen) : van een prehistorisch kampement uit de ijstijd tot de Romeinse periode

Amandinestraat (Oostende, West-Vlaanderen)

Dilsen-Dilserheide III (prov. Limburg) Midden-Neolithisch aardewerk op een Laat-Mesolithisch site

Landschappelijk, verkennend en waarderend archeologisch booronderzoek ter hoogte van de mesolithische vindplaats

Archeologienota Lokeren Sterrestraat 96

Steentijdvondsten te Ver-Assebroek (Brugge, West-Vlaanderen): hoe het onderzoek van een middeleeuws kasteel naar een steentijdlandschap kan leiden.

26 Liège N O T A E PRAEHISTORICAE

CODE: D2 NO.: :1. M.T.B.'73.

Rapportage proefsleuvenonderzoek Borsbeek - Eugeen Verelstlei

Brugge, Sint-Salvatorskathedraal

Proefopgraving in de tuin van het voormalige Gereformeerd Weeshuis aan de Havenstraat te Woerden door Elly E. v.d. Busse-Bruin

I Hili RIJKSUNIVERSITEIT GENT

Gerrit Rietveld College

Archeo-rapport 199 Het archeologisch onderzoek te Ravels-Raaftuinweg Nick Van Liefferinge & Maarten Smeets

Argeologysk Wurkferbân.

DYNAMIEK TUSSEN MENS KLIMAAT EN OMGEVING

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)

Archeologienota Roeselare Klaproosstraat

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Archeo-rapport 19 Het archeologische vooronderzoek aan de Herstappelstraat te Lauw

Archeo(rapport!289!! Het! archeologisch! vooronderzoek! aan! de! Lage! Kaart! te! Brasschaat!

Grootschalig waarderend testvakkenonderzoek ter hoogte van het Logistiek Park Waasland Fase West (Verrebroek-Beveren, Oost-Vlaanderen, België)

Prospectievondsten te Drongen - Heilig Huizeken (Gent, O-Vl.):

De Lusthoven 96, Kruisberghoeve, Arendonk

UITGEWERKT VOORBEELD ERKENNINGSDOSSIER WAARDEVOLLE SITE VOOR BODEM LOMMEL - MAATHEIDE

Een (graf)kuil met gecremeerde beenderen uit het midden-neolithicum aangetroffen op de Bentel te Oud-Turnhout (prov. Antwerpen, B)

ADDENDUM 10. Werkput 5

Wat is de som van de getallen binnen een cirkel? Geef alle mogelijke sommen!

Nieuw boek en pop-up tentoonstelling!

Maasvlakte 2 (Port of Rotterdam) - Hoe werkt Malta op zee? Een case study. Andrea Otte Senior Beleidsmedewerker Maritiem Erfgoed

Transcriptie:

25 Gent 2005 N O T A E PRAEHISTORICAE

Gent - 17.12.2005 C o n t a c t g r o e p " P r e h i s t o r i e " " P r é h i s t o i r e " Groupe de Contact FNRS organisatie / organisation P h i l i p p e C r o m b é Vakgroep Archeologie en Oude Geschiedenis van Europa U n i v e r s i t e i t G e n t B l a n d i j n b e r g 2 BE - 9000 Gent (België) Philippe.Crombe@UGent.be coördinatie / coordination Philippe Crombé Marc De Bie Ivan Jadin Marcel Otte Michel Toussaint Philip Van Peer D / 2 0 0 5 / 7 1 8 1 / 1

