Bijlagen: 3 antwoord papieren

Vergelijkbare documenten
Vrijdag 19 augustus, uur

Voor de gewenste gegevens raadplege men het tabellenboekje. Gebruik van tabel I de kolom 'afgeronde waarde'.

Woensdag 11 mei, uur

Y rijdag 14 mei, uur

Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 24 van het Besluit eindexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.

EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELUK ONDERWIJS IN 1979 , I. Dit examen bestaat uit 4 opgaven. " '"of) r.. I r. ',' t, J I i I.

Dit examen bestaat uit 4 opgaven Bijlagen: 2 antwoordpapieren

EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1975

Woensdag 30 augustus, uur

Vrijdag 8 juni, uur

2 V-14 EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1976 (GYMNASIUM EN ATHENEUM)

Dit examen bestaat uit vier opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

Woensdag 21 mei, uur

EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 NATUURKUNDE. Vrijdag 19 augustus, uur

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

Woensdag 24 mei, uur

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN HAVO 2015

Dit examen bestaat uit vier opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

Maandag 15 juni, uur

Woensdag 30 augustus, uur

EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1975

EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1973 NATUURKUNDE. Vrijdag 25 mei, uur

EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1976

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2018 theorietoets deel 1

2 H-ll EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1974 NATUURKUNDE. Woensdag 28 augustus, uur. Zie ommezijde

Woensdag 24 mei, uur

MAV04. NATUUR- EN SCHEIKUNDE I (Natuurkunde) EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Woensdag 30 augustus,

1. Een karretje op een rail

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 NATUUR- EN SCHEIKUNDE I. Zie ommezijde. Vrijdag 19 augustus,

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Tweede ronde - theorie toets. 21 juni beschikbare tijd : 2 x 2 uur

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2013 TOETS APRIL :00 12:45 uur

Dit examen bestaat uit 4 opgaven

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM HEREXAMEN HAVO 2015

NATUURKUNDE. Donderdag 5 juni, uur. MAVO-C Il EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN C - niveau

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2019 TOETS APRIL 2019 Tijdsduur: 1h45

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

TENTAMEN NATUURKUNDE

EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1975 (GYMNASIUM EN ATHENEUM) Vrijdag 22 augustus, uur NATUURKUNDE

Dit examen bestaat uit 11 opgaven Bijlage: 1 antwoordblad


TENTAMEN NATUURKUNDE

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Vrijdag 27 mei totale examentijd 3 uur

Fysica. Indien dezelfde kracht werkt op een voorwerp met massa m 1 + m 2, is de versnelling van dat voorwerp gelijk aan: <A> 18,0 m/s 2.

Fysica. Een lichtstraal gaat van middenstof A via middenstof B naar middenstof C. De stralengang van de lichtstraal is aangegeven in de figuur.

1ste ronde van de 19de Vlaamse Fysica Olympiade 1. = kx. = mgh. E k F A. l A. ρ water = 1, kg/m 3 ( θ = 4 C ) c water = 4, J/(kg.

XXX INTERNATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE PADUA, ITALIË THEORIE-TOETS

Woensdag 24 mei, uur

d. Bereken bij welke hoek α René stil op de helling blijft staan (hij heeft aanvankelijk geen snelheid). NB: René gebruikt zijn remmen niet.

TENTAMEN NATUURKUNDE

LABO. Elektriciteit OPGAVE: De cos phi -meter Meten van vermogen in éénfase kringen. Totaal :.../ /.../ Datum van afgifte:

m C Trillingen Harmonische trilling Wiskundig intermezzo

-ft's Examen HAVO en VHBO. ::s ~ ::s ::s

jaar: 1989 nummer: 17

Repetitie magnetisme voor 3HAVO (opgavenblad met waar/niet waar vragen)

Als de trapper in de stand van figuur 1 staat, oefent de voet de in figuur 2 aangegeven verticale kracht uit op het rechter pedaal.

NATUURKUNDE. Bepaal de frequentie van deze toon. (En laat heel duidelijk in je berekening zien hoe je dat gedaan hebt, uiteraard!)

