Wetsbepaling(en): BW BOEK 1 artikel 88

Vergelijkbare documenten

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/ KG ZA arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:GHAMS:2013:245 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:RBROT:2017:5084

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

JIN 2013/174, Hof Arnhem-Leeuwarden, , ECLI:NL:GHARL:2013:6823, , (annotatie) ECLI:NL:GHARL:2013:6823

ECLI:NL:GHAMS:2014:3049

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:GHAMS:2014:3576 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

De Commissie stelt vast dat partijen haar advies als bindend zullen aanvaarden.

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

Samenvatting. Bekijk de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Mauritslaan 42/ HW Geleen

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:RBROT:2016:4320

ECLI:NL:GHARL:2014:8075

ECLI:NL:GHDHA:2014:4609

ECLI:NL:GHARN:2006:AV1367

ECLI:NL:GHARN:2011:BT6748

ECLI:NL:GHAMS:2014:4411 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:GHLEE:2006:AV4142 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rolnummer

ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2396

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in beroep

ECLI:NL:GHSHE:2015:3457

» Samenvatting. » Uitspraak. JOR 2012/302 Gerechtshof Amsterdam 3 april 2012, /01; LJN BW9630. ( mr. Van Achterberg mr. Rang mr.

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHLEE:2011:BR6231

ECLI:NL:GHARN:2012:BX8537

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6133

Addendum bij Standaardovereenkomst van Geldlening met standaard borgtochtovereenkomst (met algemene bepalingen)

prof. mr. A.S. Hartkamp, voorzitter, mr A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F.P. Peijster en prof. mr. F.R. Salomons.

ECLI:NL:GHDHA:2016:3477

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

ECLI:NL:RBROT:2016:665

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr d.d. 27 mei 2014 (mr. R.J. Paris en mevrouw mr. L.T.A. van Eck, secretaris)

CONCEPT BESTEMD VOOR DISCUSSIEDOELEINDEN

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

ECLI:NL:GHAMS:2014:4363 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

ECLI:NL:RBDHA:2017:4885

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2015:1258

ECLI:NL:GHSHE:2017:317

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSGR:2006:AX1046

arrest van de tweede civiele kamer van 21 april 2009 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

de coöperatie Coöperatieve Rabobank [plaats] Friesland Oost U.A., gevestigd te [plaats], hierna te noemen Aangeslotene.

ECLI:NL:GHARN:2005:AU7142

Samenvatting. 1. Procedure

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Kandidaat Degene die door YoungConsult wordt geselecteerd voor een passende functie bij de Opdrachtgever.

Overeenkomst van (ver)koop van aandelen. [naam vennootschap]

ARREST van 12 mei 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 12 mai 1997 dans l affaire A 96/

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

IN NAAM DER KONINGIN.

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ECLI:NL:GHAMS:2014:4333 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2012:BY7866 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711

Addendum bij Overeenkomst van Geldlening met borgtochtovereenkomst

VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in. de persoon van de Minister-President, met kabinet gevestigd te

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2014:3035

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBNNE:2016:5223

ECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

I n z a k e: T e g e n:

De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van: B MAKELAARDIJ, lid van de vereniging, gevestigd en kantoorhoudende te M,

Samenvatting. Consument, tegen. Arag SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen Aangeslotene. 1. Procesverloop

ECLI:NL:RBZLY:2007:BA9691

ECLI:NL:RBNNE:2016:1062

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:GHAMS:2015:2838 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort s-hertogenbosch van 25 april 2018

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

Wetsbepaling(en): Burgerlijk Wetboek Boek 1 BW BOEK 1 Artikel 88 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RBMNE:2014:2221, RO 2014/64

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. E.LA. van Emden, voorzitter en mr. F. Faes, secretaris)

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht.

