Naslagwerk Natura 2000

Vergelijkbare documenten
Programma van Eisen - Beheerplannen

NOTA VAN DE COMMISSIE OVER DE VASTSTELLING VAN INSTANDHOUDINGSDOELSTELLINGEN VOOR NATURA 2000-GEBIEDEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

NATURA 2000 in Vlaanderen. Filiep CARDOEN Afdelingsverantwoordelijke NATUUR

VEEL GESTELDE VRAGEN NATURA 2000

Gebiedsbescherming, Windparken op Land en de praktijk van de Provincie Groningen. Aaldert ten Veen, Stibbe Olaf Slakhorst, Provincie Groningen

Procedurewijzer. Voor het wijzigingsbesluit Waddenzee. #1 Waddenzee

Directie Natuur en Biodiversiteit Team Vergunningen Nb-wet POV-dag 'het delen-durven-doen'festival donderdag 5 januari 2017

Procedurewijzer. Voor het wijzigingsbesluit Solleveld & Kapittelduinen. #99 Solleveld & Kapittelduinen

Natura 2000 & PAS. Natura 2000 implementatie in Nederland

Inspraakwijzer beheerplannen Natura 2000 Drenthe

Procedurewijzer. Voor het ontwerpwijzigingsbesluit Solleveld & Kapittelduinen. #99 Solleveld & Kapittelduinen

Natura essentietabellen Leeswijzer

Stappenplan vergunningaanvraag

Procedurewijzer. Voor het ontwerpwijzigingsbesluit Waddenzee. #1 Waddenzee

Procedurewijzer. Voor het wijzigingsbesluit Veluwerandmeren. #76 Veluwerandmeren

Begrenzing van het Natuurnetwerk en de Natura 2000-gebieden

Hierbij treft u aan de antwoorden op de vragen van het lid Dijkgraaf (SGP) over de monitoring in het kader van Natura 2000 (ingezonden 7 juni 2013).

Procedurewijzer Voor het ontwerpaanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied #120. Zoommeer

Datum 5 juli 2013 Betreft Beantwoording vragen over de toepassing van artikel 6 van de Habitatrichtlijn

Procedurewijzer. Voor de (ontwerp)wijzigingsbesluiten van de Natura 2000-gebieden Rijntakken en Veluwe. #038 Rijntakken (ontwerpwijziging)

Procedurewijzer Voor het ontwerpaanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied #114. Krammer-Volkerak

Procedurewijzer. Voor het wijzigingsbesluit Rijntakken. #38 Rijntakken

Omschrijving beleidsruimte

Beschermingsregimes EHS, Natura 2000 en overige natuurgebieden

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Steenuil en ontheffingsaanvragen van de Flora- en faunawet. Martijn van Opijnen (Dienst Regelingen) Wouter van Heusden (Dienst Landelijk Gebied)

Q&A s over de wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 van 1 februari

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Omschrijving beleidsruimte

Wet natuurbescherming

Stichting Reinier van Arkel en Stichting Overlast A2 Vught e.o., vertegenwoordigd door L. Bier, advocaat,

IBN 2015, Tweede Kamer, vergaderjaar , nr. 1.

De Staatssecretaris van Economische Zaken

Natuurwetgeving & Windenergie op land. Marieke Kaajan 15 juni 2016 NWEA Winddagen

Wijziging Natuurbeschermingswet 1998 door de Crisis- en herstelwet

Bijlage 1 Wettelijk kader

A&W-notitie 1660tal/ms

Aanbeveling 6: Stimuleer behoud en herstel biodiversiteit in eigen land

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

Leidraad bepaling significantie

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

De nieuwe Wet natuurbescherming in vogelvlucht

p- iiiiiiniiii uil ii nu ii

Natuurdoelen realiseren in een versnipperd Vlaanderen

Natuurtoets omgevingsvergunning bouw woning Horsterweg 217 Ermelo

Beheerplannen in de praktijk

Veelgestelde vragen. Samenvatting van het rapport. Natura 2000 in Nederland

Juridische reis door de Nederlandse natuurbescherming

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Natuurtoets. 1. Wet- en regelgeving. Permanente openstelling A12 Woerden Gouda

Toetsingskader ammoniak rondom Natura 2000 gebieden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De das in de nieuwe wet natuurbescherming. Beleven, benutten en beschermen

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Documentnummer: Page 1 of 11

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

Actualiteiten natuurregelgeving 6 oktober 2016

Voorwoord. 1 Overzicht van het internationale natuurbeschermingsrecht 1

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Art. 14. Art. 15. Art. 16.

Cursus ontheffingverlening soortenbescherming onder de Wet natuurbescherming - introductie

Inspraakwijzer. Ontwerpbesluiten voor drie mariene gebieden. Ministerie van Economische Zaken Postbus ek Den Haag

TOETSING MILITAIRE VLIEGACTIVITEITEN OUDELAND VAN STRIJEN (110)

Onderzoek flora en fauna

Bomen over de Wet natuurbescherming

Vrij vertrouwd. Redelijk vertrouwd

Overwegingen bij definitief besluit vergunning Wet natuurbescherming project Stroomlijn fase 3, tranche 7, perceel 1 en 2

Vakdag conditionering Workshop natuur en milieu(wetgeving): aanpak en benodigde onderzoeken. 6 maart 2014, prof. mr. A.A. Freriks

Bijlage 1 bij besluit DRZZ/ , d.d

Informatiebijeenkomst concept-beheerplan Natura 2000 Lauwersmeer

Wet natuurbescherming. Niels Jeurink

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet

Passende beoordeling Voortoets. Carl De Schepper De Europese natuurdoelen in vraag en antwoord 09 september 2014

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

2 e ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND. Artikel 19d, 19e en 19kd lid 1 onder b

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Crisis- en herstelwet en Natura 2000

ECLI:NL:RVS:2006:AZ4794

Inhoud. Actualiteiten ten aanzien van: 1. Bestaand gebruik en bestaande rechten;

Verkennend natuuronderzoek locatie Hessenweg

Analyse van jurisprudentie inzake de Vogel- en Habitatrichtlijn

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe

1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2

Informatie aan de Europese Commissie inzake plan/project in Natura 2000 vogelrichtlijngebieden (SBZ-V) en habitatrichtlijngebieden (SBZ-H)

Quickscan samenvatting natuurtoets Sint Nicolaasdijk 153, Kampen

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Nieuwe bedrijfslocaties

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Overzicht van internationale context van de materiële voorschriften van het wetsvoorstel natuurbescherming. Behorende bij het antwoord op vraag nr.

30 sept OU

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Adviescomité SEA. Is er al dan niet een strategische milieubeoordeling (SEA) vereist voor het ontwerp beleidsplannen mariene beschermde gebieden?