NATUURKUNDE KLAS 5. PROEFWERK H8 JUNI 2010 Gebruik eigen rekenmachine en BINAS toegestaan. Totaal 29 p

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Eerste ronde theorie toets. 17 januari beschikbare tijd: 2 uur

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN VWO 2015

Nationale Natuurkunde Olympiade. Eerste ronde januari Beschikbare tijd: 2 klokuren

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Eindtoets Experimentele Fysica 1 (3A1X1) - Deel november 2016 van 14:30 16:30 uur

Een kogel die van een helling afrolt, ondervindt een constante versnelling. Deze versnelling kan berekend worden met de formule:

Proef Natuurkunde Vallen en zwaartekracht

Probeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden.

TENTAMEN NATUURKUNDE

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1974

Eindexamen natuurkunde vwo I

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2005-I

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS APRIL uur

Examen VWO. natuurkunde 1. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

koper hout water Als de bovenkant van het blokje hout zich net aan het wateroppervlak bevindt, is de massa van het blokje koper gelijk aan:

Eindexamen natuurkunde compex vwo I

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3.

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

jaar: 1989 nummer: 10

In het internationale eenhedenstelsel, ook wel SI, staan er negen basisgrootheden met bijbehorende grondeenheden. Dit is BINAS tabel 3A.

Practicum algemeen. 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag

Naam: examennummer:.

Examen HAVO. natuurkunde 1

Uitwerking examen Natuurkunde1,2 HAVO 2007 (1 e tijdvak)

1) Neem een blokje en meet met een krachtmeter hoeveel kracht er nodig is om een blokje op te tillen.

Examen VWO. natuurkunde. tijdvak 1 vrijdag 21 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

HEREXAMEN EIND MULO tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN EIND MULO 2009

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2007-I

Tentamen Fysica in de Fysiologie (8N070) deel AB herkansing, blad 1/5

Als l groter wordt zal T. Als A groter wordt zal T

Uitwerking examen Natuurkunde1 VWO 2006 (1 e tijdvak)

In een U-vormige buis bevinden zich drie verschillende, niet mengbare vloeistoffen met dichtheden ρ1, ρ2 en ρ3. De hoogte h1 = 10 cm en h3 = 15 cm.

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1976

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.

5 Weerstand. 5.1 Introductie

oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgaven en uitwerkingen vind je op Oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgave 1.

NATUURKUNDE 8 29/04/2011 KLAS 5 INHAALPROEFWERK HOOFDSTUK

Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 24 van het Eindexamenbesluit dagscholen v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.

Transcriptie:

vwo I EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1981 Donderdag 7 mei, 9.00-12.00 uur NATUURKUNDE Dit examen bestaat uit 4 opgaven Bijlagen: 3 antwoord papieren Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 24 van Eindexamenbesluit dagscholen v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.

2 Benodigde gegevens kunnen worden opgezocht in het tabellenboekje Binas. Het is de bedoeling dat van tabel 7 de tussen haakjes geplaatste afgeronde waarden gebruikt worden. l. DE BALLETJESBAAN, met en zonder wrijving. Neem in deze opgave voor de valversnelling 10 m 's- 2 Een balletje is onder een hoek van 45 met de verticaal weggeschoten. Tijdens zijn vlucht is het stroboscopisch belicht en gefotografeerd. De frequentie van de belichting is 10 Hz. In figuur I is het resultaat weergegeven. Op tijdstip t = 0 s start het balletje in de oorsprong. De verticale en horizontale component van de beginsnelheid zijn beide 15 m's -I. t y (m) 15,---,--T.-;-r-.. -.. - -r - -r... 1 ~_........... _~.... figuur I x(m)- Na onderzoek van de foto zijn twee snelheid tijd diagrammen gemaakt: de horizontale snelheid als functie van de tijd, zie figuur 2a ; de verticale snelheid als functie van de tijd, zie figuur 2b. r--'-.. ' t 16 HIJ tm;~' ~rh IJ V [Hl ]! jj! rl '.. lhi! ~ 11. y k± 1 [Ë.±'. ~ (m.çl) 12 n fllfj i' 1. Hl!JI Ui lil llllll, 8 4 1. 1 ' I ~ '", r I' 'L ~ i:. IX 11 11-!l h - 12 IllnIEI!' I:I'!,!U!IIJilltr: IHII linnijllii!jij: I; cr lti figuur 2a tt jit rij dj Hjjj-tJ ' (I - 12,rf HF i:t L mlrn. Hil I 11,; 11 fr figuur 2b 019216F - 14