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in beroep

'141 SEP 201. de Rechtspraak. Gerechtshof Amsterdam. Afdeling civielrecht en belastingrecht. mr. L.C.J. Sprengers Postbus SC Utrecht

Transcriptie:

JOR 2016/171 Gerechtshof Amsterdam, 15-12-2015, 200.161.241/01, ECLI:NL:GHAMS:2015:5251 Bankgarantie, Kredietovereenkomst ter voldoening van betalingsverplichting die ontstaat indien bank tot uitkering onder bankgarantie overgaat, Echtgenote geeft met ondertekenen kredietovereenkomst impliciet toestemming ex art. 1:88 lid 1 aanhef en onder c BW voor garantstelling, Opdrachtgever heeft zich door het aangaan van de kredietovereenkomst jegens de bank tot vrijwaring verbonden, Vrijwaringsakte is in zoverre overbodig. Geen toestemming echtgenote vereist voor aangaan vrijwaringsverplichting Wetsbepaling(en): BW BOEK 1 artikel 88 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:GHAMS:2015:5251 Aflevering 2016 afl. 6 Rubriek Financiering, zekerheden en insolventie College Gerechtshof Amsterdam Datum 15 december 2015 Rolnummer 200.161.241/01 Rechter(s) mr. Van Tuyll van Serooskerken-Röell mr. Hoekzema mr. Biemans ABN Amro Bank NV te Amsterdam, appellante, advocaat: mr. A.J. Haasjes, Partijen tegen X, geïntimeerde, advocaat: mr. M. Uijen. Noot mr. R.I.V.F. Bertrams Bankgarantie, Kredietovereenkomst ter voldoening van betalingsverplichting die ontstaat indien bank tot uitkering onder bankgarantie overgaat, Echtgenote geeft met ondertekenen kredietovereenkomst impliciet toestemming ex art. 1:88 lid 1 aanhef en Trefwoorden onder c BW voor garantstelling, Opdrachtgever heeft zich door het aangaan van de kredietovereenkomst jegens de bank tot vrijwaring verbonden, Vrijwaringsakte is in zoverre overbodig. Geen toestemming echtgenote vereist voor aangaan vrijwaringsverplichting Regelgeving BW Boek 1-88 lid 1 onder c JOR 2016/171 Gerechtshof Amsterdam, 15-12-2015, 200.161.241/01, ECLI:NL:GHAMS:2015:5251 Bankgarantie, Kredietovereenkomst ter voldoening van betalingsverplichting die ontstaat indien bank tot uitkering onder bankgarantie overgaat, Echtgenote geeft met ondertekenen kredietovereenkomst impliciet toestemming ex art. 1:88 lid 1 aanhef en onder c BW voor garantstelling, Opdrachtgever heeft zich door het aangaan van de kredietovereenkomst jegens de bank tot vrijwaring verbonden, Vrijwaringsakte is in zoverre

overbodig. Geen toestemming echtgenote vereist voor aangaan vrijwaringsverplichting»samenvatting Damco pretendeerde een vordering op zowel Energy Research als geïntimeerde in privé en heeft tot zekerheid voor het verhaal daarvan diverse beslagen gelegd, waaronder (op 26 mei 2005) een conservatoir beslag op het aan geïntimeerde (bestuurder en (indirect) enig aandeelhouder van Energy Research) en zijn echtgenote toebehorende woonhuis. Damco, Energy Research en geïntimeerde hebben vervolgens op 1 juni 2005 een vaststellingsovereenkomst gesloten die onder meer inhield dat Energy Research ten gunste van Damco een bankgarantie zou doen stellen tot een bedrag van 150.000 en dat Damco, na ontvangst van die garantie, de ten laste van geïntimeerde en Energy Research gelegde conservatoire beslagen zou opheffen en afstand zou doen van ieder vorderingsrecht tegen geïntimeerde. Vaststaat dat geïntimeerde de bank heeft verzocht om deze bankgarantie te stellen en dat geïntimeerde met het oog daarop op 9 juni 2005 met de bank een kredietovereenkomst heeft gesloten voor een bedrag van 150.000 (waarbij als zekerheid ten behoeve van de bank voor de nakoming door geïntimeerde van de daaruit voortvloeiende verplichtingen is bedongen een tweede hypotheek op het aan geïntimeerde en zijn echtgenote toebehorende woonhuis). In de kredietovereenkomst is bepaald dat het obligokrediet dient ter garantstelling ten goede van Damco. De echtgenote heeft de kredietovereenkomst voor akkoord ondertekend en heeft vervolgens meegewerkt aan de vestiging van een tweede hypotheek op het eerder bedoelde woonhuis. Het woonhuis is toebedeeld aan de echtgenote en zij verkreeg daarmee de volledige eigendom daarvan. De echtgenote moet gelet op de in de kredietovereenkomst opgenomen omschrijving van het doel van het krediet in de gegeven omstandigheden (het was geïntimeerde en met name ook zijn echtgenote er op dat moment vooral om te doen om het door Damco gelegd beslag op hun woonhuis opgeheven te krijgen), in redelijkheid hebben begrepen dat het krediet werd verleend opdat dit zou kunnen worden benut ter voldoening van een betalingsverplichting die op geïntimeerde zou komen te rusten indien de bank een bankgarantie ten gunste van Damco zou verstrekken en Damco tot het trekken onder die bankgarantie zou overgaan. Dat uit bedoelde omschrijving niet valt op te maken of de bankgarantie voor een verplichting van Energy Research of voor een eigen verplichting van geïntimeerde zou worden verstrekt, en derhalve daaruit niet op te maken viel of de betalingsverplichting van geïntimeerde jegens de bank zou voortvloeien uit hoofdelijk medeschuldenaarschap (naast Energy Research) of uit art. 7:866 BW (regres van de borg zijnde de bank op de hoofdschuldenaar), doet in dit geval niet ter zake. Voor de echtgenote moet (voldoende) duidelijk zijn geweest dat er als gevolg van een garantstelling ten behoeve van Damco (mogelijk) een privé aansprakelijkheid van geïntimeerde jegens de bank zou ontstaan, waarmee zij zich door het ondertekenen van de kredietovereenkomst akkoord verklaarde. Voor zover art. 1:88 lid 1 sub c BW van toepassing was, heeft zij daarmee de vereiste toestemming gegeven. In het voorgaande ligt besloten dat geïntimeerde zich door het aangaan van de kredietovereenkomst jegens de bank tot vrijwaring verbond. De vrijwaringsakte van 17 juni 2005 was derhalve in feite overbodig. Dit brengt mee dat door de kredietovereenkomst voor akkoord te ondertekenen de echtgenote voor het aangaan van de vrijwaringsverplichting door geïntimeerde toestemming heeft verleend en dat aan het feit dat zij niet ook de door geïntimeerde op 17 juni 2005 ondertekende (vrijwarings)akte heeft ondertekend geen relevante betekenis toekomt. De vernietiging van de bankgarantie en de vrijwaring bij brief van 18 december 2008 heeft rechtens geen effect gesorteerd. beslissing/besluit