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Transcriptie:

Naslagwerk Natura 2000 Alle door de Regiegroep Natura 2000 vastgestelde stukken (2006 t/m 2010) gebundeld; aangevuld met andere relevante notities. In dit document zijn nagenoeg alle notities, handleidingen etc. die de Regiegroep Natura 2000 in de periode 2006 t/m 2010 heeft vastgesteld gebundeld. Niet alle stukken omdat bijvoorbeeld sommige stukken gedateerd zijn. De stukken zijn in 2010 door het Steunpunt bijgewerkt en up to date gemaakt. In dit naslagwerk zijn de stukken op een logische manier geordend, zijn herhalingen verwijderd en is de terminologie zo veel mogelijk eenduidig gemaakt. Er zijn geen nieuwe onderwerpen of inzichten toegevoegd. Regiebureau/Steunpunt Natura 2000 versie 2, april 2011 0

Colofon Dit is een uitgave van het Regiebureau Natura 2000. Naslagwerk Natura 2000 versie 2 april 2011 Samengesteld door: Bas Roels (Ministerie van EL&I), Patricia Wegerif (Rijkswaterstaat), Bouke Bouwman (Provincie Zeeland), Marijke Andela-Jaarsma (Regiebureau Natura 2000) en Anne-Marie de Wee-Barnas (Regiebureau Natura 2000). 1

Leeswijzer Het Naslagwerk Natura 2000 is een product van het Steunpunt Natura 2000. Dit Steunpunt, dat valt onder het Regiebureau Natura 2000, is in december 2006 opgericht door de ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Verkeer & Waterstaat, Defensie en het Interprovinciaal Overleg (namens de 12 provincies) 1. Het is primair bedoeld om de Natura 2000-partners de huidige ministeries van EL&I en I&M, het ministerie van Defensie en de provincies optimaal te laten profiteren van elkaars kennis, informatie en ervaringen. De secundaire doelgroep zijn de belangenorganisaties en adviesbureaus die werken voor de Natura 2000-partners. De afgelopen jaren heeft het Steunpunt Natura 2000 een hele reeks producten opgesteld, met als doel om beheerplanopstellers en vergunningverleners meer duidelijkheid te geven over wettelijke begrippen en te volgen procedures. De adviezen van het Steunpunt geven oplossingsrichtingen aan, maar hebben geen juridische status. In 2010 heeft het Steunpunt besloten om de aanwezige Steunpunt producten te bundelen tot één handzaam document, aangepast aan de diverse wetswijzigingen die de afgelopen jaren zijn opgetreden en aangepast aan het voortschrijdend inzicht en praktijkervaringen. Bij het bundelen van de documenten is eventuele overlap verwijderd. Onderhavig Naslagwerk Natura 2000 is het eindresultaat en vervangt derhalve de eerder uitgebrachte Steunpunt-documenten. Het naslagwerk richt zich met name op betrokkenen bij de Natura 2000- beheerplanprocessen en betrokkenen bij de Natuurbeschermingswetvergunningverlening. Dit naslagwerk zal met enige regelmaat aangepast worden aan de actuele situatie. Het verdient de aanbeveling om op www.natura2000.nl te controleren of u in het bezit bent van de meest actuele versie. In deel 1 van dit naslagwerk wordt een korte introductie gegeven op het juridische kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en de Nederlandse implementatie van deze richtlijnen in de Natuurbeschermingswet 1998. In deel 2 wordt uitgebreid ingegaan op het beschermingsregime van de Natuurbeschermingswet 1998. Tevens wordt nader ingegaan op enkele wettelijke begrippen die een belangrijke rol spelen bij Natura 2000-beheerplannen en de vergunningverlening, zoals de definities van bestaand gebruik, projecten, handelingen etc. Eveneens wordt uitleg gegeven over de habitattoets, die voorgeschreven wordt door de Vogel- en Habitatrichtlijn en ook vereist is vanuit de Natuurbeschermingswet 1998. Zowel bestaand gebruik, nieuw gebruik en plannen moeten getoetst worden. Begrippen als cumulatie, significantie en externe werking, die een belangrijke rol spelen bij deze toetsing, komen in deel 2 ook uitgebreid aan bod. Deel 3 gaat nader in op de beheerplannen die voor ieder Natura 2000-gebied worden opgesteld; welke functie hebben de beheerplannen, wie zijn de betrokkenen bij het beheerplanproces en welke eisen worden er aan het beheerplan(proces) gesteld? Daarnaast wordt in dit deel van het naslagwerk uitgebreid ingegaan op de (juridische) status van het beheerplan. De wegwijzer in deel 4 van dit naslagwerk beoogt betrokkenen meer wegwijs te maken in het web van Natura 2000-websites, artikelen en documenten met relevante informatie voor beheerplanopstellers en vergunningverleners. 1 Met het aantreden van een nieuw kabinet op 14 oktober 2010 is het Ministerie van LNV opgegaan in het nieuwe Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) en het Ministerie van VenW in het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M). 2

Inhoud 1 Deel 1 Inleiding... 5 1.1 Achtergrond... 6 1.2 1.3 Rechtsgevolgen Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn... 7 Implementatie in nationale wet- en regelgeving... 8 2 Deel 2 Toetsing... 13 2.1 2.2 Beschermingsregime en voorzorgsbeginsel... 15 Reikwijdte beschermingsregime... 15 2.3 Plannen, projecten, handelingen, activiteiten en bestaand gebruik... 15 2.4 Bevoegd gezag vergunningverlening... 17 2.5 2.6 Habitattoets... 17 Effectenanalyse... 22 2.7 Significantie... 36 2.8 Cumulatie... 57 2.9 Externe werking... 63 2.10 Verrekenen van effecten... 75 3 Deel 3 - Beheerplan... 95 3.1 3.2 Doel en functie van het beheerplan... 96 Wie stelt het Natura 2000-beheerplan op en vast... 97 3.3 Hoe stel je het beheerplan op en wat staat er in... 98 3.4 Checklist beheerplannen... 104 3.5 Juridische status en doorwerking beheerplannen... 105 3.6 Juridische houdbaarheid... 108 3.7 Calamiteiten... 109 3.8 Omgang met evenementen... 110 3.9 Afwegingskader sociaal economische aspecten... 110 3.10 Stikstof... 110 3.11 Strategie Water en Natura 2000... 111 4 Deel 4 Wegwijzer naar ander bronnen... 112 4.1 Achtergronden van Natura 2000 in Nederland... 112 4.2 Termen om doelen aan te duiden... 114 4.3 Inhoudelijke documenten... 115 4.4 Internet... 116 4.5 Communicatiemiddelen... 116 5 Bijlagen... 118 Bijlage 1: Intentieverklaring beheerplannen Natura 2000... 119 Bijlage 2: Toepassing begrippenkader Natuurbeschermingswet 1998... 122 Bijlage 3: Beslisnotitie voortouwnemer... 133 Bijlage 4: Checklist beheerplannen... 136 Bijlage 5: Nadere toelichting voorbeeld inhoudsopgave beheerplan... 147 Bijlage 6: Lijst Natura 2000-gebieden... 175 Bijlage 7: Kaart Natura 2000-gebieden... 179 Bijlage 8: Juridische achtergrond van de term significante gevolgen... 180 Bijlage 9: Toelichting op de probleemstelling doelformulering getijdenwateren... 181 Bijlage 10: Doorloopschema bepaling significantie... 183 Bijlage 11: Schematische weergave habitattoets... 185 Bijlage 12: Mitigatie en Natura 2000... 186 Bijlage 13: Prioritaire soorten en habitats in Nederland... 187 Bijlage 14: Uitwerken instandhoudingsdoelstellingen in tijd, ruimte en omvang... 188 Bijlage 15: Programma van eisen gebiedsgerichte monitoring... 196 Bijlage 16: Monitoring... 202 Bijlage 17: Omgaan met ecologische onzekerheden in het beheerplan... 208 3

4 Bijlage 18: Natura 2000-beheerplannen, passende beoordeling en de plan-mer... 210 Bijlage 19: Notitie Calamiteiten in beheerplannen... 213 Bijlage 20: Omgang met evenementen... 215 Bijlage 21: Afwegingskader sociaal economische aspecten... 221 Bijlage 22: Strategie Water en Natura 2000... 225