Aan de figuren I, 2a en 2b is te zien dat het balletje behalve aan de zwaartekracht ook onderhevig is aan de wrijvingskracht van de lucht. Op de twee bijgevoegde antwoord papieren voor deze opgave zijn de figuren nog eens opgenomen. De figuren 2a en 2b zijn hierbij vergroot weergegeven.. Om het beschreven geval, waarbij luchtwrijving optreedt, te kunnen vergelijken met de toestand waarbij geen wrijving optreedt, volgen in a.j tot en met a.4 eerst vragen over de wrijvingsloze beweging. Bij die wrijvingsloze beweging zijn de horizontale en verticale component van de beginsnelheid weer 15 m çl. 3 a.i. Bereken de x- en de y-coördinaat van het hoogste punt van de baan. 2. Teken in figuur 1 van het antwoordpapier de hele baan. Bereken daartoe de coöfd-inaten van nog minstens twee punten van de baan. 3. Teken in figuur 2a van het antwoordpapier de snelheid-tijd grafiek voor de horizontale beweging gedurende de vlucht van het balletje. 4. Teken in figuur 2b van het antwoordpapier de snelheid-tijd grafiek voor de verticale beweging gedurende de vlucht van het balletje. Geef een toelichting. De nu volgende vragen hebben betrekking op de beweging waarbij wrijving optreedt. b. Toon met behulp van de twee grafieken in figuur 2b van het antwoordpapier aan dat in geval van wrijving de grootste hoogte geringer is dan bij de beweging zonder wrijving. Voor luchtwrijving geldt dat de wrijvingskracht kleiner is als de snelheid kleiner is. c. l. Toon met behulp van figuur 2a aan dat dit geldt voor de horizontale beweging. 2. Toon met behulp van figuur 2b aan dat voor de verticale beweging geldt dat de wrijvingskracht nul is als de snelheid nul is.

2. DE DANSENDE KOGEL. Een grote glazen fles is gevuld met lucht. In de hals van de fles is een goed sluitende doorboorde stop aangebracht, waardoor een glazen buis steekt. De buis is zuiver verticaal opgesteld en heeft overal dezelfde doorsnede. Naast de buis is een schaalverdeling aangebracht. Zie figuur 3. In de buis bevindt zich een ijzeren kogel die de lucht in de fles goed afsluit. De straal van de kogel bedraagt 5,7.10-3 m. Het volume V o van de afgesloten lucht bedraagt 5,1.10-3 m 3 De kogel kan met geringe wrijving in de buis op en neer bewegen. De druk van de buitenlucht bedraagt 1,019.10 5 Pa. a. Toon aan dat de druk Po van de lucht in de fles 1,025.10 5 Pa bedraagt. Verwaarloos bij de berekening de invloed van de wrijving. In figuur 4 is de adiabaat getekend door het punt (Po ' V o ) voor de afgesloten ho~veelheid lucht. Deze figuur is op het bijgevoegde antwoordpapier nog eens weergegeven. b. l. Teken op het antwoordpapier in de figuur de isotherm van de afgesloten hoeveelheid lucht door hetzelfde punt (Po ' Vo ) Licht het antwoord toe. 2. Verklaar het verschil in verloop tussen de adiabaat en de isotherm in de omgeving van (Po, V o ) 4 figuur 3 t poos Pa) 1..4 ~ fl-- --:- _._ 1- -+_--+_ +"+,- 1, i-4-j I [!e. '._ +' ō '..,+j_~'oh--rr- ' '..Ji-f +ij I! 'I i! ~I 'i:, I:: ~ i,i 1 ij: I,: i!iijl ~J ~ -to I1! 1I i 0", " -I I o 5,0 10,0 V(l0-3 m3)- figuur 4