»Uitspraak (...; red.) 2. Feiten De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.19 de vaststaande feiten vermeld die zij bij de beoordeling van deze zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt, zij worden in rechtsoverweging weergegeven. 3. Beoordeling 3.1. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende. (i) Tot 22 juni 2010 was [geïntimeerde] bestuurder en (indirect) enig aandeelhouder van Energy Research B.V. (hierna: Energy Research). Energy Research hield zich onder meer bezig met het (laten) vervaardigen en importeren van door haar in Nederland te verhandelen energiebesparende verlichting. (ii) Bij de invoer van haar producten bediende Energy Research zich van douaneexpediteur Damco Netherlands B.V. (hierna: Damco). (iii) In mei 2004 heeft de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) een inval gedaan in het woonhuis van [geïntimeerde] en zijn echtgenote, [echtgenote] (hierna: [echtgenote]), en het kantoor van Energy Research. Aanleiding voor de inval was het vermoeden dat door Energy Research geïmporteerde spaarlampen in China werden geproduceerd en via Vietnam werden omgeleid om anti-dumpingheffingen op spaarlampen te ontlopen. De FIOD heeft op hetzelfde moment ook een inval gedaan bij Damco. (iv) Vervolgens ontving Damco van de douane verschillende Uitnodigingen tot Betaling voor afdracht van anti-dumpingheffingen (UTB s). (v) In november 2004 heeft Damco diverse conservatoire beslagen doen leggen ten laste van Energy Research. Op 26 mei 2005 heeft Damco beslag gelegd op het woonhuis van [geïntimeerde] en zijn echtgenote en heeft Damco een procedure aanhangig gemaakt tegen Energy Research en [geïntimeerde]. Inzet van de procedure was de (vermeende) aansprakelijkheid van Energy Research en [geïntimeerde] voor eventuele betalingsverplichtingen van Damco aan de Nederlandse douane ter zake van invoerrechten en anti-dumpingheffingen. (vi) Op 1 juni 2005 hebben Energy Research, [geïntimeerde] en Damco een vaststellingsovereenkomst ondertekend. In deze overeenkomst zijn partijen, voor zover van belang, het volgende overeengekomen: (...) 2. Energy Research zal ter verzekering van de vorderingen van Damco betreffende de (...) UTB s een bankgarantie doen stellen ten gunste van Damco op Rotterdams formulier tot een bedrag van 150.000 ((...) de Garantie ), waaronder Damco zal kunnen trekken voorzover Damco zal hebben betaald aan de douane ter zake van de (...) UTB s, nadat in de bezwaarprocedure tegen de (...) UTB s (...) onherroepelijk zal