1 Deel 1 Inleiding In dit deel wordt een algemene inleiding gegeven op Natura 2000, de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswet 1998. In de andere delen wordt verder op de in dit deel aangestipte onderwerpen ingegaan. 1 1.1 Deel 1 Inleiding... 5 Achtergrond... 9 1.2 Rechtsgevolgen Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn... 10 1.3 Implementatie in nationale wet- en regelgeving... 11 1.3.1 Natuurbeschermingswet 1998... 11 1.3.2 Aanwijzing van Nederlandse gebieden... 12 1.3.3 Doelensystematiek... 12 1.3.4 Instrumenten voor het bereiken van de doelen: beheerplan en vergunningverlening... 14 2 Deel 2 Toetsing... 16 2.1 Beschermingsregime en voorzorgsbeginsel... 18 2.2 Reikwijdte beschermingsregime... 18 2.3 Plannen, projecten, handelingen, activiteiten en bestaand gebruik... 18 2.3.1 Bestaand gebruik... 19 2.3.2 Feitelijk gebruik versus vergund gebruik... 19 2.4 2.3.3 Autonome ontwikkeling... 20 Bevoegd gezag vergunningverlening... 20 2.5 Habitattoets... 20 2.5.1 Voortoets/Oriëntatiefase... 21 2.5.2 De verslechteringstoets... 22 2.5.3 De passende beoordeling en ADC-toets... 23 2.5.4 Prioritaire soorten of habitats... 24 2.6 2.5.5 Relatie passende beoordeling en milieueffectrapportage... 24 Effectenanalyse... 25 2.6.1 Wanneer is er sprake van (negatief) effect?... 26 2.6.2 Afname van de populaties van soorten of van habitattypen... 27 2.6.3 Wie voert de effectenanalyse uit?... 27 2.6.4 Kwaliteitsborging... 27 2.6.5 Uitwerking effectenanalyses... 28 2.6.6 Uitwerking globale effectenanalyse... 31 2.6.7 Uitwerking Nadere Effectenanalyse... 32 2.6.8 Toelichting op de kruistabellen... 33 2.6.9 Voorwaarden voor nadere effectenanalyse... 38 2.6.10 Autonome en overige ontwikkelingen?... 38 - veranderingen in samenstelling / aantallen van flora en fauna.... 38 2.7 Significantie... 39 2.7.1 Inleiding... 39 2.7.2 Belang van nadere uitwerking van het begrip significante gevolgen... 40 2.7.3 Het begrip significante gevolgen... 41 2.7.4 Instandhoudingsdoelstellingen: relevante aspecten en precieze inhoud... 42 2.7.5 Oppervlakte habitattypen en omvang leefgebied van soorten... 43 2.7.6 Populatieomvang soorten... 48 2.7.7 Kwaliteitsaspecten... 50 2.7.8 Specifieke bijzonderheden en milieukenmerken... 52 2.7.9 Hoe dient toetsing plaats te vinden als er nog geen definitief aanwijzingsbesluit is?... 53 2.7.10 Omgaan met onzekerheden... 54 2.7.11 Wat is het principe van 'hand aan de kraan'?... 55 2.7.12 Wie beoordeelt of er sprake is van mogelijke significante gevolgen?... 57 2.7.13 Juridische achtergrond van de term significante gevolgen... 57 2.7.14 Doelformulering getijdenwateren... 58 2.8 Cumulatie... 60 5

2.8.1 Doel... 60 2.8.2 Scope en reikwijdte van deze paragraaf... 60 2.8.3 Probleemdefiniering... 60 2.8.4 2.8.5 Cumulatie in het Natura 2000-beheerplan... 61 Uitgangspunten Cumulatietoets Beheerplannen... 61 2.8.6 Stappenplan Cumulatietoets... 62 2.8.7 Richtinggevend advies voor politiek-bestuurlijke prioritering... 66 2.9 2.8.8 Cumulatie en vergunningverlening... 66 Externe werking... 66 2.9.1 Inleiding... 66 2.9.2 Omschrijving... 67 2.9.3 2.9.4 Afbakening... 70 Bepalende factoren... 71 2.9.5 Stappenplan... 72 2.9.6 Wettelijke basis externe werking... 73 2.9.7 2.9.8 Voorbeelden... 74 Specifieke omstandigheden en locatie van leefgebieden en habitattypen... 75 2.9.9 Onzekerheidsmarges... 75 2.9.10 Mitigatie en begrenzing... 77 2.9.11 Mitigatie en Natura 2000... 78 2.10 Verrekenen van effecten... 78 2.10.1 Inleiding... 78 2.10.2 Definities van de juridische begrippen natuurinclusief ontwerp, mitigerende maatregel, saldering, cumulatie en compenserende maatregel... 79 2.10.3 Definities van categorieën maatregelen in het natuurbeheer... 82 2.10.4 Schematische voorbeelden en uitleg... 83 2.10.5 Natuurinclusief ontwerp... 85 2.10.6 Mitigatie... 87 2.10.7 Saldering... 89 2.10.8 Cumulatie... 91 2.10.9 Compensatie... 93 2.10.10 Jurisprudentieoverzicht mitigatie... 95 3 Deel 3 - Beheerplan... 98 3.1 Doel en functie van het beheerplan... 99 3.1.1 Doel van het beheerplan... 99 3.2 3.1.2 Functies van een beheerplan... 99 Wie stelt het Natura 2000-beheerplan op en vast... 100 3.2.1 Rol van het bevoegde gezag... 100 3.2.2 Voortouwnemer... 100 3.3 3.2.3 De juridische aspecten van beheerplannen... 101 Hoe stel je het beheerplan op en wat staat er in... 101 3.3.1 Plan van Aanpak... 101 3.3.2 Kader voor het beheerplan: het Programma van Eisen... 101 3.4 3.3.3 Omgaan met (ecologische) onzekerheden... 106 Checklist beheerplannen... 107 3.5 Juridische status en doorwerking beheerplannen... 108 3.5.1 Quasi vrijstelling... 108 3.5.2 Beleidsregel... 109 3.5.3 Beleidsplan/uitvoeringsprogramma... 110 3.5.4 Verzekering doorwerking... 110 3.5.5 Via overeenstemming en bestuursovereenkomst... 110 3.5.6 Via dwangmiddelen... 110 3.6 3.5.7 Draagvlak... 111 Juridische houdbaarheid... 111 3.6.1 Onderbouwing... 111 3.6.2 3.6.3 Onzekerheden... 111 Andere aspecten... 112 3.6.4 Beroep tegen beheerplan... 112 6

3.7 Calamiteiten... 112 3.8 Omgang met evenementen... 113 3.9 Afwegingskader sociaal economische aspecten... 113 3.10 Stikstof... 113 3.11 Strategie Water en Natura 2000... 114 4 Deel 4 Wegwijzer naar ander bronnen... 115 4.1 Achtergronden van Natura 2000 in Nederland... 115 4.2 Termen om doelen aan te duiden... 117 4.3 Inhoudelijke documenten... 118 4.4 Internet... 119 4.5 Communicatiemiddelen... 119 5 Bijlagen... 121 Bijlage 1: Intentieverklaring beheerplannen Natura 2000... 122 Bijlage 2: Toepassing begrippenkader Natuurbeschermingswet 1998... 125 Bijlage 4: Checklist beheerplannen... 139 Checklist beheerplannen Natura 2000... 139 Inhoudsopgave... 140 Voorwoord... 141 Voorwoord... 141 Doel 141 21. Zorgvuldigheid van het proces... 142 22. Betrokken partijen... 142 23. Risico-analyse... 142 24. Communicatie... 143 2. Zorgvuldigheid van de inhoud... 144 25. Instandhoudingsdoelstellingen... 144 Uitwerking van de instandhoudingsdoelstellingen... 145 26. Bestaand gebruik en toetsing aan instandhoudingsdoelstellingen... 146 Maatregelen... 147 28. Bestaand beleid en regelgeving... 148 29. Monitoring... 148 Documenten nodig voor beheerplancheck:... 149 Bijlage 5: Nadere toelichting voorbeeld inhoudsopgave beheerplan... 150 5.1 Introductie... 150 5.2 Karakteristiek van het Natura 2000-gebied... 151 Geografische en bestuurlijke kenmerken... 151 Begrenzing Natura 2000-gebied... 151 Eigendomssituatie... 151 Waarden van het gebied, ecologische samenhang en internationaal belang van het gebied... 151 Instandhoudingsdoelstellingen... 152 Huidige staat van instandhouding en trends in het gebied... 152 Maatschappelijke context: samenleving/gebruikers en overlegplatforms... 152 5.3 Gebruik in het Natura 2000-gebied en externe werking... 152 Inleiding 152 Waarom een beschrijving van het gebruik... 153 Beschrijven van het gebruik: in detail of globaal... 153 5.4 Relatie met andere relevante plannen en regelgeving... 154 Inleiding 154 Beleidsplannen van het rijk en andere overheden... 154 (Inter)nationale regelgeving... 157 Internationale afspraken... 158 5.5 Visie voor het Natura 2000-gebied... 158 Inleiding 158 Instandhoudingsdoelstellingen uitwerken in het beheerplan... 158 Uitwerking van de instandhoudingsdoelstellingen in omvang, ruimte en tijd... 159 (Ecologische) randvoorwaarden... 161 Knelpunten van het gebruik... 161 5.6 Instandhoudingsmaatregelen in het beheerplan... 163 7