1 u (cm) 12,0 10,0 8,0 Met behulp van een elektromagneet brengt men de kogel in de buis omhoog. Hierdoor wordt het volume van de lucht in de fles vergroot. Nadat men de magneet heeft uitgeschakeld, valt de kogel en voert een gedempte trilling uit om de evenwichtsstand. Deze trilling is gefilmd. Met behulp van de film is een plaats-tijd diagram van de bewegende kogel getekend. Zie figuur 5. \ ~: i El! r I ' ',..., r. ' 1 T :r~1:t+ I;;, ITU 'tl":: : 1 '.....:_. Jij -+_...,~;:i:dc+ _-, '::;:r+ ili H tt I T;:F :,'t, f~:2 5 1 1 _+_. j + I - -.. +_...+- --:---+--+- 1 t- î --+--r- +- I'._+--! L' 1--. -- I!! i 6,0 4,0 r- 2,0 0-2,0-4,0-6,0... I I I I.- _.- --_. -"r-- ---r i figuur 5 c. Bepaal met behulp van figuur 5 de trillingstijd T van de dansende kogel. De grafiek in figuur 5 kan worden beschreven met de functie: u(t) =,.e- b f. cos (w. t). d. Bepaal de constanten, en b. Voor de trillingstijd van de kogel geldt: T= 27r~IK~A2 Hierin is : m de massa van de kogel, A de inwendige doorsnede van de buis, K de afgeleide ~ van de druk naar het volume in het punt (Po, V o ) dv Iemand veronderstelt dat de opeenvolgende expansies en compressies van de lucht in de fles tijdens de beweging van de kogel adiabatisch verlopen. e.i. Bepaal, uitgaande van deze veronderstelling, met behulp van figuur 4, de waarde en de eenheid van K 2. Ga na of de veronderstelling dat de opeenvolgende expansies en compressies van de lucht adiabatisch verlopen door het experiment bevestigd wordt.

3. WARMTEGELEIDING. Om de warmtegeleiding in een metalen staaf te onderzoeken heeft men de meetopstelling uit figuur 6 gebouwd. 6 _ I::::.x= 18,1 cm_ verwarmingselement staaf isolatie figuur 6 t Een lange cilindrische metalen staaf is zorgvuldig ingepakt in isolerend materiaal. Aan één uiteinde is een elektrisch verwarmingselement van alumel-draad in een boring aangebrach t. Het andere uiteinde is omwikkeld met een koperen buisje waardoor water, afkomstig uit het waterleidingnet, stroomt. Door speciale voorzieningen kan men de instroomtemperatuur t 3 en de uitstroom temperatuur t 4 van het leidingwater meten. In de staaf zijn twee gaten geboord die 18,1 cm uit elkaar liggen. In beide gaten is een thermometer geplaatst waarmee de temperatuur in het inwendige van de staaf kan worden gemeten. De doorsnede van de staaf bedraagt 1,6,10-3 m 2. Tijdens het uitvoeren van de proef blijft de kamertemperatuur constant 19,9 oe. Het verwarmingselement wordt opgenomen in een schakeling die opgebouwd is uit een voedingsapparaat, een voltmeter en een ampèremeter. De stroom wordt ingeschakeld. Op dat ogenblik leest men op de voltmeter 20,0 V af en op de ampèremeter 3,02 A. De stroomsterkte blijkt aanvankelijk te dalen tot hij uiteindelijk een constante waarde van 2,60 A bereikt. Dit noemen we de stationaire toestand. De spanning blijft onveranderd 20,0 V. a. Teken een schema van de gebruikte schakeling. b. Bereken de temperatuur van het verwarmingselement in de stationaire toestand. c. Bereken het vermogen dat door het verwarmingselement in de stationaire toestand wordt afgegeven. Het uitstromende koelwater wordt in een maatglas opgevangen. In 80 s word t 100 cm 3 water verzameld. De inwendige doorsnede van het koperen buisje waarin het water stroomt bedraagt 7,1,10-6 m 2 d.i. Bereken hoeveel cm 3 water per seconde door het koperen buisje stroomt. 2. Bereken de gemiddelde snelheid waarmee het water door het koperen buisje stroomt. Na lange tijd blijkt het instromende water een constante temperatuur van 16,3 C te hebben aangenomen. Ook het uitstromende water heeft dan een constante temperatuur bereikt, deze bedraagt 26,2 oe. e. Bereken hoeveel energie per seconde door de staaf aan het water wordt afgegeven..""'-

In de staaf heeft zich door geleiding een constante warmtestroom ingesteld. Voor een dergelijk warmtetransport geldt: P = LA. I~~I' Hierin is: P À A I ~;I het getransporteerde vermogen, de warmtegeleidingscoëfficiënt (een materiaalconstante), de doorsnede van de staaf, 7 de temperatuursgradiënt (de temperatuursverandering per lengte-eenheid). Op de thermometers in de staaf wordt afgelezen: ti = 61,3 oe en t 2 = 34,2 oe. f Bepaal de warmtegeleidingscoëfficiënt van het gebruikte metaal. Men laat het koelwater sneller stromen. Door het voedingsapparaat bij te regelen wordt het in het verwarmingselement afgegeven vermogen constant gehouden. g. Beredeneer hoe de volgende grootheden veranderd zijn, nadat opnieuw warmte-evenwicht is ingetreden: 1. het getransporteerde vermogen, 2. de temperatuur van het uitstromende koelwater, 3. de temperatuursgradiënt.