Verrebroek Notae Praehistoricae - Dok 1: 25-2005 Ruimtelijke : 103-108 en typologische analyse van concentratie C49 103 Verrebroek - Dok 1: Ruimtelijke en typologische analyse van concentratie C49 Liesbeth MESSIAEN Samenvatting Enkele concentraties van de site te Verrebroek - Dok 1 werden aan een ruimtelijke en typologische analyse van het lithische materiaal onderworpen. Daaraan werd eveneens een relatieve en absolute datering gekoppeld. De analyse betreft één grote concentratie, opdeelbaar in drie subconcentraties, te dateren in de late fase van het vroege Mesolithicum. Deze hebben een complexe dynamiek, en staan in onduidelijk verband met elkaar. Op basis van de artefactentypologie wordt een breed spectrum van activiteiten vermoed. Eveneens zijn er enkele artefacten die wijzen op een hergebruik van de site in het Laat-Mesolithicum. Trefwoorden: Vroeg-Mesolithicum, Laat-Mesolithicum, Verrebroek-Dok, typologische analyse, ruimtelijke analyse. 1. Inleiding De reeds sinds 1981 bekende site van Verrebroek - Dok 1 werd opgegraven tussen 1992 en 2000 door de Universiteit Gent naar aanleiding van de aanleg van een nieuw dok voor de Antwerpse haven. De site die zich uitstrekt over meerdere hectaren, werd opgegraven over 6000 m², en bracht bewoning aan het licht uit het Vroeg-Mesolithicum, naast enkele vondsten die dateren in het Atlanticum (Crombé, 2005). In het kader van een licentiaatverhandeling werd een zone van 72 m², opgegraven tijdens de campagne van 99 en gelegen in sleuf 13 op één van de hogere delen van de zandrug, geselecteerd. Binnen deze zone bevindt zich een artefactenconcentratie, C49, waarbinnen drie subconcentraties te bespeuren zijn. 2. Vondstomstandigheden De stratigrafie van de site bestaat uit een opeenvolging van pleniglaciale dekzanden, die werden geredistribueerd tijdens het Laat Glaciaal. Tijdens het Boreaal en het Atlanticum ontwikkelde zich een gepodzoliseerde bodem, die vanaf het subboreaal met veen werd afgedekt. Later volgde nog een afdekking met alluviale klei (Louwagie & Langohr, 2005). De onderzochte zone werd opgegraven in een grid van 1/4 m², over een diepte van telkens 10 cm, waarna alles nat werd uitgezeefd op 2 mm (Crombé, 2005). De verticale verspreiding van de artefacten lijkt beperkt tot de bovenste 40 cm voor de lithische artefacten en tot 50 cm voor de ecofacten (verkoold bot en hazelnootschelpen). Deze beperkte migratie is te danken aan de vorming van een podzol en de vernatting van het landschap vanaf het Atlanticum. Doordat deze vernatting echter te laat intrad, is enkel het organische materiaal in verkoolde toestand overgebleven (Louwagie & Langohr, 2005). 3. Horizontale spreiding De afbakening van de concentraties gebeurde aansluitend op het onderzoek van Sergant (2004), waarbij een 10-artefacten grens per 1/4 m² werd gehanteerd. Een grote concentratie kon zo worden vastgesteld. Daarbinnen konden nog drie subclusters worden onderscheiden, een grote cluster met 9110 artefacten en een oppervlakte van 35,5 m², en twee kleinere clusters (fig. 1). Één ligt ten zuiden van de centrale concentratie, met een oppervlakte van 13 m² en 1478 artefacten. De begrenzing tussen deze twee is echter erg vaag, ze vloeien in elkaar over. De andere concentratie bevindt zich in het noordoosten, beslaat 3 m² en telt 573 artefacten. De begrenzing van deze kleine cluster is heel scherp. Het merendeel van het materiaal bevindt zich in een zone van amper 1/4 m². 3.1. De grote centrale cluster Bij de verspreiding van het zwaar verbrand lithisch materiaal binnen de centrale concentratie werden twee dicht op elkaar liggende clusters vastgesteld (fig. 1). Beide blijken samen te vallen met concentraties van verkoolde hazelnootschelpen (fig. 2). De ruimtelijke associatie lijkt het nauwst in de westelijke verbrande cluster. Vermoedelijk hebben we hier te