Wat zijn instandhoudingsmaatregelen?... 163 Instandhoudingsmaatregelen in het beheerplan... 163 5.7 Monitoring... 165 Inleiding 165 Monitoring in hoofdlijnen: wat is de Europese verplichting en wat zijn de verantwoordelijkheden? 165 Hoe geeft het rijk invulling aan de Europese verplichting tot monitoring... 166 Wat dient het bevoegd gezag voor het opstellen van het beheerplan te regelen op het gebied van monitoring?... 168 5.8 Financiering van het opstellen en uitvoeren van een beheerplan... 169 Inleiding 169 Inzet van bestaande middelen... 169 Europese cofinanciering voor uitvoering van beheersmaatregelen in Natura 2000-gebieden... 170 5.9 Communicatie, educatie en voorlichting in het gebied... 171 Inleiding 171 Doel van communicatie, educatie en voorlichting in een Natura 2000-gebied... 171 Doelgroepen... 171 Communicatiemiddelen... 171 Organisatie... 172 5.10 Bijlagen bij het beheerplan... 172 5.11 Nadere toelichting op het proces voor het opstellen van een beheerplan... 172 Wie neemt het initiatief... 172 Keuzes bij het opstellen van het beheerplan... 173 De aanpak van het proces... 173 Wie worden betrokken bij het totstandkomings proces en op welke wijze... 174 Kennis 175 Toetsen artikel 19j... 175 Vaststellen beheerplan... 176 Geldigheidsduur... 177 Evaluatie 177 Bijlage 6: Lijst Natura 2000-gebieden... 178 Bijlage 7: Kaart Natura 2000-gebieden... 182 Bijlage 8: Juridische achtergrond van de term significante gevolgen... 183 Bijlage 9: Toelichting op de probleemstelling doelformulering getijdenwateren... 184 Bijlage 10: Doorloopschema bepaling significantie... 186 Bijlage 11: Schematische weergave habitattoets... 188 Bijlage 12: Mitigatie en Natura 2000... 189 Bijlage 13: Prioritaire soorten en habitats in Nederland... 190 Bijlage 14: Uitwerken instandhoudingsdoelstellingen in tijd, ruimte en omvang... 191 Bijlage 15: Programma van eisen gebiedsgerichte monitoring... 199 Bijlage 16: Monitoring... 205 Bijlage 17: Omgaan met ecologische onzekerheden in het beheerplan... 211 Bijlage 18: Natura 2000-beheerplannen, passende beoordeling en de plan-mer... 213 Bijlage 19: Notitie Calamiteiten in beheerplannen... 216 Bijlage 20: Omgang met evenementen... 218 Bijlage 21 Afwegingskader sociaal economische aspecten... 224 Uit Leemkuilen... 227 Bijlage 22 Strategie Water en Natura 2000... 228 I Kader... 228 II Doel... 228 III Aanpak... 228 IV Prioritaire acties... 230 8

1.1 Achtergrond De biodiversiteit (soortenrijkdom) in Europa gaat al jaren achteruit. Duurzame bescherming van flora en fauna is hard nodig. Planten en dieren trekken zich weinig aan van landsgrenzen en het is daarom belangrijk om natuurbescherming in Europees verband aan te pakken. De Europese Unie (EU) heeft zich ten doel gesteld de achteruitgang van de biodiversiteit in 2010 te stoppen (Göteberg, 2003). De Vogelrichtlijn 2 en de Habitatrichtlijn 3 zijn de hoekstenen van de Europese wetgeving over de instandhouding van de natuur. De Vogelrichtlijn is in 1979 door de lidstaten van de EU goedgekeurd en heeft tot doel alle wilde vogels en hun belangrijkste habitats in de hele EU te beschermen. Met de richtlijn wordt een einde gemaakt aan praktijken zoals het houden en verkopen van inheemse wilde vogels en het niet-selectief doden, en wordt een wettelijk kader ingevoerd voor de regulering en duurzame uitoefening van andere activiteiten, zoals de jacht. De richtlijn verplicht de 27 lidstaten bovendien tot de bescherming van gebieden die uitermate belangrijk zijn voor alle trekvogelsoorten en meer dan 190 bijzonder bedreigde soorten. Hierbij moet speciale aandacht worden besteed aan waterrijke gebieden van internationaal belang (Wetlands). In 1992 hebben de lidstaten van de EU de Habitatrichtlijn goedgekeurd. De maatregelen die krachtens deze richtlijn worden ingevoerd ter bescherming van de natuur in Europa, zijn vergelijkbaar met die van de Vogelrichtlijn, maar hebben betrekking op een veel groter aantal zeldzame, bedreigde of inheemse soorten, inclusief meer dan duizend dieren- en plantensoorten. Bovendien wordt voor het eerst doelgerichte bescherming gevraagd van ongeveer 230 zeldzame en bijzondere typen habitats. Beide richtlijnen samen vormen het meest ambitieuze en grootschalige initiatief dat ooit is genomen om het natuurlijke erfgoed in de hele EU in stand te houden. Naast de bescherming van specifieke flora en fauna, hebben beide natuurbeschermingsrichtlijnen eveneens als doel om de leefgebieden van deze soorten te behouden, te herstellen of uit te breiden. Dit wordt beoogd door de aanwijzing van beschermde gebieden, die tezamen het Europees ecologisch netwerk van beschermde natuurgebieden vormen: Natura 2000. Dit netwerk heeft als doelstelling het waarborgen van de biodiversiteit in Europa. In dit verband is de afspraak gemaakt dat de lidstaten van de EU alle maatregelen nemen die nodig zijn om een gunstige staat van instandhouding van soorten en habitattypen van communautair belang te realiseren. Het betreft de habitattypen zoals opgenomen in bijlage I en de soorten zoals opgenomen in bijlage II van de Habitatrichtlijn. Dit geldt ook voor de vogelsoorten waarvoor Vogelrichtlijngebieden zijn aangewezen. Voor Nederland gaat het om 51 habitattypen, 36 soorten en 95 vogelsoorten. Gunstige staat van instandhouding van een natuurlijke habitat: hiervan is sprake als het natuurlijke verspreidingsgebied van de habitat en de oppervlakte van dat habitat binnen het gebied stabiel zijn of toenemen, én als de voor behoud op langere termijn nodige specifieke structuur en functies bestaan en in afzienbare tijd vermoedelijk zullen blijven bestaan, én wanneer de staat van instandhouding van de voor die habitat typische soorten gunstig is. Gunstige staat van instandhouding van een soort: hiervan is sprake als uit populatie-dynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt en dat vermoedelijk op de lange termijn zal blijven, én wanneer het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd kleiner lijkt te worden, én wanneer er voldoende grote habitat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden. Bron: Habitatrichtlijn, Europese Commissie. 2 richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand 3 richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna 9