zijn beslist dat Damco aansprakelijk is onder de (...) UTB s, en in de Bodemprocedure onherroepelijk zal zijn bepaald dat Energy Research terzake jegens Damco aansprakelijk is. (...) Verder zijn partijen overeengekomen dat Damco na ontvangst van de garantie de ten laste van [geïntimeerde] en Energy Research gelegde conservatoire beslagen zal opheffen en dat Damco afstand doet van ieder vorderingsrecht tegen [geïntimeerde]. (vii) Op 9 juni 2005 is [geïntimeerde] met ABN Amro een kredietovereenkomst aangegaan voor een bedrag van 150.000,- (hierna: de kredietovereenkomst). In de kredietovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende bepaald: (...) Het obligokrediet dient ter garantiestelling ten goede van Damco. (...) Zekerheden en verklaringen Krediethypotheek ad EUR 150.000,- in hoofdsom (...) op [het woonhuis van [geïntimeerde] en zijn echtgenote] (...). Onderaan de kredietovereenkomst staat (handgeschreven): voor accoord mevrouw [echtgenote], gevolgd door de handtekening van [echtgenote]. (viii) Op 14 juni heeft ABN Amro zich middels een borgtocht met nummer NR.GAR/[nummer]) ten behoeve van Damco ( de gewaarborgde ) tot borg gesteld voor Energy Research ( de hoofdschuldenares ) tot meerdere zekerheid van de nakoming door Energy Research van kort gezegd de vaststellingsovereenkomst tot een bedrag van maximaal 150.000,- (hierna: de bankgarantie). In de bankgarantie is verder, voor zover van belang, de volgende bepaling opgenomen: In geval van faillissement van (...) de hoofdschuldenares (...) is de gewaarborgde gerechtigd in een procedure tegen ondergetekende de betalingsverplichting van de hoofdschuldenares te laten vaststellen in welk geval de ondergetekende aan de gewaarborgde zal betalen hetgeen de hoofdschuldenares zal blijken verplicht te zijn (...). (ix) Op 16 juni 2005 is ten behoeve van ABN Amro een tweede hypotheek gevestigd op het woonhuis van [geïntimeerde] en [echtgenote]. Deze hypotheek strekt volgens de hypotheekakte tot zekerheid van al hetgeen [geïntimeerde] nu of te eniger tijd mocht blijken verschuldigd te zijn uit hoofde van een rechtsverhouding tussen de Bank en de Schuldenaar [[geïntimeerde], hof] (...), van welke rechtsverhouding onder meer blijkt uit een overeenkomst de dato negen juni tweeduizend vijf (...).