104 L. Messiaen maken met de restanten van minstens één, mogelijk twee haarden (Grøn, 1995; Sergant, 2004; Louwagie & Langohr, 2005), die door de podzolisatie niet langer als bodemspoor zichtbaar zijn. Het verkoolde botmateriaal, dat bij de meeste concentraties van Verrebroek - Dok 1 ook samenvalt met het verbrande lithische materiaal (Sergant, 2004), kent hier echter een totaal afwijkende spreiding: het concentreert zich kennelijk langsheen de zuidelijke grens van de concentratie en in de off-site zone. Fig. 1 Spreidingskaart van alle artefacten (contourlijnen) en alle zwaar verbrand lithisch materiaal. Aanduiding van de grenzen van de concentraties (dikke lijn) en de twee haarden (vierkanten). Fig. 3 Spreidingskaart van alle niet-verbrande chips (contourlijnen) en de afslagen en (micro)klingen. Fig. 2 Spreidingskaart van het verkoold bot (contourlijnen) en het de verkoolde hazelnootschelpen. Fig. 4 Spreidingskaart van het Kwartsiet van Tienen (contourlijnen) en het Kwartsiet van Wommersom (dikke lijn).

Verrebroek - Dok 1: Ruimtelijke en typologische analyse van concentratie C49 105 In nauwe associatie met deze haarden doen zich twee clusters van niet-verbrande chips voor, die mogelijk de plaats van kapateliers voorstellen. De ene cluster situeert zich ten noorden van de westelijke haard, en valt samen met een concentratie van afslagen en (micro)klingen (fig. 3). De andere cluster van chips valt samen met de positie van de oostelijke Fig. 5 Spreidingskaart van de kernen (grijs) en het verfrissingsmateriaal (dikke lijn). haard. De verspreiding van het Tienen Kwartsiet staat echter los van deze twee clusters, maar concentreert zich ten zuiden van de haarden (fig. 4). De kernen liggen meestal niet in de onmiddellijke omgeving van de haarden, maar kennen een eerder perifere ligging. Het verfrissingsmateriaal daarentegen ligt dicht geclusterd ten noorden van de oostelijke haard (fig. 5). Bij de werktuigen valt op dat de gemene werktuigen ruimtelijk nauw geassocieerd zijn met de oostelijke haard, tegenover de microlieten die aanleunen bij de westelijke haard (fig. 6). 3.2. De kleinere clusters Binnen de zuidelijke subcluster werden geen indicaties voor vuuractiviteit gevonden. Wat hier vooral opvalt, is de dichte concentratie van werktuigen (microlieten en gemene werktuigen samen) binnen een zone van nauwelijks 1 m². De kleine noordoostelijke subconcentratie onderscheidt zich vooral door een hoog aantal chips, vooral opmerkelijk in één kwadrant met 113 onverbrande chips en een kern. Indicaties voor een haard zijn hier evenmin aanwezig. 3.3. Voorlopige interpretatie De centrale concentratie wijkt, qua ruimtelijke organisatie en oppervlakte, niet af van wat eerder bij andere concentraties van Verrebroek - Dok 1 werd vastgesteld (Sergant, 2004). We vinden indicaties voor verschillende activiteiten terug, waaronder de aanleg van minimum één haard, het bewerken van vuursteen én van Kwartsiet van Tienen, het vervaardigen of herschachten van werktuigen, het verwerken van voedsel etc. De twee kleinere subconcentraties vallen moeilijker te interpreteren. De extreem dichte clustering van werktuigen in de zuidelijke subconcentratie verwijst mogelijk naar een dumpzone. De noordoostelijke cluster met zijn hoog aantal chips heeft veel weg van een kortstondige debitagepost. Wat de chronologische relatie tussen deze drie concentraties is valt in de huidige stand van zaken moeilijk te achterhalen. Enkel refitten zou hierover uitsluitsel kunnen geven. Fig. 6 Spreidingskaart van de microlieten (grijze contouren) en de gemene werktuigen (dikke lijn). 4. Typologische analyse In totaal werden 11.161 lithische artefacten onderzocht (tabel 1), waarvan meer dan 99 % uit lokale vuursteen vervaardigd zijn. Slechts 0,52 % is uit Kwartsiet van Tienen, en 0,01 % uit Kwartsiet van Wommersom gemaakt.