Bij de vormgeving en de keuze van de maatregelen wordt rekening gehouden met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, alsmede met regionale en lokale bijzonderheden. Het is evident dat aan te nemen maatregelen in het kader van veiligheid een zwaar gewicht wordt toegekend. Volgens vaste jurisprudentie kunnen bij de selectie en de begrenzing van de gebieden echter alleen ecologische criteria worden gehanteerd. 1.2 Rechtsgevolgen Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn De Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn tweeledig van aard: enerzijds gaan deze richtlijnen over de bescherming van soorten en habitats door middel van het aanwijzen van beschermde gebieden, anderzijds kennen beide richtlijnen een deel dat gaat over algemene soortenbescherming (ongeacht waar deze voorkomen) (dit is geregeld in de Flora- en faunawet). Dit hoofdstuk heeft alleen betrekking op de rechtsgevolgen die beide richtlijnen met zich meebrengen ten aanzien van de bescherming van soorten en habitats in daarvoor aangewezen, beschermde gebieden. Ecologisch netwerk Natura 2000 Artikel 3 van de Habitatrichtlijn vormt de basis voor het Europese, ecologische netwerk Natura 2000. Dit netwerk moet volgens dit artikel bestaan uit gebieden met de habitats uit bijlage I en de soorten uit bijlage II van de richtlijn. Ingevolge dit artikel bestrijkt Natura 2000 ook de speciale beschermingszones die aangewezen zijn of worden conform de Vogelrichtlijn. Aanwijzing Speciale Beschermingszones Artikel 4 (lid 4) van de Habitatrichtlijn verplicht de lidstaten een gebied dat door de Europese Commissie als gebied van communautair belang is verklaard, uiterlijk binnen zes jaar aan te wijzen als Speciale Beschermingszone (SBZ). De lidstaat dient daarbij prioriteiten vast te stellen, gelet op het belang van de gebieden voor het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen van de habitats en soorten uit de bijlagen I en II van de richtlijn, waarbij volgens artikel 11 van de richtlijn bijzondere aandacht geschonken dient te worden aan de in die bijlagen opgenomen prioritaire habitats en soorten. Daarnaast dient de lidstaat ook te letten op de bestaande dreiging van achteruitgang en vernietiging van het te beschermen gebied en de algemene coherentie van Natura 2000. Rechtsgevolgen aanwijzing Het is met name artikel 6 uit de Habitatrichtlijn die de bescherming en het behoud van de habitats en soorten in de Natura 2000-gebieden regelt. Dit artikel is van toepassing op de gebieden van communautair belang die op de (ontwerp)lijst staan van de Europese Commissie (artikel 4 lid 2 Habitatrichtlijn), alsmede de gebieden die door Nederland (voorlopig) zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. Artikel 7 bepaalt vervolgens dat de rechtswerking van artikel 6 niet alleen van toepassing is op de gebieden die in het kader van de Habitatrichtlijn worden aangewezen, maar ook op gebieden die in het kader van de Vogelrichtlijn zijn aangemeld (artikel 4 lid 4 van de Vogelrichtlijn vervalt daarmee). Artikel 6 Habitatrichtlijn 1. De Lid-Staten treffen voor de speciale beschermingszones de nodige instandhoudingsmaatregelen; deze behelzen zo nodig passende specifieke of van ruimtelijke-ordeningsplannen deel uitmakende beheersplannen en passende wettelijke, bestuursrechtelijke of op een overeenkomst berustende maatregelen, die beantwoorden aan de ecologische vereisten van de typen natuurlijke habitats van bijlage I en de soorten van bijlage II die in die gebieden voorkomen. 2. De Lid-Staten treffen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de speciale beschermingszones niet verslechtert en er geen storende factoren optreden voor de soorten waarvoor de zones zijn aangewezen voor zover die factoren, gelet op de doelstellingen van deze richtlijn een significant effect zouden kunnen hebben. 3. Voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo'n 10

gebied, wordt een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied. Gelet op de conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied en onder voorbehoud van het bepaalde in lid 4, geven de bevoegde nationale instanties slechts toestemming voor dat plan of project nadat zij de zekerheid hebben verkregen dat het de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten en nadat zij in voorkomend geval inspraakmogelijkheden hebben geboden. 4. Indien een plan of project, ondanks negatieve conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied, bij ontstentenis van alternatieve oplossingen, om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, toch moet worden gerealiseerd, neemt de Lid-Staat alle nodige compenserende maatregelen om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft. De Lid-Staat stelt de Commissie op de hoogte van de genomen compenserende maatregelen. Wanneer het betrokken gebied een gebied met een prioritair type natuurlijke habitat en/of een prioritaire soort is, kunnen alleen argumenten die verband houden met de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid of met voor het milieu wezenlijke gunstige effecten dan wel, na advies van de Commissie, andere dwingende redenen van groot openbaar belang worden aangevoerd. 1.3 Implementatie in nationale wet- en regelgeving De internationale verplichtingen uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn die betrekking hebben op de bescherming van specifieke soorten, zijn in Nederland juridisch verankerd in de Flora- en faunawet. Het deel van beide richtlijnen dat gaat over de bescherming van habitats en soorten door middel van de aanwijzing van beschermde gebieden, is in Nederland verankerd in de Natuurbeschermingswet 1998. Deze twee nationale juridische instrumenten, die uitvoering geven aan Europese regelgeving op het gebied van natuur, kunnen niet los worden gezien van het nationale natuurbeleid dat reeds eerder in Nederland in gang is gezet; de vorming van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Dit netwerk van gebieden is door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) 4 in 1989 geïntroduceerd in het toenmalige Natuurbeleidsplan. De EHS betreft een netwerk van zowel grote als kleine gebieden in Nederland waar de natuur in feite voorrang heeft. De EHS is bedoeld om natuurgebieden te vergroten en met elkaar te verbinden en bestaat uit: bestaande natuurgebieden, reservaten, natuurontwikkelingsgebieden en zogenaamde robuuste verbindingen; landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheergebieden); grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee). In de EHS geldt het 'nee, tenzij' principe. Dit houdt in dat ruimtelijke ingrepen die de wezenlijke waarden en kenmerken aantasten niet zijn toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn en er sprake is van een groot openbaar belang. De effecten van een ingreep moeten worden gecompenseerd. De grote wateren alsmede ongeveer 45 procent van alle hectares EHS op het land, is inmiddels ook (in ontwerp) aangewezen als Natura 2000-gebied. 1.3.1 Natuurbeschermingswet 1998 De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland. Het gaat daarbij om de bescherming van gebieden van nationaal belang (de Beschermde Natuurmonumenten) en van internationaal belang (Natura 2000). In een groot aantal gevallen overlappen de Beschermde Natuurmonumenten met gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000. De waarden die behoren bij het Beschermd Natuurmonument zijn dan meegenomen in het Natura 2000-ontwerp- of conceptaanwijzingsbesluit. 4 Met het aantreden van een nieuw kabinet op 14 oktober 2010 is het Ministerie van LNV opgegaan in het nieuwe Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). 11