(x) Op 17 juni 2005 heeft [geïntimeerde] ten gunste van ABN Amro een zogeheten Akte van vrijwaring ondertekend (hierna: de vrijwaring). In deze vrijwaring is bepaald dat [geïntimeerde] de bank vrijwaart (en jegens de bank aansprakelijk is) voor al hetgeen de bank uit hoofde van of vanwege het doen stellen van de bankgarantie zal moeten betalen aan Damco. Onderaan de akte van vrijwaring staat het volgende vermeld: Indien deze akte wordt ondertekend door een natuurlijk persoon, voor de verplichtingen van een derde, dient de echtgeno(o)t(te)/geregistreerd partner deze akte mede te ondertekenen. De vrijwaring is evenwel niet door [echtgenote] ondertekend. (xi) Energy Research is op 21 februari 2006 failliet verklaard. (xii) Bij brief van 18 december 2008 aan ABN Amro heeft [echtgenote] de bankgarantie en de vrijwaring met een beroep op artikel 1:88 lid 1 sub c BW vernietigd. Zij schrijft in de brief onder meer het volgende: Onlangs werd ik geconfronteerd met een door mijn echtgenoot (...) ondertekende akte van vrijwaring (...). Deze akte van vrijwaring hoort bij een bankgarantie (door u borgtocht genoemd) (...). Krachtens de akte van vrijwaring komt deze garantstelling voor rekening en risico van mijn echtgenoot. Feitelijk verbindt hij zich hierbij voor de schuld van een derde (namelijk Energy Research (...)). Ingevolge art. 1:88 lid 1 sub c behoeft mijn echtgenoot voor het aangaan van dergelijke rechtshandelingen mijn toestemming. Die toestemming heb ik nimmer gegeven. (...). (xiii) Bij brief van 16 januari 2009 heeft ABN Amro [echtgenote] bericht van mening te zijn dat de in artikel 1:88 BW bedoelde toestemming niet vereist zou zijn voor ondertekening van de vrijwaring en dat de rechtsvordering tot vernietiging inmiddels zou zijn verjaard. (xiv) Bij brief van 30 januari 2009 heeft [echtgenote] ABN Amro bericht dat zij haar beroep op vernietiging handhaaft en dat verjaring niet aan de orde is. Op deze brief heeft de bank niet gereageerd. (xv) Bij brief van 3 februari 2009 heeft (de toenmalige advocaat van) [geïntimeerde] de bank gevraagd kenbaar te maken of Damco om uitbetaling onder de bankgarantie had gevraagd en erop aangedrongen dat de bank de hulp van [geïntimeerde] zou inroepen bij het voorbereiden van het verweer tegen Damco. Ook op deze brief heeft de bank niet gereageerd. (xvi) Bij vonnis van 1 juli 2009 heeft rechtbank Amsterdam op vordering van Damco in een tegen ABN Amro ingestelde procedure voor recht verklaard dat Energy Research uit hoofde van de UTB s ten opzichte van Damco een betalingsverplichting heeft tot een bedrag van 543.537,86. In deze procedure heeft ABN Amro geen verweer gevoerd, maar zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. (xvii) Op 15 oktober 2009 heeft ABN Amro [geïntimeerde] op de hoogte gebracht van de beslissing van rechtbank Amsterdam en aangekondigd dat zijn bankrekening voor een bedrag van 150.000,- zou worden gedebiteerd. [Geïntimeerde] heeft de bank nog dezelfde dag laten weten dat hij hiermee niet akkoord ging.

(xviii) Op 16 oktober 2009 heeft ABN Amro een bedrag van 150.000,- in mindering gebracht op het saldo van de bankrekening van [geïntimeerde] bij de bank met nummer [banknummer]. Op 20 oktober 2009 heeft de bank [geïntimeerde] het aanbod gedaan de daardoor veroorzaakte ongeregelde debetstand via een financiering op te lossen. (xix) Op 18 december 2009 heeft ABN Amro [geïntimeerde] een nieuwe kredietovereenkomst toegestuurd. Deze overeenkomst heeft [geïntimeerde] onder voorbehoud van rechten ondertekend. 3.2. Het geschil van partijen spitst zich toe op de vraag of ABN Amro gerechtigd was het bedrag van 150.000,-, dat zij uit hoofde van de voor Energy Research jegens Damco gestelde bankgarantie aan Damco heeft uitgekeerd, op [geïntimeerde] die zich heeft verbonden om ABN Amro ter zake te vrijwaren te verhalen, dan wel dit recht aan ABN Amro moet worden ontzegd omdat de vrijwaring rechtsgeldig is vernietigd door [echtgenote] op de grond dat zij tot die vrijwaring geen toestemming heeft gegeven. 3.3. De rechtbank heeft in laatst vermelde zin beslist en ABN Amro veroordeeld tot terugbetaling van het bedrag van 150.000,- waarmee zij de bankrekening van [geïntimeerde] heeft gedebiteerd, te vermeerderen met rente. Tegen deze beslissing en de daaraan te grondslag gelegde motivering komt ABN Amro in hoger beroep met zes grieven op. Deze lenen zich voor gezamenlijke bespreking. 3.4. Uit het hiervoor onder 3.1 weergegeven feitenmateriaal volgt dat Damco een vordering pretendeerde op zowel Energy Research als [geïntimeerde] in privé en tot zekerheid voor het verhaal daarvan diverse beslagen heeft gelegd, waaronder (op 26 mei 2005) een conservatoir beslag op het aan [geïntimeerde] en [echtgenote] toebehorende woonhuis. Damco, Energy Research en [geïntimeerde] hebben vervolgens op 1 juni 2005 een vaststellingsovereenkomst gesloten die onder meer inhield dat Energy Research ten gunste van Damco een bankgarantie zou doen stellen tot een bedrag van 150.000,- en dat Damco, na ontvangst van die garantie, de ten laste van [geïntimeerde] en Energy Research gelegde conservatoire beslagen zou opheffen en afstand zou doen van ieder vorderingsrecht tegen [geïntimeerde]. Vast staat dat [geïntimeerde] ABN Amro heeft verzocht om deze bankgarantie te stellen en dat [geïntimeerde] met het oog daarop op 9 juni 2005 met ABN Amro een kredietovereenkomst heeft gesloten voor een bedrag van 150.000,- (waarbij als zekerheid ten behoeve van ABN Amro voor de nakoming door [geïntimeerde] van de daaruit voortvloeiende verplichtingen is bedongen een tweede hypotheek op het aan [geïntimeerde] en [echtgenote] toebehorende woonhuis.) In de kredietovereenkomst is bepaald dat het obligokrediet dient ter garantstelling ten goede van Damco. [Echtgenote] heeft de kredietovereenkomst voor akkoord ondertekend en heeft vervolgens meegewerkt aan de vestiging van een tweede hypotheek op het eerder bedoelde woonhuis. Blijkens een door ABN Amro bij memorie van grieven overgelegde notariële akte van 16 juni 2005 (productie 20) is het woonhuis toebedeeld aan [echtgenote] en verkreeg zij daarmee de volledige eigendom daarvan. 3.5. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat [echtgenote] gelet op de in de kredietovereenkomst opgenomen omschrijving van het doel van het krediet in de gegeven omstandigheden (het was [geïntimeerde] en met name ook [echtgenote] er op dat moment vooral om te doen om het door Damco gelegd beslag op hun woonhuis