106 L. Messiaen 80,87 % van de artefacten is kleiner dan 1 cm, 22,80 % van de industrie is verbrand, 8,71 % daarvan is zwaar verbrand. De werktuigen (tabel 2) maken met 75 exemplaren 0,67 % uit van de totale industrie. Bij de 22 gemene werktuigen is de grootste groep die van de geretoucheerde (micro)klingen. Daarbinnen is de variatie groot, met vier microklingen gebroken boven een kerf, vier enkel gekerfde (micro)klingen, drie steil Totaal van aantal % Chips 9026 80,87 Werktuigen 75 0,67 Varia 2 0,02 Kernen 21 0,19 Verfrissingsmateriaal 18 0,16 Aafslagen 1324 11,86 (Micro)klingen 565 5,06 Brokstukken 98 0,88 Stekersafslagen 1 0,01 Kerfresten 5 0,04 Chips met retouches 2 0,02 Artefacten met gebruiksretouches 2 0,02 Vorstafslagen 2 0,02 Knollen 3 0,03 Kloppers 1 0,01 Potlids 16 0,14 Totaal 11161 100,00 Tabel 1 De totale industrie van C49. Werktuigen aantal % Schrabbers 3 4,00 Geretoucheerde afslagen 1 1,33 Geretoucheerde (micro)klingen 16 21,33 Onbepaald werktuigen 2 2,67 Varia 1 1,33 Spits met niet-geretoucheerde basis 6 8,00 Tweepuntige microlieten 13 17,33 Microkling met afgestompte boord 1 1,33 Spits met geretoucheerde basis 5 6,67 Driehoeken 4 5,33 Trapezoidale spits 1 1,33 Trapezia (bk-achtige spitsen) 3 4,00 Microlietfragmenten 19 25,33 Totaal 75 100,00 Tabel 2 De werktuigen van C49. geretoucheerde microklingen, twee afgeknotte microklingen en twee microklingen gebroken in de kerf. De retouches zijn hoofdzakelijk steil en direct, behalve op één bifaciaal geretoucheerd exemplaar, en een laatmesolithische schuin geretoucheerde Montbanikling. Bij de gekerfde exemplaren is er geen voorkeur voor de lateralisatie van de kerven. Onder de drie schrabbers bevinden zich een fragment van een lange klingschrabber, een afslagschrabber en een matig verbrand schrabberfragment. Alledrie hebben een distaal schrabhoofd. Twee niet nader te determineren werktuigen zijn een gefragmenteerd werktuig uit Kwartsiet van Tienen, mogelijk een microliet, en een volledig werktuig. Tenslotte vermelden we hier nog een geretoucheerde afslag. De grootste groep werktuigen, met 69,33 %, wordt gevormd door de microlieten met 52 exemplaren. Bij de 30 determineerbare domineren de segmenten met 43,33 % of 13 exemplaren. Negen zijn typisch, één asymmetrisch en drie atypisch, en hun lengte varieert tussen 2,52 cm en 1,71 cm, hun breedte tussen 0,49 en 0,60 cm. Slechts vijf zijn volledig, van de andere exemplaren zijn één of meer uiteinden afgebroken. Er is geen voorkeur voor een bepaalde lateralisatie (met vier links en zes rechts). De retouches zijn steil, direct en regelmatig, op uitzondering van twee segmenten met kruisende retouches; op vier werd een bordage vastgesteld. De tweede grootste groep microlieten zijn de spitsen met een niet-geretoucheerde basis (20 %). Het betreft twee spitsen met een afgestompte boord, en vier spitsen met een schuine afknotting die driemaal proximaal ligt. Ook hier zijn de retouches steil en direct en is er geen voorkeur voor de lateralisatie (twee links, twee rechts). Van de vijf spitsen met geretoucheerde basis (16,67 %), hebben drie een directe en twee een ventrale basis. Ze zijn alledrie volledig, en hebben telkens een partiële, directe en steile afknotting op het distale uiteinde, naast een bordage. De afmetingen variëren tussen 1,39 en 2,17 cm lengte, 0,63 en 0,97 cm breedte en 0,28 en 0,33 cm dikte. Twee exemplaren hebben quasi identieke afmetingen. De lateralisatie ligt twee maal rechts en drie maal links. Tenslotte zijn er nog vier ongelijkbenige driehoeken, waarvan slechts één volledig, een microkling met afgestompte boord en een trapezoidale spits. 19 microlieten konden niet nader worden gedetermineerd vanwege hun fragmentatie. Vermeldenswaardig zijn ook nog vier laatmesolithische bk-achtige spitsen, waarvan twee werden aangetroffen buiten de grenzen van concentratie C49. De 21 kernen zijn goed voor 0,19 % van de totale industrie; het betreft hoofdzakelijk kernen met één slagrichting (9 exemplaren of 42,86 %), naast