De Natuurbeschermingswet 1998 biedt het juridische kader voor de aanwijzing van de beschermde natuurgebieden, de vergunningverlening, de rol van het Bevoegd Gezag en de Natura 2000- beheerplannen. De Natuurbeschermingswet 1998 heeft de afgelopen jaren op diverse momenten wijzigingen ondergaan (o.a. als gevolg van de Crisis en Herstelwet op 31 maart 2010). In dit naslagwerk is uitgegaan van de wettekst op 26 juli 2010. De meest actuele, volledige wettekst is te vinden op www.wetten.nl. Reikwijdte beschermingsregime Natuurbeschermingswet 1998 De reikwijdte van het beschermingsregime van de Natuurbeschermingswet 1998 is per 1 februari 2009 uitgebreid tot gebieden die al wel op de Europese lijst van gebieden van communautair belang staan, maar nationaal nog niet zijn aangewezen. Hiertoe is een definitiebepaling van Natura 2000- gebied opgenomen in de wet. Deze wijziging heeft tot gevolg dat het hele beschermingsregime, inclusief de vergunningplicht van artikel 19d en aanschrijvingsbevoegdheid, geldt in Habitatrichtlijngebieden die wel op de communautaire lijst staan maar nog niet nationaal zijn aangewezen. De Natuurbeschermingswet 1998 is op dit moment nog niet van toepassing op de exclusief economisch zone van de Noordzee (EEZ), hiervoor is een wetsvoorstel tot uitbreiding van de werkingssfeer van de Natuurbeschermingswet 1998 op 3 juli 2009 bij de Tweede Kamer ingediend 5. 1.3.2 Aanwijzing van Nederlandse gebieden Nederland heeft de afgelopen jaren 166 gebieden aangemeld bij de EU, die deze gebieden op de officiële EU-lijst van Natura 2000-gebieden heeft geplaatst. Daarvan zijn vier gebieden in de Noordzee inmiddels ook in procedure gebracht, zodat deze binnenkort toegevoegd kunnen worden aan het Nederlandse deel van het Natura 2000-netwerk. Na plaatsing op de EU-lijst moeten alle Natura 2000-gebieden in Nederland officieel worden aangewezen. De Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. De al eerder aangewezen Vogelrichtlijngebieden worden daarbij opnieuw aangewezen. De aanwijzing van Natura 2000-gebieden is in 2007 begonnen. Ieder gebied wordt aangewezen door de Minister van EL&I met een aanwijzingsbesluit. Een aanwijzingsbesluit gaat over de selectie, begrenzing en natuurdoelen van het Natura 2000-gebied. De aanwijzing gaat gepaard met een inspraakprocedure. Alle informatie over de laatste stand van zaken en de inspraakprocedures is te vinden op de website van EL&I (http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/natuur/natura-2000). Uiterlijk december 2010 moesten alle gebieden zijn aangewezen. Op 31 december 2010 waren de definitieve aanwijzingsbesluiten voor 56 gebieden ondertekend. De actuele stand van zaken met betrekking tot de aanwijzing van de Natura 2000-gebieden is te vinden op de website van EL&I (http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/gebiedendatabase.aspx?subj=actualiteit). De selectie en begrenzing van de gebieden en de doelstellingen gebeurt op basis van ecologische argumenten. Sociale en economische factoren mogen juridisch gezien bij de selectie en begrenzing van deze gebieden geen rol spelen. Daarentegen is bij de begrenzing van gebieden wel uitgegaan van een algemene exclaveringsformule dat bestaande bebouwing, erven, tuinen, verhardingen en hoofd(spoor)wegen geen deel uitmaken van het aangewezen gebied, tenzij het betreffende object wordt bedekt door een habitattype of een onderdeel is van het leefgebied van een beschermde soort. 1.3.3 Doelensystematiek In het Natura 2000-doelendocument (ministerie van EL&I) wordt een uitgebreide toelichting gegeven op de doelensystematiek die gehanteerd is bij de totstandkoming van de instandhoudingsdoelstellingen uit de aanwijzingsbesluiten. Hieronder volgt een verkorte weergave. 5 Tweede Kamer, 32002, nr. 1 en volgende. 12

De Natura 2000-doelen geven weer wat er nodig is voor een gunstige staat van instandhouding. Deze doelen zijn zowel op landelijk niveau als specifiek voor alle gebieden geformuleerd. Het totaal van al deze doelen laat zien welke bijdrage Nederland zal leveren aan het Europese netwerk van Natura 2000-gebieden. Hierbij zijn zowel op landelijk als op gebiedsniveau keuzes gemaakt. Deze keuzes zijn gebaseerd op acht hoofdlijnen voor de formulering van de Natura 2000-doelen, die hieronder verkort worden weergegeven: Maximaal aansluiten bij het nationale beleid, met name het realiseren van de ecologische hoofdstructuur. Haalbare en betaalbare doelstellingen, die zo min mogelijk inspanningen en gevolgen voor burgers en economische sectoren met zich meebrengen. Bestaande kwaliteit en omvang zowel landelijk als per gebied behouden en waar nodig verbeteren. Een hogere inzet nastreven voor soorten en habitattypen waar Nederland relatief belangrijker voor is of die sterk onder druk staan. Een minder hoge inzet nastreven waar verbetering redelijkerwijs niet te verwachten is. Anticiperen op natuurlijke dynamiek en klimaatverandering door doelstellingen robuust in de tijd te formuleren. Doelen dienen sturend te zijn voor bescherming en het beheer van de gebieden, met ruimte voor lokale concretisering. Bij het vaststellen van de doelen wordt uitgegaan van de bestaande budgetten voor beheer. De doelen uit het aanwijzingsbesluit dienen nader uitgewerkt te worden in het Natura 2000- beheerplan in omvang, ruimte en tijd. In deze beheerplannen wordt aangegeven waar precies en met welk tempo maatregelen genomen worden om doelen te bereiken. Uitgangspunt is en blijft dat de condities voor de habitattypen en soorten niet mogen verslechteren. Dit betekent ook dat in de Natura 2000-beheerplannen aangegeven wordt in welk tempo een behoud- of verbeterdoel gerealiseerd gaat worden. Ten behoeve van de hiervoor genoemde nadere uitwerking in omvang, ruimte en tijd, wordt met behulp van kernopgaven, behoud- of verbeterdoelen, sense of urgency en zogenoemde ten gunste formuleringen, voor zover nodig, nader richting gegeven. Kernopgaven Met de kernopgaven wordt aangegeven wat de belangrijkste bijdragen van een concreet gebied zijn aan Natura 2000. De kernopgaven geven daarnaast een beeld van de belangrijkste knoppen waaraan gedraaid zou moeten worden om de bijdrage te kunnen blijven leveren of op termijn te gaan leveren. De kernopgaven vormen een belangrijk hulpmiddel bij de focus en de eventueel noodzakelijke prioritering binnen de Natura 2000-beheerplannen. Behoud- en verbeterdoelen Er wordt richting gegeven door aan te geven of het doel alleen is gericht op behoud van de bestaande situatie of op verbetering van de situatie. Vanuit de Natura 2000-doelen op landelijk niveau en een beoordeling van de situatie in de concrete gebieden wordt aangegeven of de bijdrage van een concreet gebied voldoende is (behouddoel) of dat het gebied op termijn een grotere bijdrage (verbeterdoel) voor de realisering van het doel op landelijk niveau moet gaan leveren. Sence of Urgency Met sense of urgency wordt richting gegeven aan het tempo van realisering van de doelen (en aan de inzet van noodzakelijke maatregelen). Gezien de huidige staat van instandhouding op landelijk niveau en gezien de situatie in de concrete gebieden is aan een aantal kernopgaven deze sense of urgency toegekend. Van sense of urgency is sprake wanneer binnen nu en 10 jaar mogelijk een onherstelbare situatie ontstaat. Een sense of urgency kan een probleem met de watercondities of met het terreinbeheer betreffen. Ten gunste van In een beperkt aantal situaties is gewerkt met zogenoemde ten gunste -formuleringen. Dit betekent dat voor een bepaalde soort of habitattype enige afname is toegestaan ten gunste van een andere 13