opgeheven te krijgen, zie in dit verband onder meer het gestelde in de inleidende dagvaarding onder 10 slot), in redelijkheid moet hebben begrepen dat het krediet werd verleend opdat dit zou kunnen worden benut ter voldoening van een betalingsverplichting die op [geïntimeerde] zou komen te rusten indien ABN Amro een bankgarantie ten gunste van Damco zou verstrekken en Damco tot het trekken onder die bankgarantie zou overgaan. Dat uit bedoelde omschrijving niet valt op te maken of de bankgarantie voor een verplichting van Energy Research of voor een eigen verplichting van [geïntimeerde] zou worden verstrekt, en derhalve daaruit niet op te maken viel of de betalingsverplichting van [geïntimeerde] jegens ABN Amro zou voortvloeien uit hoofdelijk medeschuldenaarschap (naast Energy Research) of uit artikel 7:866 BW (regres van de borg zijnde ABN Amro op de hoofdschuldenaar), doet in dit geval niet ter zake. Voor [echtgenote] moet (voldoende) duidelijk zijn geweest dat er als gevolg van een garantstelling ten behoeve van Damco (mogelijk) een privé aansprakelijkheid van [geïntimeerde] jegens ABN Amro zou ontstaan, waarmee zij zich door het ondertekenen van de kredietovereenkomst akkoord verklaarde. Voor zover artikel 1:88 lid 1 sub c BW van toepassing was heeft zij daarmee de vereiste toestemming gegeven. Het hof verwerpt het betoog van [geïntimeerde] voor zover dat inhoudt dat [echtgenote] de strekking van de door haar verleende toestemming niet heeft begrepen. Indien dat het geval is geweest (ABN Amro bestrijdt dit gemotiveerd) komt dat in de gegeven omstandigheden voor haar risico. 3.6. In het voorgaande ligt besloten dat [geïntimeerde] zich door het aangaan van de kredietovereenkomst jegens ABN Amro tot vrijwaring verbond. De vrijwaringsakte van 17 juni 2005 was, zoals ABN Amro ook aanvoert, derhalve in feite overbodig. Dit brengt mee dat door de kredietovereenkomst voor akkoord te ondertekenen [echtgenote] voor het aangaan van de vrijwaringsverplichting door [geïntimeerde] toestemming heeft verleend en dat aan het feit dat zij niet ook de door [geïntimeerde] op 17 juni 2005 ondertekende (vrijwarings)akte heeft ondertekend geen relevante betekenis toekomt. De vernietiging van de bankgarantie en de vrijwaring bij brief van 18 december 2008 heeft rechtens geen effect gesorteerd. 3.7. Dit brengt mee dat de derde grief van ABN Amro slaagt. In het midden kan blijven in hoeverre de bevoegdheid tot vernietiging van [echtgenote] op 18 december 2008 reeds was verjaard, terwijl ook de grieven 1 en 2, waarin wordt betoogd dat in het onderhavige geval geen toestemming als bedoeld in artikel 1:88 lid 1 sub c BW was vereist, verder geen behandeling behoeven. 3.8. [Geïntimeerde] heeft in eerste aanleg aangevoerd dat ABN Amro een jegens hem in acht te nemen zorgplicht heeft geschonden door hem niet tijdig en adequaat te informeren toen zij (in rechte) door Damco werd aangesproken tot uitbetaling van de bankgarantie en dat de schade die hij daardoor heeft geleden ten minste het door ABN Amro onder de bankgarantie uitgekeerde bedrag betreft. Dit betoog faalt reeds omdat in het feitenmateriaal geen basis is te vinden voor de gevolgtrekking dat een interventie van [geïntimeerde] in de tussen Damco en ABN Amro gevoerde procedure er toe zou hebben geleid dat aan Damco het recht om voor het volledige bedrag onder de bankgarantie te trekken zou zijn ontzegd. Het hof wijst in dit verband met name op hetgeen ABN Amro in de memorie van grieven (onder 2.26) onbestreden heeft aangevoerd met betrekking tot het onherroepelijk vast staan van de betalingsverplichting van Damco uit hoofde van de UTB s. 3.9. Nu [geïntimeerde] geen (voldoende concrete) feiten heeft gesteld en gespecificeerd te bewijzen aangeboden die tot een andere uitkomst van het geding