Verrebroek - Dok 1: Ruimtelijke en typologische analyse van concentratie C49 107 zeven kernen met twee tegengestelde slagrichtingen, twee kernen met twee kruisende slagrichtingen, een kern met verschillende slagrichtingen, een kernfragment en een knol met beginnende debitage. 41,38 % van de kernen vertoont een oud vorstvlak en op 71,42 % werden overwegend negatieven van (micro)klingen vastgesteld. De afmetingen variëren van 1,82 en 5,33 cm lengte en 2,09 en 6,97 cm breedte. Één van de kernen is vervaardigd in Kwartsiet van Tienen. De 18 verfrissingselementen zijn vooral kernrandklingen (9 exemplaren) en kernrandafslagen (5 exemplaren), naast twee kernflankafslagen en twee kerntabletten. Van de 1324 afslagen hebben de volledige exemplaren een gemiddelde lengte van 1,67 cm, een breedte van 1,58 cm en een dikte van 0,3 cm. Bij de 565 (micro)klingen zijn de volledige exemplaren 2,21 cm lang, 0,83 cm breed en 0,28 cm dik. Morfologisch sluiten ze aan bij de zogenaamde style de Coincy (Rozoy, 1968). De kerfresten omvatten één distale kerfrest, twee proximale en twee onbepaalde exemplaren. Tenslotte vermelden we nog een pièce esquillé, of een proximaal fragment van een afslag met retouches en verbrijzeling, een stekerafslag en twee artefacten met gebruiksretouches. 6. Besluit Door middel van ruimtelijke analyse en typologische analyse werd getracht om tot enkele hypotheses te komen voor concentratie C49. Binnen deze concentratie valt een breed spectrum aan activiteiten waar te nemen, en dit tijdens het vroege Mesolithicum, met hergebruik tijdens het Atlanticum. Door de onduidelijke relatie van de subconcentraties onderling en het voorkomen van verschillende bewoningsfases werd deze analyse wel bemoeilijkt. 5. Absolute en relatieve datering Voor het geanalyseerde gebied is een 14 C- datering ter beschikking (Van Strydonck & Crombé, 2005). Deze is uitgevoerd op een hazelnootschelp afkomstig uit de oostelijke haard, en leverde een datering op van 8675 ± 55 BP (NZA-11249). Dit correspondeert met de eerste helft van het Boreaal of de late fase van het vroege Mesolithicum. Deze 14 C-datering is in overeenkomst met de relatieve datering op basis van de typologische samenstelling van de industrie. Door de dominantie van segmenten bij de microlieten sluit deze assemblage nauw aan bij een concentratie opgegraven in het naburige Deurganckdok te Doel (zie bijdrage G. Noens in dit volume). In een bredere context worden deze assemblages gekoppeld aan de Noordfranse groep van Hangest-sur-Somme (Ducrocq, 2001). Daarnaast werden ook enkele laatmesolithische artefacten aangetroffen, met een losse spreiding in de zuidelijke helft van het gebied. Het betreft vier bandkeramisch-achtige spitsen en een Montbani-kling. Er werden echter geen andere elementen gevonden die aan het late Mesolithicum toe te wijzen zijn. Wel zijn reeds vroeger op de Verrebroek-dok site drie 14 C- dateringen bekomen in het Atlanticum (Van Strydonck & Crombé, 2005). Het lijkt er dus op dat de site hergebruikt is tijdens het Laat-Mesolithicum. Dankwoord We danken Prof. Dr. Philippe Crombé en Dr. Joris Sergant voor hun hulp tijdens het voeren van dit onderzoek.