4. DE HALVERINGSTIJD VAN ZEER LANG LEVENDE ISOTOPEN. De kaliumisotoop 40 K komt voor in natuurlijk kaliumchloride (KCI). Deze isotoop is radio-actief. a. Geef de vervalvergelijking van 40 K. 8 Men doet 1,0 gram kaliumchloride in een cilindervormig schaaltje. De diameter van het schaaltje bedraagt 4,2 cm. Het kaliumchloride ligt gelijkmatig verdeeld over de gehele bodem van het schaaltje. Het laagje is dus overal even dik. Men plaatst het schaaltje met kaliumchloride vlak onder het venster van een Geiger-Müller telbuis. Het venster heeft een diameter van 1,8 cm. Het midden van het schaaltje bevindt zich onder het midden van het venster van de telbuis. Zie figuur 7. figuur 7 Een aantal malen wordt het aantal pulsen geteld, en wel telkens gedurende 1,0 minuut. Daarna wordt een identiek maar leeg schaaltje op precies dezelfde wijze onder het venster van de telbuis geplaatst. Ook nu wordt een aantal malen het aantal pulsen geteld, telkens 1,0 minuut. De meetresultaten staan in onderstaande tabellen. schaaltje met 1,0 gram KCI leeg schaaltje meting aan tal pulsen meting aan tal pulsen 1 69 1 18 2 59 2 19 3 69 3 11 4 64 4 26 5 69 5 19 Aangenomen mag worden dat alle deeltjes die het venster van de telbuis treffen geregistreerd worden. b. Bepaal uit deze meetresultaten het gemiddeld aantal pulsen dat door de telbuis per minuut wordt gemeten, veroorzaakt door het kaliumchloride. c. Bereken het totale aantal deeltjes dat per minuut uit het laagje kaliumchloride treedt.

9 Van de deeltjes die door zo'n preparaat worden geproduceerd worden sommige reeds in het preparaat zelf geabsorbeerd. De verhouding van het aantal geabsorbeerde en het aantal geproduceerde deeltjes noemt men de zelfabsorptie-coëfficiënt van het preparaat. In figuur 8 is deze zelfabsorptie-coëfficiënt van kaliumchloride gegeven als functie van de massa per oppervlakte-eenheid. 1,0 1 0,9 zelf- 0,8 absorptiecoëfficiënt 0,7..,t " 0,6... ; 0,5 i' 0,4.. 0,3.. 0,2.... 0,1,c'j +, :t: 1+:' ij: I ::;,:1: l,s.ic.,, I.', '., I 0 0 50 100 150 200 250 figuur 8 i, massa per oppervlakteeenheid (mg/cm 2 ) d. I. Bereken de massa per oppervlakte-eenheid (uitgedrukt in mg/cm 2 ) van het laagje kaliumchloride in het schaaltje. (""" 2. Bepaal hoe groot de zelfabsorptie-coëfficiënt in dit geval is. Onder de activiteit van een radioactief preparaat verstaat men het aantal atomen dat per seconde vervalt. e. Bereken de activiteit van de 1,0 gram kaliumchloride in het schaaltje. Voorditradioactiefvervalprocesgeldt:N(t) = N(O) e- À t. Hierin is: NU) het aantal atomen 40 K op het tijdstip t, N (0) het aantal atomen 40 K op het tijdstip 0, À de verva1constante. Voor de activiteit geldt dus: A (t) = I d~~t) I = ÀN(O) e- À t. Het aantal atomen 40 K in 1,0 gram kaliumchloride bedraagt 8,0.10 17. f Bereken de vervalconstante À van 40 K. g. Bereken de halveringstijd van 40 K. OI9216F-14*