kunnen leiden, zal het door hem in hoger beroep gedaan bewijsaanbod worden gepasseerd. 3.10. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat grief 3 van ABN Amro slaagt en de vordering van [geïntimeerde] alsnog dient te worden afgewezen. De vorderingen geformuleerd in het dictum van de memorie van antwoord onder II en III zijn niet toewijsbaar. De overige grieven behoeven in het licht van het voorgaande geen verdere of afzonderlijke bespreking. Het vonnis van de rechtbank zal worden vernietigd en de vordering van [geïntimeerde] zal alsnog worden afgewezen. [Geïntimeerde] zal worden veroordeeld om hetgeen door ABN Amro aan hem uit hoofde van het bestreden vonnis is betaald aan deze terug te betalen, te vermeerderen met rente vanaf het tijdstip van de betaling door ABN Amro. [Geïntimeerde] dient als in het ongelijk gestelde partij de kosten van het geding in beide instanties te dragen. 4. Beslissing Het hof: vernietigt het vonnis waarvan beroep; wijst de vordering van [geïntimeerde] alsnog af; veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling van hetgeen door ABN Amro uit hoofde van het bestreden vonnis aan hem is voldaan, te vermeerderen met wettelijke rente sedert het tijdstip van voldoening tot aan dat van de terugbetaling; veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties (...; red.); verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het door [geïntimeerde] in hoger beroep anders of meer dan in eerste aanleg gevorderde.»annotatie 1. Dit arrest is interessant wegens de vraag of een vrijwaring (of contragarantie) aan een bank in verband met een door die bank afgegeven bankgarantie onder art. 1:88 lid 1 onder c BW valt en aldus de toestemming van de andere echtgenoot behoeft, en of in casu de toestemming ook inderdaad was gegeven. 2. Feiten. X was bestuurder en indirect enig aandeelhouder van Energy Research die spaarlampen importeerde uit China. Wegens verdenking van het ontduiken van antidumpingheffingen ontving Damco, die diensten voor Energy Research verrichtte bij de invoer, Uitnodigingen tot Betaling. Damco heeft vervolgens diverse conservatoire beslagen gelegd ten laste van Energy Research en op het woonhuis van X en zijn echtgenote. Op 1 juni 2005 komt een vaststellingsovereenkomst tot stand: de beslagen worden opgeheven indien Energy Research een bankgarantie ter hoogte van 150.000 zou doen stellen waaronder Damco zou kunnen trekken, kort gezegd, indien in de bodemprocedure onherroepelijk zal zijn bepaald dat Energy Research jegens Damco aansprakelijk is. Aldus is geschied. In verband hiermee komt op 9 juni 2005 tot