108 L. Messiaen Bibliografie CROMBÉ Ph., 1996. Epipaleolithicum en vroeg- en midden- Mesolithicum in Zandig Vlaanderen, bijdrage tot de studie van de typo-chronologie en de nederzettingsstructuur. Ongepubliceerd proefschrift ter verkrijging van de graad doctor in de Archeologie, Gent. VAN STRYDONCK M. & CROMBÉ Ph., 2005, Radiocarbon dating. In: Crombé Ph. (ed.), The Last Hunter-Gatherer- Fishermen in Sandy Flanders (NW Belgium), The Verrebroek and Doel Excavation Projects Volume 1, Archeaological Reports Ghent University 3, Gent: 180-212. CROMBÉ Ph., 1998. The Mesolithic in Northwestern Belgium, Recent excavations and Surveys. BAR International Series 716, Oxford. CROMBÉ Ph., 2005. Introduction. In: Crombé Ph. (ed.), The Last Hunter-Gatherer-Fishermen in Sandy Flanders (NW Belgium), The Verrebroek and Doel Excavation Projects Volume 1, Archeaological Reports Ghent University 3, Gent: 11-25. CROMBÉ Ph., PERDAEN Y. & SERGANT J., 2003. The Site of Verrebroek Dok (Flanders, Belgium), Spatial Organisation of an extensive Early Mesolithic Settlement. In: Larsson L. (ed), Mesolithic on the Move, Papers presented on the Sixth International Conference on the Mesolithic In Europe, Stockholm 2000, Stockholm CROMBÉ Ph., PERDAEN Y. & SERGANT J., 2005. Archaeological description. In: Crombé Ph. (ed.), The Last Hunter-Gatherer-Fishermen in Sandy Flanders (NW Belgium), The Verrebroek and Doel Excavation Projects Volume 1, Archaeological Reports Ghent University 3, Gent: 141-179. DUCROCQ T., 2001. Le Mésolithique du bassin de la Somme, Insertion dans un cadre morpho-stratigraphique, environnemental et chronoculturel. Publications du CERP, n 7. GRØN O., 1995. The Maglemose Culture. The reconstruction of the social organisation of a mesolithic culture in Northern Europe. BAR International Series 616, Oxford. HUYGE D. & VERMEERSCH P., 1982. Late mesolithic settlement at Weelde Paardsdrank. In: Contributions à l étude du Mésolithique de la Basse Belgique. Studia Praehistorica Belgica, 1: 115-209. LOUWAGIE G. & LANGOHR R., 2005. Pedolithostratigraphical analyses en Pedological analysis. In: Crombé Ph. (ed.), The Last Hunter-Gatherer-Fishermen in Sandy Flanders (NW Belgium), The Verrebroek and Doel Excavation Projects Volume 1, Archeaological Reports Ghent University 3, Gent: 27-107, 213-249. ROZOY J.-G., 1968. L étude du matériel brut et des microburins dans l Épipaléolithique (Mésolithique) franco-belge. Bulletin de la Société Préhistorique Française, 65: 365-390 SERGANT J., 2004. De aantrekkingskracht van een zandrug, Ruimtelijke analyse van een vroeg-mesolithische site te Verrebroek- Dok. Proefschrift ter verkrijgen van de graad van doctor in de Archeologie, 2003-2004, niet gepubliceerd, Gent. Liesbeth Messiaen Universiteit Gent Vakgroep Archeologie Blandijnberg, 2 BE - 9000 Gent LiesbethMessiaen@gmail.com