soort of habitattype. Als binnen een concreet gebied onvoldoende ruimte is om beide doelen naast elkaar te realiseren, wordt de keuze gemaakt in de aanwijzingsbesluiten. Zo is bijvoorbeeld voor een aantal ganzensoorten aangegeven dat de omvang van het foerageergebied enigszins mag afnemen ten gunste van bijvoorbeeld vochtige alluviale bossen of stroomdalgraslanden. De ten gunste - formulering is zo terughoudend als mogelijk toegepast. Dit betekent dat voor de andere doelen bij de verdere uitwerking van de doelen in de beheerplannen voldoende ruimte in de gebieden is om de doelen in omvang, ruimte en tijd nader uit te werken. Complementaire doelen Voor een aantal habitattypen en soorten dragen de voorkomens buiten de Natura 2000-gebieden bij aan de realisering van het landelijk doel. Voor een beperkt aantal habitattypen en soorten is gekozen om zogenoemde complementaire doelen te formuleren. Dit betekent bijvoorbeeld dat voor blauwgraslanden een doel is geformuleerd in een Vogelrichtlijngebied. Het betreft habitattypen en soorten waarvoor Nederland een bijzondere verantwoordelijkheid heeft en die onder druk staan. Eén van de redenen is om de opgave te focussen op de Natura 2000-gebieden. Tevens zijn in een beperkt aantal situaties doelen geformuleerd voor de ontwikkeling van nog niet aanwezige waarden, bijvoorbeeld voor actieve hoogvenen. De complementaire doelen zijn niet aangemeld bij de Europese Commissie en genieten een milder beschermingsregime dan de overige instandhoudingsdoelstellingen, te weten gelijk aan de Beschermde Natuurmonumenten die geen Natura 2000-gebied zijn. 1.3.4 Instrumenten voor het bereiken van de doelen: beheerplan en vergunningverlening Twee belangrijke instrumenten die het mogelijk moeten maken om in Nederland de Natura 2000- doelen te bereiken zijn de beheerplannen en het instrument van vergunningverlening. Beheerplannen Voor elk Natura 2000-gebied in Nederland moet volgens de Natuurbeschermingswet 1998 een Natura 2000-beheerplan worden opgesteld. Hierin staat wat er moet gebeuren om de natuurdoelen voor dat gebied te halen en wie dat gaat doen. Ook staat er in welke activiteiten in het gebied mogen plaatsvinden zonder dat daar een vergunning voor nodig is. In de meeste gevallen neemt de provincie het voortouw bij het opstellen van het beheerplan, voor de overige gebieden is dat het Rijk. Alle belanghebbenden worden bij de ontwikkeling van het beheerplan betrokken. De beheerplannen moeten uiterlijk drie jaar na definitieve aanwijzing van het gebied gereed zijn. Informatie over de beheerplannen en het beheerplanproces vindt u op www.natura2000.nl. Voordat het beheerplan definitief wordt vastgesteld, gaat het ontwerp-beheerplan de inspraak in en bestaat er voor belanghebbenden de mogelijkheid een zienswijze in te dienen. Tegen de definitieve versie van het beheerplan kan in beroep worden gegaan. In deel 3 wordt nader ingegaan op het beheerplan. Vergunningverlening Het ondernemen van activiteiten in en rondom een Natura 2000-gebied kan gevolgen hebben voor de natuur in dat gebied. In bepaalde gevallen is daarom een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig. Deze vergunningen worden meestal verleend door de provincies, maar in bepaalde gevallen (bijvoorbeeld militaire activiteiten) door het ministerie van EL&I. Deel 2 gaat verder in op de vergunningverlening alsmede de habitattoets die doorlopen moet worden om te kunnen bepalen of projecten, plannen of andere handelingen vergunningplichtig zijn in het kader van de Natuurbeschermingswet. 14

15

2 Deel 2 Toetsing In dit deel wordt de toetsing behandeld. De Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswet 1998 schrijven de habitattoets voor. Deze toets is bedoeld om te bepalen of er sprake kan zijn van mogelijke significante effecten die de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar kunnen brengen. Zowel bestaand gebruik, in de beheerplannen, nieuw gebruik en plannen moeten getoetst worden. 1 Deel 1 Inleiding... 5 1.1 Achtergrond... 9 1.2 1.3 Rechtsgevolgen Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn... 10 Implementatie in nationale wet- en regelgeving... 11 1.3.1 Natuurbeschermingswet 1998... 11 1.3.2 1.3.3 Aanwijzing van Nederlandse gebieden... 12 Doelensystematiek... 12 2 1.3.4 Instrumenten voor het bereiken van de doelen: beheerplan en vergunningverlening... 14 Deel 2 Toetsing... 16 2.1 Beschermingsregime en voorzorgsbeginsel... 20 2.2 2.3 Reikwijdte beschermingsregime... 20 Plannen, projecten, handelingen, activiteiten en bestaand gebruik... 20 2.3.1 Bestaand gebruik... 21 2.3.2 Feitelijk gebruik versus vergund gebruik... 21 2.4 2.3.3 Autonome ontwikkeling... 22 Bevoegd gezag vergunningverlening... 22 2.5 Habitattoets... 22 2.5.1 Voortoets/Oriëntatiefase... 23 2.5.2 De verslechteringstoets... 24 2.5.3 De passende beoordeling en ADC-toets... 25 2.5.4 Prioritaire soorten of habitats... 26 2.6 2.5.5 Relatie passende beoordeling en milieueffectrapportage... 26 Effectenanalyse... 27 2.6.1 Wanneer is er sprake van (negatief) effect?... 28 2.6.2 Afname van de populaties van soorten of van habitattypen... 29 2.6.3 Wie voert de effectenanalyse uit?... 29 2.6.4 Kwaliteitsborging... 29 2.6.5 Uitwerking effectenanalyses... 30 2.6.6 Uitwerking globale effectenanalyse... 33 2.6.7 Uitwerking Nadere Effectenanalyse... 34 2.6.8 Toelichting op de kruistabellen... 35 2.6.9 Voorwaarden voor nadere effectenanalyse... 40 2.6.10 Autonome en overige ontwikkelingen?... 40 - veranderingen in samenstelling / aantallen van flora en fauna.... 40 2.7 Significantie... 41 2.7.1 Inleiding... 41 2.7.2 Belang van nadere uitwerking van het begrip significante gevolgen... 42 2.7.3 Het begrip significante gevolgen... 43 2.7.4 Instandhoudingsdoelstellingen: relevante aspecten en precieze inhoud... 44 2.7.5 Oppervlakte habitattypen en omvang leefgebied van soorten... 45 2.7.6 Populatieomvang soorten... 50 2.7.7 Kwaliteitsaspecten... 52 2.7.8 Specifieke bijzonderheden en milieukenmerken... 54 2.7.9 Hoe dient toetsing plaats te vinden als er nog geen definitief aanwijzingsbesluit is?... 55 2.7.10 Omgaan met onzekerheden... 56 2.7.11 Wat is het principe van 'hand aan de kraan'?... 57 2.7.12 Wie beoordeelt of er sprake is van mogelijke significante gevolgen?... 59 2.7.13 Juridische achtergrond van de term significante gevolgen... 59 16