stand een kredietovereenkomst tussen de bank en X voor een bedrag van 150.000, welk krediet dient ter garantstelling ten goede van Damco, onder hypotheekstelling van het woonhuis van X en zijn echtgenote. Die kredietovereenkomst is door de echtgenote voor akkoord getekend, waarna ook de hypotheek gevestigd is. Vervolgens heeft X op 17 juni 2005 ook nog een akte van vrijwaring getekend waarbij X de bank vrijwaart (en jegens de bank aansprakelijk is) voor al hetgeen de bank onder de bankgarantie aan Damco moet betalen. Die vrijwaring is niet door de echtgenote ondertekend. Bij vonnis van 1 juli 2009 wordt voor recht verklaard dat Energy Research aansprakelijk is jegens Damco. Damco verzoekt en verkrijgt betaling onder de bankgarantie, waarna de bank de rekening van X voor een bedrag van 150.000 debiteert. De echtgenote vernietigt de vrijwaring wegens het ontbreken van haar toestemming, op grond waarvan X van oordeel is dat de bank de rekening niet had mogen debiteren. 3. Is art. 1:88 lid 1 onder c BW van toepassing op een vrijwaring/contragarantie? Op grond van deze bepaling is de toestemming van de andere echtgenoot vereist indien iemand zich als borg of zich tot zekerheidstelling voor de schuld van een ander verbindt. Rechtbank en hof gaan ervan uit dat deze bepaling van toepassing was. Het hof maakt hierbij nog wel een formele kanttekening, vermoedelijk met het oog op de uitzondering van art. 1:88 lid 5 BW nu X bestuurder/grootaandeelhouder was, maar kon dat punt verder laten rusten om redenen als in par. 4 vermeld. Is de bepaling omtrent het toestemmingsvereiste in dit geval inderdaad van toepassing nu X slechts een akte van vrijwaring jegens de bank, dan wel een kredietovereenkomst ter fine van vrijwaring was aangegaan, maar niet een borgtocht als zodanig, zoals een borgtocht van X jegens Damco voor de schulden van Energy Research geweest zou zijn? Met kennelijk de rechtbank en het hof ben ik van mening dat art. 1:88 lid 1 onder c BW desondanks toch van toepassing is. De verklaring hiervoor ligt in de geschakelde structuur van bankgaranties. In eerste lijn wordt de zekerheid ten gunste van de crediteur verstrekt door de bank. De bank doet dit echter voor rekening en risico van de opdrachtgever van de garantie, dan wel een andere partij die zich tot terugbetaling verbindt, in dit geval X. Normaal gesproken wordt dit vormgegeven in een contragarantie (soms vrijwaring genoemd), en in dit geval via een kredietovereenkomst die hetzelfde doel diende. Het is dus de opdrachtgever of een andere contragarant (zoals X) die uiteindelijk de rekening voor de zekerheidstelling betaalt en daarvoor draagplichtig is, en op deze wijze indirect de zekerheid verschaft voor de schulden van derden waarop art. 1:88 lid 1 onder c BW het oog heeft. Men zie in dit verband ook art. 7:864 lid 1 BW. Dit artikel bepaalt, kort gezegd, dat een aantal bepalingen betreffende de particuliere borg analoog van toepassing is op de degene die, voor zijn rekening en risico, een ander opdracht geeft tot het afgeven van een borgtocht. 4. Is de toestemming verleend? De vraag of in dit geval toestemming was verleend, ontstond doordat de hierboven genoemde vrijwaring niet door de echtgenote was getekend. Om deze reden was de rechtbank van oordeel dat geen toestemming was verleend en dat de vernietiging slaagde. Het hof beoordeelt dit anders. In r.o. 3.5-6 oordeelt het dat de echtgenote in redelijkheid had moeten begrijpen dat de kredietovereenkomst van 9 juni 2005 voor 150.000 was bedoeld en benut zou worden ter voldoening van de betalingsverplichting van X jegens de bank indien de bank onder de bankgarantie zou moeten uitbetalen. Door die kredietovereenkomst mede voor akkoord te ondertekenen heeft zij haar toestemming verleend. Interessant, en naar mijn mening ook juist, is de overweging van het hof dat X zich door die kredietovereenkomst reeds tot vrijwaring van de bank had verplicht en dat de latere akte van vrijwaring van 17 juni 2005 derhalve overbodig was, zodat het ontbreken van toestemming ter zake die akte niet relevant was. Kortom, door akkoord te gaan met de

kredietovereenkomst van 9 juni 2005 was sprake niet slechts van impliciete, maar van expliciete toestemming. mr. R.I.V.F. Bertrams, advocaat AKD