2.7.14 Doelformulering getijdenwateren... 60 2.8 Cumulatie... 62 2.8.1 Doel... 62 2.8.2 2.8.3 Scope en reikwijdte van deze paragraaf... 62 Probleemdefiniering... 62 2.8.4 Cumulatie in het Natura 2000-beheerplan... 63 2.8.5 Uitgangspunten Cumulatietoets Beheerplannen... 63 2.8.6 2.8.7 Stappenplan Cumulatietoets... 64 Richtinggevend advies voor politiek-bestuurlijke prioritering... 68 2.9 2.8.8 Cumulatie en vergunningverlening... 68 Externe werking... 68 2.9.1 2.9.2 Inleiding... 68 Omschrijving... 69 2.9.3 Afbakening... 72 2.9.4 Bepalende factoren... 73 2.9.5 2.9.6 Stappenplan... 74 Wettelijke basis externe werking... 75 2.9.7 Voorbeelden... 76 2.9.8 Specifieke omstandigheden en locatie van leefgebieden en habitattypen... 77 2.9.9 Onzekerheidsmarges... 77 2.9.10 Mitigatie en begrenzing... 79 2.9.11 Mitigatie en Natura 2000... 80 2.10 Verrekenen van effecten... 80 2.10.1 Inleiding... 80 2.10.2 Definities van de juridische begrippen natuurinclusief ontwerp, mitigerende maatregel, saldering, cumulatie en compenserende maatregel... 81 2.10.3 Definities van categorieën maatregelen in het natuurbeheer... 84 2.10.4 Schematische voorbeelden en uitleg... 85 2.10.5 Natuurinclusief ontwerp... 87 2.10.6 Mitigatie... 89 2.10.7 Saldering... 91 2.10.8 Cumulatie... 93 2.10.9 Compensatie... 95 2.10.10 Jurisprudentieoverzicht mitigatie... 97 3 Deel 3 - Beheerplan... 100 3.1 Doel en functie van het beheerplan... 101 3.1.1 Doel van het beheerplan... 101 3.2 3.1.2 Functies van een beheerplan... 101 Wie stelt het Natura 2000-beheerplan op en vast... 102 3.2.1 Rol van het bevoegde gezag... 102 3.2.2 Voortouwnemer... 102 3.3 3.2.3 De juridische aspecten van beheerplannen... 103 Hoe stel je het beheerplan op en wat staat er in... 103 3.3.1 Plan van Aanpak... 103 3.3.2 Kader voor het beheerplan: het Programma van Eisen... 103 3.4 3.3.3 Omgaan met (ecologische) onzekerheden... 108 Checklist beheerplannen... 109 3.5 Juridische status en doorwerking beheerplannen... 110 3.5.1 Quasi vrijstelling... 110 3.5.2 Beleidsregel... 111 3.5.3 Beleidsplan/uitvoeringsprogramma... 112 3.5.4 Verzekering doorwerking... 112 3.5.5 3.5.6 Via overeenstemming en bestuursovereenkomst... 112 Via dwangmiddelen... 112 3.6 3.5.7 Draagvlak... 113 Juridische houdbaarheid... 113 3.6.1 Onderbouwing... 113 3.6.2 Onzekerheden... 113 17

3.6.3 Andere aspecten... 114 3.6.4 Beroep tegen beheerplan... 114 3.7 Calamiteiten... 114 3.8 Omgang met evenementen... 115 3.9 Afwegingskader sociaal economische aspecten... 115 3.10 Stikstof... 115 3.11 Strategie Water en Natura 2000... 116 4 Deel 4 Wegwijzer naar ander bronnen... 117 4.1 Achtergronden van Natura 2000 in Nederland... 117 4.2 Termen om doelen aan te duiden... 119 4.3 Inhoudelijke documenten... 120 4.4 Internet... 121 4.5 Communicatiemiddelen... 121 5 Bijlagen... 123 Bijlage 1: Intentieverklaring beheerplannen Natura 2000... 124 Bijlage 2: Toepassing begrippenkader Natuurbeschermingswet 1998... 127 Bijlage 4: Checklist beheerplannen... 141 Checklist beheerplannen Natura 2000... 141 Inhoudsopgave... 142 Voorwoord... 143 Voorwoord... 143 Doel 143 21. Zorgvuldigheid van het proces... 144 22. Betrokken partijen... 144 23. Risico-analyse... 144 24. Communicatie... 145 2. Zorgvuldigheid van de inhoud... 146 25. Instandhoudingsdoelstellingen... 146 Uitwerking van de instandhoudingsdoelstellingen... 147 26. Bestaand gebruik en toetsing aan instandhoudingsdoelstellingen... 148 Maatregelen... 149 28. Bestaand beleid en regelgeving... 150 29. Monitoring... 150 Documenten nodig voor beheerplancheck:... 151 Bijlage 5: Nadere toelichting voorbeeld inhoudsopgave beheerplan... 152 5.1 Introductie... 152 5.2 Karakteristiek van het Natura 2000-gebied... 153 Geografische en bestuurlijke kenmerken... 153 Begrenzing Natura 2000-gebied... 153 Eigendomssituatie... 153 Waarden van het gebied, ecologische samenhang en internationaal belang van het gebied... 153 Instandhoudingsdoelstellingen... 154 Huidige staat van instandhouding en trends in het gebied... 154 Maatschappelijke context: samenleving/gebruikers en overlegplatforms... 154 5.3 Gebruik in het Natura 2000-gebied en externe werking... 154 Inleiding 154 Waarom een beschrijving van het gebruik... 155 Beschrijven van het gebruik: in detail of globaal... 155 5.4 Relatie met andere relevante plannen en regelgeving... 156 Inleiding 156 Beleidsplannen van het rijk en andere overheden... 156 (Inter)nationale regelgeving... 159 Internationale afspraken... 160 5.5 Visie voor het Natura 2000-gebied... 160 Inleiding 160 Instandhoudingsdoelstellingen uitwerken in het beheerplan... 160 Uitwerking van de instandhoudingsdoelstellingen in omvang, ruimte en tijd... 161 (Ecologische) randvoorwaarden... 163 18

Knelpunten van het gebruik... 163 5.6 Instandhoudingsmaatregelen in het beheerplan... 165 Wat zijn instandhoudingsmaatregelen?... 165 Instandhoudingsmaatregelen in het beheerplan... 165 5.7 Monitoring... 167 Inleiding 167 Monitoring in hoofdlijnen: wat is de Europese verplichting en wat zijn de verantwoordelijkheden? 167 Hoe geeft het rijk invulling aan de Europese verplichting tot monitoring... 168 Wat dient het bevoegd gezag voor het opstellen van het beheerplan te regelen op het gebied van monitoring?... 170 5.8 Financiering van het opstellen en uitvoeren van een beheerplan... 171 Inleiding 171 Inzet van bestaande middelen... 171 Europese cofinanciering voor uitvoering van beheersmaatregelen in Natura 2000-gebieden... 172 5.9 Communicatie, educatie en voorlichting in het gebied... 173 Inleiding 173 Doel van communicatie, educatie en voorlichting in een Natura 2000-gebied... 173 Doelgroepen... 173 Communicatiemiddelen... 173 Organisatie... 174 5.10 Bijlagen bij het beheerplan... 174 5.11 Nadere toelichting op het proces voor het opstellen van een beheerplan... 174 Wie neemt het initiatief... 174 Keuzes bij het opstellen van het beheerplan... 175 De aanpak van het proces... 175 Wie worden betrokken bij het totstandkomings proces en op welke wijze... 176 Kennis 177 Toetsen artikel 19j... 177 Vaststellen beheerplan... 178 Geldigheidsduur... 179 Evaluatie 179 Bijlage 6: Lijst Natura 2000-gebieden... 180 Bijlage 7: Kaart Natura 2000-gebieden... 184 Bijlage 8: Juridische achtergrond van de term significante gevolgen... 185 Bijlage 9: Toelichting op de probleemstelling doelformulering getijdenwateren... 186 Bijlage 10: Doorloopschema bepaling significantie... 188 Bijlage 11: Schematische weergave habitattoets... 190 Bijlage 12: Mitigatie en Natura 2000... 191 Bijlage 13: Prioritaire soorten en habitats in Nederland... 192 Bijlage 14: Uitwerken instandhoudingsdoelstellingen in tijd, ruimte en omvang... 193 Bijlage 15: Programma van eisen gebiedsgerichte monitoring... 201 Bijlage 16: Monitoring... 207 Bijlage 17: Omgaan met ecologische onzekerheden in het beheerplan... 213 Bijlage 18: Natura 2000-beheerplannen, passende beoordeling en de plan-mer... 215 Bijlage 19: Notitie Calamiteiten in beheerplannen... 218 Bijlage 20: Omgang met evenementen... 220 Bijlage 21 Afwegingskader sociaal economische aspecten... 226 Uit Leemkuilen... 229 Bijlage 22 Strategie Water en Natura 2000... 230 I Kader... 230 II Doel... 230 III Aanpak... 230 IV Prioritaire acties... 232 19